NL8802132A - Lokaal kommunikatiebussysteem, station voor gebruik in zo een systeem, en poortverbindingselement voor gebruik in zo een systeem, en apparaat bevattende zo een poortverbindingselement. - Google Patents

Description

N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven

Lokaal kommunikatiebussysteem, station voor gebruik in zo een systeem,en poortverbindingselement voor gebruik in zo een systeem, en apparaatbevattende zo een poortverbindingselement.

ACHTERGROND VAN DE UITVINDING

De uitvinding betreft een lokaal kommunikatiesysteem opbasis van frames, op welk kommunikatiebussysteem zijn aangesloten eenzendstation, en een ontvangstation dat door een bestemmingsadres wordtgespecificeerd. Zo een bussysteem wordt bijvoorbeeld in een woonhuisgebruikt voor het kommuniceren van besturingssignalen, en de organisatieis zodanig dat de kosten van het systeem en de kosten van exploitatievan het systeem laag blijven. Door de organisatie op basis van frameskunnen vele stations in afwisseling met elkaar kommuniceren; bij elknieuw frame kan in principe een nieuwe kombinatie van zendstation enontvangstation worden gevormd. Het zendstation is nu bijvoorbeeld eenbesturende microcomputer. Het ontvangstation kan zijn een apparaat voorkonsumentenjolijt, een huishoudelijk apparaat (klok, magnetron,wasmachine), een sensor (temperatuur, beveiliging), een schakelaar (voorlicht, voor een deur of regelklep), of een kommunikatiestation met debuitenwereld (modem, telefoonbeantwoordingsapparaat). Het adresveldbezit in zo een lokaal kommunikatiebussysteem een vast aantalbitposities, bijvoorbeeld 8, zodat maximaal 256 doelen kunnen wordenaangegeven. In bepaalde gevallen is dit aantal niet voldoende. Men zoueen grotere lengte van het bestemmingsadresveld kunnen definiëren. Indit geval zou, wegens de frame-organisatie op basis van bytes, deadreslengte direkt verdubbelen, zodat een frame direkt 8 bits langerwordt. Dit is voor een uit vele bytes bestaande frame weliswaar slechtseen relatief beperkt nadeel. Voor de eerder besproken schakelaars enandere eenvoudige stations wordt echter in het algemeen gestreefd naareen zo klein mogelijke framelengte, zodat een verlenging met 8 bits weleen relatief groot nadeel zou zijn: dan wordt de overhead immers veelgroter. Een verder nadeel van het verlengen van het bestemmingsadres isdat alle stations een gekompliceerdere adresdekodeur zouden moetenbezitten.

SAMENVATTING VAN DE UITVINDING

Het is onder meer een doelstelling van de uitvinding omin een bussysteea volgens de aanhef de adresseringsmogelijkheid teverruimen in die zin, dat bij een vaste adresveldlengte de mogelijkheidi wordt geschapen om een éénmaal binnen dat adresveld geassigneerdadres opnieuw te kunnen gebruiken, zonder dat een dubbelzinnigeadressering zou ontstaan, waardoor onbedoelde adressering wordtvoorkomen, terwijl de mogelijkheid behouden blijft om onderomstandigheden een (zeer) kleine framelengte te definiëren.

Volgens een eerste aspekt realiseert de uitvinding dit,door een kommunikatiesysteem waarop is aangesloten een ontvangstation,en hetwelk verder bevat een zendstation dat samen met een eerstepoortverbindingselement is aangesloten op een eerste bus, terwijl heteerste poortverbindingselement verder is aangesloten op een tweede bus,waarbij het zendstation voorzien is van een bestemmingsadresvormer voorhet vormen van een bestemmingsadres voor het ontvangstation, welkbestemmingsadres invariant is voor het feit of het ontvangstation op deeerste bus, dan wel op de tweede bus is aangesloten, en waarbij hetzendstation verder is voorzien van een zendermechanisme om in geval dathet ontvangstation op de tweede bus is aangesloten een frame te vormenmet een doeladresveld waarin een doeladres het eerstepoortverbindingselement specificeert, en met verder eenbestemmingsadresveld voor het bestemmingsadres, en het eerstepoortverbindingselement transpositiemiddelen bevat om de inhoud van hetontvangen bestemmingsadresveld te transponeren naar het doeladresveld,waardoor bij verzenden van genoemd frame over de tweede bus hetontvangstation direkt adresseerbaar is.

Op eenzelfde bus zijn nu de kortframes toepasbaar, terwijl de in eenpoortverbindingselement in te bouwen intelligentie slechts beperkt hoeftte zijn.

Stel dat het bestemmingsstation een videorecorder is, dan kan het zowelworden aangesloten op de eerste bus, geadresseerd door alleen hetbestemmingsadres, als op de tweede bus, geadresseerd door de kombinatievan doeladres èn bestemmingsadres. Het is ook mogelijk om tweevideorecorders met identieke adressen te gebruiken, en aangesloten opeerste bus, respektievelijk tweede bus. Deze adressen zijn veelal doorde inwendige hardware der ontvangstations bepaald en er is dus geen verandering in deze hardware noodzakelijk. Zendstations die eenontvangstation op dezelfde bus adresseren, behoeven ook niet gewijzigdte worden. Zo kan een TV-ontvanger een bijbehorende videorecorder oponveranderde manier adresseren. Alleen als een zendstation via eenpoortverbindingselement een ontvangstation op een andere bus wilaanspreken, moet het desbetreffende frame zowel doeladres alsbestemmingsadres bevatten. Zulke zendstations zijn echter veelalsoftware-programmeerbaar, zoals bijvoorbeeld het geval is met eenhuiscomputer of een besturingsapparaat voor regeling van licht enbinnenhuisklimaat; in dat geval is het instellen van het doeladresgemakkelijk.

VERDERE ASPEKTEN VAN DE UITVINDING

Het aantal bussen kan groter zijn, waarbij tussen tweeonderling verbonden bussen telkens één of meerpoortverbindingselementen zijn geschakeld. In dat geval zijnverschillende transpositiestrategieën mogelijk. Het is voordelig alshet bestemmingsadresveld als een eerste veld deel vormt van een inlengte voorafbepaalde reeks van meerdere velden tussen dat eerste en eenlaatste veld, en genoemde transpositiemiddelen rotatiemiddelen bevattenom tezamen met genoemd transponeren de inhouden van de overige vangenoemde reeks velden één plaats in de richting van het eerste veldop te schuiven, waardoor genoemd eerste veld een alsdan vigerendbestemmingsadres bevat, en om voorts de inhoud van het ontvangendoeladresveld te transponeren naar genoemd laatste veld.

Door dit roteren is het in het bestemmingsstation duidelijk welke routehet frame heeft gevolgd. Het is dan eenvoudig om bijvoorbeeld eenbevestigings(acknowledge)signaal langs dezelfde route terug te sturen.Het zendstation schrijft dan zijn eigen adres in genoemd laatste veld.Dit behoeft niet fysiek het laatste veld van de reeks te zijn. Ook hetoorsprongsadres kan meedoen met de rotatie.

Bepaalde bestemmingsadressen kunnen vast aan een bepaaldekategorie stations geassigneerd zijn, zoals aan videorecorders,thermostaten of bewegingsdetektoren voor inbraakbeveiliging. Bijvoorkeur zijn er meerdere adresinhouden gereserveerd voorpoortverbindingselementen, zodat er per bus meerdere elk door eenrespektievelijk doeladres specificeerbaar zijn. Dit maakt een flexibele konfigurering Hogelijk. Zo kan er bijvoorbeeld op elke bus éénvideorecorder zijn aangesloten die door eenzelfde bestemmingsadres enrespektievelijke inhoud van doeladresveld adresseerbaar is. Het is ookmogelijk dat er per bus twee of meer zulke videorecorders zijni aangesloten, waardoor er twee mogelijkheden (of meer) voor de inhoud vanhet bestemmingsadres zijn.

De uitvinding betreft mede een zendstation en eenpoortverbindingselement te gebruiken in een kommunikatiebussysteemvolgens de uitvinding. De uitvinding betreft mede een apparaat, > bevattende een poortverbindingselement volgens het voorgaande, alsmedeten minste twee externe aansluitingen voor evenzovele bussen, en eenintern station dat is aangesloten tussen een gebruikersfunktie in datapparaat en ten minste één van laatstgenoemde bussen.

Dit vergemakkelijkt voor een konsument het opbouwen van zo eenkommunikatiebussysteem, omdat de poortverbindingselementen als het wareonzichtbaar zijn geworden, en de feitelijke aansluitvoorschriftendaarmee eenvoudiger.

Verdere aantrekkelijke aspekten zijn gereciteerd inonderconclusies.

KORTE BESCHRIJVING VAN DE FIGUREN

De uitvinding wordt hierin ander uitgelegd aan de handvan de volgende figuren: figuur 1 geeft een schema van een kommunikatiebussysteem;figuur 2 geeft een formaat van een kortfrand¬figuur 3 geeft een formaat van een langframe;figuur 4 is een blokschema van een apparaat bevattendeeen poortverbindingselement; tabel 1 illustreert een routeringsoperatie.

BESCHRIJVING VAN EEN VOORKEÜRSUITVOERING

Figuur 1 is een blokschema van een kommunikatiebussysteemvolgens de uitvinding. Het bevat drie bussen 20, 46, 56. De seriëlebussen (1-bit breed) kunnen in onderscheidene technieken zijnuitgevoerd, zoals coax, twisted pair, optisch. Er zijn tweepoortverbindingselementen 22, 50. Er zijn vier verdere stations 46, 48, 52 en 54. Bij een adreslengte van 8 bits kan het aantal stations per bus variabel zijn O, 1 ... tot maximaal 256, inclusief de aangeslotenpoortverbindingselementen. Voor een zinvolle kommunikatie dient hetaantal per bus uiteraard minstens twee te bedragen. De netwerkstruktuurkan anders zijn: meer bussen, meer stations, meerpoortverbindingselementen. Tussen één paar bussen kunnen meerderepoortverbindingselementen zijn geschakeld; ze kunnen ook een volledigverbonden netwerk of een andere struktuur vormen. De bussen kunnen inverschillende technologie gerealiseerd zijn; dan moeten desbetreffendepoortverbindingselementen een technologie-omzettingsmechanisme bevatten,bijvoorbeeld tussen coaxiaalkabel, getwist-paar-kabel,infraroodverbinding of glasfiberverbinding. De bussen kunnen ookprotocollair verschillend georganiseerd zijn, dit verschil kan zich opverschillend niveau manifesteren, zoals in de fysieke grootheden(spanning, tijd), het bitformaat (NRZ, NRZ-1 en vele andere), hetwoordformaat en hogere niveau's. In dat geval dient hetpoortverbindingselement een protocolomzetter te bevatten. Eenvoudshalvewordt van zulke omzettingen geabstraheerd. Alle stations zijn in ditvoorbeeld bidirektioneel werkzaam. Zo bevat station 46 eenzendermechanisme 36, een ontvangermechanisme 34 en eendataverwerkingselement 38. Station 38 bevat een zendermechanisme 42, eenontvangermechanisme 44 en een dataverwerkingselement 40.Poortverbindingselement 22 bevat zendermechanismes 26, 30,ontvangermechanismes 24, 32 en dataverwerkingselement 28. In de praktijkzal elke aansluiting op de bus bidirektioneel zijn. In principe is hetmogelijk dat een zeer eenvoudig opgebouwd station alleen alsontvangstation optreedt en zelfs geen bevestigingssignaal terugstuurt.

In het algemeen kunnen de stations zeer eenvoudig zijn ofgekompliceerder. De datapadbreedte van de bus kan groter zijn,bijvoorbeeld 8 bits.

BESCHRIJVING VAN ENKLE EXEMPLARISCHE FRAMEFORMATEN

Figuur 2 geeft een voorbeeldformaat van een kortframe.

Dit kan worden gebruikt om een eenvoudig station aan te sturen,bijvoorbeeld een schakelaar. Het frame telt zestien bits. De bits b0..b7vormen het prioriteitsveld. De waarde van bits b2, b3, b4 is (011): ditdefinieert het frameformaat. De overige bits bO, b1, b5, b6, b7 bepalenhet prioriteitsniveau van het betreffende frame. In principe kan de prioriteit bepaald zijn door de aard van het bericht, de identiteit vanhet zendstation en de identiteit van het ontvangstation. Als twee ofneer geïntendeerde zendstations tegelijk een zendoperatie entameren,wordt door op zichzelf bekende arbitrage er één uitgeselekteerd,doordat enig station net lagere franeprioriteit de multipliciteitdetekteert en zich terugtrekt. Dit gebeurt bijvoorbeeld doordat de buseen bedrade EN-funktie vormt: elke logische -0- maskeert dan alleeventuele colncidente logische -1- signalen. De betekenis van deoverige bits kan gerelateerd zijn aan de identiteit van het zendstationof aan de aard van het te zenden bericht. De bits a0..a5 vormen eenbestenmingsadresveld. Daardoor zijn dus hoogstens 64 eenvoudige, opdezelfde bus aangesloten stations aanspreekbaar. Als de arbitragemiddels het prioriteitsveld meerduidig was, kan de arbitrage met debestemmingsadresbits verder gaan. Bits cO, c1 definiëren een eenvoudigkommando, dat voor het betreffende ontvangstation op geëigende, eneventueel unieke manier gevormd kan zijn. Voor een schakelaar kan hetbijvoorbeeld zijn: schakelaar in, schakelaar uit, schakelaar om, lees destand van de schakelaar. In principe is het dus mogelijk dat tweezendstations aan één ontvangstation colncident exakt hetzelfdekommando toevoeren. Dit is op zichzelf geen bezwaar.

Figuur 3 geeft een voorbeeld formaat van een langframe.

Dit is opgebouwd middels een reeks van bytes, die elk aangegeven zijndoor een letterkombinatie. Byte PR bevat de prioriteitscode, waarin debits b2,..b4 uiteraard een andere waarde hebben dan <011>. Byte SA bevathet zenderadres of oorsprongsadres. Dit kan door het ontvangstationgebruikt worden als bestemmingsadres om een antwoordbericht teretourneren. Per bus is dit bestemmingsadres voldoende om eenontvangstation eenduidig te definiëren. Voor een bepaald fysiekstation is het bestemmingsadres invariant met de bus (20, 46, 56) waarophet station in kwestie feitelijk is aangesloten. Byte CC bevat eencontrole-code. Deze geeft op bitposities b0..b2, gedefinieerd als infiguur 2, het aantal routingadresposities. De overige bitposities vanbyte CC doen hier niet ter zake. Byte BC bevat de framelengtecode diedus een lengte van 1..256 bytes kan specificeren. Bytes (RA1..RA7),indien aanwezig, bevatten de routingadressen. Het aantal van dezeadressen is door byte CC gespecificeerd. Als de code in CC dus -0-aangeeft, is er geen enkel routingadres. Het maximum aantal routingadressen is dus 7, Het eerste routingadres wordt in het eerstepoortverbindingselement dat het frame in kwestie bereikt, getransponeerdnaar de positie van het doeladresveld DA. Daarbij worden de inhouden vande velden SA, DA, RA1, RA2..RA7 als volgt geroteerd: DA, RA1, RA2..RA7,SA. Na het tweede bereikte poortverbindingselement is de volgorde weerover één plaats geroteerd: RA1, RA2..RA7, SA, DA.

Ten laatste na zeven poortverbindingselementen wordt hetgeïntegreerde ontvangstation bereikt. Als het ontvangstation eerderwordt bereikt, worden de niet-gebruikte routingadressen weggelaten. Indit laatste geval geeft het laatste relevante poortverbindingselementbijvoorbeeld de volgende inhoud: RA5, SA, DA, RA1..RA4. In dit gevalbetekent -doeladres- dus het adres dat het transport of de aktuele busbepaalt, het bestemmingsadres het adres dat het transport op deeerstvolgende bus bepaalt.

In een andere uitvoeringsvorm blijft het oorsprongsadresstationair; de reeks routingadressen bevat allereerst het doeladres DA,daarna de 11 echte11 routingadressen voorzover relevant. Voor het eerstebustransport wordt het adres DA op het doeladresveld gekopieerd, voorhet tweede bustransport het adres RA1, voor het derde bustransport hetadres RA2, en zo verder tot het geïntendeerde ontvangstation isbereikt. Het te kopiëren adres wordt aangewezen door bits in de byteCC. De overige bytes van het frame worden alleen bij wijze vanillustratie gereleveerd: byte HD geeft een kopinformatie (header),bijvoorbeel een volgnummer of een code die aangeeft dat nu heteigenlijke bericht begint. Byte SFA geeft een oorspongsfunktie-adres,die de funktie van het oorsprongsstation specificieert middels een adresvoor een lokaal geheugen (in het uiteindelijke ontvangstation). Byte DFAdoet ditzelfde voor de funktie van het uiteindelijke ontvangstation.

Byte CD specificieert een data of kommando. Byte TC specificieert eeneindcode. Er kunnen dus meerdere CD bytes achtereenvolgen. Daarna kaneen nieuwe header verschijnen. Het frame-einde wordt gespecificeerd doorde inhoud van de byte BC. Door aftellen weet het ontvangende stationwanneer dit einde optreedt.

UITVOERINGSVOORBEELD VAN EEN APPARAAT MET DAARIN EENPOORTVERBINDINGSELEMENT

Figuur 4 is een blokschema van een apparaat bevattendeeen poortverbindingselement. Blok 100 bevat zend/ontvangmechanisme voor > aansluiting aan een éêndraadsbus die is gesymboliseerd dooraansluiting 80. Hierop is aangesloten een ontvangstversterkerelement 82dat een signaalvergelijker 86 voedtr alsmede een schuifregister 90. Eenserie-uitgang van schuifregister 90 is verbonden met zendversterker 84en eveneens met vergelijker 86. De zendversterker is ook op de bus > aangesloten. In de ontvangstand wordt schuifregister 90 seriëelvolgeschreven. In de zendstand wordt schuifregister 90 seriëeluitgelezen. Als in het laatste geval de vergelijker 86 een discrepantiedetekteert, betekent dit dat het gezonden signaal een arbitrage verliesten dat het betreffende station, dus in dit geval hetpoortverbindingselement op dient te houden met zenden. Dit wordt aan eenlokaal besturingselement 102 gesignaleerd: het zenden wordt beêndigd

en eventueel op een later te bepalen tijdstip hervat. Zulke mechanismenzijn op zichzelf welbekend en worden eenvoudshalve niet naderbesproken. Element 88 is een detektor. Dit kan in de eerste plaats debits detekteren die een kortframe aangeven; als die ontvangen worden,wordt het poortverbindingselement gedeaktiveerd. De bits van deprioriteitsbyte worden voorts alleen gebruikt om de arbitrage tussengeïntegreerde zendstations te beslechten. Als het géén kortframebetreft, wordt de byte PR via dataregister 94 in data RAM 96opgeslagen. In bepaalde gevallen genereert het poortverbindingselementbij doorsturen van het frame een eigen prioriteitsbyte en wordt deontvangen prioriteitsbyte gedeaktiveerd. Na de byte PR wordt de byte SAontvangen. Deze wordt doorgestuurd, via bus 92 naar dataregister 94.Daarna wordt de byte DA, het doeladres, ontvangen. Deze wordt invergelijker 88 vergeleken net het relevante adres van hetpoortverbindingselement. Bij gelijkheid volgt een O.K.-signaal op lijn104 naar de lokale microprocessor 106 die, middels adresteller 108 deachtereenvolgende bytes op respektievelijke plaatsen van data RAM 96opslaat. De bytes CC en BC hebben daarbij speciale funkties zoals eerdergemeld: byte BC laadt een teller die terugtelt en bij het bereiken vanstand "0" aangeeft dat het frame geheel ontvangen is. Deze teller isaangesloten op de bus 92 en eenvoudshalve niet aangegeven. De byte CC

bevat de indikatie over het aantal routingadressen. Deze wordt geladenin register 110 (drie bits). De overige bytes van het frame wordendaarna opgeslagen.

Op dezelfde manier is er een tweede zend/ontvangmechamisme 98 dat met mechanisme 100 overeenkomt en daaromslechts op rudimentaire manier is aangegeven. De desbetreffendebusaansluiting is 112. De microprocessor 106 is eventueel eenkonventionele bouwsteen, die echter op speciale manier isgeprogrammeerd. Als de adressen in het geheugen 96 lopen van 0..255, enhet aantal routingadressen is achtereenvolgens 0..7, dan worden deadressen na transpositie uitgelezen volgens tabel 1.

De eerste regel geeft de volgorde waarin de bytes worden ingelezen. Detweede regel geeft de volgorde van uitlezen als één routingadres,het uiteindelijke bestemmingsadres, aanwezig is. Dan wordt RA1(5)uitgelezen op plaats 2 en DA (doeladres) op plaats 1, en oorsprongsadresSA( 1) op plaats 5, Als er twee routingadressen zijn, wordt SA uitgelezenop plaats 7, en zo verder tot ten laatste op plaats 11, als er 7routingadressen zijn. De adressen worden geleverd door de besturing 108van de microprocesor 106 die met het register 110 in verbinding staat.

In het getoonde geval bezit de microprocessor 106 slechtseen enkele bus 92 voor data en adressen. In veel gevallen zijn er tweeaparte bussen. Eenvoudshalve wordt zulks niet verder uitgelegd: erzullen dan in het algemeen meer dan 8 adresbits zijn. Het geheugen 96kan dan bijvoorbeeld plaats bieden aan twee frames, die tegelijk (min ofmeer) ontvangen worden op aansluitingen 80, 112. Voorts kan het geheugen96 dan plaats bieden aan verdere gebruikersinformatie, bijvoorbeeld alshet betreffende poortverbindingselement deel uitmaakt van een controllerdie op bepaalde tijden vooropgestelde besturingsframes uitstuurt naarrespektievelijke stations. Hiertoe kan het lokale apparaat ook voorzienzijn van gebruikers-invoer/uitvoer-apparatuur 114 zoals toetsenbord enbeeldscherm. In dit geval is de stationsfunktie vérgaand met die vanhet poortverbindingselement geïntegreerd. In een andere uitvoeringbezit de gebruikersfunktie een eigen zend/ontvangraechanisme (100, 98) opéén van de twee busaansluitingen. Eenvoudshalve zijn verschillendevoorzieningen niet separaat weergegeven, zoals aanwezig kunnen zijn: - fysieke omzetting tussen de signalen op aansluitingen 80/112 (I.R./twisted pair/coax) - protocollaire omzetting idem - separate dataverwerking in de gebruikersfunktie - gedetailleerde opbouw van de microprocesor van hetpoortverbindingselement.

Claims (12)

1. Lokaal kommunikatiebussysteem waarop is aangesloten"eenontvangstation, en hetwelk verder bevat een zendstation dat samen meteen eerste poortverbindingselement is aangesloten op een eerste bus,terwijl het eerste poortverbindingselement verder is aangesloten op eentweede bus, waarbij het zendstation voorzien is van eenbestemmingsadresvormer voor het vormen van een bestemmingsadres voor hetontvangstation, welk bestemmingsadres invariant is voor het feit of hetontvangstation op de eerste bus, dan wel op de tweede bus isaangesloten, en waarbij het zendstation verder is voorzien van eenzendermechanisme om in geval dat het ontvangstation op de tweede bus isaangesloten een frame te vormen met een doeladresveld waarin eendoeladres het eerste poortverbindingselement specificeert, en met verdereen bestemmingsadresveld voor het bestemmingsadres, en het eerstepoortverbindingselement transpositiemiddelen bevat om de inhoud van hetontvangen bestemmingsadresveld te transponeren naar het doeladresveld,waardoor bij verzenden van genoemd frame over de tweede bus hetontvangstation direkt adresseerbaar is.

2. Kommunikatiebussysteem volgens conclusie 1, waarbij heteerste poortverbindingselement optreedt als zendstation voor een tweedepoortverbindingselement dat als ontvangstation optreedt en tezamen meteen tweede ontvangstation op een derde bus is aangesloten.

3. Kommunikatiebussysteem volgens conclusie 2, bevattende een verzameling van onderling verbonden bussen, waarbij telkens tussentwee verbonden bussen een poortverbindingselement is geschakeld.

4. Kommunikatiebussysteem volgens conclusie 1, 2 of 3,waarbij twee ontvangstations met identieke bestemmingsadressen opverschillende bussen van het systeem zijn aangesloten en door een zekerzendstation adresseerbaar zijn middels identiek bestemmingsadres enonderscheiden doeladres.

5. Kommunikatiebussysteem volgens één der conclusies 1 tot en met 4, waarbij het bestemmingsadresveld als een eerste veld deelvormt van een in lengte voorafbepaalde reeks van meerdere velden tussendat eerste en een laatste veld, en genoemde transpositiemiddelenrotatiemiddelen bevatten om tezamen met genoemd transponeren de inhoudenvan de overige van genoemde reeks velden één plaats in de richtingvan het eerste veld op te schuiven, waardoor genoemd eerste veld eenalsdan vigerend bestemmingsadres bevat, en om voorts de inhoud van het ontvangen doeladresveld te transponeren naar genoemd laatste veld.

6. Kommunikatiebussysteem volgens conclusie 5, waarbij hetzendstation voorts een oorsprongsadresvormer bezit om genoemd laatsteveld met een oorsprongsadres te vullen, zodat het frame in dat laatsteveld telkens de vigerende oorsprong op die bus aangeeft.

7. Kommunikatiebussysteem volgens één der conclusies 1 tot en met 6, waarbij genoemd ontvangstation behoort tot een kategoriestations, en de door het zendstation gevormde inhoud van hetbestemmingsadres vast aan genoemde kategorie is geassigneerd.

8. Kommunikatiebussysteem volgens één der conclusies 1tot en met 7, waarbij op enige bus aangesloten, meerderepoortverbindingselementen elk door een eigen inhoud van hetdoeladresveld specificeerbaar zijn.

9. Kommunikatiebussysteem volgens één der conclusies 1 tot en met 8, waarbij alle genoemde bussen een datapad met een breedtevan 1 bit bezitten.

10. Zendstation voor gebruik in een kommunikatiebussysteemvolgens één der conclusies 1 tot en met 9, waarbij hetzendermechanisme geschikt is om voor het aanspreken van eenontvangstation dat op een andere bus is aangesloten dan laatsgenoemdzendstation, genoemd doeladresveld binnen een frame te placeren vóórenig bestemmingsadresveld.

11. Poortverbindingselement voor gebruik in eenkommunikatiebussysteem volgens één der conclusies 1 tot en met -9,bevattende een lokaal geheugen om de inhoud van alle genoemde veldennaar gelang van hun ontvangst op te slaan, en leesbesturingsmiddelen omna de ontvangst de inhoud van genoemd bestemmingsadresveld uit te lezenin een tijdspositie die overeenkomt met de ontvangstpositie van genoemddoeladresveld binnen het frame.

12. Apparaat bevattende een poortverbindingselement volgensconclusie 11, alsmede ten minste twee externe aansluitingen voorsvenzovele bussen, en een intern station dat is aangesloten tussen eenjebruikersfunktie in dat apparaat en ten minste één vanLaatstgenoemde bussen.