NL8803215A - Kunststofkaasvat met klemmend hiermee samenwerkend kunststofkaasvattoebehoren. - Google Patents

Description

Korte aanduiding: Kunststofkaasvat met klemmend hiermee samenwerkend kunststofkaasvattoebehoren.

De uitvinding heeft betrekking op een kunststofkaasvat dat klemmend samenwerkt met tenminste één ten opzichte van het kaasvat door fixeringsmiddelen vastgehouden kunststof-kaasvattoebehoren.

Een kunststofkaasvat van het bovengenoemde type is bekend. Dit bekende kunststofkaasvat met een kaasvatboven-rand is voorzien van een eveneens uit kunststof gevormde, verwijderbare vochtdoorlatende gaasvormige, kaasvatbinnen-vorm die vastgehouden wordt door een binnenvormvasthoudring.

Daar het enerzijds plaatsen van een kaasvatbinnenvorm in het kaasvat en bevestigen op de bovenzijde daarvan arbeidsintensief is en anderzijds een samenstel van het kaasvat en binnenvorm door een buiten het kaasvat uitstekende gedeelte van een bovenflens moeilijk hanteerbaar is en problemen geeft bij de automatisering, terwijl bovendien de binnenvorm op ongewenste tijdstippen uit het kaasvat getrokken kan worden snappen op de binnenvormvasthoudring aangebrachte fixeringsmiddelen in de vorm van een ringvormige verdikking in een in de binnenwand van het kaasvat aangebrachte groef.

Dit leidt er toe dat in de bovenzijde van het kaasvat de binnenvorm-vasthoudring met geringe speling tegenover de binnenwand van een kaasvat ligt, waardoor het gevaar bestaat dat weiresten of wrongelresten tussen de binnenwand van het kaasvat en de tegenoverliggende wand van de vasthoudring achterblijven. Verwijdering van deze resten is in het algemeen zeer moeilijk zodat men regelmatig gedwongen is om voor het reinigen van het kaasvat de gehele binnenvorm met vasthoudring uit het kaasvat te verwijderen. Dit is vanzelfsprekend zeer nadelig bij geautomatiseerde kaasbereiding.

De uitvinding beoogt nu een kunststofkaasvat van het bovengenoemde type te verschaffen waarbij deze nadelen niet optreden en weiresten respektievelijk wrongelresten die zich tussen kaasvat en vasthoudring bevinden weggespoeld kunnen worden.

Dit oogmerk wordt volgens de uitvinding bereikt doordat tussen een kaasvatwand en een tegenoverliggend wanddeel van een kunststofkaasvattoebehoren een of meer doorspoelruimten aanwezig zijn.

Bij het toepassen van een dergelijke doorspoelruimte kan men enerzijds de gaasvormige kunststofkaasbinnen-vorm blijvend klemmend laten samenwerken met het kunststofkaasvat, terwijl anderzijds een onberispelijke verwijdering van wrongelresten respektievelijk weiresten die zich zouden ophopen tussen de vasthoudmiddelen voor de binnenvorm en de kaasvatwand gewaarborgd is.

Voor het eenvoudig vormen van een doorspoelruimte is doelmatig tenminste één, een doorspoelruimte vormende ruimte, afstandhouder aanwezig is tussen kaasvatwanddeel en een tegenoverliggend wanddeel van een kunststofkaasvattoebehoren .

Met bijzonder voordeel bestaat het het kunststofkaasvattoebehoren bestaat uit een gaasvormige binnenvorm voorzien van fixeringsmiddelen die in een in de wand van het kaasvat aangebrachte uitsparing snappen.

Hierdoor is enerzijds een goede klemmende samenwerking en fixering van de kaasvatbinnenvorm ten opzichte van het kaasvat gewaarborgd, terwijl anderzijds een zeer goede reiniging van het samenstel van kaasvat en kaasvatbinnenvorm, zonder verwijdering van de binnenvorm mogelijk is.

De uitvindingsgedachte van het vormen van een doorspoelruimte kan ook met bijzonder voordeel toegepast worden bij een kunststofkaasvat dat aan de buitenzijde samenwerkt met een steunring die dienst doet bij het stapelen van kaasvaten in een wrongelpers.

Daartoe is bij voorkeur het kaasvattoebehoren een aan de buitenzijde van het kaasvat gelegen steunring voorzien van fixeringsmiddelen die snappen in uitsparingen, terwijl afstandsribben tussen de binnenzijde van de steunring en de buitenzijde van het kaasvat een doorspoelruimte i vormen.

De doorspoelruimten waarborgen ook hier een optimale reiniging van kaasvat en steunring zonder demontage van de steunring.

De uitvinding heeft eveneens betrekking op een volger geschikt voor toepassing bij een kaasvat volgens de uitvinding omvattende een onderste volgerdeel dat verbonden is met een bovenste volgerdeel, welke volger gekenmerkt is doordat een of meer doorspoelruimten aanwezig zijn in het gebied waar de twee volgerdelen met elkaar verbonden zijn.

Op deze wijze kan men de volger zonder demontage van delen reinigen.

De uitvinding zal nu worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld met behulp van de tekening, waarin:

Fig. 1 - een doorsnede toont van een kunststofkaasvat volgens de uitvinding met bijbehorende gaasvormige kaasvatbinnenvorm;

Fig.. 2 - een deel van een gaasvormige binnenvorm met vasthoudae1en, zoals toegepast bij een. kaasvat volgens fig. 1 op vergrote schaal.

Fig. 3 - een doorsnede van een kunststofkaasvat met een met de buitenzijde van de kaasvorm samenwerkende steunring en

Fig. 4 - een deel van een dergelijke steunring.

Fig. 5 - een doorsnede van een deel van een eenheid omvattende een aantal met elkaar verbonden kaasvaten volgens de uitvinding met gaasvormige kaasvatbinnenvorm; en Fig. 6 - een voor een kaasvat volgens de uitvinding geschikte volger gedeeltelijk in doorsnede.

In fig. 1 is een kunststofkaasvat 1 weergegeven, dat in het bijzonder bestaat uit een polyalkeert, meer in het bijzonder polypropeen.

Dit kaasvat.omvat een bodem 3 en een cylindrische opstaande wand 2 die beide van weiafvoeropeningen 5 zijn voorzien.

Aan de binnenzijde van het kaasvat bevindt zich een verwijderbare vochtdoorlatende gaasvormige kaasvatbinnenvorm 4 die verkregen is door vervorming van een poly-propeengaas.

Om in een dergelijk kaasvat een ronde kaas van een te kunnen vormen, kan het aanbeveling verdienen om de opstaande wand 2 in zijn onderste gedeelte 31 naar de bodem 3 af te ronden.

Het onderste vatwandgedeelte 6 van de ópstaande vatwand 2 gaat via een buitenste afschuining 7 en binnenste afschuining 8 over in een vatwandbovendeel 9 met grotere binnen- en buitendiameter dan het gedeelte 6 doch bezit wel dezelfde wanddikte als vatwandgedeelte 6. Het zal echter duidelijk zijn dat het vatwandbovendeel 9 ook een andere wanddikte dan vatwandgedeelte 6 kan bezitten. In het vatwandbovendeel 9 zijn gelijkmatig over de omtrek verdeelde doorboringen 10 aangebracht.

Op het vatwandbovendeel 9 sluit een naar buiten gerichte vlakke kaasvatbovenrand 11 aan.

De bodem 3 van het kaasvat 1 kan voorzien zijn van rondlopende versterkingsribben 12.

De gaasvormige binnenvorm 4 is aan zijn bovenzijde vastgespoten aan een vasthoudring 13 die een naar buiten uitstekende vasthoudringbovenrand 19 draagt.

Deze bovenrand 19 draagt aan haar onderzijde 20 regelmatig over de omtrek van de rand verdeelde eerste nokken 30. Deze nokken bevinden zich langs het omtreksvlak van bovenrand 19.

De buitenzijde van de vasthoudring 13 draagt tweede nokken 14 met vlakke uitstekende delen 15 die in de genoemde doorboringen 10 snappen. De bovenranden 16 van deuitstekende delen 15 werken klemmend samen met de randen 17 van de doorboringen 10.

Bij het klemmend samenwerken van het kaasvat en de kaasvatbinnenvorm houden de tweede nokken 14 de buitenzijde van de vasthoudring 13 op afstand van de binnenzijde 29 van het vatwandbovendeel 9, terwijl de eerste nokken 30 de onderzijde 20 van de bovenrand 19 op afstand houden van de kaasvatbovenrand 11 onder vorming van door-spoelruimte·21.

In de.samenwerkende toestand van kaasvat en kaasvatbinnenvorm ligt de onderzijde 22 van de vasthoudring 3 op afstand van de binnenste afschuining 8, zodat in de doorspoel ruimte 21 gebrachte reinigingsvloeistof langs de ringvormige ruimte 23 kan wegstromen.

De uitstekende vlakke delen 15 zijn aan de buitenste onderzijde voorzien van een afschuining 24 waardoor men de vasthoudring 3 gemakkelijker in het kaasvat kan drukken om de vlakke delen 14 in de doorboringen 10 te laten snappen (zie fig. 2 ).

In fig. 3 is het kaasvat 1 weergegeven met een steun-ring 25 die steunringnokken 26 draagt welke snappen in wandverdiepingen 27 aangebracht aan de buitenzijde van de ópstaande wand 2.

De binnenzijde van de steunring 25 draagt afstands-ribben 28, een dergelijke ribbe is ook steeds aangebracht onder en boven een steunringnok 26. Deze afstandsribben 28 houden de binnenzijde 18 van de steunring 25 op afstand van de buitenzijde van de opstaande wand 2 onder vorming van doorspoelruimten 21.

Fig. 4 toont een gedeelte van de steunring 25 waarbij men de afstandsribben 28 en steunringnokken 26 duidelijker ziet.

Fig. 5 toont een deel van een eenheid omvattende twee platen 32 en 33 op afstand van elkaar gehouden worden door stangen 34. In de rand 35 van elke opening 36 in plaat 33 is een onderrand 37 van het cylindrische onderste gedeelte 38 van een kaasvat 1 geplaatst, waarbij nokken 39 en ) nokken 40 weer voor doorspoelruimte 21 zorgen.

De bovenzijde 40 van een kaasvat 1 is steeds gefixeerd in de rand 41 van opening 42 in de bovenplaat 32. De omtreksrand van deze opening 42 is voorzien van een uitsparing 43 waarin klemmend een uitstekende rand 44 van vasthoudring 13 opgenomen kan worden. De bovenzijde van de vasthoudring 13 ligt in één vlak met de bovenzijde van de plaat 32. Nokken 41 zorgen voor de vorming van doorstroom-ruimten 21.

De bovenzijde van de vasthoudring kan voorzien zijn van een lip 45 die opgenomen is in een lipopnamekamer 46. Door de lip 45 uit kamer 46 te drukken, kan men de vasthoudring 13 met kaasvatbinnenvorm 4 verwijderen.

Fig. 6 toont tenslotte een van weiafvoeropeningen 5a voorziene volger 47 van een samenstel van volgers geschikt voor toepassing bij een eenheid volgens fig. 5. Deze volger 47 met aandrukflens 51 geleid in een opening in plaat 52 omvat een onderste volgerdeel 47a en een bovenste volger-deel 47b die in dit geval relatief ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn. Nokvormige afstandhouders 48 waarborgen doorstroomruimten 21 tussen volgerdelen 47a en 47b. De beweging tussen delen 47a en 47b wordt begrensd door aanslagen 48 en 49.

Vanzelfsprekend kan men ook de volgerdelen 47a en 47b vast met elkaar verbinden, waarbij dan nokken als afstandhouders fungeren om de doorspoelruimten te vormen.

Claims (10)

1. Kunststofkaasvat dat klemmend samenwerkt met tenminste een ten opzichte van het kaasvat door fixeringsmiddelen vastgehouden kunststofkaasvattoebehoren, met het kenmerk, dat tussen een kaasvatwand (2) en een tegenoverliggend wanddeel (13, 18) van een kunststofkaasvattoebehoren (4, 25. een of meer doorspoelruimten (21) aanwezig zijn.

2. Kunststofkaasvat volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat tenminste één, een doorspoelruimte (21) vormende ruimte, afstandhouder (14, 30, 28) aanwezig is tussen een kaas-vatwanddeel (9, 11) en een tegenoverliggend wanddeel (13, 19, 6. van een kunststofkaasvattoebehoren (4, 25).

3. Kunststofkaasvat volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat het kunststofkaasvattoebehoren bestaat uit een gaasvormige binnenvorm (4) voorzien van fixeringsmiddelen (15) die in een in de wand van het kaasvat aangebrachte uitsparing (10) snappen.

4. Kunststofkaasvat volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de fixeringsmiddelen (15) aangebracht zijn op een vasthoudring (3) van een kaasvatbinnenvorm (4), welke ring (3) opgenomen is in een rondlopende kamer (32) aan de bovenzijde van het kaasvat.

5. Kunststofkaasvat volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de rondlopende kamer (32) gevormd is door een vatwand-bovendeel (9.) met een grotere binnendiameter dan een onderste vatwandgedeelte (6).

6. Kunststofkaasvat volgens conclusie 1-5, met het kenmerk, dat nokken (30) aanwezig zijn tussen de bovenzijde van een kaasvatbovenwand (11) en de onderzijde van een vasthoudmiddelenbovenrand (19) onder vorming van een doorspoelruimte (21).

7. Kunststofkaasvat volgens conclusie 1-6, met het kenmerk, dat de fixeringsmiddelen (15, 26) van een . kaasvattoebehoren (4, 25) die snappen in uitsparingen (10, 27) aan de buitenzijde afgeschuind zijn.

8. Kunststofkaasvat volgens conclusie 1-7, met het kenmerk, dat het kaasvattoebehoren een aan de buitenzijde van het kaasvat gelegen steunring (25) is, voorzien van fixeringsmiddelen (26) die snappen in uitsparingen (27), terwijl afstandsribben (28) tussen de binnenzijde van de steunring (25.) en de buitenzijde van het kaasvat een doorspoelruimte (21) vormen·.

9. Kunststofkaasvat volgens conclusie 1-8, met het kenmerk, dat meerdere kaasvaten opgenomen zijn in een eenheid omvattende een onderplaat (33) en bovenplaat (32) voorzien van openingen, waarbij tenminste tussen de onderrand (37) van een kaasvat en de rand (35) van een opening in onderplaat (33) en tussen de rand van een opening in de bovenplaat (32) en tegenoverliggend verlengd deel van een vasthoudring (13) doorstroomruimten (21) gevormd zijn.

10. Volger (47) geschikt voor toepassing bij een kaasvat volgens een of meer der voorgaande conclusies omvattende een onderste volgerdeel (47a) dat verbonden is met een bovenste volgerdeel (47b), met het kenmerk, dat een of meer doorspoelruimten (21) aanwezig zijn in het gebied waar de twee volgerdelen met elkaar verbonden zijn.