NL8801082A - Glassmeltoven en werkwijze voor de vervaardiging van glas. - Google Patents

Glassmeltoven en werkwijze voor de vervaardiging van glas. Download PDF

Info

Publication number
NL8801082A
NL8801082A NL8801082A NL8801082A NL8801082A NL 8801082 A NL8801082 A NL 8801082A NL 8801082 A NL8801082 A NL 8801082A NL 8801082 A NL8801082 A NL 8801082A NL 8801082 A NL8801082 A NL 8801082A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
melt
wall
mere
cell
upstream
Prior art date
Application number
NL8801082A
Other languages
English (en)
Other versions
NL193999C (nl
NL193999B (nl
Original Assignee
Glaverbel
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Glaverbel filed Critical Glaverbel
Publication of NL8801082A publication Critical patent/NL8801082A/nl
Publication of NL193999B publication Critical patent/NL193999B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL193999C publication Critical patent/NL193999C/nl

Links

Classifications

    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03BMANUFACTURE, SHAPING, OR SUPPLEMENTARY PROCESSES
    • C03B5/00Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture
    • C03B5/16Special features of the melting process; Auxiliary means specially adapted for glass-melting furnaces
    • C03B5/18Stirring devices; Homogenisation
    • C03B5/183Stirring devices; Homogenisation using thermal means, e.g. for creating convection currents
    • C03B5/185Electric means
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03BMANUFACTURE, SHAPING, OR SUPPLEMENTARY PROCESSES
    • C03B5/00Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture
    • C03B5/02Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture in electric furnaces, e.g. by dielectric heating
    • C03B5/027Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture in electric furnaces, e.g. by dielectric heating by passing an electric current between electrodes immersed in the glass bath, i.e. by direct resistance heating
    • C03B5/03Tank furnaces
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03BMANUFACTURE, SHAPING, OR SUPPLEMENTARY PROCESSES
    • C03B5/00Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture
    • C03B5/04Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture in tank furnaces
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03BMANUFACTURE, SHAPING, OR SUPPLEMENTARY PROCESSES
    • C03B5/00Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture
    • C03B5/16Special features of the melting process; Auxiliary means specially adapted for glass-melting furnaces
    • C03B5/18Stirring devices; Homogenisation
    • C03B5/182Stirring devices; Homogenisation by moving the molten glass along fixed elements, e.g. deflectors, weirs, baffle plates
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03BMANUFACTURE, SHAPING, OR SUPPLEMENTARY PROCESSES
    • C03B5/00Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture
    • C03B5/16Special features of the melting process; Auxiliary means specially adapted for glass-melting furnaces
    • C03B5/18Stirring devices; Homogenisation
    • C03B5/193Stirring devices; Homogenisation using gas, e.g. bubblers
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03BMANUFACTURE, SHAPING, OR SUPPLEMENTARY PROCESSES
    • C03B5/00Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture
    • C03B5/16Special features of the melting process; Auxiliary means specially adapted for glass-melting furnaces
    • C03B5/20Bridges, shoes, throats, or other devices for withholding dirt, foam, or batch
    • CCHEMISTRY; METALLURGY
    • C03GLASS; MINERAL OR SLAG WOOL
    • C03BMANUFACTURE, SHAPING, OR SUPPLEMENTARY PROCESSES
    • C03B5/00Melting in furnaces; Furnaces so far as specially adapted for glass manufacture
    • C03B5/16Special features of the melting process; Auxiliary means specially adapted for glass-melting furnaces
    • C03B5/225Refining

Landscapes

  • Chemical & Material Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Materials Engineering (AREA)
  • Organic Chemistry (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Thermal Sciences (AREA)
  • Chemical Kinetics & Catalysis (AREA)
  • Electrochemistry (AREA)
  • Glass Melting And Manufacturing (AREA)
  • Glass Compositions (AREA)

Description

* * NL 34.978-dJ/ab £
Glassmeltoven en werkwijze voor de vervaardiging van glas
De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor de vervaardiging van glas waarin grondstof wordt toegevoerd als een gemeng aan een continue glassmelt-wanoven, welke werkwijze omvat het smelten van het gemeng 5 in een smeltwan en het overbrengen van de smelt naar een louter-wan via een verzonken doorloop, het verhitten van de smelt in een louterwan teneinde deze te ontgassen, het afleveren van gesmolten gelouterd glas aan een conditioneerwan en dit aldaar te brengen op een gewenste verwerkingstemperatuur. De 10 uitvinding omvat het glas dat vervaardigd is door een dergelijke werkwijze en strekt zich tevens uit tot een continue glassmeltwanoven welke een smeltcompartiment heeft dat omvat een wan en een bovenbouw die is uitgerust met verhittings-organen onder vorming van een smeltzone voor het ontvangen 15 en smelten van ruwe grondstof,een afzonderlijk loutercompar-timent dat eveneens omvat een wan en een bovenbouw die is uitgerust met verhittingsorganen, organen die een doorloop definiëren welke een verbinding tussen de lagere delen van de smelt- en louterwannen toestaat, alsmede een conditioneer-20 wan voor het ontvangen van smelt uit de louterwan.
In de vervaardiging van glas op een industriële schaal treden diverse problemen op. Tot deze problemen behoort dat van de besparing ten aanzien van verwarmingskosten en dat van het verkrijgen van een juist gelouterd, bellen-25 vrij glas.
Het is uiteraard algemeen bekend, dat besparingen op schaal mogelijk zijn en dat een smeltoven van elke gegeven afmeting het meest zuinig zal zijn wanneer hij wordt bedreven bij zijn bestemde produktiegraad. In de resterende beschrij-30 ving zal worden aangenomen, dat elke oven, waarnaar wordt verwezen wordt bedreven bij een gegeven, meest economisch pro-duktievolume.
Het is alom bekend, dat reacties die plaatsvinden tussen de bestanddelen van het ruwe gemeng gedurende het 35 smelten, aanleiding geven tot een aanzienlijke hoeveelheid . 880 1 082 - 2 - '4 oppervlakteschuim op de smelt en gasbellen in de smelt. Het is tevens bekend, dat voor het louteren van het glas, dat wil zeggen het zeker maken dat nagenoeg geen bellen achterblijven in de smelt welke wordt onttrokken voor het vormge-5 vingsproces, temperaturen vereist zijn die tamelijk hoger zijn dan die welke in feite noodzakelijk zijn voor het smelten van het glas.
Klassieke glassmeltovens hebben een enkele wan waarin het smelten en louteren plaatsvinden. Het materiaal 10 in de wan wordt verhit van bovenaf door branders en de wah bevat een gesmolten massa die aan de invoerzijde van de wan is bedekt met ongesmolten of slechts gedeeltelijk gesmolten grondstof en door schuim. Ergens dicht bij het middelpunt van de wan zal er een punt zijn, het warmste punt 15 of "hot spot", alwaar de smelt zijn hoogste temperatuur heeft en derhalve de kleinste dichtheid. Dientengevolge zal er een "spring zone" zijn met stijgende stromen binnen de smelt.
Bij de wanden van de wan zal de smelt de laagste temperatuur hebben en daar zullen dalende stromen zijn. Als resultaat 20 zal er een terugkerende oppervlaktestroming zijn die stroomt van de sprongzone naar de invoerzijde van de wan, welke stroming de neiging heeft om het ongesmolten gemeng en schuim te houden in het stroomopwaartse gedeelte of smeltzone van de wan, zodat dit gemeng en schuim niet kunnen worden afgevoerd 25 aan het stroomafwaartse uiteinde van de louterzone. Dergelijke stromingen zullen tevens de neiging hebben om warmte-energie weg te voeren naar de wanden van de wan waar het verloren gaat en het is niet mogelijk om enige mate van onafhankelijke regeling van de temperaturen van de smelt in de 30 smelt- en louterzones van de wan uit te voeren.
In een poging om te komen tot grotere warmtebespa-ring, zijn voorstellen gedaan om de oven onder te verdelen in afzonderlijke smelt- en louterwannen. Door op deze wijze te werken, is het mogelijk om een aanzienlijke mate van onaf-35 hankelijkheid in de regeling van de temperaturen in de smelten louterwannen uit te oefenen. Als resultaat hiervan kan de »8801082 •ί - 3 - smeltwan worden bedreven bij enigszins lagere temperaturen dan vereist zijn in klassieke ovens, vergezeld van overeenkomstige besparingen in verwarmingskosten.
Een voorbeeld van een dergelijke meervoudige-5 wansmeltoven is beschreven in het Franse octrooischrift nr.
2 550 523 (Saint-Gobain Vitrage SA). Volgens het voorstel van dit octrooischrift wordt glas vanaf de bodem van een smeltwan via een doorloop afgeleverd aan de bodem van een afzonderlijke louterwan welke de vorm heeft van een schoor-10 steen, waarin de smelt omhoog stroomt in een uniform stijgende stroming terwijl deze wordt verhit. De smelt komt vervolgens direct in een conditioneerwan alwaar deze wordt gebracht op een gewenste verwerkingstemperatuur. In feite is de voornaamste bron van verwarming zowel voor het smelten als voor 15 het louteren van het glas electrische stroom, ofschoon facultatieve branders boven de louterschoorsteen zijn getoond.
De kostenbesparingen die gerealiseerd kunnen worden'door gebruik te maken van de eerder voorgestelde meervoudige-wansmeltovens zijn echter slechts bereikbaar ten koste van 20 een verlaging van de homogeniteit van het glas dat de oven verlaat. Verder heeft het glas af en toe de neiging om onvolledig ontgast te zijn. De vorming van de louterwan als een relatief diepe schoorsteen en de toepassing van ondergedompel-de electrische verhittere voor het handhaven van een sterk 25 stijgende stroming van glas in deze schoorsteen, zoals voorgesteld in het bovengenoemde Franse octrooischrift nr.
2 550 523, zouden deze nadelen niet vermijden.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om een werkwijze voor de vervaardiging van glas te verschaffen 30 welke de economische produktie van glas van een gegeven samenstelling en kwaliteit vergemakkelijkt.
Volgens de onderhavige uitvinding wordt een werkwijze voor de vervaardiging van glas verschaft, waarin grondstof wordt toegevoerd als een gemeng naar een continue glas-35 smeltwanoven, welke werkwijze omvat het smelten van het gemeng in een smeltwan en het overbrengen van de smelt naar een louterwan via een verzonken doorloop, het verhitten van de ; 880 1 ‘ : 4 - 4 - smelt in de louterwan teneinde deze te ontgassen, het afleveren van gesmolten gelouterd glas aan een conditioneerwan en dit aldaar te brengen op een gewenste verwerkingstemperatuur, met het kenmerk, dat de louterwan is verdeeld in stroomopwaartse en stroomafwaartse loutercellen door middel van een 5 dwarsdrempel, en de smelt in de stroomopwaartse loutercel wordt verhit teneinde een sprongzone tot stand te brengen, welke zich bevindt in de richting van het stroomafwaartse uiteinde van die cel, alsmede een circulatie van de smelt in die cel welke de sprongzone voedt.
10 Het toepassen van de onderhavige uitvinding verge makkelijkt de economische produktie van glas van een gegeven samenstelling en kwaliteit.
Dankzij de aanwezigheid van de sprongzone in de stroomopwaartse loutercel zal er een tamelijk goed gedefini-15 eerde circulatie van de smelt zijn binnen die cel. Dit bevordert het louteren van de smelt en tevens bevordert het een goede menging van de smelt in dat gebied. Verder is het waarschijnlijk, dat terugkerende oppervlaktestromingen gedwongen zullen worden te stromen in de stroomopwaarste richting over 20 een gedeelte van het gebied van de smelt in de stroomopwaartse loutercel. Elke dergelijke stroming zou werken in deze zin, dat schuim dat drijft op de smelt wordt weerhouden om te stromen in stroomafwaartse richting, over de dwarsdrempel en naar de conditioneerwan. De smelt die stroomt in stroom-25 afwaartse richting over de dwarsdrempel zal tamelijk dicht bij de sprongzone zijn en bijgevolg dicht bij het heetste gedeelte van de wan, en vanwege de relatieve ondiepte van de smelt boven de drempel, kunnen alle resterende bellen in de smelt tamelijk gemakkelijk ontsnappen. Zo kan voor een gege-30 ven samenstelling en kwaliteit van het te produceren glas, de werkwijze worden uitgevoerd, waarbij de louterwan wordt bedreven bij een lagere temperatuur dan anderszins zou worden vereist, en derhalve meer economisch.
Vanwege het patroon van de stroming in de smelt in 35 het stroomopwaartse gedeelte van de louterwan kan bovendien een grotere bellenpopulatiè worden getolereerd in de smelt C8801082 f - 5 - welke wordt toegevoerd aan de louterwan. Dientengevolge kan de smeltwan eveneens bij lagere temperatuur worden bedreven voor een gegeven samenstelling en kwaliteit van glas, waardoor verdere besparingen worden bereikt.
5 Een verder voordeel van de vervaardiging van glas volgens de werkwijze van de onderhavige uitvinding is, dat het de omschakeling van de produktie van glas met één samenstelling naar glas met een andere vergemakkelijkt. Omdat de oven is onderverdeeld in afzonderlijke smelt- en louterwannen 10 en omdat het louterwangrondvlak is voorzien van een drempel, worden gescheiden stromingscirculatiepatronen gevormd in de smelt, met als resultaat, dat wanneer de gemangsamenstelling wordt veranderd, bijv. van een gemeng voor de produktie van doorzichtig glas naar één voor de produktie van gekleurd 15 glas, de verandering in samenstelling in de smelt de neiging heeft om veel sneller plaats te vinden dan anderszins en de hoeveelheid onbruikbaar gas met een tussenliggende samenstelling wordt verminderd. Opgemerkt wordt hier, dat dergelijk onbruikbaar glas met een tussenliggende samenstelling moeilijk 20 kan worden gebruikt,zelfs als scherven voor opnieuw smelten.
Indien een dergelijk onbruikbaar glas dient te worden gebruikt als glasscherven, moet men de noodzakelijke zorg uitoefenen om de andere ingrediënten van het ruwe gemeng voortdurend aan te passen in afhankelijkheid van de variërende samenstel-25 ling van de glasscherven.
De vorm van het volume dat in beslag wordt genomen door de smelt in de stroomopwaartse loutercel heeft een belangrijke invloed op de stromingen in die cel. In voorkeursuitvoeringsvormen wordt het niveau van het oppervlak van de 30 smelt zodanig geregeld, dat de lengte van de stroomopwaartse loutercel groter is dan de gemiddelde diepte van de smelt in die cel. Het navolgen van deze maatregel is bevorderlijk voor de vorming van een continu' patroon van circulerende stromingen in het stroomopwaartse gedeelte van die cel en dit bevor-35 dert verder het louteren en de homogenisering van de smelt in dat gebied.
Met voordeel is de gemiddelde lengte van de stroom- r, 8 8 0 1 0 8 ? * - 6 - opwaartse loutercel tenminste gelijk aan de helft van zijn gemiddelde breedte, en bij voorkeur is de dwarsdrempel op een afstand geplaatst van de stroomopwaartse eindwand van de louterwan, welke afstand ten minste gelijk is aan de gemiddel-5 de breedte van de stroomopwaartse loutercel. Door één of beide van deze maatregelen toe te passen, is de hoek die wordt onderspannen door de stroomopwaartse eindwand van de louterwand bij de sprongzone kleiner dan deze anderszins zou zijn. Als gevolg maken alle terugkerende oppervlakte-10 stromingen, die stromen vanaf de sprongzone naar de stroomopwaartse eindwand van de louterwan, een scherpere hoek met de longitudinale richting van de oven en zij kunnen dus een verbeterde beteugelende werking uitoefenen op enig schuim op de smelt in de louterwan en hebben de neiging om het schuim 15 op te sluiten tegen de stroomopwaartse eindwand van de louterwan, zodat het niet kan stromen naar de conditioneerwan.
Het verdient de voorkeur, dat het niveau van het oppervlak van de smelt zo geregeld wordt, dat de gemiddelde diepte van de smelt boven de dwarsdrempel ten hoogste twee-20 vijfden van de de gemiddelde diepte van de smelt in de stroomafwaartse loutercel bedraagt. Tijdens bedrijf treedt er waarschijnlijk een terugkerende stroming van gesmolten glas op welke terugstroomt vanuit de stroomafwaartse loutercel, over de dwarsdrempel, en in de stroomopwaartse loutercel. Deze 25 terugkerende stroming, die zelfs kan stromen vanaf de conditioneerwan, zal bestaan uit glas dat koeler is dan dat welk een voorwaartse stroming vormt en dat stroomt’in stroomafwaartse richting vanaf de stroomopwaartse loutercel. Dientengevolge zal de voorwaartse stroming, die stroom over de dwarsdrempel, 30 de neiging hebben beperkt te worden tot een oppervlaktelaag welke, door toepassing van dit voorkeurskenmerk, iets minder zal zijn dan twee-vijfden van de diepte van de smelt in de stroomafwaartse loutercel. Aangezien de smelt, welke die voorwaartse stroming voedt, moet komen van de tamelijk nabij 35 gelegen sprongzone bij het heetste gedeelte van de louterwan, zal de voorwaartse stroming zelf sterk worden verhit, en sterke verhitting van een tamelijk dunne oppervlaktelaag .8801082 * - 7 - is zeer gunstig voor het louteren van de smelt.
De oven kan electrisch worden verhit door gebruik van in de smelt gedompelde electroden, en/of door branders, waarbij de keuze een zaak is van geschiktheid en zuinigheid.
5 In voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding wordt de louterwan ten minste gedeeltelijk verhit door verhitters die de smelt zeer sterk verhitten op een plaats in de richting van het stroomafwaartse.uiteinde van de stroomop-waartse loutercel. Dit is een zeer eenvoudige manier om een 10 sprongzone te creëren in de smelt nabij de dwarsdrempel, zonder ongepaste verhitting van de wandstructuur welke de smelt- en loutercompartimenten scheidt, met overeenkomstige voordelen voor de weerstand van die wandstructuur tegen erosie door de smelt. De toepassing van deze maatregel be-15 vordert tevens de verhitting van de smelt welke over de dwarsdrempel stroomt.
Het wordt tevens geprefereerd, dat er een verhitter is aangébracht teneinde de smelt boven deze dwarsdrempel te verhitten. Dit bevordert de nagenoeg volledige loutering 20 van de smelt.
Met voordeel is de diepte van de smelt in ten minste een gedeelte van de smeltwan minder dan de diepte van de smelt in ten minste een gedeelte van de louterwan. Door dit kenmerk toe te passen, kan de smeltwan ondieper worden 25 gemaakt, zodat het minder smelt zal bevatten en als resultaat daarvan verhittingsbesparingen kunnen worden bereikt.
Het zal duidelijk zijn, dat het meeste van, zo niet alles van de smelt in de smeltwan zal zijn bedekt door ongesmolten grondstof of door schuim. Dit heeft de neiging de bodem van 30 de smeltwan te beschermen tegen het verhittingseffect van elke brander in het smeltcompartiment. De louterwan dient anderzijds geen ongesmolten materiaal te bevatten en elk schuim dient daar wezenlijk te worden beperkt tot het stroomop-waartse uiteinde ervan. Een bepaalde diepte van de smelt in 35 de louterwan is derhalve gewenst, niet alleen om plaats te geven aan een gunstige circulatie van de smelt, maar tevens om een bepaalde mate van bescherming van de louterwanbodem .8801082 - 8 - door de smelt toe te staan tegen het effect van de branders boven die wan, om zo de neiging van de louterwanbodem om door de smelt geërodeerd te worden, te verminderen.
Bij voorkeur stroomt de smelt vanuit de smeltwan 5 in de louterwan via een stijgende doorgang. Dit is effectief in het voorkomen van terugkerende stromingen die stroomopwaarts stromen vanaf de louterwan terug in de smeltwan, hetgeen derhalve gunstig is voor de warmtebesparing en tevens voor de bevordering van een snellere uitwisseling tussen de 10 vervaardiging van glassoorten met verschillende samenstellingen.
In sommige van dergelijke uitvoeringsvormen laat men met voordeel de smelt^stromen vanuit de smeltwan in de louterwan via een doorloop die zich beneden het niveau van de bodem van de stroomopwaartse loutercel bevindt. Verlaging 15 van het niveau van de doorloop op deze wijze leidt tot een toegenomen koeling bij de doorloop: het grondvlak en de eindwanden van de doorloop kunnen uitsteken uit de bodem van de wanoven, zodat er een verhoogde warmtestraling zal zijn vanaf de vuurvaste delen welke de doorloop vormen. Als gevolg 20 zal de smelt, welke de louterwan binnentreedt, de neiging hebben koeler te zijn en zal derhalve de louterwan binnentreden als een voorwaarts stromende bodemstroming welke meer visceus is dan de smelt die zich reeds in de louterwan bevindt. Het zal duidelijk zijn, dat de stroomsterktes en de 25 krachten welke de voorwaartse en de terugkerende stromingen voortstuwen in de louterwan stroomopwaarts van de dwarsdrem-pel, in evenwicht moeten zijn. Vanwege de viscositeitsver-schillen tussen de stromingen in de smelt aldaar, zal de koelere bodemstroming dientengevolge meer ruimte in beslag 30 nemen en de terugkerende stroming beperken tot een relatief ondiepe oppervlaktelaag. De terugkerende oppervlaktestroming zal derhalve gedwongen worden om sneller te stromen. Dit is gunstig voor het stabiliseren van de stromingscirculatie en dit bevordert de terugdringing van enig schuim tegen de wand-35 structuur welke de smelt- en loutercompartimenten scheidt, '8801082 « - 9 - en voor een effectieve loutering van de smelt.
Alternatief of daarnaast, kan men de smelt met voordeel laten stromen over een tweede drempel die is voorzien in de richting van het stroomopwaartse uiteinde van de 5 stroomopwaartse loutercel. Een dergelijke tweede drempel kan werken als een barrière die het volume van de door de terugkerende oppervlaktestroming in beslag genomen ruimte beperkt en dienovereenkomstig tevens het effect heeft om de snelheid ervan te verhogen. Wederom worden stromingsstabilisatie, 10 schuimvasthouding en een effectieve loutering bevorderd. Bij toepassing van deze maatregel moet echter worden opgepast, omdat dit het gevolg heeft, dat de voorwaartse stroming welke langs het grondvlak van de louterwan stroomt, een verhoogde temperatuur zal hebben. Een dergelijke verhoging in 15 temperatuur dient niet zodanig te zijn, dat een onaanvaardbare erosie van het grondvlak van de stroomopwaartse loutercel wordt veroorzaakt.
Met voordeel wordt de smelt in de stroomopwaartse loutercel verhit door ten minste één ondergedompelde elec-20 trode. De toepassing van een dergelijke electrode zal een invloed hebben op de dichtheid van de smelt in diens onmiddellijke nabijheid en maakt bijgevolg een zeer fijne regeling van het patroon van stromingen in de smelt mogelijk. Door een dergelijke electrode bij of in geringe mate stroomop-25 waarts van de sprongzone te localiseren, kan in het bijzonder de locatie van de sprongzone beter gedefinieerd of gestabiliseerd worden, waardoor een gunstige circulatie van de smelt wordt bevorderd ten behoeve van de loutering en menging ervan.
30 In bepaalde voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding wordt gas geïnjecteerd in de smelt bij de sprongzone in de stroomopwaartse loutercel. Het kan enigszins tegenstrijdig lijken om gas te introduceren in de smelt in de louterwan, doch men dient daarbij in gedachten te houden, 35 dat het doel van het louteren is het verwijderen van de tamelijk kleine gasbellen in de smelt die afkomstig zijn van smaltreacties. Zeer veel grotere gasbellen kunnen door .« 880 1 082 * - 10 - '•t middel van injectie worden geïntroduceerd. Het zal duidelijk zijn, dat de krachten, welke bellen in de smelt doen stijgen, afhankelijk zijn van de derde macht van de bellenstraal, terwijl de krachten, die een dergelijke stijging verhinderen, 5 afhankelijk zijn van het kwadraat van hun straal. Zodanige geïnjecteerde bellen zullen het effect hebben van het stabiliseren van de positie van de sprongzone, het opsluiten van de stijgende stromingen aldaar teneinde te stromen in een meer nagenoeg verticale richting en sneller, en dit bevor-10 dert een stabiel patroon van circulerende stromingen in de smelt en derhalve de loutering van de smelt. Zo een gasinjectie is dus gunstig voor het verminderen van de tijd die nodig is voor het wisselen van de samenstelling van het te produceren glas.
15 In uitvoeringsvormen van de uitvinding waarin de smelt wordt verhit door één of meer ondergedompelde electro-den en waarin gas wordt geïnjecteerd zoals eerder vermeld, verdient het bijzondere voorkeur, dat de smelt in de stroom-opwaartse loutercel wordt verhit door ten minste één onder-20 gedompelde electrode op een plaats die dichter ligt bij het stroomopwaartse uiteinde van de cel dan de of een plaats waar gas wordt geïnjecteerd in de smelt. De toepassing van dit voorkeurskenmerk bleek een bijzonder gunstig en stabiel patroon van stromingen binnen de smelt in de stroomopwaartse 25 loutercel te bevorderen.
Met voordeel laat men de smelt stromen vanuit de louterwan naar de conditioneerwan via een hals. Dit levert een beperking op op de stroming tussen de louterwan en de conditioneerwan, in het bijzonder in het verminderen van 30 terugkerende stromingen vanaf de conditioneerwan naar de louterwan, hetgeen gunstig is voor het patroon van stromingen in de oven. Tevens is een dergelijke beperking voordelig wanneer het wenselijk is over te schakelen van de produktie van glas met één samenstelling op glas met een andere samen-35 stelling: een dergelijke overschakeling kan sneller tot stand worden gebracht met een overeenkomstige besparing in onbruikbaar glas met een tussenliggende samenstelling.
.8801082 - 11 - *
Bij voorkeur laat men de smelt stromen vanaf de louterwan naar de conditioneerwan onder een drijver die aanwezig is aan het stroomafwaartse uiteinde van de louterwan. De aanwezigheid van een dergelijke drijver heeft tot 5 gevolg, dat de smelt, welke de conditioneerzone binnentreedt, dit doet vanuit stromingen onder het oppervlak in de louterwan, en het vormt een effectieve laatste veiligheidsbarriêre tegen het binnentreden van oppervlakteschuim in die conditio-neerzone.
10 In de meest geprefereerde uitvoeringsvormen van de uitvinding wordt de maximumtemperatuur van het glas in de louterwan hoger gehouden dan de maximumtemperatuur van het glas in smeltwan. Dit verhoogt de brandstofbesparing in zoverre, dat de smeltwan niet wordt verhit tot de hoge tempe-15 ratuur die vereist is voor het louteren van het glas.
Met voordeel wordt de maximumtemperatuur van het glas in de louterwan gehandhaafd op een waarde die ten minste 70°C hoger is dan de maximumtemperatuur van het glas in de smeltwan. Dit begunstigt een snelle loutering van het glas.
20 In feite wordt de loutersnelheid verhoogd door de temperatuur in de louterwan toe te laten nemen, zodat voor de meest snelle loutering de wan zou kunnen worden bedreven bij een zo hoog mogelijke temperatuur die weerstaan kan worden door het vuurvaste materiaal waarvan de wan is gevormd. Ten-25 einde warmteverliezen uit de louterwan te beperken, is een dergelijk temperatuurverschil echter bij voorkeur niet meer dan 300°C. Het is gevonden, dat bij toepassing van een bepaalde oven en voor een bepaalde kwaliteit en samenstelling van het glas, de handhaving van een dergelijk temperatuur-30 verschil het grootste voordeel oplevert in brandstofbesparing.
De uitvinding kan worden toegepast op de vervaardiging van vele verschillende typen van glas. Het zal duidelijk zijn, dat de in de smelt- en louterwannen te handhaven optimale temperaturen zullen afhangen van het te produceren 35 type glas. Bijv. zullen borosilicaatglassoorten in het algemeen hogere temperaturen vereisen dan natronkalkglas voor het .8801082 - 12 - * bereiken van een bepaalde kwaliteit. Algemene vermeldingen voor alle typen glas kunnen echter worden gemaakt door verwijzing naar de temperatuur waarbij de logaritme (met betrekking tot grondtal 10) van de viscositeit van het glas in 5 Poises (10P is gelijk aan 1 pascalseconde) een bepaalde waarde, zeg N, heeft: dit wordt aangeduid door de uitdrukking "de N-temperatuur". In deze beschrijving zullen verwijzingen naar de N-temperatuur worden gevolgd door verwijzingen tussen haakjes naar de werkelijke temperatuurwaarden die de over-10 eenkomstige temperaturen voorstellen voor natronkalkglas.
Het verdient de voorkeur dat de maximumtemperatuur in de louterwan wordt gehandhaafd tussen de 2,08 temperatuur (1450°C) en de 1,85 temperatuur (1525°C). Alternatief of bovendien, verdient het de voorkeur dat de maximumtemperatuur 15 in de smeltwan wordt gehandhaafd tussen de 2,42 tempertuur (1350°C) en de 2,16 temperatuur (1425°C). Binnen deze trajecten wordt de in de louterwan vereiste maximumtemperatuur voornamelijk beheerst door de gewenste kwaliteit van het te produceren glas en wordt de in de smeltwan vereiste maximum 20 temperatuur beheerst door zowel de glaskwaliteit als de aanwezigheid of afwezigheid van smeltversnellingsmiddelen zoals natriumsulfaat, welke in het gemeng kunnen worden opgenomen.
Bij het smelten van glas voor de produktie van float-glas zou het derhalve bijv. wenselijk zijn om te werken tegen 25 de bovengrenzen van de aangegeven temperatuurtrajecten, maar voor de vervaardiging van bijv. flessenglas zou het voldoende zijn om te werken bij de lagere grenzen van deze temperatuurtrajecten in het bijzonder indien smeltversnellingsmiddelen opgenomen zullen worden in de grondstof.
30 Bij wijze van vergelijking wordt opgemerkt, dat de maximumtemperatuur in een conventionele oven waarin glas voor de produktie van float-glas wordt gesmolten en gelouterd in een enkele wan, voor een bepaalde gemengsamenstelling, ligt tussen de 1,85 temperatuur (1525°C) en de 1,75 temperatuur 35 (1550°C). De onderhavige uitvinding kan worden toegepast voor de produktie van float-glas van dezelfde kwaliteit uit dezelfde gemengsamenstelling, terwijl gewerkt wordt binnen de hier- ^8801082 - 13 - boven aangeduide temperatuurtrajecten. Dienovereenkomstig kan de maximumtemperatuur in de louterzone lager zijn en die in de smeltzone kan eveneens lager zijn, dan bij toepassing van een conventioneel proces en deze verminderde noodzaak 5 voor hoge temperaturen leidt tot verdere besparingen in het gebruik van brandstof.
In voorkeursuitvoeringsvormen van de uitvinding wordt nagenoeg het totale oppervlak van de smelt in de smelt-wan bedekt door ongesmolten en gedeeltelijk gesmolten grond-10 stof. Dit verzekert een concentratie van hitte op de te smelten grondstof en vermijdt nagenoeg de aanwezigheid van open oppervlaktegebieden van de smelt in de smeltwan. Indien dergelijke gebieden aanwezig zouden zijn, zou er een directe weg bestaan voor straling vanaf de wanbovenbouw naar het 15 vuurvaste materiaal dat het grondvlak van de wan vormt en dit kan een oververhitting van dat materiaal teweegbrengen. Een dergelijke oververhitting zou leiden tot een verhoogd warmteverlies via het smeltwangrondvlak en zou tevens de bruikbare levensduur van het vuurvaste grondvlakmateriaal 20 verkorten.
Het is voordelig dat het grondgebied van de louter-wan ten minste zo groot is als dat van de smeltwan. De toepassing van dit aspect bleek bijzonder gunstig te zijn voor de economische vervaardiging van goed gelouterd glas.
25 In sommige voorkeursuitvoeringsvormen van de uit vinding wordt de smelt vanuit de conditioneerwan toegevoerd naar een vlotterkamer. Het gebruik van een vlotterkamer is bijzonder voordelig voor de vervaardiging van vensterglas van hoge kwaliteit. Alternatief of bovendien kan de smelt 30 vanuit de conditioneerwan worden toegevoerd naar een trek-machine. Dit is bijzonder geschikt voor de vervaardiging van vensterglas dat te dun is om op gemakkelijke wijze te worden vervaardigd door middel van het float-proces.
De onderhavige uitvinding omvat glas dat vervaar-35 digd is door een werkwijze zoals deze eerder hierin is gedefinieerd.
.8801082 •r - 14 -
De uitvinding strekt zich tevens uit tot een oven voor de vervaardiging van glas en verschaft een continue glassmeltwanoven die een smeltcompartiment omvattende een wan en een met verhittingsorganen uitgeruste bovenbouw voor 5 het ontvangen en smelten van ruwe grondstof, een afzonderlijk loutercompartiment dat tevens een wan en een met verhittingsorganen uitgeruste bovenbouw omvat, middelen die een doorloop vormen welke een verbinding toestaat tussen de lagere gedeelten van de smelt- en louterwannen, alsmede een condi-10 tioneerwan voor het ontvangen van smelt uit de louterwan, heeft, met het kenmerk, dat de louterwan is onderverdeeld in stroomopwaartse en stroomafwaartse loutercellen door middel van een dwarsdrempel, en het verhittingsorgaan in het loutercompartiment is opgesteld om de smelt te verhitten 15 in de stroomopwaartse loutercel voor het tot stand brengen van een sprongzone die zich bevindt naar het stroomafwaartse uiteinde van die cel toe en van een circulatie van de smelt in die cel welke de sprongzone voedt.
Een dergelijke oven bevordert de economische pro-20 duktie van glas met een gegeven samenstelling en kwaliteit, bijv. via een werkwijze zoals hiervoor is beschreven. De ovenconstructie laat een gecontroleerde circulatie van de in de stroomopwaartse cel van de louterwan aanwezige smelt toe, hetgeen gunstig is voor de loutering van het glas.
25 Tevens is een dergelijke oven tamelijk gemakkelijk te bouwen. In tegenstelling tot bijv. de in het Franse octrooi-schrift nr. 2 550 523 (Sain-Gobain Vitrage SA) geopenbaarde oven, kan nagenoeg de gehele oven welke de smeltwan, de louterwan en de conditioneerzone omvat, worden geconstrueerd 30 met het grondvlak ervan op hetzelfde of bijna hetzelfde niveau. Omdat de oven van het Franse octrooischrift nr.
2 550 523 een verticale louterschoorsteen vereist, is het noodzakelijk dat de grondvlakken van de smelt- en conditio-neerzones zich bevinden op zeer verschillende niveau's en 35 dit brengt op zijn beurt een belangrijke hoeveelheid werk met zich mee in het oprichten van de dragerstructuur voor de '« 8 8 0 1 0 8 2 -15- conditioneerzone (en alle vormgevingsapparatuur die zich stroomafwaarts van de conditioneerzone bevindt), hetgeen niet vereist wordt voor de constructie van een wanoven volgens de onderhavige uitvinding.
Bij voorkeur is de gemiddelde diepte van de stroom-5 opwaartse cel van de louterwan minder dan de lengte van die cel. Dit bevordert de vorming van een continu patroon van circulerende stromingen in een smelt in het stroomopwaartse gedeelte van die cel en dit bevordert verder de loutering en homogenisering van de smelt in dat gebied.
10 Met voordeel is de gemiddelde lengte van de stroom opwaartse cel van de louterwan ten minste gelijk aan de helft van diens gemiddelde breedte en het verdient de voorkeur, dat de dwarsdrempel op een afstand is geplaatst van de stroomopwaartse eindwand van de louterwan, welke afstand 15 ten minste gelijk is aan de gemiddelde breedte van de stroomopwaartse loutercel. De toepassing van één of beide van deze aspecten heeft een gunstige invloed op het patroon van de stroming in de smelt in dat gebied van de louterwan en het geeft tevens ruimte voor een adequate verhitting van 20 die smelt zonder de wandstructuur, welke dë smelt- en louter-compartimenten scheidt, te onderwerpen aan zodanig buitensporige verhitting, welke onnodig de levensduur zou verkorten dankzij erosie.
Bij voorkeur is de gemiddelde hoogte van de dwars-25 drempel boven het grondvlak van de stroomafwaartse cel van de louterwan ten minste drie-vijfden van de gemiddelde diepte van die stroomafwaartse cel. Ee.n drempel met een dergelijke hoogte is gunstig voor het stabiliseren van stromingspatronen en voor het bevorderen van een goede loutering van 30 de smelt welke erover stroomt.
Het is voordelig dat de bovenbouw van het louter-compartiment is voorzien van verhitters die, wanneer men ze als een groep beschouwt, dichter bij de dwarsdrempel zijn geplaatst dan bij het stroomopwaartse uiteinde van dat com-35 partiment. Dit is een zeer eenvoudige manier ter verschaffing ----=- ^ .8801082 - 16 - van het vereiste verhittingsorgaan. Desvereist kunnen dergelijke verhitters uiteraard worden ondersteund door andere verhittingsorganen, bijv. door verhittingselectroden die uitsteken in de louterwan.
5 Bij voorkeur is de verhitter opgesteld teneinde het materiaal dat boven de dwarsdrempel stroomt te verhitten. Dit is gunstig voor het verzekeren van de verhitting en loutering van een voorwaarts stromende oppervlaktestroming van de smelt, welke over die drempel stroomt.
10 Het is voordelig, dat het grondvlak van ten minste een gedeelte van de smeltwan op een hoger niveau ligt dan het grondvlak van ten minste een gedeelte van de louterwan. Dit staat het gebruik van een smeltcompartiment met een kleinere capaciteit toe, hetgeen nuttige besparingen in 15 brandstofverbruik kan opleveren, terwijl het tegelijkertijd een beschermingsmaatregel mogelijk maakt voor het grondvlak van de stroomopwaartse cel van de louterwan tegen oververhitting en erosie, krachtens de diepte van de smelt welke tijdens bedrijf zich daarboven bevindt.
20 Bij voorkeur staat de doorloop in verbinding met t de stroomopwaartse loutercel via een stijgende doorgang. Dit is effectief voor het verhinderen van terugkerende stromingen, welke vanaf de loutercel stroomopwaarts terugstromen in de smeltwan en derhalve gunstig voor warmtebesparing en tevens 25 voor de bevordering van een snellere omschakeling van de vervaardiging van glas met één samenstelling naarglas met een andere.
In sommige van dergelijke uitvoeringsvormen verdient het de voorkeur, dat de overloop zich bevindt onder 30 het niveau van het grondvlak van de louterwan. Het is tamelijk eenvoudig om het niveau van het grondvlak van de oven te verlagen over het tamelijk kleine gebied dat noodzakelijk is voor het definiëren van een dergelijke doorloop. Naast het hebben van een gunstige invloed op het stromingspatroon 35 van de smelt tussen de schaduwwand en de dwarsdrempel, zoals eerder werd aangestipt, kan door verlaging van het niveau van de doorloop op deze wijze het vuurvaste materiaal, dat .8801082 - 17 - ï de doorloop definieert, worden gehandhaafd op een lagere temperatuur, waardoor dat vuurvaste materiaal minder onderhevig wordt gemaakt aan erosie.
Alternatief of bovendien kan een tweede drempel 5 aanwezig zijn nabij het stroomopwaartse uiteinde van de louterwan. Een dergelijke tweede drempel is zeer gemakkelijk te installeren en kan een zelfde gunstige invloed hebben op het stromingspatroon van de smelt. Zo een drempel kan tevens fungeren als afscherming van het gebied van de doorloop 10 tegen de verhitters in de louterzone, en derhalve de levensduur van het vuurvaste materiaal dat de doorloop vormt, verlengen. Het zal duidelijk zijn, dat de tweede drempel zelf zal worden blootgesteld aan een tamelijk sterke verhitting tijdens bedrijf van de oven, zodat deze drempel vervaardigd 15 dient te zijn van een materiaal met een hoge graad van vuurvastheid. Tevens kan de toepassing van een dergelijke drempel als effect hebben het verhogen van de temperatuur van de stromingen die langs de bodem van de stroomopwaartse louter-cel tussen de twee drempels stromen, en dientengevolge dient 20 men aandacht te schenken aan het feit of het noodzakelijk is om dat gedeelte van het grondvlak te vervaardigen van een materiaal met een hogere mate van vuurvastheid dan anderszins het geval zou zijn.
Het is gunstig dat ten minste één verhittingselec-25 trode aanwezig is voor onderdompeling in de smelt in de stroomopwaartse loutercel. Het gebruik van een dergelijke electrode maakt een zeer fijne regeling van het patroon van stromingen in de smelt mogelijk. Door een dergelijke electrode te plaatsen bij of in geringe mate stroomopwaarts 30 van de sprongzone, kan in het bijzonder de locatie van de sprongzone beter gedefinieerd of gestabiliseerd worden, zodat een gunstige circulatie van de smelt wordt bevorderd ten behoeve van de loutering en menging ervan.
In bepaalde voorkeursuitvoeringsvormen van de 35 uitvinding is een middel aanwezig voor het injecteren van gas in de louterwan bij de sprongzone. Dit stabiliseert de .8801082 κ - 18 - sprongzone en heeft een gunstige invloed op het stromings-circulatiepatroon in de smelt.
In uitvoeringsvormen van de uitvinding waarin de smelt wordt verhit door één of meer ondergedompelde electro-5 den en waarin gas wordt geïnjecteerd zoals eerder vermeld, verdient het bijzondere voorkeur, dat tenminste één dergelijke verhittingselectrode zich bevindt op een plaats die dichterbij het stroomopwaartse uiteinde van die cel is dan de of een plaats van een dergelijk gasinjectiemiddel. De 10 toepassing van dit voorkeurskenmerk bleek een bijzonder gunstig en stabiel patroon van stromingen binnen de smelt in de stroomopwaartse loutercel te bevorderen.
De louterwan is bij voorkeur verbonden met de conditioneerwan via een hals. Een dergelijke hals is zeer 15 eenvoudig te construeren en het gebruik ervan heeft een gunstige invloed op het stromingspatroon in de smelt, in het bijzonder voor het verminderen van terugkerende stromingen, en op de snelheid waarmee kan worden overgeschakeld van de produktie van glas met één samenstelling naar glas met een 20 andere.
Met voordeel is een drijver aanwezig bij het stroomafwaartse uiteinde van de louterwan. Zo een drijver kan voorkomen dat materiaal, dat boven op de smelt drijft, verder stroomafwaarts stroomt. Indien een dergelijke drijver 25 aanwezig is,opgesteld in een hals tussen de louterwan en de conditioneerwan, kan de drijver korter worden gemaakt dan wanneer deze is geplaatst in de louterwan zelf.
Het is voordelig, dat het grondgebied van de louterwan ten minste zo groot is als dat van de smeltwan. Het over-30 nemen van deze maatregel bleek met name gunstig te zijn voor de economische vervaardiging van goed gelouterd glas.
De uitvinding is bijzonder geschikt voor de produktie van een smelt met hoge kwaliteit, die geschikt is om te worden gevormd tot glasplaten, bijv. door middel van het 35 float-proces. In voorkeursuitvoeringsvormen is de conditioneerwan derhalve aangesloten op een vlotterkamer ten behoeve van de toevoer van gesmolten glas.
:8801082 - 19 -
Alternatief of bovendien verdient het de voorkeur, dat de conditioneerwan is aangesloten, ten behoeve van de toevoer van gesmolten glas, op een trekmachine. Dergelijke uitvoeringsvormen zijn bijzonder geschikt voor de produktie 5 van vensterglas dat dunner is dan wat op gemakkelijke wijze kan worden vervaardigd door middel van het float-proces.
De onderhavige uitvinding zal thans nader worden beschreven aan de hand van de bijgevoegde schematische tekeningen waarin: 10 Figuren 1 en 2 doorsneden in bovenaanzicht resp.
zijaanzicht zijn van een continue glassmeltwanoven volgens de uitvinding, welke een smeltcompartiment, een loutercompar-timent en een conditioneerwan omvat.
Figuur 3 een vergroot zijaanzicht is in dwarsdoor-15 snede van het loutercompartiment van de wanoven van figuur 1, en
Figuur 4 een zijaanzicht in dwarsdoorsnede is van het loutercompartiment van een eerste alternatieve uitvoeringsvorm van de wanoven, 20 Figuren 5 en 6 zijn boven- resp. zijaanzichten in dwarsdoorsnede van een tweede alternatieve uitvoeringsvorm van de wanoven,
Figuur 7 is een zijaanzicht in dwarsdoorsnede van een derde alternatieve uitvoeringsvorm van de wanoven, 25 Figuren 8 en 9 zijn boven- resp. zijaanzichten in dwarsdoorsnede van een vierde alternatieve uitvoeringsvorm van de wanoven,
Figuren 10 en 11 zijn boven- resp. zijaanzichten in dwarsdoorsnede van een vijfde alternatieve uitvoerings-30 vorm van de wanoven,
Figuren 12 en 13 zijn boven- resp. zijaanzichten in dwarsdoorsnede van een zesde alternatieve uitvoeringsvorm van de wanoven,
Figuur 14 is een zijaanzicht in dwarsdoorsnede 35 van een zevende alternatieve uitvoeringsvorm van de wanoven.
In figuren 1 en 2 omvat een continue glassmeltwanoven een smeltcompartiment 1 dat een wan 2 bevat welke in .8801082 - 20 - i smeltstroomcontact staat met een wan 3 van een loutercompar-timent 4 via een verzonken doorloop 5 onder een wandstruc tuur 6 welke de stroomafwaartse eindwand van de smeltwan 2 en de stroomopwaartse eindwand van de louterwan 3 vormt. Op het 5 grondvlak van de louterwan 3 is een dwarsdrempel 7 geplaatst die de louterwan 3 onderverdeelt in stroomopwaartse en stroomafwaartse loutercellen 8 en 9. In de weergegeven uitvoeringsvorm is de lengte van de stroomopwaartse loutercel 8 groter dan de diepte ervan, en die lengte is tevens groter 10 dan de breedte van de stroomopwaartse loutercel 8. Bij het stroomafwaartse uiteinde van de louterwan 3 bevindt zich een hals 10 welke een verbinding oplevert met een conditioneer-wan 11, waaruit gesmolten glas kan worden onttrokken en toegevoerd aan niet-weergegeven glasvormgevingsapparatuur. Zulk 15 een glasvormgevingsapparatuur kan omvatten, en omvat bij voorkeur een vlotterkamer en/of een vlakglastrekmachine. De uitlaat van de geïllustreerde conditioneerwan 11 is in feite ontworpen voor toevoer naar een vlotterkamer. Dergelijke vorm-gevingsapparatuur kan alternatief, of bovendien, de vorm aan-20 nemen van één of meer walsmachines voor de produktie van figuurglas, of vormmachines voor de produktie van glazen flessen of ander hol glas. Het zal echter duidelijk zijn, dat kwaliteitsvereisten voor figuurglas en holglas gewoonlijk niet zo hoog zijn als die voor vensterglas.
25 Een tweede facultatieve drempel 12 is geplaatst op korte afstand stroomafwaarts van de doorloop 5 onder vorming van een stijgende doorgang 13 waardoor de smelt de louterwan 3 binnentreedt. Voor dit doel is de top van die tweede drempel 12 aangebracht op een niveau dat hoger is dan 30 de top van de doorloop 5.
Het smeltoppervlakteniveau is in figuur 2 weergegeven door de lijn 14. Een drijver 15 bevindt zich bij het stroomafwaartse uiteinde van het loutercompartiment 4 in de ingang van de hals 10.
35 In figuren 3 en 4 zijn die onderdelen, welke tevens zijn weergegeven in figuren 1 of 2 dezelfde verwijzingscijfers .8801082 4 - 21 - toegekend. Figuren 3 en 4 laten tevens zien, hoe de wand-structuur 6 de atmosferen scheidt die omvat worden door de bovenbouwen 16 resp. 17 van de smelt- en loutercompartimenten 1 resp. 4. Tevens is weergegeven de stroomafwaartse eind-5 brander 18 voor elk smeltcompartiment 1 en drie dwarsbranders 19, 20, 21 in elk loutercompartiment 4, van welke de meest stroomafwaarts gelegen brander 21 zich bevindt boven de dwarsdrempel 7. Deze branders 19, 20, 21 zijn zodanig geplaatst en ingesteld, dat ze een sprongzone, weergegeven door 10 pijl 22, in de stroomopwaartse cel 8 van de louterwan 3 handhaven, welke zone zich stroomopwaarts bevindt van de dwarsdrempel 7, doch dichter bij die drempel dan bij de wand-structuur 6.
In de in figuren 1, 2 en 3 weergegeven uitvoerings-15 vorm is het grondvlak 23 van de smeltwan 1 op hetzelfde niveau als het grondvlak 24 van de stroomopwaartse cel 8 van de louterwan 3, stroomopwaarts van de dwarsdrempel 7, en is dit niveau in geringe mate hoger, bijv. circa 0,3 m, dan het niveau van het grondvlak 25 van de louterwan 3 stroomafwaarts 20 van die dwarsdrempel 7, welk laatste grondvlak doorloopt onder vorming van het grondvlak van de hals 10 en de condi-tioneerzone 11.
Tijdens bedrijf van de in figuur 3 getoonde uitvoeringsvorm zal er een voorwaartse stroming van de smelt 25 zijn via de doorloop 5 en naar boven door de stijgende doorgang 13. Vanwege de configuratie van deze stijgende doorgang kan er nagenoeg geen terugkerende stroming vanuit de louterwan 3 naar de smeltwan 2 bestaan, mits de louterwan wordt gehouden op een hogere temperatuur dan de smeltwan, zodat 30 de smelt in de louterwan minder dicht is dan die welke daarin binnen treedt. De smelt, welke door de stijgende doorgang 13 naar boven strocHifc, zal stromen over de tweede drempel 12 als een stroming onder het oppervlak, omdat deze koeler is dan de smelt welke eerder was blootgesteld aan de branders 19 tot 35 21, en zij zal derhalve een dalende stroming vormen aan de stroomafwaartse zijde van die tweede drempel 12, waarbij zij een voorwaartse stroming van de smelt voedt in de stroomop- . " M 0 6 2 - 22 - waartse loutercel 8 tussen de twee drempels, welke naar de sprongzone 22 voert. Omdat de smelt daar zijn heetste temperatuur en kleinste dichtheid heeft, zal zij een stijgende stroming vormen die in alle richtingen over het oppervlak van de 5 smelt in buitenwaartse richting zal stromen. Een gedeelte van die oppervlaktestroming zal bestaan uit terugkerende oppervlakte stromingen die terugstromen naar de wandstructuur 6. De hoek die onderspannen wordt door de wandstructuur 6 bij de sprongzone 22 zal duidelijk kleiner zijn naar mate de afstand 10 daartussen groter is. Als resultaat kunnen de terugkerende oppervlaktestromingen die terug gericht zijn naar de wandstructuur in de weergegeven uitvoeringsvorm een voldoende component hebben in de longitudinale richting van de oven om bellen, die stijgen naar het oppervlak van de smelt in de 15 stroomopwaartse loutercel 8 stroomopwaarts van de sprongzone, terug te dringen tegen de wandstructuur. Terugkerende oppervlaktestromingen die tegen de wandstructuur stromen, zullen in geringe mate koeler zijn door contact met die wandstructuur en/of door contact met de smelt welke de 20 stroomopwaartse loutercel binnentreedt vanuit de smeltwan, en deze stromingen zullen derhalve dalen te zamen met de vers instromende smelt en wederom terug circuleren langs de tweede drempel 12 en langs het grondvlak 24 naar de sprongzone 22. Oppervlaktestromingen die stroomafwaarts van de 25 sprongzone 22 stromen zullen over de dwarsdrempel 7 vloeien in de stroomafwaartse cel 9 van het loutercompartiment 4 en vandaar via de hals 10 naar de conditioneerwan 11. In de candi-tioneerwan 11 (niet weergegeven in figuur 3) zal de smelt, welke in contact komt met de zij- en eindwanden, eveneens 30 worden gekoeld onder vorming van dalende stromingen en deze zullen terugkerende bodemstromingen voeden welke langs het grondvlak 25 stromen. Stroming van deze stromingen terug in de louterwan 3 zal worden beperkt door de aanwezigheid van de hals 10, maar desalniettemin zal er wat smelt zijn in deze 35 stromingen dat zal stromen onder vorming van een stijgende stroming aan de stroomafwaartse zijde van de dwarsdrempel 7 en dit zal naar boven stromen over die drempel en dalen om .880108;
A
- 23 - zo de onderzijde van de sprongzone 22 te voeden vanuit het stroomafwaartse uiteinde. De aanwezigheid van deze over de drempel terugkerende stroming forceert een zeer ondiepe voorwaartse oppervlaktestroming over de drempel, zodat smelt in die 5 voorwaartse stroming goed is blootgesteld aan verhitting vanaf de stroomafwaartse brander 21 boven de drempel 7. Dit systeem van stromingen bevordert een goede menging en loutering van de smelt in de louterwan.
In afwezigeheid van de facultatieve tweede drempel 10 12 zal de smelt, welke via de doorloop 5 stroomt, de neiging hebben te stromen als een voorwaartse bodemstroming direct naar de onderkant van de sprongzone 22. Wederom zullen terugkerende oppervlaktestromingen ontstaan en in stand worden gehouden, maar omdat deze terugkerende stromingen niet zullen 15 worden belemmerd door de aanwezigheid van de tweede drempel, kunnen zij dalen naar de onderkant van de wandstructuur en vervolgens samenkomen met de voorwaartse bodemstroming welke de onderkant van de sprongzone voedt. In dit geval kan er een geringe terugkerende stroming optreden door de doorloop.
20 In aanwezigheid van de tweede drempel 12 zal het grondvlak 24 van de stroomopwaartse loutercel 8 de neiging hebben om heter te zijn dan wanneer die drempel niet aanwezig is. Dit zal natuurlijk leiden tot een toegenomen mate van erosie van het grondvlak 24, zelfs in die mate dat het de 25 levensduur ervan tot een onaanvaardbare graad verkort. Het zal niet altijd mogelijk zijn om dit adequaat te compenseren door de verhitting van de stroomopwaartse loutercel 8 te verminderen met inachtneming van de temperaturen die noodzakelijk zijn om een geschikte ontgassing van de smelt teweeg te 30 brengen. Eén wijze ter compensering zou zijn het vervaardigen van het grondvlak 24 uit een materiaal dat een hogere mate van vuurvastheid heeft dan nodig zou zijn indien de tweede drempel niet aanwezig zou zijn. Een andere wijze ter compensatie zou zijn het verlagen van het niveau van het grondvlak 35 24 van de stroomopwaartse loutercel 8, bijv. tot het niveau van het grondvlak 25 van de stroomafwaartse loutercel 9. De extra diepte van de smelt in de stroomopwaartse loutercel 8 .8801002 - 24 - * zou dan een verhoogde beschermende werking hebben op het grondvlak 24 tegen stralingswarmte van de branders 19 tot 21.
In de uitvoeringsvorm van figuur 4 vertoont het grondvlak 23 van de smeltwan 2 een helling naar beneden aan 5 diens stroomafwaartse uiteinde, zoals weergegeven bij 26, onder vorming van een verzonken doorloop 5, onder het niveau van het grondvlak 24 van de stroomopwaartse loutercel 8. Het doorloopvlak 27 is verbonden met het grondvlak 24 van de stroomopwaartse loutercel door middel van een wand 28 die, 10 met de wandstructuur 6, een stijgende doorgang 13 definieert voor de smelt om vanuit de smeltwan de louterwan binnen te treden. Een drempel 29 is aanwezig in de smeltwan 2 op de scheiding tussen de horizontale en hellende gedeelten 23 en 26 van het wangrondvlak teneinde een stijgende stroming van 15 de smelt in de smeltwan 2 aan te moedigen en elke directe voorwaartse bodemstroming van gedeeltelijk gesmolten materiaal vanuit de smeltwan in de doorloop te belemmeren. In deze uitvoeringsvorm is het stromingspatroon stroomafwaarts van de onmiddellijk nabijheid van de doorloop sterk gelijkend 20 op dat van de uitvoeringsvorm in figuur 3 zonder de facultatieve tweede drempel. Toch wordt opgemerkt, dat er een zeer geringe, indien al aanwezig, mogelijkheid bestaat op glas dat een terugkerende stroming vormt welke terugstroomt via de doorloop vanuit de louterwan. Het wordt opgemerkt, dat 25 een dergelijke tweede drempel desgewenst in de in figuur 4 weergegeven uitvoeringsvorm aanwezig kan zijn, bijv. boven de doorloopeindwand 28.
In de uitvoeringsvorm van figuur 4 liggen de grondvlakken 24, 25 van de stroomopwaartse en stroomafwaartse 30 loutercellen 8, 9 op hetzelfde niveau, welk niveau lager is, bijv. 30 cm lager, dan het niveau van het horizontale grond-vlakgedeelte 23 van de smeltwan.
Een specifieke uitvoeringsvorm van een continue glassmeltwanoven welke ontworpen is volgens figuren 1 tot 3 35 voor de produktie van glas in een hoeveelheid van 50 ton per dag, heeft de volgende afmetingen.
Breedte van smeltwan 2 4,0 m
Breedte van doorloop 5 0,7 m ,8801082 - 25 -
Breedte van louterwan 3 4,0 m
Breedte van hals 10 1,2 m
Breedte van conditioneerwan 11 3,6 m
Diepte van smeltwan 2 0,9 m 5 Hoogte van doorloop 5 0,3 m
Diepte van stroomopwaartse loutercel 8 0,9 m
Diepte van stroomafwaartse loutercel 9 1,2 m
Diepte van hals 10 1,2 m
Diepte van conditioneerwan Tl 1,2 m 10 Diepte van smelt boven dwarsdrempel 7 0,3 m
Diepte van smelt boven tweede drempel 12 0,3 m
Lengte van smeltwan 2 4,5 m
Lengte van doorloop 5 1,2 m
Lengte in beslag genomen door doorgang 13 0,6 m 15 Lengte in beslag genomen door dwars drempel 7 0,6 m
Lengte tussen drempels van stroomopwaartse cel 8 3,5 m Lengte in beslag genomen door tweede 20 drempel 12 0,6 m
Lengte van stroomafwaartse loutercel 9 4,0 m
Lengte van hals 10 3,0 m
Lengte van conditioneerwan 11 6,0 m
Voor de produktie van zeer gelouterd natronkalkglas 25 met normale samenstelling, kan een dergelijke oven worden geëxploiteerd met een maximale smelttemperatuur in de smeltwan van circa 1375°C (de 2,33 temperatuur), terwijl de maximum temperatuur van de smelt in de louterwan circa 1475°C (de 2,0 temperatuur) bedraagt.
30 In de in figuren 5 en 6 weergegeven uitvoeringsvorm is het smeltcompartiment 1 van het keervlam- of hoefijzervlam-type waarin branderpoorten zoals 30 opgesteld zijn in de in-voerzijdewand 31. Een aantal electroden 32 is gedompeld in de smelt in de smeltwan 2 ter levering van extra warmte-ener-35 gie voor het smelten van het gemeng. Het grondvlak 23 van de smeltwan 2 en het grondvlak 24 van de stroomopwaartse loutercel 8 liggen op hetzelfde niveau, zodat de smelt die loutercel binnentreedt via een rechte doorloop 5. Het grondvlak 25 .8801082 * - 26 - van de stroomafwaartse loutercel 9, de hals 10 en de condi-tioneerwan 11 ligt eveneens op datzelfde niveau.
Het loutercompartiment 4 wordt verhit door zijbran-ders onder gebruikmaking van.drie branderpoorten 19, 20, 21 aan 5 elke zijde. De weergegeven stroomafwaartse branderpoort 21 is geplaatst boven de dwarsdrempel 7 welke de stroomopwaartse en stroomafwaartse loutercellen 8 en 9 scheidt. Extra warmte-energie wordt toegevoerd aan de stroomopwaartse loutercel 8 onder gebruikmaking van hulpelectroden 33 die in bovenwaartse 10 richting uitsteken door het grondvlak 24 van die cel, waarvan één electrode nagenoeg in het middelpunt van de cel 8 is geplaatst en twee zijn opgesteld in de richting van de stroomopwaartse eindwandstructuur 6 van het loutercompartiment. Het gebruik van dergelijke hulpelectroden 33 in de stroomopwaartse 15 loutercel 8 is gunstig voor de bevordering van een gewenst en stabiel stromingspatroon van convectiestromingen in de smelt in die cel.
De lengte van de stroomopwaartse loutercel 8, dat wil zeggen de afstand tussen de dwarsdrempel 7 en de stroom-20 opwaartse eindwand 6, is groter dan diens breedte, en diens breedte is op zijn beurt groter dan de diepte van de smelt in die cel. De smeltwan 2 en de louterwan 3 hebben dezelfde breedte. De diepte van de smelt boven de dwarsdrempel 7 is ongeveer één-vierde van de totale diepte van de smelt in de 25 wanoven.
Gelouterde smelt, welke de stroomafwaartse loutercel 9 verlaat, stroomt onder drijver 15 door om zo de hals 10 binnen te treden en vandaar stroomt zij in de conditio-neerwan 11 naar de uitlaatzijde van de oven, hier aangegeven 30 als een schenktuït 34 voor de toevoer van gesmolten glas aan een walsmachine of vlotterkamer (niet weergegeven).
Een specifieke uitvoeringsvorm van een continue glassmeltwanoven, welke ontworpen is volgens figuren 5 en 6, voor de produktie van glas in een hoeveelheid van 250 ton per 35 dag heeft een smeltwan 2 die in horizontale projectie een 2 oppervlakte heeft van 89 m (8,5 x 10,5 m), een louterwan 3 ,8801082 t - 27 - . 2 die in horizontale projectie een oppervlakte heeft van 148 m (8,5 x 17,4 m) en een conditioneerwan 11 die in horizontale 2 projectie een oppervlakte heeft van 120 m .
In de oven van figuur 7 wordt het smeltcompartiment 5 1 verhit door zijbranders en steken electroden 32 omhoog door het grondvlak 23 onder verschaffing van extra energie voor het smelten van het gemeng. Het niveau van het smeltwangrond-vlak 23 is verlaagd aan diens stroomafwaartse uiteinde, zodat de doorloop 5 lager ligt dan het niveau van het smeltwangrond-10 vlak. Het grondvlak 24 van de stroomopwaartse loutercel 8 ligt op het niveau van het grondvlak van de doorloop, evenals het grondvlak 25 van de stroomafwaartse loutercel en het grondvlak van de hals 10 en conditioneerwan 11.
Het loutercompartiment 4 van de oven volgens figuur 15 7 is voor het grootste deel van hetzelfde ontwerp als van de in figuren 5 en 6 weergegeven ovens, behalve de opstelling van de hulpelectroden 33 in de stroomopwaartse loutercel. In figuur 7 is er een rij van vier verticale electroden 33 opgesteld dichter bij de drempel 7 dan bij de stroomopwaartse 20 eindwand 6. De electroden 33 kunnen bijv. zijn opgesteld nagenoeg langs de neutrale lijn van de cel 8, dat wil zeggen, de dwarslijn die voert door de sprongzone (vergelijk 22 in figuren 3 en 4). Het gebruik van dergelijke electroden bevordert de opwaartse stroming van de smelt bij de sprongzone en 25 geeft een betere definitie van, of herdefinieert de plaats van die sprongzone, waardoor een goede mening en loutering van de smelt worden bevordert.
Bij het verlaten van de louterwan 3 treedt de smelt de hals 10 binnen en passeert onder een brugwand 35, welke 30 vrij is van het oppervlak van de smelt, en passeert vervolgens in de conditioneerwan 11 vanwaar het kan worden toegevoerd aan elke gewenste glasvormgevingsapparatuur.
De lengte van de stroomopwaartse loutercel 8, dat wil zeggen, de afstand tussen de dwarsdrempel en de stroom-35 opwaartse eindwand 6, is groter dan diens breedte, en diens breedte is op zijn beurt groter dan de diepte van de smelt in die cel. De smeltwan 2 en de louterwan 3 hebben dezelfde .8801082 * - 28 - « breedte. De diepte van de smelt boven de dwarsdrempel 7 is cngeveer twee-vijfden van de totale diepte van de smelt in de stroomopwaartse loutercel 8.
Een specifieke uitvoeringsvorm van de continue glas- 5 smeltwanoven, ontworpen volgens figuur 7, voor de produktie van glas in een hoeveelheid van 500 ton per dag heeft een smeltwan 2 met een oppervlakte in horizontale projectie van 2 141 m (10 m x 14,1 m), een louterwan 3 welke een oppervlakte 2 in horizontale projectie heeft van 334 m (10 n x 23,4 m) 10 en een conditioneerwan 11 welke in horizontale projectie een 2 oppervlakte heeft van 160 m .
In de uitvoeringsvorm van figuren 8 en 9 komt het ontwerp van het smeltcompartiment 1 nagenoeg overeen met dat wat is beschreven onder verwijzing naar figuren 1 en 2.
15 Het grondvlak van de totale oven ligt op hetzelfde niveau en de smelt treedt het loutercompartiment 4 binnen via een rechte doorloop 5.
Het loutercompartiment 4 is van een ruwweg hetzelfde ontwerp als dat, beschreven onder verwijzing naar figuren 20 5 en 6, waarbij het voornaamste verschil bestaat uit de opstelling van de hulpelectroden 33 en de aanwezigheid van gas-injectoren 36 in de stroomopwaartse loutercel 8. Langs de neutrale lijn van die cel steekt een reeks van drie gasjLnjec-toren 36 naar boven door het grondvlak 24. De centrale injec-25 tor 36 is opgesteld onder definiëring van de sprongzone. Verticaal op afstand van elkaar geplaatste paren 33a, 33b van hulpelectroden steken in de smelt in loutercel 8 via diens zijwanden. Aan elke zijde van de loutercel is één paar 33a van hulpelectroden opgesteld op geringe afstand stroomop-30 waarts van de neutrale lijn, terwijl het andere paar 33b is opgesteld op geringe afstand stroomafwaarts van die lijn.
Deze opstelling van gasinjectoren en hulpelectroden is zeer gunstig voor het verkrijgen van een goed gedefinieerde sprongzone en een stabiel stromingspatroon in de smelt ten 35 behoeve van goede menging en loutering.
In een variant zijn de stroomafwaartse paren van hulpelectroden weggelaten, en in een andere variant, zijn extra .8801082 0 - 29 - stroomopwaartse paren van hulpelectroden 33 voorzien dicht bij de aangegeven posities 33a. Deze opstellingen zijn tevens zeer gunstig voor het bereiken van een goede loutering en menging van de smelt.
5 Bij verlaten van de louterwan 3 treedt de smelt een hals 10 binnen, welke relatief tamelijk smaller is dan de halzen 10 van eerderbeschreven uitvoeringsvormen. Dienovereenkomstig is geen drijver 15 of .brugwand 35 aanwezig bij de ingang naar de hals 10 in deze uitvoeringsvorm. Vanuit de 10 hals 10 komt de smelt terecht in een conditioneerwan 11 met twee uitlaten voor voeding van twee glasvormgevingsmachines, bijv. trekmachines.
Een specifieke uitvoeringsvorm van de volgens figuren 8 en 9 ontworpen continue glassmeltwanoven voor de pro-15 duktie van glas in een hoeveelheid van 100 ton per dag heeft een smeltwan 2 welke in horizontale projectie een oppervlakte 2 heeft van 36 m (6 m x 6 m) en een louterwan 3 welke in 2 horizontale projectie een oppervlakte heeft van 59 m (6 m x 9,8 m) .
20 Figuren 10 en 11 geven een uitvoeringsvorm van een continue glassmeltwanoven weer welke bijzonder geschikt is voor de vervaardiging van glas bij zeer hoge produktiesnelheden, bijv. 600 ton per dag. Het totale ovengrondvlak ligt op hetzelfde niveau. Het smeltcompartiment 1 is van hetzelfde 25 ontwerp als dat, wat beschreven is onder verwijzing naar fi-furen 1 en 2, en de smelt passeert vanuit de smeltwan 2 in de louterwan 3 via een rechte doorloop 5 welke relatief nogal breder is dan de doorlopen 5 van de eerderbeschreven uitvoeringsvormen. De louterwan 3 is breder dan de smeltwan 2.
30 Het loutercompartiment 4 wordt verhit door dwars- branders en vanwege diens hoge ontwerpcapaciteit is deze voorzien van vier branderpoorten aan elke zijde. De naar het stroomafwaartse uiteinde gelegen branderpoort 21 van deze poorten is opgesteld ter verhitting van de smelt stroomaf-35 waarts van de dwarsdrempel 7 alsmede van smelt welke stroomt over die drempel. Drempel 7 beslaat circa twee-derden van de .8801082
A
- 30 - totale diepte van de smelt en is geplaatst op een afstand van de stroomopwaartse eindwand 6 van de louterwan welke circa tweemaal de diepte van de smelt bedraagt en circa vijf-zesden van de breedte van de louterwan.
5 Een reeks van vier gasinjectoren 36 is opgesteld langs de neutrale lijn van de stroomopwaartse loutercel 8.
Een verspringend aangebrachte dwarsreeks van drie hulpelec-troden 33 steekt uit in bovenwaartse richting door het grondvlak van die cel iop een locatie die dicht bij, doch 10 stroomopwaarts van de neutrale lijn ligt. Een tweede reeks van hulpelectroden 33c is bij voorkeur aanwezig stroomopwaarts van de eerste. Desgewenst kan een dergelijke tweede reeks van hulpelectroden stroomafwaarts van de neutrale lijn zijn opgesteld.
15 Een specifieke uitvoeringsvorm van een volgens figu ren 10 en 11 ontworpen continue glassmeltwanoven voor de pro-duktie van glas in een hoeveelheid van 600 ton per dag heeft een smeltwan 2 welke in horizontale projectie een oppervlakte o heeft van 150 m^, een louterwan 3 welke in horizontale projec- 2 20 tie eveneens een oppervlakte heeft van 150 m en een conditio- neerwan 11 welke in horizontale projectie een oppervlakte 2 heeft van 160 m .
Figuren 12 en 13 geven een continue glassmeltwanoven weer volgens de onderhavige uitvinding.
25 In het smeltcompartiment 1 wordt grondstof gesmolten door continu werkende zijbranders 118, waarvan de vlammen worden beperkt tot het likken van het oppervlak van het materiaal in de wan dankzij.- een verlaagd gedeelte 116 van de ...smeltwanbovenbouw. De aan deze branders toegevoerde brand-30 stof kan olie of gas zijn. Vlammen en dampen worden vervolgens onttrokken via schoorsteen 117.
De stroming van de smelt vanuit de smeltwan 2 naar de louterwan 3 wordt geregeld door een drempel 29 in de smeltwan en een verlaagde smalle doorloop 5, zoals beschreven is 35 onder verwijzing naar figuur 4. Het grondvlak 23 van de smeltwan ligt op hetzelfde niveau als de grondvlakken van de andere .8801082 * - 31 - compartimenten van de oven.
In het loutercompartiment zijn continu werkende zijbranders 119, 120, 121 opgesteld aan elke zijde en dampem en vlammen worden afgezogen uit het loutercompartiment via 5 een schoorsteen 122. Het is geschikt om in het loutercompartiment gasbranders te gebruiken, De stroomopwaartse eind-wand 6 van het loutercompartiment 4 is schuin. De dwars-drempel 7 is zodanig opgesteld, dat de gemiddelde lengte van de stroomopwaartse loutercel groter is dan diens breedte.
10 De breedte van die cel is op zijn beurt groter dan diens diepte. De drempel beslaat ongeveer vier-vijfden van de diepte van smelt.
Een dwarsreeks van drie hulpelectroden 33 steekt uit naar boven door het grondvlak van de cel 8 bij de neutra-15 le lijn. Een tweede reeks van hulpelectroden kan desgewenst aanwezig zijn stroomopwaarts van de eerste.
Gesmolten gelouterd glas, dat de louterwan 3 verlaat, passeert door de hals 10 in een conditioneerwan 11 en vandaar rechtstreeks in de trekwan 123 van een horizon-20 tale glastrekmachine.
Een specifieke uitvoeringsvorm van een volgens figuren 12 en 13 ontworpen continue glassmeltwanoven voor de produk- tie van glas in een hoeveelheid van 50 ton per dag heeft een smeltwan 2 welke in horizontale projectie een oppervlak 2 25 heeft van 20 m (4 m x 5 m) en een louterwan 3 welke in 2 horizontale projectie een oppervlakte heeft van 33 m (4 m x 8,3 m) .
Figuur 14 beschrijft een verdere uitvoering van een oven voor de continue produktie van gesmolten glas. In 30 figuur 14 is het smeltcompartiment van het cupola type, waarbij de smelting wordt „teweeggebracht door middel van een aantal verticale electroden 124 die steken door het grondvlak 23 van de smeltwan 2 onder levering van warmte-energie voor het smelten van grondstof 125, welke grondstof uniform 35 verspreid is over het oppervlak van het gesmolten materiaal in de wan 2. De smeltwan 2 staat in verbinding met de louterwan 3 via een verzonken doorloop 5 (vergelijk figuur 13, .8801082 j - 32 - alhoewel geen drempel aanwezig is in de smeltwan). Het ontwerp van het loutercompartiment 4, de hals 10 en conditioneer-wan is hetzelfde als dat van de uitvoeringsvorm welke is weergegeven in figuren 12 en 13, ofschoon het uitlaateinde van de 5 weergegeven oven is voorzien van een schenktuit 34 voor het voeden van een vlotterkamer of gietmachine.
880 1 082

Claims (44)

1. Werkwijze voor de vervaardiging van glas, waarin grondstof wordt toegevoerd als een gemeng naar een continue glassmeltwanoven, welke werkwijze omvat het smelten van het gemeng in een smeltwan en het overbrengen van smelt naar 5 een louterwan via een verzonken doorloop, het verhitten van de smelt in de louterwan teneinde deze te ontgassen, het af-leveren van gesmolten gelouterd glas aan een conditioneerwan en dit aldaar te brengen op een gewenste verwerkingstemperatuur, met het kenmerk, dat de louterwan wordt 10 onderverdeeld in stroomopwaartse en stroomafwaartse louter-cellen door middel van een dwarsdrempel, en de smelt in de stroomopwaartse loutercel wordt verhit teneinde een sprong-zone tot stand te brengen welke zich bevindt in de richting van het stroomafwaartse uiteinde van die cel, en van een 15 circulatie van de smelt in die cel welke de sprongzone voedt.
2. Werkwij ze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het niveau van het oppervlak van de smelt zodanig wordt geregeld, dat de lengte van de stroomopwaartse loutercel groter is dan de gemiddelde diepte van de smelt 20 in die cel.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de gemiddelde lengte van de stroomopwaartse loutercel ten minste gelijk is aan de helft van diens gemiddelde breedte.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de dwarsdrempel op een afstand is geplaatst van de stroomopwaartse eindwand van de louterwan, welke afstand ten minste gelijk is aan de gemiddelde breedte van de stroomopwaartse loutercel.
5. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclu sies, met het kenmerk, dat het niveau van het oppervlak van de smelt zodanig geregeld wordt, dat de gemiddelde diepte van de smelt boven de dwarsdrempel ten minste twee-vijfden bedraagt van de gemiddelde diepte van de smelt .8801082 * - 34 - t in de stroomafwaartse loutercel.
6. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de louterwan ten minste gedeeltelijk wordt verhit door middel van verbitters 5 welke de smelt het meest sterk verhitten op een locatie in de richting van het stroomafwaartse uiteinde van de stroom-opwaartse loutercel.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, met het k e n m e r k, dat een verhitter zodanig is opgesteld dat 10 de smelt boven de dwarsdrempel wordt verhit.
8. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de diepte van de smelt in ten minste een gedeelte van de smeltwan minder is dan de diepte van de smelt in ten minste een gedeelte van 15 de louterwan.
9. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de smelt stroomt vanuit de smeltwan in de louterwan via een stijgende doorgang.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat men de smelt laat stromen vanuit de smeltwan in de louterwan via een beneden het niveau van het grondvlak van de stroomopwaartse loutercel aangebrachte doorloop.
11. Werkwijze volgens conclusie 9 of 10, met het kenmerk, dat men de smelt laat stromen over een tweede drempel die geplaatst is naar het stroomopwaartse uiteinde toe van de stroomopwaartse loutercel.
12. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclu- 30 sies, met het kenmerk, dat de smelt in de stroomopwaartse loutercel wordt verhit door ten minste één ondergedompelde electrode.
13. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat gas wordt geïn- 35 jecteerd in de smelt bij de sprongzone in de stroomopwaartse loutercel. ,8801082 * - 35 -
14. Werkwijze volgens conclusies 12 en 13, met het kenmerk, dat de smelt in de stroomopwaartse loutercel wordt verhit door ten minste één ondergedompelde electrode op een positie die dichter ligt bij het stroomop- 5 waartse uiteinde van die cel dan de of een locatie waar gas wordt geïnjecteerd in de smelt.
15. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat men de smelt laat stromen vanuit de louterwan naar een conditioneerwan via een 10 hals.
16. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat men de smelt laat stromen vanuit de louterwan naar een conditioneerwan onder een drijver die is opgesteld aan het stroomafwaartse uitein- 15 de van de louterwan.
17. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de maximum tempera tuur van de smelt in de louterwan op een hogere waarde wordt gehouden dan de maximum temperatuur van de smelt in de smelt- 20 wan.
18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het k en me rk, dat de maximum temperatuur van de smelt in de louterwan wordt gehandhaafd op een waarde die ten minste 70°C hoger is dan de maximum temperatuur van de smelt in de 25 smeltwan.
19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het kenmerk, dat de maximum temperatuur in de smeltwan wordt gehandhaafd tussen de 2,42 temperatuur en de 2,16 temperatuur.
20. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclu sies, met het kenmerk, dat de maximumtemperatuur in de louterwan wordt gehandhaafd tussen de 2,08 temperatuur en de 1,85 temperatuur.
21. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclu- 35 sies, met het kenmerk, dat nageno§g het totale oppervlak van de smelt in de smeltwan wordt bedekt door onge- .8801082 * - 36 - * ' smolten of gedeeltelijk gesmolten grondstof.
22. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat de oppervlakte in horizontale projectie van de louterwan ten minste zo groot is 5 als die van de smeltwan.
23. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclusies, met het kenmerk, dat smelt wordt toege voerd vanuit de conditioneerwan naar een-vlotterwan.
24. Werkwijze volgens één der voorafgaande conclu- 10 sies, met het kenmerk, dat smelt wordt toegevoerd vanuit de conditioneerwan naar een trekmachine.
25. Continue glassmeltwanoven welke een smeltcom-partiment omvattende een wan en een met verhittingsorganen uitgeruste bovenbouw voor het ontvangen en smelten van ruwe 15 grondstof, een afzonderlijk loutercompartiment eveneens omvattende een wan en een met verhittingsorganen uitgeruste bovenbouw, middelen die een doorloop vormen welke een verbinding tussen de lagere gedeelten van de smelt- en louterwannen toestaat/ alsmede een conditioneerwan voor het ontvangen van 20 smelt uit de louterwan, heeft, met het kenmerk, dat de louterwan is onderverdeeld in stroomopwaartse en stroomafwaartse loutercellen door middel van een dwarsdrempel, en de verhittingsorganen in het loutercompartiment zijn opgesteld om de smelt in de stroomopwaartse loutercel te 25 verhitten voor het tot stand brengen van een sprongzone die zich bevindt naar het stroomafwaartse uiteinde van die cel toe en van een circulatie van de smelt in die cel welke de sprongzone voedt.
26. Oven volgens conclusie 25, met het 30 kenmerk, dat de gemiddelde diepte van de stroomopwaartse cel van de louterwan minder is dan de lengte van die cel.
27. Oven volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat de gemiddelde lengte van de stroomop- 35 waartse cel van de louterwan ten minste gelijk is aan de helft van diens gemiddelde breedte.
28. Oven volgens conclusie 27, met het . 8 8 0 1 082 % t - 37 - kenmerk, dat de dwarsdrempel is geplaatst op afstand van de stroomopwaartse eindwand van de louterwan, welke afstand ten minste gelijk is aan de gemiddelde breedte van de stroomopwaartse loutercel.
29. Oven volgens één der conclusies 25 tot 28, met het kenmerk, dat de gemiddelde hoogte van de dwarsdrempel boven het grondvlak van de stroomafwaartse cel van de louterwan ten minste drie-vijfden bedraagt van de gemiddelde diepte van die stroomafwaartse cel.
30. Oven volgens één der conclusies 25-29, met het kenmerk, dat de loutercompartimentbovenbouw is voorzien van verhitters die, beschouwd als een groep, dichter bij de dwarsdrempel zijn geplaatst dan bij het stroomopwaartse uiteinde van dat compartiment.
31. Oven volgens conclusie 30, met het kenmerk, dat een genoemde verhitter is opgesteld ter verhitting van materiaal dat stroomt over de dwarsdrempel.
32. Oven volgens één der conclusies 25-31, met het kenmerk, dat het grondvlak van ten minste een 20 gedeelte van de smeltwan ligt op een hoger niveau dan het grondvlak van ten minste een gedeelte van de louterwan.
33. Oven volgens één der conclusies 25-32, met het kenmerk, dat de doorloop in verbinding staat met de stroomopwaartse loutercel via een stijgende doorgang.
34. Oven volgens conclusie 33, met het kenmerk, dat de doorloop ligt beneden het niveau van het grondvlak van de stroomopwaartse loutercel.
35. Oven volgens conclusie 33 of 34, met het kenmerk, dat een tweede drempel is opgesteld naar het 30 stroomopwaartse uiteinde van de stroomopwaartse loutercel toe.
36. Oven volgens ëën der conclusie 25-35, met het kenmerk, dat ten minste één verhittingselec-trode aanwezig is voor dompeling in de smelt in de stroomop- 35 waartse loutercel.
37. Oven volgens ëën der conclusies 25-36, met het kenmerk, dat middelen zijn voorzien voor het .8801082 ' - 38 - 4 injecteren van gas in de loutertank bij de sprongzone.
38. Oven volgens conclusies 36 en 37, met het kenmerk, dat ten minste één genoemde verhittingselectrode is geplaatst op een locatie welke dichter ligt bij het stroom- 5 opwaartse uiteinde van die cel dan de of een locatie van een dergelijk gasinjectiemiddel.
39. Oven volgens één der conclusies 25-38, met het kenmerk, dat de louterwan is verbonden met de conditioneerwan via een hals.
40. Oven volgens één der conclusies 25-38, met het kenmerk, dat een vlotter aanwezig is bij het stroomafwaartse uiteinde van de louterwan.
41. Oven volgens één der conclusies 25-40, met het kenmerk, dat de oppervlakte in horizontale 15 projectie van de louterwan ten minste evengroot is als die van de smeltwan.
42. Oven volgens één der conclusies 25-41, met het kenmerk, dat de conditioneerwan is verbonden, ten behoeve van toevoer van gesmolten glas, met een vlotter-kamer.
43. Oven volgens één der conclusies 25-41, met het kenmerk, dat de conditioneerwan is verbonden, ten behoeve:, van toevoer van gesmolten glas, met een trekma-chine.
44. Glas vervaardigd volgens een methode beschreven 25 in één der conclusies 1-24. .8801082
NL8801082A 1987-04-30 1988-04-26 Continue glassmeltoven en werkwijze voor de vervaardiging van glas. NL193999C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
GB878710298A GB8710298D0 (en) 1987-04-30 1987-04-30 Glass-melting furnace
GB8710298 1987-04-30

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8801082A true NL8801082A (nl) 1988-11-16
NL193999B NL193999B (nl) 2000-12-01
NL193999C NL193999C (nl) 2001-04-03

Family

ID=10616652

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8801082A NL193999C (nl) 1987-04-30 1988-04-26 Continue glassmeltoven en werkwijze voor de vervaardiging van glas.

Country Status (13)

Country Link
US (2) US4929266A (nl)
JP (1) JP2583101B2 (nl)
BE (1) BE1004158A3 (nl)
CA (1) CA1325722C (nl)
DE (1) DE3814425C2 (nl)
DK (1) DK169471B1 (nl)
FI (1) FI85578C (nl)
FR (1) FR2614614B1 (nl)
GB (2) GB8710298D0 (nl)
IT (1) IT1219226B (nl)
NL (1) NL193999C (nl)
NO (1) NO173385C (nl)
SE (1) SE465920B (nl)

Families Citing this family (39)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US5194081A (en) * 1989-06-13 1993-03-16 Pilkington Plc Glass melting process
US5370723A (en) * 1989-06-13 1994-12-06 Pilkington Plc Glass melting furnace with control of the glass flow in the riser
DE4327237C1 (de) * 1993-08-13 1994-08-25 Sorg Gmbh & Co Kg Verfahren zum Schmelzen von Glas in einem Wannenofen und Wannenofen hierfür
FR2711982B1 (fr) * 1993-11-02 1996-01-19 Saint Gobain Vitrage Canal de transfert et de conditionnement de verre en fusion.
FR2737487B1 (fr) * 1995-08-03 1998-01-09 Saint Gobain Vitrage Dispositif pour la fusion de matieres vitrifiables
US5961686A (en) * 1997-08-25 1999-10-05 Guardian Fiberglass, Inc. Side-discharge melter for use in the manufacture of fiberglass
DE69829683T2 (de) 1997-10-20 2005-09-29 PPG Industries Ohio, Inc., Cleveland Infrarote und ultraviolette strahlung absorbierende blauglaszusammensetzung
DE19815326C2 (de) * 1998-04-06 2001-05-03 Sorg Gmbh & Co Kg Glasschmelzofen mit Brennern für fossile Brennstoffe und mit inneren Strahlungsschutzwänden
DE19924521C2 (de) 1999-05-28 2003-04-30 Schott Glas Verfahren zum Schmelzen von Glas
GB2352024A (en) * 1999-07-15 2001-01-17 Glaverbel Glass making furnace
DE19933673C2 (de) * 1999-07-17 2002-03-21 Sorg Gmbh & Co Kg Verfahren zum Schmelzen von Glas, Anwendung des Verfahrens und Schmelzofen hierfür
DE10041757C1 (de) * 2000-08-25 2002-02-21 Schott Glas Verfahren und Vorrichtung zum Läutern von Glas
DE50112221D1 (de) * 2000-09-04 2007-05-03 Schott Ag Verfahren zur Unterdrückung der Sauerstoffblasenbildung in Glasschmelzen, eine Vorrichtung hierzu sowie die Verwendung des so erhaltenen Glases
EP1285886A3 (de) * 2001-08-20 2004-03-10 Schott Glas Verfahren und Vorrichtung zum Herstellen einer Glasschmelze
DE10236521B4 (de) * 2002-08-09 2005-06-23 Schott Ag Wanne zum Schmelzen und Läutern von Glas
TWI272257B (en) * 2002-11-29 2007-02-01 Nippon Electric Glass Co Glass smelting furnace and manufacturing method of glass
JP4968631B2 (ja) * 2003-02-10 2012-07-04 日本電気硝子株式会社 溶融ガラス供給装置及びガラス成形品の製造方法
DE102007008299B4 (de) * 2006-08-12 2012-06-14 Schott Ag Verfahren zur Herstellung von Gläsern, wobei die chemische Reduktion von Bestandteilen vermieden wird
FR2909995B1 (fr) * 2006-12-18 2010-04-23 Saint Gobain Rech Four a boucle pour verre a fibrer
DE202009018732U1 (de) 2008-02-26 2012-11-27 Corning Inc. Läutermittel für Silikatgläser
JP2009209026A (ja) * 2008-03-06 2009-09-17 Asahi Glass Co Ltd ガラス溶解窯及び溶融ガラスの製造方法並びにガラス製品の製造方法
DE102009007283B4 (de) * 2009-02-03 2020-10-29 Schott Ag Schmelzwanne für eine Glasschmelze, Schmelzofen mit einer Schmelzwanne und Verwendung von Blasdüsen und Elektroden
US9776903B2 (en) * 2010-06-17 2017-10-03 Johns Manville Apparatus, systems and methods for processing molten glass
FR2973797B1 (fr) * 2011-04-06 2018-10-05 Fives Stein Four de verre, notamment pour verre clair ou ultra-clair, avec recirculations secondaires laterales
FR2985254B1 (fr) * 2011-12-28 2013-12-20 Saint Gobain Isover Procede de fibrage de matieres vitrifiables
US20130219968A1 (en) * 2012-02-27 2013-08-29 Gilbert De Angelis Glass fining method using physical bubbler
FR2991759B1 (fr) * 2012-06-12 2014-06-20 Saint Gobain Isover Installation de fusion de verre
US9822027B2 (en) 2014-04-25 2017-11-21 Owens-Brockway Glass Container Inc. Glass furnace with bottom material feed
PL3137426T3 (pl) * 2014-04-29 2019-07-31 Saint-Gobain Glass France Sposób i urządzenie do topienia i klarowania szkła
TWI764952B (zh) * 2016-11-08 2022-05-21 美商康寧公司 用於形成玻璃製品之設備及方法
US10807896B2 (en) * 2018-03-15 2020-10-20 Owens-Brockway Glass Container Inc. Process and apparatus for glass manufacture
US11358895B2 (en) 2018-11-15 2022-06-14 Owens-Brockway Glass Container Inc. Batch charger for a melting chamber
EP3689831A1 (de) 2019-01-30 2020-08-05 Schott Ag Vorrichtung und verfahren zum herstellen eines glasprodukts sowie glasprodukt
PL3907196T3 (pl) 2020-05-06 2023-10-16 Forglass Engineering spółka z ograniczoną odpowiedzialnością Piec do jednoczesnego ciągłego wytopu wielu szkieł
WO2023025661A1 (en) * 2021-08-26 2023-03-02 Agc Glass Europe Segmented glass melting furnace
EP4183752A1 (fr) * 2021-11-18 2023-05-24 Saint-Gobain Glass France Procédé et four hydride pour la fabrication de verre comportant une zone de fusion électrique
WO2023088917A1 (fr) * 2021-11-18 2023-05-25 Saint-Gobain Glass France Four hydride de fabrication de verre à fusion électrique pour alimenter une unité de flottage
WO2023099245A1 (fr) * 2021-11-30 2023-06-08 Saint-Gobain Glass France Four hydride de fabrication de verre à trois courroies de convection pour alimenter une unité de flottage
EP4186871A1 (fr) * 2021-11-30 2023-05-31 Saint-Gobain Glass France Procédé et four hydride pour la fabrication de verre comportant trois courroies de convection

Family Cites Families (17)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US246109A (en) * 1881-08-23 Furnace for melting and blowing glass
US1598307A (en) * 1922-10-25 1926-08-31 Cole French Company Apparatus for melting and fining glass
GB250536A (en) * 1925-04-10 1926-07-29 Saint Gobain An improved process and apparatus for fining glass
US1657106A (en) * 1927-07-15 1928-01-24 William K Brownlee Replaceable floating bridge part for glass furnaces
GB597842A (en) * 1944-04-13 1948-02-04 Saint Gobain Improvements in or relating to the making of glass
FR915044A (fr) * 1944-12-06 1946-10-24 Glaceries Sambre Sa Installation pour la fabrication continue du verre
BE470589A (nl) * 1946-01-16
US3015190A (en) * 1952-10-13 1962-01-02 Cie De Saint Gobain Soc Apparatus and method for circulating molten glass
US3260587A (en) * 1962-12-05 1966-07-12 Selas Corp Of America Method of melting glass with submerged combustion heaters and apparatus therefor
US3888650A (en) * 1971-10-02 1975-06-10 Elemelt Ltd Glass melting furnaces
JPS5238826B2 (nl) * 1973-05-18 1977-10-01
DE2403476B2 (de) * 1974-01-25 1977-11-24 Sorg Gmbh & Co Kg, 8771 Pflochsbach Verfahren zum faerben eines glasstromes und glasfaerbezelle zur durchfuehrung des verfahrens
US3979197A (en) * 1974-04-05 1976-09-07 Owens-Corning Fiberglas Corporation Method of operating glass melting furnace
EP0086858A1 (de) * 1982-02-24 1983-08-31 Sorg GmbH & Co. KG Verfahren zum Schmelzen von Glas mit Hilfe von elektrischer Energie und Ofen zur Durchführung dieses Verfahrens
FR2550523B1 (fr) * 1983-08-09 1986-07-25 Saint Gobain Vitrage Procede et dispositif de fusion, d'affinage et d'homogeneisation de verre, et leurs applications
GB8402298D0 (en) * 1984-01-28 1984-02-29 Asahi Glass Co Ltd Glass
GB8402297D0 (en) * 1984-01-28 1984-02-29 Asahi Glass Co Ltd Glass

Also Published As

Publication number Publication date
NO881900L (no) 1988-10-31
NO173385B (no) 1993-08-30
JPS63274632A (ja) 1988-11-11
NL193999C (nl) 2001-04-03
NO173385C (no) 1993-12-08
FR2614614A1 (fr) 1988-11-04
IT1219226B (it) 1990-05-03
US4929266A (en) 1990-05-29
BE1004158A3 (fr) 1992-10-06
SE465920B (sv) 1991-11-18
FI85578C (fi) 1992-05-11
NL193999B (nl) 2000-12-01
DK169471B1 (da) 1994-11-07
IT8867368A0 (it) 1988-04-20
FR2614614B1 (fr) 1993-04-09
FI881855A0 (fi) 1988-04-20
SE8801629D0 (sv) 1988-04-29
NO881900D0 (no) 1988-04-29
DE3814425C2 (de) 1998-04-09
JP2583101B2 (ja) 1997-02-19
DE3814425A1 (de) 1988-11-17
GB8808688D0 (en) 1988-05-18
FI85578B (fi) 1992-01-31
DK236588D0 (da) 1988-04-28
GB2204310A (en) 1988-11-09
CA1325722C (en) 1994-01-04
SE8801629L (sv) 1988-10-31
FI881855A (fi) 1988-10-31
DK236588A (da) 1988-10-31
GB8710298D0 (en) 1987-06-03
US5078777A (en) 1992-01-07
GB2204310B (en) 1991-07-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8801082A (nl) Glassmeltoven en werkwijze voor de vervaardiging van glas.
JP4602486B2 (ja) ガラス化できる物質の溶融炉及びその運転方法
EP0186972B1 (en) Improvements in or relating to glass melting tanks and to refractory materials for use therein
JPH0454622B2 (nl)
US4594089A (en) Method of manufacturing glass
US3420653A (en) Glass melting furnace
CN110028225A (zh) 适于高铝特种玻璃熔化的电助熔***
SE463512B (sv) Saett och smaeltugn foer framstaellning av glas
NL8400685A (nl) Inrichting voor de vervaardiging van glas.
US2203269A (en) Method of and apparatus for making glass
US2068925A (en) Glass making apparatus and method
US4536205A (en) Method for controlling currents in glass melter
US4544396A (en) Method and apparatus for controlling currents in glass melter
CA1166014A (en) Glass melting furnace having a submerged weir
US3330639A (en) Glass melting furnace with bubblers
US4082528A (en) Glass melting tank with temperature control and method of melting
US2780891A (en) Apparatus for melting glass
US20040196886A1 (en) All-electric glass-melting deep furnace and method of refining and supplying glass
GB2169891A (en) Controlling currents in glass melter
GB2352024A (en) Glass making furnace

Legal Events

Date Code Title Description
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 20061101