NL8801275A - Optekensysteem alsmede registratiedrager en schrijfinrichting voor toepassing in het systeem. - Google Patents

Description

*ï PHN 12.571 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven.

Optekensysteem alsmede registratiedrager en schrijfinrichting voor toepassing in het systeem.

De uitvinding heeft betrekking op een optekensysteem voor het optekenen van informatie, omvattende een registratiedrager van een beschrijfbare soort, en een schrijfinrichting voorzien van schrijfmiddelen voor het optekenen van ontvangen informatie op de 5 registratiedrager. De uitvinding heeft voorts betrekking op een registratiedrager en inrichting voor toepassing in het systeem.

Sinds geruime tijd zijn registratiedragers waarop gedigitaliseerde audio-informatie is opgetekend verkrijgbaar. Een dergelijke registratiedrager kan bijvoorbeeld bestaan uit een optische 10 uitleesbare plaat, zoals de "Compact-Disc" of een magneetband, zoals "DAT"-cassette banden. Het voordeel van gedigitaliseerde audio informatie is de extreem goede kwaliteit.

Een andere eigenschap van gedigitaliseerde informatie is dat deze vrijwel onbeperkt te copieëren is zonder noemenswaardig 15 kwaliteitsverlies.

Deze laatste eigenschap vormt een aanzienlijk probleem bij het op de markt brengen van consumentenapparaten, waarmee digitale audio-informatie niet alleen kan worden afgespeeld, maar ook opgenomen kan worden.

20 Een dergelijk apparaat biedt de consument namelijk de mogelijkheid om op grote schaal auteursrechten te ontduiken door simpelweg de inhoud van een registratiedrager met gedigitaliseerde audio-informatie te copieëren.

Omdat geen kwaliteitsverlies optreedt bij het 25 copieëren, bestaan er nauwelijks redenen voor de consument om een relatief duur, en met auteursrechten belast, origineel te kopen, indien het origineel of een eventuele copie beschikbaar is. Dit alles leidt tot een aanzienlijk verlies op inkomsten op auteursrechten.

De uitvinding stelt zich ten doel een systeem volgens de 30 aanhef te verschaffen welke het mogelijk maakt om ontduiking van auteursrechten op grote schaal tegen te gaan.

Dit doel wordt volgens de uitvinding bereikt met een ,8801275 ft PHN 12.571 2 systeem gekenmerkt doordat de registratiedrager is voorzien van een vooraf aangebracht besturingsinformatiepatroon, dat aangeeft voor welke soort(en) van informatie de betreffende registratiedrager is bestemd, en dat de schrijfinrichting is voorzien van middelen voor het uitlezen van 5 de door het besturingsinformatiepatroon vertegenwoordigde besturingsinformatie, van testmiddelen voor het vaststellen van de soort van de aangeboden informatie van besturingsmiddelen voor het zodanig besturen van de optekening, dat optekening van de aangeboden informatie uitsluitend wordt uitgevoerd, indien de vastgestelde soort informatie 10 overeenkomt met een door de uitgelezen besturingsinformatie aangegeven soort.

Bij het systeem volgens de uitvinding kan slechts informatie op een registratiedrager opgetekend worden, indien deze van de soort is waarvoor optekening is toegestaan. Dit maakt een 15 gebruiksafhankelijk heffing op registratiedragers mogelijk. Zo kan een registratiedrager die bestemd is voor optekening van computergegevens vrijgesteld worden van heffing, terwijl een registratiedrager, waarop optekening van zowel computergegevens als ook gedigitaliseerde audio-informatie is toegestaan, belast worden met een additionele heffing ter 20 compensatie van het verlies van auteursrechten bij het copieëren van gedigitaliseerde audio. Deze heffing kan bijvoorbeeld worden betaald bij aankoop van de registratiedrager.

Het is eveneens mogelijk om registratiedragers waarop in analoge vorm aangeboden audio-informatie in digital vorm mag worden 25 opgetekend met een beperkte heffing te belasten.

Aldus kunnen de registratiedragers bijvoorbeeld worden onderverdeeld in drie categorieëen, te weten: - registratiedragers waarop alleen optekening van computergegevens is toegestaan, 30 - registratiedragers waarop optekening van computergegevens en in analoge vorm aangeboden audio-informatie mag worden opgetekend, - registratiedragers waarop computergegevens in analoge vorm aangeboden audio-informatie, als ook in digitale vorm aangeboden audio-informatie kan worden opgetekend.

35 Het zal duidelijk zijn dat het voorgaande slechts één van de vele mogelijke indelingen in categorieëen registratiedragers is. In principe zijn alle indelingen in categorieëen mogelijk indien t8801275 η ft ΡΗΝ 12.571 3 de toegestane soorten van de informatie voor de verschillende registratiedragers maar van elkaar te onderscheiden zijn.

Een ander voordeel van het systeem volgens de uitvinding is dat een groot aantal verschillende soorten informatie met 5 éénzelfde lees/schrijfinrichting uitgelezen/opgetekend kunnen worden, omdat de registratiedrager voor de verschillende soorten informatie niet wezenlijk verschillen. Dit alles maakt een universeel toepasbaar lees- en/of schrijfinrichting voor informatie mogelijk, waarbij alleen een heffing behoeft te worden betaald indien men met 10 auteursrechten belastte informatie wenst op te tekenen.

Een aantrekkelijke uitvoeringsvorm van het optekensysteem wordt gekenmerkt doordat de schrijfinrichting is voorzien van tenminste één ingangstrap voor het ontvangen van de op te tekenen informatie, dat de testmiddelen zijn ingericht voor het aan de hand van de gebruikte 15 soort van ingangstrap vaststellen van de soort van aangeboden informatie.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt voordelig gebruik gemaakt van het feit dat voor verschillende soorten van informatie verschillende ingangstrappen vereist zijn, zodat aan de hand van de gebruikte 20 ingangstrap de soort van de aangeboden informatie eenvoudig vastgesteld kan worden.

Een verdere uitvoeringsvorm van het optekensysteem wordt gekenmerkt doordat de schrijfinrichting is voorzien van ten minste twee ingangstrappen voor het ontvangen van informatie van twee verschillende 25 soorten, en van selectiemiddelen voor het selecteren van een van de ingangstrappen, en dat de testmiddelen zijn ingericht voor het aan de hand van selectie van de ingangstrap vaststellen van de soort van aangeboden informatie.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt voordelig gebruik gemaakt 30 van het feit dat bij een systeem met verschillende ingangstrappen de soort van de aangeboden informatie eenvoudig uit de geselecteerde ingangstrap kan worden vastgesteld.

Een uitvoeringsvorm van het systeem wordt gekenmerkt doordat de registratiedrager van een wisbare soort is, waarbij het 35 voorafaangebrachte besturingsinformatiepatroon van een onuitwisbare soort is. Vanwege de onuitwisbaarheid van de besturingsinformatie is het vrijwel onmogelijk om de bestemming van de registratiedrager te wijzigen.

,8801275 PHN 12.571 4

Indien een registratiedrager wordt gebruikt met. een vooraf aangebracht volgspoor dan is het voordelig om het. besturingsinformatiepatroon in het volgspoor op te nemen. In dat geval kan voor de uitlezing van de besturingsinformatie gebruik gemaakt worden 5 van de reeds aanwezige voorzieningen.

Het besturingsinformatiepatroon kan worden aangebracht in een gedeelte van het volgspoor dat niet voor optekening bestemd is. Bijzonder aantrekkelijk is echter een uitvoeringsvorm van het systeem waarbij de besturingsinformatiestruktuur in het voor optekening bestemde 10 gedeelte van het volgspoor is aangebracht. Dit maakt een voortdurend testen van de besturingsinformatie tijdens het optekenen mogelijk.

De uitvinding toepasbaar is voor alle soorten beschrijfbare registratiedragers. Een uitvoeringsvorm die geschikt is voor optekening op een optische of magneto-optische registratiedrager 15 wordt gekenmerkt doordat de schrijfinrichting een optisch aftastrichting omvat voor het ten behoeve van de optekening aftasten van het volgspoor met een stralingsbundel en waarbij de uitleesmiddelen een stralingsgevoelige detector omvatten voor het detecteren van de tijdens de aftasting door de spoormodulatie gemoduleerde stralingsbundel.

20 Een verdere uitvoeringsvorm van het systeem wordt gekenmerkt doordat de door de spoormodulatie vertegenwoordigde besturingsinformatie een plaatsinformatiesignaal omvat dat de positie van het betreffende spoorgedeelte ten opzichte van het begin van het volgspoor aangeeft, dat de schrijfinrichting is voorzien van 25 omzettingsmiddelen voor het, voorafgaand aan de optekening, omzetten van de aangeboden informatie in een overeenkomstig de CD-standaard samengesteld signaal, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor in afhankelijkheid van de uitgelezen plaatsinformatie toevoegen van subcode-informatie aan de op te tekenen informatie, waarbij de 30 besturingsmiddelen zijn ingericht. voor het afgeven van de subcode- informatie uitsluitend indien de vastgestelde soort van voor optekening aangeboden informatie overeenkomt met een van de door de uitgelezen besturingsinformatie aangegeven soorten.

Alleen al door de verhindering van de toevoeging van 35 subcodes wordt voorkomen dat informatie wordt opgetekend. Indien alleen de toevoeging van subcodes wordt verhinderd kan wel een patroon van informatietekens op de registratiedrager aangebracht worden, maar omdat .8801275 PHN 12.571 5 bij de besturing van de uitlezing van in CD-format opgetekende informatie steeds gebruik gemaakt wordt van de subcode-informatie is het opgetekende patroon niet uitleesbaar, en kan dus als niet opgetekend beschouwd worden.

5 De verhindering van toevoeging van de subcode-informatie kan van zelfsprekend gecombineerd worden met andere methodes van verhindering van optekening, zoals bijvoorbeeld het onwerkzaam maken van de ingangstrap en/of schrijfsignaalopwekking. De afleiding van de subcode-informatie uit het uitgelezen plaatsinformatiesignaal is echter 10 complex en wordt in het algemeen met behulp van programmeerbare besturing uitgevoerd, zodat het praktische zeer moeilijk is om deze beveiliging door technische aanpassingen aan het systeem buiten werking te stellen, hetgeen het systeem bijzonder fraude-ongevoelig maakt.

Een verdere uitvoeringsvorm van het systeem wordt 15 gekenmerkt doordat de door de spoormodulatie vertegenwoordigde besturingsinformatie plaatsinformatiesignalen en synchronisatiesignalen omvat, welke synchronisatiesignalen onderscheidbaar zijn van de plaatsinformatiesignalen, waarbij het type synchronisatiesignaal de voor de betreffende registratiedrager toegestande soort(en) informatie 20 weergeeft.

Deze uitvoeringsvorm maakt het mogelijk om de voor optekening toegestane soorten informatie aan te geven zonder dat het ten koste gaat van de plaatsinformatiesignalen.

Een verdere uitvoeringsvorm wordt gekenmerkt doordat de 25 door de spoormodulatie vertegenwoordigde besturingsinformatie synchronisatiesignalen omvat die onderscheidbaar zijn van de plaatsinformatiesignalen, waarbij het type synchronisatiesignaal de voor de betreffende registratiedrager soort(en) van informatie aangeeft.

Bij deze uitvoeringsvorm wordt voordelig gebruik gemaakt 30 dat er een aantal verschillende van een Mbi-phase" modulatiepatroon afwijkende signaalpatronen bestaan.

Verdere uitvoeringsvormen alsmede de voordelen hiervoor zullen hierna in detail beschreven worden onder verwijzing naar de figuren 1 tot en met 12, waarin 35 figuur 1 en 8 uitvoeringsvormen van het optekensysteem volgens de uitvinding tonen, figuur 2 en 10 stroomdiagrammen tonen van programma's .8801275 PHN 12.571 6 welke door een in het optekensysteem opgenomen microcomputer worden uitgevoerd, figuur 3 een registratiedrager voor toepassing in het optekensysteem volgens de uitvinding toont, 5 figuur 4a het plaatsinformatiesignaal toont dat in het voor optekening bestemde volgspoor van de registratiedrager vooraf is opgetekend door middel van een spoormodulatie, figuur 4b het format van de door het plaatsinformatiesignaal vertegenwoordigde informatie toont, 10 figuren 5, 6 en 7 een aantal verschillende manieren tonen waarop de besturingsinformatie, die aangeeft waarvoor de registratiedrager bestemd, kan worden opgetekend, figuur 9 het CD-ROM-format toont, figuur 11 een uitvoeringsvorm van een in het systeem 15 toegepaste demodulatieschakeling toont, en figuur 12 een uitvoeringsvorm van een in het optekensysteem toegepaste demodulatieschakeling tonen.

Figuur 1 toont schematisch een uitvoeringsvorm van een optekensysteem 1 volgens de uitvinding. Het optekensysteem omvat een 20 registratiedrager 2 van een beschrijfbare soort, bijvoorbeeld een magneetband, of een beschrijfbare optische registratiedrager in de vorm van een magneto-optische plaat. Verder omvat het optekensysteem een schrijfinrichting 3 voor het optekenen van informatie, welke via een drietal verschillende ingangstrappen 4, 5 en 6 kan worden aangeboden.

25 Ingangstrap 4 kan bijvoorbeeld bestaan uit een analoog/digitaal omzetter voor het bemonsteren van een analoog signaal, bijvoorbeeld een audiosignaal, en het omzetten van de bemonsteringen in n-bit informatiewoorden. De n-bit informatiewoorden kunnen via een bus 7, bijvoorbeeld een I^S-bus, aan een ingang 8 van bewerkingsschakeling 9 30 worden aangeboden. De bewerkingsschakeling 9 leidt uit het aangeboden digitale signaal stuursignalen af voor een schrijfkop 10, waarmee een patroon van detekteerbare tekens op de registratiedrager 2 wordt aangebracht, dat het op de ingang 8 aangeboden reeks n-bit informatiewoorden vertegenwoordigt.

35 De ingangstrap 5 kan bijvoorbeeld bestaan uit een omzetter die een van een standaard gedigitaliseerd audiosignaal, bijvoorbeeld een audio-signaal dat volgens het "digital audio interface .8801275 PHN 12.571 7 format" is samensteld omzet in een reeks n-bit informatiewoorden, die elk een audio-monster vertegenwoordigen. De met de ingangstrap 5 verkregen n-bit informatiewoorden komen eveneens via de bus 7 aan de ingang 8 van de bewerkingsschakeling 9 aangeboden worden. Deze 5 ingangstrap 5 kan bijvoorbeeld bestaan uit de geïntegreerde schakeling, welke onder type nummer CX 23053 door Sony op de markt wordt gebracht.

De ingangstrap 6 kan bijvoorbeeld bestaan uit een schakeling welke een reeks informatiewoorden, bijvoorbeeld 10 computergegevens, omzet in een voor opslag geschikt format, bijvoorbeeld het standaard CD-ROM format. Een dergelijke schakeling stelt uit de binnengekomen informatiewoorden datablokken van n-bit informatie samen, waaraan additionele informatiewoorden in de vorm van synchronisatiewoorden, een "header" en additionele informatiewoorden ten 15 behoeve van foutencorrectie zijn toegevoegd. De met behulp van ingangstrap 6 verkregen reeks van n-bit informatiewoorden kunnen via de bus 7 aan de ingang 8 van de bewerkingsschakeling 9 worden toegevoerd.

Ten behoeve van de besturing van de optekening is de schrijfinrichting 3 voorzien van een besturingsschakeling, bijvoorbeeld 20 een microcomputer 1Ί van een gebruikelijke soort, welke is geladen met een geschikt besturingsprogramma. De microcomputer 11 is voorzien van een aantal besturingsuitgangen welke gekoppeld zijn met de ingangstrappen 4, 5 en 6, de bewerkingsschakeling 3 en de lees/schrijfkop 11. Verder is de microcomputer 11 nog voorzien van een 25 bedieningspaneel 13 met een drietal toetsen 14, 15 en 16 waarmee een van de ingangstrappen kan worden geselekteerd. Verder is de microcomputer 11 gekoppeld met een uitleesschakeling 12 voor het uitlezen van op de registratiedrager 2 door middel van een besturingsinformatiestruktuur vooraf opgetekende besturingsinformatie, welke voor de betreffende 30 registratiedrager aangeeft voor welke soort van op te tekenen informatie de betreffende registratiedrager bestemd is.

Zo kan de besturingsinformatie bijvoorbeeld aangeven dat de registratiedrager-uitleesbundel - bestemd is voor optekening van computergegevens, of 35 - bestemd is voor optekening van computergegevens en/of in analoge vorm aangeboden informatie, of - bestemd is voor optekening van zowel computergegevens, in analoge vorm .8801275

V

PHN 12.571 8 aangeboden informatie, als ook in gedigitaliseerde vorm aangeboden analoge-informatie, bijvoorbeeld gedigitaliseerde audio-informatie.

De microcomputer 11 is geladen met een geschikt programma voor het vaststellen van de door middel van de toesten 14, 15 en 16 5 geselecteerde ingangstrap en vervolgens vergelijken of de soort informatie waarvoor de geselecteerde ingangstrap bestemd is overeenkomt met de door de uitgelezen besturingsinformatie aangegeven soort. Zo ja dan wordt de geselecteerde ingangstrap en de bewerkingsschakeling geactiveerd en wordt de schrijfkop 10 in de schrijfmode gebracht, waarna 10 de optekening gestart kan worden. Zo niet dan wordt de optekening verhinderd door het achterwege blijven van de activering van de bewerkingsschakeling 9 en/of de geselekteerde trap en/of de schrijfkop en/of starten van de optekening.

Een stroomdiagram van een dergelijk programma waarmee 15 deze acties uitgevoerd kunnen worden is weergegeven in figuur 2. In stap S1 van het programma wordt de via het bedieningspaneel 13 ingevoerde selectie bepaald. In stap S2 wordt de door uitleesschakeling 12 de uitgelezen besturingsinformatie bepaald. In stap S3 wordt getest of de uitgelezen besturingsinformatie in overeenstemming is met de 20 geselecteerde ingangstrap. Zo ja dan wordt stap S3 gevolgd door stap S4 waarin de geselecteerde ingangstrap, de verwerkingsschakeling 9 en de schrijfkop 10 worden geactiveerd, waarna bij de uitvoering van stap S5 de optekening wordt gestart. Indien echter bij de uitvoering van stap S3 wordt vastgesteld dat de uitgelezen besturingsinformatie en de 25 geselecteerde ingangstrap niet met elkaar in overeenstemming zijn wordt stap S3 gevolgd door stap S1.

Op deze wijze wordt optekening van informatie van een soort waarvoor registratiedrager 2 niet is bestemd verhinderd.

Het hiervoor beschreven systeem volgens de uitvinding 30 maakt dus een gebruiksafhankelijke heffing op de registratiedragers mogelijk. Zo kan een registratiedrager waarop optekening van in digitale vorm aangeboden audio-informatie is toegestaan belast worden met een heffing ter compensatie van het verlies van auteursrechten dat ontstaat bij het copieëren van bijvoorbeeld de inhoud van een Compact-Disc of 35 DAT-cassette gedigitaliseerde met audio-informatie.

Een registratiedrager waarop uitsluitend optekening van computergegevens is toegestaan kan worden vrijgesteld van de heffing.

, 8601275 c PHN 12.571 9

Een registratiedrager waarop in analoge vorm aangeboden informatie mag worden opgetekend, maar waarop optekening van de hogere kwaliteit gedigitaliseerde audio-informatie niet is toegestaan, kan eventueel belast worden met een kleinere heffing dan een registratiedrager waarop 5 ook optekening van de hogere kwaliteit gedigitaliseerde audio-informatie is toegestaan.

Het hiervoor beschreven systeem is voorzien van een drietal verschillende ingangstrappen, het zal duidelijk zijn dat de uitvinding even goed toepasbaar is voor systemen met slechts één 10 ingangstrap voor optekening van slechts één soort van informatie.

In het hiervoorgaande wordt de soort van de op te tekenen informatie vastgesteld aan de hand van de geselecteerde ingangstrap. Het is echter eveneens mogelijk dat de soort van de informatie aan de hand van de aangeboden informatie vast te stellen. Echter vanwege de eenvoud 15 waarmee de soort van informatie kan worden vastgesteld aan de hand van de geselecteerde ingangstrap verdient deze methode de voorkeur.

Figuur 3 toont een uitvoeringsvorm van een schijfvormige registratiedrager 2 van een beschrijfbare soort voor toepassing in het systeem volgens de uitvinding. Figuur 3a toont het bovenaanzicht van de 20 registratiedrager 2. Figuur 3b toont een klein gedeelte van de doorsnede van de registratiedrager 2 volgens de lijn b-b. Figuur 3c en 3e tonen sterk vergrote gedeelten 22a en 22b van de registratiedrager 2. En figuur 3d toont een doorsnede volgens de lijn d-d van het gedeelte 22a.

De registratiedrager 2 is voorzien van een volgspoor 4, 25 bijvoorbeeld in de vorm van een vooraf aangebrachte groef of ribbel. Het volgspoor 4 omvat een aanloopspoor 24a (Eng.: lead-in track) dat voorzien is van een vooraf aangebrachte informatiestruktuur, welke bestaat uit een patroon van putten 29 (zie figuur 3c). Verder omvat het. volgspoor 24 een gedeelte 24b dat bestemd is voor optekening van 30 informatie. Ten behoeve van de optekening is de registratiedrager 2 voorzien van een stralingsgevoelige registratielaag 26, bijvoorbeeld een magneto-optische laag, die op een transparante substraat 25 is aangebracht en die bedekt is met een beschermlaag 27. De laag 26 kan behalve uit magneto-optische materiaal ook bestaan uit een ander 35 stralingsgevoelig materiaal, bijvoorbeeld een materiaal dat bij verwarming door middel van straling een struktuurverandering van een amorfe struktuur naar een kristallijne struktuur of omgekeerd ondergaat.

,8801275 PHN 12.571 10

Het volgspoor 24 maakt het mogelijk om een ten behoeve van het optekenen van de informatie op de registratiedrager 1 gerichte stralingsbundel nauwkeurig met het volgspoor 4 te laten samenvallen, met andere woorden de positie van de stralingsbundel in radiële richting 5 te regelen via een volgssysteem dat gebruik maakt van het door de registratiedrager 1 teruggekaatste straling. Het meetsysteem voor de meting van de radiële positie van de stralingsvlek op de registratiedrager kan overeenkomen met een van de systemen zoals die in het boek "Principes of optical disc systems"; Adam Hilger; Bristol and 10 London zijn beschreven.

Ten behoeve van de bepaling van plaats van het afgetaste spoorgedeelte ten opzichte van het begin van het volgspoor is een plaatsinformatiesignaal opgetekend door middel van een vooraf aangebrachte spoormodulatie, bijvoorbeeld in de vorm van een 15 sinusvormige spoorslingering zoals in figuur 3e is getoond.

Een aantrekkelijke spoormodulatie is die waarbij de frequentie van de spoormodulatie is gemoduleerd overeenkomstig het plaatsinformatiesignaal.

Figuur 4 toont een voorbeeld van een geschikt 20 plaatsinformatiesignaal, dat bestaat uit plaatscodesignalen 32 welke worden afgewisseld door plaatssynchronisatiesignalen 31. Elk plaatscodesignaal 32 kan bestaan uit een "biphase-mark" gemoduleerd signaal ter lengte van 76 kanaalbits, dat een plaatsinformatiecode van 38 codebits vertegenwoordigt. Bij een "biphase-mark" signaal gemoduleerd 25 signaal wordt elk codebit door een tweetal opeenvolgende kanaalbits vertegenwoordigd. Een codebit met een eerste logische waarde, in dit voorbeeld "0" wordt vertegenwoordigd door twee bits met dezelfde logische waarde. De andere logische waarde ("1") wordt vertegenwoordigd door twee kanaalbits met verschillende logische waarde. Bovendien 30 verandert de logische waarde van het "biphase-mark" gemoduleerde signaal na elk paar kanaalbits, zodat het maximum aantal opeenvolgende bits met dezelfde logische waarde ten hoogste gelijk aan twee is. De plaatssynchronisatiesignalen 31 zijn zodanig gekozen dat zij onderscheidbaar zijn van de plaatscodesignalen 32. Dit is bereikt door 35 het maximum aantal opeenvolgende bits met dezelfde logische waarde in de plaatssynchronisatiesignalen 31 gelijk aan drie te kiezen.

Zoals reeds vermeld vertegenwoordigt het 8801275 PHN 12.571 11 plaatsinformatiesignaal een plaatsinformatiecode ter grootte van 38 bits. De 38 bits plaatsinformatiecocle kan bestaan uit een tijdcode die de tijd aangeeft die nodig is om, bij aftasting met nominale aftastsnelheid, de afstand van het begin van het spoor tot aan de plaats 5 waar het plaatsinformatiesignaal is aangebracht te overbruggen. Een dergelijke plaatsinformatiecode kan bijvoorbeeld bestaan uit een aantal opeenvolgende bytes, zoals bijvoorbeeld wordt gebruikt bij de registratie van EFM-gemoduleerde informatie op de zogeheten CD-audio en CD-ROM platen. Figuur 4b toont een plaatsinformatiecode die soortgelijk 10 is aan de bij CD-audio en CD-ROM gebruikte absolute tijdcode, welke bestaat uit een eerste gedeelte 33 dat de tijd in minuten aangeeft, een tweede gedeelte 34 dat de tijd in seconden aangeeft, een derde gedeelte 35 dat een subcodeframenummer aangeeft, en een vierde gedeelte 36 dat een aantal pariteitsbits ten behoeve van foutdetektie bevat. Een 15 dergelijke plaatsinformatiecode voor het aangeven van de plaats in het volgspoor 24 is aantrekkelijk indien een volgens de CD-audio of CD-ROM standaard gemoduleerd EFM-signaal moet worden opgetekend. In dat geval zijn de in het subcode Q-kanaal aanwezige absolute tijdcodes van hetzelfde type als de door de spoormodulatie vertegenwoordigde 20 plaatsinformatiecode.

Bij registratiedragers welk voor optekening van EFM signalen bestemd zijn kan de besturingsinformatie die aangeeft voor welke soort informatie de registratiedrager bestemd, kan dan eenvoudigweg in het aanloopspoor 24a opgetekende inhoudstabel (TOC) 25 worden opgenomen. Voor de optekening van deze besturingsinformatie kan een van de zogeheten subcodekanalen gebruikt worden, bij voorkeur het Q-kanaal. Dit Q-kanaal bestaat uit 98 bits die in elk EFM-subcodeframe tezamen met de overige informatie is opgetekend. In figuur 5 is het format van deze 98 Q-kanaalbits weergegeven. De 98 bits zijn verdeeld 30 over: .8801275 PHN 12.571 12 "S0/S1"-groep van 2 bits "CONTROL"-groep van 4 bits "ADR"-groep van 4 bits "TNO"-groep van 8 bits 5 "POINT"-groep van 8 bits "MIN"-groep van 8 bits "SEC"-groep van 8 bits "FRAME"-groep van 8 bits 11 ZERO11-groep van 8 bits 10 "PMIN"-groep van 8 bits "PSEC11-groep van 8 bits "PFRAME"-groep van 8 bits "CRC"-groep van 16 bits.

De "S0/S1"-groep wordt gebruikt voor synchronisatie. De "CONTROL"-groep 15 wordt gebruikt ten behoeve van de besturing. In het spoorgedeelte 24a geven de groepen "ADR" en "TNO" door een code "100" (héxadecimaal) aan dat het betreffende spoorgedeelte deel uitmaakt van het aanloopspoor 24a. De groep "POINT" karakteriseert de soort informatie die in de groepen "MIN", "SEC", "FRAME", "ZERO", "PMIN", "PSEC" en "PFRAME" is 20 opgeslagen. De groep "CRC" wordt gebruikt ten behoeve van foutdetektie. Met behulp van een unieke bitcombinatie, bijvoorbeeld "FO" (hexadecimaal) kan worden aangegeven dat de bits in bijvoorbeeld groep "PMIN" de soort informatie aangeven waarvoor de betreffende registratiedrager is bestemd.

25 De soort informatie waarvoor de registratiedrager 2 bestemd is kan ook aangegeven worden door de vorm van de plaatssynchronisatiesignalen 32 in het plaatsinformatiesignaal.

Figuren 6a, 6b en 6c geven drie verschillende plaatssynchronisatiesignalen (en hun inverse) aan, waarmee dus drie 30 verschillende registratiedragers aangegeven kunnen worden.

Nog een andere mogelijkheid is aangegeven in figuur 7 waarin het aantal voor foutdetektie gebruikte bits is teruggebracht van 14 naar 12, waarbij de twee vrijkomende bits 70 en 71 gebruikt voor het aangeven van de soort informatie. Het zal duidelijk zijn dat twee of 35 meer van de genoemde methodes voor aanduiding van de soort informatie tegelijkertijd toegepast kunnen worden.

Figuur 8 toont een uitvoeringsvorm van het systeem ,8801275 PHN 12.571 13 volgens de uitvinding waarin de hiervoor beschreven schijfvormige registratiedrager 2 wordt toegepast.

In het in figuur 8 getoonde systeem worden de elementen welke overeenkomen met de in figuur 1 getoonde elementen met dezelfde 5 verwijzingscijfers aangeduid. De schrijfkop 10 omvat een optisch gedeelte 10a, waarmee een stralingsbundel 80 wordt opgewekt die tot een kleine aftastvelk op de registratielaag 26 wordt geconcentreerd, ten einde de magneto-optische registratielaag 26 tot nabij de Curie-temperatuur te verwarmen. Verder omvat de schrijfkop 10 nog een 10 magnetisch gedeelte 10b welke een spoel omvat voor het opwekken van een loodrecht op de registratielaag 26 gericht magnetisch veld dat overeenkomstig de op te tekenen informatie is gemoduleerd ten einde een met de informatie overeenkomend patroon van magnetische domeinen in de registratielaag 26 op te wekken. De verwerkingsschakeling 9 omvat een 15 drietal in cascade geschakelde deelschakelingen 9a, 9b, 9c. De deelschakeling 9a bestaat uit een standaard "CIRC"-schakeling voor het overeenkomstig de CD-standaard herrangschikken van de bits van de aan de ingang 8 aangeboden bitreeks. De deelschakeling 9b wordt gevormd door een standaard "EFiT-modulatieschakeling voor het moduleren van de door 20 de deelschakeling 9a waarbij via een lus 89 aangeboden subcode informatie wordt toegevoegd aan de van de "CIRC"-schakeling 4a afkomstige informatie geherrangschikte bitreeks. De deelschakeling 9c omvat een stuurschakeling voor het aansturen van de schrijfkop 10a, 10b. De deelschakeling alsmede de schrijfkop 10a, 10b zijn in detail 25 beschreven in de Nederlandse octrooiaanvragen NL 8702451, NL 8700304 {PHN 12.294 en PHQ 87.044), welke aanvragen door verwijzing worden geacht te zijn opgenomen. Het optische gedeelte 10a van de schrijfkop 10 omvat een stralingsgevoelige detektor 81 voor het detekteren van de door de registratielaag 26 gereflecteerde stralingsbundel 80. De 30 gereflecteerde stralingsbundel is door de spoormodulatie gemoduleerd, zodat de stralingsgevoelige detektor een electrisch signaal opwekt dat overeenkomstig de spoormodulatie is gemoduleerd. Dit electrische signaal wordt toegevoerd aan een demodulatieschakeling 82, welke uit het electriche signaal de plaatscodesignalen 32 en de synchronisatiesignalen 35 31 afleidt. Een signaal dat aangeeft dat een synchronisatiesignaal 31 is gedetekteerd wordt toegevoerd aan een stuurschakeling 85 waarmee een aandrijfmotor 84 voor het doen roteren van de registratiedrager 2 wordt 8801275 ΡΗΝ 12.571 14 Η gestuurd. De sturing is zodanig dat een constante faserelatie wordt gehandhaafd tussen de door EFM-modulator opgewekte subcodesynchronisatiesignalen en de door detektor gedetekteerde synchronisatiesignalen. De demodulatieschakeling 82 alsmede de 5 stuurschakeling 85 zijn in detail beschreven in de Nederlandse octrooiaanvrage NL 8800152 (PHN 12.399), welke aanvrage door verwijzing wordt geacht te zijn opgenomen. De plaatscodesignalen 32, welke door de demodulatieschakeling 82 worden teruggewonnen, worden via een bus 86 toegevoerd aan de microcomputer 11. Deze plaatscodesignalen 32 duiden de 10 positie van het door de stralingsbundel afgetas.te volgspoor 24 aan door middel van een absolute tijdcode die overeenkomt met de absolute tijdcode welke samen met de overige informatie in het Q-kanaal van het EFM-gemoduleerde dient te worden opgetekend. De microcomputer 11 is geladen met een programma dat er voor zorgt dat de door de 15 plaatscodesignalen 32 aangegeven absolute tijdcodes aan de “EFM"-modulatieschakeling 9b worden toegevoerd. De wijze waarop dit wordt uitgevoerd wordt in detail beschreven in de reeds genoemde octrooiaanvrage NL 880Ö152.

Behalve naar de demodulatieschakeling 82 wordt het 20 uitgangssignaal van de stralingsgevoelige detektor 81 ook toegevoerd aan een subcodedemodulator 83 van een gebruikte soort voor het terugwinnen van de subcode-informatie welke bijvoorbeeld in het aanloopspoor 24a is opgetekend.

De door subcodedemodulatieschakeling 83 teruggewonnen 25 subcode-informatie wordt aan de microcomputer 11 aangeboden via een bus 87. De microcomputer 11 is verder via een bus 90 verbonden met de ingangstrap 6 voor het toevoeren van de absolute tijdcodes welke in de "header" van de CD-ROM datablokken worden opgenomen. Ter illustratie is in figuur 9 het format van een CD-ROM datablok weergegeven. Het CD-ROM 30 datablok is verdeeld in bytes van elk 8 bits. De eerste 12 bytes van het blok bestaan uit 12 synchronisatiebytes. Daarna volgen 4 bytes waarbij de eerste drie bytes het adres van het blok in de vorm van de absolute tijdcode aangeven, en waarbij het laatste byte (MODE) aangeeft hoe de gebruikersgegevens (USER-DATA) zijn gerangschikt binnen het blok. Voor 35 MODE1 worden de vier adres bytes gevolgd door 2048 bytes met gebruikersgegevens (USER-DATA), welke worden gevolgd door 288 bytes (EDC & ECC) welke ten behoeve van foutendetektie en foutenkorrektie worden .SRO 1275 PHN 12.571 15 meegezonden. De ingangstrap 6 rangschikt de binnengekomen gebruikersgegevens overeenkomstig het voorgeschreven CD-ROM-format. Een dergelijke ingangstrap 6 kan bijvoorbeeld bestaan uit een programmeerbare schakeling van een gebruikelijke soort voor het 5 verwerken van de binnengekomen gebruikersgegevens en absolute tijdcodes.

De werking van het in figuur 8 getoonde systeem is als volgt. Nadat een nieuwe registratiedrager 2 in de schrijfinrichting is opgelegd wordt eerst op een gebruikelijke wijze het aanloopspoor 24a afgetast door de stralingsbundel 80, waarbij de microcomputer 11 de door 10 de subcodemodulator 83 afgeleide subcode-informatie ontvangt. De microcomputer 11 is geladen met een programma dat uit de binnengekomen subcode-informatie de besturingsinformatie selekteert die aangeeft voor welke soort informatie de betreffende registratiedrager 2 is bestemd.

Een stroomdiagram van een dergelijk programma is weergegeven in figuur 15 10. In stap S100 wordt een subcodeframe ingelezen, waarna in stap 3101 getest wordt of de "POINT"-groep overeenkomt met "FO" (hexadecimaal). Zo neen, dan wordt stap 101 weer gevolgd door stap S100, waarin een volgende subcodeframe wordt ingelezen. Zo ja, dan wordt de inhoud van de "PMIN"-groep in het geheugen van de microcomputer opgeslagen. Zodra een 20 schrijfopdracht wordt gegeven wordt getest of voor de opgeslagen "PMIN"-groep selectie van de geselecteerde ingangstrap is toegestaan. Zo neen, dan wordt niet aangevangen met de schrijfopdracht en zo ja, dan wordt schrijfopdracht uitgevoerd, daarbij wordt door de microcomputer 11 de intensiteit van de stralingsbundel 80 op het gewenste hoge schrijfniveau 25 gebracht. Bovendien wordt het stuursignaal voor het magnetische gedeelte 10b van kop 10 via een door de microcomputer gestuurde poort 88 aan de kop 10 toegevoerd en worden de gedetekteerde ingangstrap, de "CIRC"-schakeling 9a de "EFM"-modulator 96 geactiveerd. Bovendien wordt door de microcomputer 11 de uit de. spoormodulatie afgeleide absolute tijdcodes 30 aangeboden aan de "EFM"-modulator 9b. Indien de optekening niet wordt gestart worden de hiervoor genoemde akties niet uitgevoerd, waardoor dus een optekening voor informatie wordt verhinderd. Zoals reeds beschreven kan de soort informatie, waarvoor de registratiedrager 2 bestemd is, ook aangegeven worden door de vorm van de synchronisatiesignalen 31, zoals 35 in figuur 6 is weergegeven.

Figuur 11 toont een uitvoeringsvorm van demodulatieschakeling 82 waarmee de verschillende synchronisatiesignalen .8801275 PHN 12.571 16 gedetekteerd kunnen worden, De demodulatieschakeling 82 omvat een bandfilter 110 voor het doorlaten van de door de FM-gemoduleerde spoormodulatie veroorzaakte signaalcomponenten in het uitgangssignaal van de stralingsgevoelige detektor 81.

5 Verder omvat de demodulatieschakleing 82 een FM- demodulator 111 welke uit het uitgangssignaal van het filter 110 het plaatsinformatiesignaal terugwint. Een kanaalklokregeneratieschakeling 112 wint uit het teruggewonnen plaatsinformatiesignaal de kanaalklok terug. Het plaatsinformatiesignaal wordt verder toegevoerd aan een 10 comparatorschakeling 113 die het plaatsinformatiesignaal omzet in een tweewaardig signaal dat aangeboden wordt aan een door de kanaalklok gestuurd 8-bits schuifregister 114. De parallel uitgangen van het schuifregister 83 worden toegevoerd aan een synchronisatiesignaaldetektor 115, 116 en 117, welke detekteren of het in het schuifregister 15 aanwezige bitpatroon overeenkomt met respektievelijk de in figuren 6a, 6b en 6c getoonde plaatssynchronisatiesignalen. De seriële uitgang van het schuifregister 114 is verbonden met een "biphase-mark"-demodulator 118 voor het terugwinnen van de codebits van de plaatsinformatiecode welke door het "biphase-mark" gemoduleerde plaatscodesignaal wordt 20 vertegenwoordigd. De teruggewonnen codebits worden toegevoerd aan een met de halve kanaalklokfrequentie gestuurd schuigregister 119 ter lengte van het aantal bits ("38") van het plaatscodesignaal.

Het schuifregister 119 omvat een eerste gedeelte 119a ter grootte van 14 bits en een tweede gedeelte 119b van 24 bits volgt op het 25 eerste gedeelte 119a.

De parallel uitgangen van het tweede register 119b worden toegevoerd aan een parallel-in-parallel-uit register 121.

De terugwinning van de plaatsinformatiecode gaat als volgt: zodra een van de synchronisatiesignaaldetektoren 115, 116 en 117 30 de aanwezigheid van een met een plaatssynchronisatiesignaal overeenkomend bitpatroon in schuifregister 114 detekteert wordt een detektiepuls opgewekt die via een 0F-poort 122 naar een pulsvertragingsschakeling 123 wordt toegevoerd. De schakeling 123 vertraagt de detektiepuls een bepaalde tijd die overeenkomt met de 35 bewerkingstijd van de "biphase-mark"-modulator, zodat op het moment dat de detektiepuls aan de uitgang van vertragingsschakeling 123 verschijnt de gehele absolute tijdcode in het tweede gedeelte 119b van 8801275 PHN 12.571 17 schuifregister 119 aanwezig is. De vertraagde detektiepuls aan de uitgang van schakeling 90 wordt eveneens toegevoerd aan de laadingang van register 121 zodat de "24" bits die plaatsinformatieeode vertegenwoordigen in reactie op de vertraagde detektiepuls in register 5 121 worden geladen. De in het register 121 geladen plaatsinformatieeode komt beschikbaar aan de uitgangen van het register 121, welke via de bus 86 met de microcomputer 11 zijn gekoppeld. De uitgangen van de synchronisatiesignaaldetektoren 115, 116 en 117 kunnen via signaallijnen 124, 125 en 126 met ingangen van de microcomputer 11 verbonden worden, 10 zodat de microcomputer 11 aan de hand van signalen op de signaallijnen 124, 125 en 126 vast kan stellen voor welke soort informatie de registratiedrager bestemd is.

De in figuur 11 getoonde schakeling kan bijzonder eenvoudig zodanig aangepast worden, dat de in figuur 7 getoonde 15 aanduiding van de soort informatie, met behulp van de bits 70 en 71 in de plaatscodesignalen, gedetekteerd kan worden. Hiertoe behoeven uitgangen 127 en 128 van het schuifregister 119, welke de logische waarden van de bits 70 en 71 aangeven, verbonden te worden met een door de vertragingsschakeling 123 twee bits parallel-in-parallel-uit register 20 129 (zie figuur 12). De uitgangssignalen van het register 129 kunnen weer aan de computer 11 aangeboden ten behoeve van de bepaling van de voor optekening toegestane informatie op registratiedrager 2. Deze laatste twee methoden van aanduiden van de toegestane soort informatie, waarbij de informatie uit de spoormodulatiê van het voor optekening 25 bestemde gedeelte 24b van het volgspoor 24a wordt afgeleid, hebben het voordeel dat deze informatie steeds ter beschikking is ongeacht de positie van de schrijfkop 10 ten opzichte van de registratiedrager.

Alle drie de uitvoeringsvormen waarbij de besturingsinformatie over de toegestane soort informatie in het 30 volgspoor 24 (aanloopspoor 24a of gedeelte 24b) hebben het voordeel dat bij de detektie van deze soort informatie, vrijwel uitsluitend gebruik gemaakt wordt van componenten welke reeds voor andere doeleinden in de schrijfinrichting aanwezig zijn. Verder zij het opgemerkt dat in principe de besturingsinformatie op tal van andere wijzen op de 35 registratiedrager kan worden aangebracht, mits steeds maar gezorgd wordt voor detektie-apparatuur die deze informatie kan detekteren. Ook moet het begrip registratiedrager ruim uitgelegd worden, zodat een eventuele 8801275 * PHN 12.571 18 behuizing, bijvoorbeeld een.cassette, welke bij optekening tezamen met de drager van het registratiemateriaal in de schrijfinrichting, wordt ingebracht, eveneens tot de registratiedrager gerekend moet worden. Het is volgens de uitvinding namelijk eveneens mogelijk om de 5 besturingsinformatie op de behuizing aan te brengen in plaats van op de drager van het registratiemateriaal.

Verder zij het opgemerkt dat de verschillende manieren van aanbrengen van de besturingsinformatie over de soort van de op te tekenen informatie afzonderlijk dan wel gecombineerd toegepast kunnen 10 worden. Het is echter voordelig om de besturingsinformatie over de voor optekening toegestane soort informatie op een aantal verschillende manieren op te slaan, bijvoorbeeld in het aanloopspoor en tevens in het voor optekening bestemde gedeelte van het volgspoor. Een dergelijke meervoudige aanbrenging van de besturingsinformatie verkleint de 15 fraudegevoeligheid van het systeem.

8801275

Claims (15)

1. Optekensysteem voor het optekenen van informatie, omvattende een registratiedrager van een beschrijfbare soort, en een schrijfinrichting voorzien van van schrijfmiddelen voor het optekenen van ontvangen informatie op de registratiedrager met het kenmerk, dat de 5 registratiedrager is voorzien van een vooraf aangebracht besturingsinformatiepatroon, dat aangeeft voor welke soort(en) van informatie de betreffende registratiedrager is bestemd, en dat de schrijfinrichting is voorzien van middelen voor het uitlezen van de door het besturingsinformatiepatroon vertegenwoordigde besturingsinformatie, 10 van testmiddelen voor het vaststellen van de soort van de aangeboden informatie, van besturingsmiddelen voor het zodanig besturen van de optekening, dat optekening van de aangeboden informatie uitsluitend wordt uitgevoerd, indien de vastgestelde soort informatie overeenkomt met een door de uitgelezen besturingsinformatie aangegeven soort.

2. Systeem volgens conclusie 1 met het kenmerk, dat de schrijfinrichting is voorzien van tenminste één ingangstrap voor het. ontvangen van de op te tekenen informatie, dat de testmiddelen zijn ingericht voor het aan de hand van de gebruikte soort van ingangstrap vaststellen van de soort van aangeboden informatie.

3. Systeem volgens conclusie 2 met het kenmerk, dat de schrijfinrichting is voorzien van ten minste twee ingangstrappen voor het ontvangen van informatie van twee verschillende soorten, van selectiemiddelen voor het selecteren van een van de ingangstrappen, dat de testmiddelen zijn ingericht voor het aan de hand van selectie van de 25 ingangstrap vaststellen van de soort van aangeboden informatie.

4. Systeem volgens conclusie 1 tot en met 3 met het kenmerk, dat de registratiedrager van een wisbare soort is, waarbij het voorafaangebrachte besturingsinformatiepatroon van een niet uitwisbare soort is.

5. Systeem volgens conclusie 1 tot en met 4 met het kenmerk, dat de registratiedrager is voorzien van een vooraf aangebracht volgspoor, waarbij het besturingsinformatiepatroon een spoormodulatie van het volgspoor omvat, dat de schrijfinrichting is voorzien van middelen voor het aftasten van het volgspoor, en de uitleesmiddelen zijn 35 voorzien van middelen voor het detekteren van de spoormodulatie tijdens aftasting en voor het afleiden van de besturingsinformatie uit de gedetekteerde spoormodulatie. .8801175 Γ ------ V \ PHN 12.571 20

6. Systeem volgens conclusie 5 met het kenmerk, dat het besturingsinformatiepatroon is aangebracht in een gedeelte van het volgspoor dat buiten het gedeelte van het volgspoor is gelegen dat voor optekening van informatie is bestemd.

7. Systeem volgens conclusie 5 of 6 met het kenmerk, dat het besturingsinformatiepatroon is aangebracht in het voor optekening bestemde gedeelte van het volgspoor omvat, waarbij de uitleesmiddelen zijn ingericht voor het uitlezen van de besturingsinformatie ter plaatse van de optekening van de informatie in het volgspoor.

8. Systeem volgens conclusie 6 of 7 met het kenmerk, dat de schrijfinrichting een optisch aftastrichting omvat voor het ten behoeve van de optekening aftasten van het volgspoor met een stralingsbundel en waarbij de uitleesmiddelen een stralingsgevoelige detector omvatten voor het detecteren van de tijdens de aftasting door de spoormodulatie 15 gemoduleerde stralingsbundel.

9. Systeem volgens conclusie 8 met het kenmerk, dat de door de spoormodulatie vertegenwoordigde besturingsinformatie een plaatsinformatiesignaal omvat dat de positie van het betreffende spoorgedeelte ten opzichte van het begin van het volgspoor aangeeft, dat 20 de schrijfinrichting is voorzien van omzettingsmiddelen voor het, voorafgaand aan de optekening, omzetten van de aangeboden informatie in een overeenkomstig de CU-standaard samengesteld signaal, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor in afhankelijkheid van de uitgelezen plaatsinformatie afgeven van subcode-informatie aan de op te 25 tekenen informatie, waarbij de besturingsmiddelen zijn ingericht voor het afgeven van de subcode-informatie, uitsluitend indien de vastgestelde soort van voor optekening aangeboden informatie overeenkomt met een van de door de uitgelezen besturingsinformatie aangegeven soorten.

10. Systeem volgens conclusie 8 of 9 met het kenmerk, dat de 30 door de spoormodulatie vertegenwoordigde besturingsinformatie plaatsinformatiesignalen en synchronisatiesignalen omvat welke synchronisatiesignalen onderscheidbaar zijn van de plaatsinformatiesignalen, waarbij het synchronisatiesignaal de voor de betreffende registratiedrager toegestande soort(en) informatie aangeeft. 35

11. Systeem volgens conclusie 10 met het kenmerk, dat het plaatinformatiesignaal "bi-phase mark" is gemoduleerd, waarbij de synchronisatiesignalen een van "bi-phase mark" modulatie afwijkende ,8801275 PHN 12.571 21 ] * signaalvorm vertonen.

12. Systeem volgens conclusie 10 of 11 met het kenmerk, dat de spoormodulatie een radiële spoorlingering is, waarvan de frequentie overeenkomstig het besturingssignaal is gemoduleerd.

13. Systeem volgens één der conclusies 5, en 7 tot en met 12 met het kenmerk, dat volgspoor een aanloopgedeelte bevat waarin met behulp van een vooraf aangebrachte informatiepatroon een informatiesignaal is opgetekend dat volgens de CD-standaard is samengesteld, waarbij de genoemde besturingsinformatie in het subcode Q-10 kanaal is opgenomen.

14. Registratiedrager voor toepassing in het systeem volgens één der voorgaande conclusies.

15. Schrijfinrichting voor toepassing in het systeem volgens één der conclusies 1 tot en met 13. .6801275