NL8800225A

NL8800225A - Werkwijze en inrichting voor het continu omhullen van massieve of holle profielen, in het bijzonder van buizen, met een geextrudeerde schuimmantel uit thermoplastische kunststof, alsmede op deze wijze vervaardigde produkten.

Info

Publication number: NL8800225A
Application number: NL8800225A
Authority: NL
Original assignee: Marquet & Cie Noel
Priority date: 1987-01-29
Filing date: 1988-01-29
Publication date: 1988-08-16
Also published as: GB2201482B; DE3702585A1; US4844762A; FR2610244A1; GB2201482A; ES2009167A6; CA1292085C; GB8801977D0; LU87117A1; IT8819239A0; CH676573A5; GR880100043A; FR2610244B1; BE1001865A4; IT1216723B

Description

+ Μ. ~ VO 1007

Werkwijze en inrichting voor het continu omhullen van massieve of holle profielen, in het bijzonder van buizen, met een ge-extrudeerde schuimmantel uit thermoplastische kunststof, alsmede op deze wijze vervaardigde produkten.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het continu omhullen van massieve of holle profielen, in het bijzonder van buizen, met een geëxtrudeerde schuimmantel, alsmede op op deze wijze vervaardigde produkten.

5 Bijvoorbeeld bij het bouwen van verwarmings- en koelinstalla ties en de daarbij behorende leidingen doet zich de noodzaak voor, te beschikken over volledig geïsoleerde buizen voor het verwarmings-resp. koelmiddel, om hoge arbeidskosten te vermijden, welke zijn verbonden met het handmatig isoleren van de buizen. Dit geldt vooral 10 voor buizen met een geringe buitendiameter, aangezien de handmatige isolatie pas voor buizen vanaf een buitendiameter van ten minste 20-25 mm zinvol lijkt.

In principe is het probleem van een continue buisisolatie voor het vervaardigen van een vooraf geïsoleerde buis reeds opgelost, 15 doordat men bijvoorbeeld een eindloze strook uit zacht, vooraf vervaardigd schuim om de buis heen legt en langs de tegen elkaar stotende langszijden aan elkaar last. Deze werkwijze heeft echter enige nadelen. Ten eerste doen zich bij deze werkwijze aanzienlijke moeilijkheden voor, wanneer men de buis met een schuimmantel met een grotere 20 diameter wil omhullen. Bovendien garandeert deze werkwijze geen betrouwbare hechting van de schuimmantel aan de buis, zodat tussen de buis zelf en de warmteïsolerende omhulling een tussenruimte resteert, welke niet alleen afbreuk doet aan de warmteïsolerende eigenschappen, maar ook de vorming van condenswater met de corresponderende corrosie-25 problemen bevordert. Bovendien zijn voor de werkwijze nog steeds twee verschillende verwerkingsfases nodig, d.w.z. het vervaardigen van de schuimstrook en dan het aanbrengen daarvan op de buis.

Op de markt zijn echter ook vooraf geïsoleerde buizen verkrijgbaar, welke van tevoren zijn voorzien van een alzijdig ge-30 sloten schuimmantel uit thermoplast. De hierbij toegepaste techniek is gebaseerd op de coëxtrusie van een schuimbaar thermoplast op een metalen buis, middels een met een kruisspuitkop uitgeruste extruder.

Met deze werkwijze verkrijgt men echter geen schuimmantel met een lage dichtheid, welke de met de hoogste normen overeenkomende t Ir V ^ * i . v » -2- isoleereigenschappen vertoont. Aangezien bij het uittreden van de smeltstroom uit het extrusiemondstuk niet alleen de buitendiameter, maar ook de binnendiameter van het extrudaat toeneemt, is het buitengewoon moeilijk, een goede hechting van de schuimmantel 5 aan de buis te verkrijgen. Om deze moeilijkheid bij deze bekende werkwijze te vermijden, is het noodzakelijk, de radiale uitzetting van de schuimmantel naar buiten toe te begrenzen, waardoor het niet tot vrije ontplooiing komende kunststofschuim de gewenste lage dichtheid niet kan bereiken.

10 Een vooraf geïsoleerde buis dient in hoofdzaak de volgende eigenschappen te vertonen: (1) Een uitstekende mechanische bescherming van de transport-buis, ongeacht of deze uit metaal of kunststof bestaat, tegen stoten, verslijten en platdrukken.

15 (2) Een voortreffelijke warmte-isolatiecoëfficient, welke aan de strengste normen voldoet.

(3) Een volledige hechting van de schuimmantel aan de buis, om tussenruimtes tussen de schuimmantel en de buis zelf te vermijden en wel in het bijzonder vanwege condens- 20 watervorming en de daaraan verbonden corrosieproblemen.

(4) Een zo goed als volledige ondoorlatendheid voor waterdamp van de warmteïsolerende mantel.

(5) In het bijzonder bij metalen buizen uit koper dient de schuimmantel zacht en buigzaam zijn, om probleemloos 25 leggen en cp rollen wikkelen mogelijk te maken.

Doel van de onderhavige uitvinding is derhalve, een werkwijze en een inrichting te verschaffen, waarmee niet alleen buizen in de zin van de voorafgaande uiteenzetting kunnen worden ommanteld, maar in het algemeen ook andere massieve of holle profielen, zoals bij- 30 voorbeeld draad, elektrische kabel of lichtgeleidingskabel uit corresponderende glasvezelbundels.

Voor het bereiken van dit doel voorziet de onderhavige uitvinding er in, dat men (a) op een op zich bekende wijze een schuimmantel uit thermo- 35 plastische kunststof als hol schuimprofiel extrudeert, waarvan de binnendiameter resp. de binnenconfiguratie daarvan na volledig .8 8 0 02 2 5 ak v -3- opschuimen in de warme extrusietoestand voor het begin van het krimpen ongeveer overeenkomt met de buitendiameter resp. de buitenconfiguratie van het te omhullen massieve of holle profiel, 5 (b) de schuimmantel kort na het volledige opschuimen in nog warme toestand in langsrichting opensnijdt en de spleet in overeenstemming met de afmetingen van het te omhullen massieve of holle profiel opent, (c) het te omhullen massieve of holle profiel met een synchrone 10 snelheid coaxiaal in de geopende schuimmantel invoert, voordat door afkoeling eet wezenlijke krimp van de geëxtrudeer-de schuimmantel optreedt en (d) onmiddellijk na het invoeren van het te omhullen massieve of holle profiel, de geopende schuimmantel door thermisch 15 lassen sluit, waarbij het lassen geschiedt met aanvullende verwarming van de snijvlakken van de spleet en daarbij aansluitend samendrukken van de snijvlakken plaats heeft.

Vastgesteld is, dat de schuimmantel bij het uittreden uit de extruder door afkoeling sterk krimpt, zowel wat betreft de 20 binnen- alsook wat betreft de buitendiameter. Deze krimp kan tot 20% bedragen, vergeleken met de afmetingen bij de maximale uitzetting. De werkwijze volgens de uitvinding profiteert van dit krimpeffeet, waardoor een innige hechting van de schuimmantel aan de buis wordt verkregen.

25 Om het te omhullen massieve of holle profiel in de schuim mantel te voeren, verdient het de voorkeur, het verloop van de baan van de uit het extrudergereedschap tredende schuimmantel om te leiden.

Op de aldus verkregen buiging sluit het te omhullen massieve of holle profiel, aan, dat dan in een rechte lijn coaxiaal in de geopende 30 schuimmantel wordt gevoerd. Wanneer het te omhullen massieve of holle profiel echter ook uit een buigzaam materiaal bestaat, kan men het eveneens buigen en tegelijkertijd de schuimmantel zo sturen, dat deze het verloop van de baan van het massieve of holle profiel bij het buigpunt daarvan snijdt.

35 De werkwijze volgens de uitvinding kan ώΐξ bijvoorbeeld . 8 f Γ P- Γ ? 5 .

-4- V «t voor het ommantelen van metalen buizen, bij voorkeur uit koper, maar ook voor buizen uit kunststof worden toegepast. De buizen kunnen daarbij van een rol afgewikkeld, continu worden ommanteld en aan het eind van de werkwijze op een verzamelrol worden gewikkeld.

5 Wanneer buizen of andeife niet-buigbare profielen worden ommanteld, dan kan dit geschieden, doordat men bijvoorbeeld 30 m lange buizen met corresponderende verbindingsmoffen samenvoegt en deze continu door de ommantelingsinstallatie leidt. Na het ommantelen worden de "eindloze buizen respectievelijk profielen" gescheiden, doordat 10 men de verbindingsmoffen doorsnijdt. In plaats van de moffen kan men ook corresponderende steekverbindingen toepassen; bijvoorbeeld zien deze er bij buizen zo uit, dat men een kunststofstaaf gebruikt, welke in drie gebieden is ingedeeld en wel in de beide einddelen en een middendeel. De beide einddelen corresponderen met de diameter daarvan 15 met de binnendiameter van de buis en het middendeel correspondeert met de buitendiameter van de buis.

Van de volgens de uitvinding toegepaste thermoplastische kunststoffen heeft polyetheen met een lage dichtheid de voorkeur. Uiteraard kunnen echter ook alle andere, voor het doel van de 20 uitvinding geschikte thermoplasten worden toegepast, bijvoorbeeld polypropeen, polystyreen alsmede mengpolymeren en voor speciale doelen butadieen-styreen-blokcopolymeren, bijvoorbeeld die, welke onder de betiteling "thermo-rubber" bekend zijn geworden.

In het bijzonder heeft echter, zoals reeds besproken, de ommanteling 25 van het massieve of holle profiel plaats met polyetheen met een lage dichtheid, waarbij men de extrusie van de schuimmantel zo regelt, dat deze bij voorkeur een soortelijk gewicht heeft van 3 3 ca. 35 kg/m , in het bijzonder van 30 kg/m en minder.

Als drijfmiddel hebben bij de werkwijze volgens de uit-30 vinding in de eerste plaats die de voorkeur, welke gewoonlijk gasvormig, onder druk echter vloeibaar zijn. Tot de geprefereerde drijfmiddelen, in het bijzonder in samenhang met polyetheen, behoren de halogeenderivaten van methaan en ethaan, in het bijzonder die, welke onder de handelsnamen "Frigene" verkrijgbaar zijn. In plaats 35 van deze gehalogeniseerde koolwaterstoffen kan men echter ook r 8 8 P C L 'i b -5- met voordeel zuivere koolwaterstoffen, zoals de verschillende pen-tanen en butanen en andere koolwaterstoffen alsmede mengsels daarvan als drijfmiddel toepassen. Dergelijke drijfmiddelen worden aan de kunststofsmeltmassa in het algemeen toegevoegd in een hoeveelheid van 5 15-25 gew.%, bij voorkeur van 20 gew.%, ten opzichte van de kunst stofsmeltmassa.

Bij het ten uitvoer brengen van de werkwijze volgens de uitvinding verdient het aanbeveling, de in conclusie 1 genoemde stappen (b), (c) en (d) zo snel mogelijk aan de geëxtrudeerde schuimmantel 10 door te voeren, zodat het fenomeen van de krimp na afkoeling maximaal kan worden benut.

Na het ommantelen van het masssieve of holle profiel met de schuimmantel wórdt volgens een verdere voorkeursuitwerking van de werkwijze volgens de uitvinding op de kunststofmantel een verdere 15 homogene beschermmantel uit folie geëxtrudeerd. Voor dit doel wordt het met de schuimmantel omhulde massieve of holle profiel, dat juist het lasproces heeft doorlopen, door een aanvullende extruder met een kruisspuitkop geleid, waarbij men zo te werk gaat, dat de op geëxtrudeerde beschermmantël uit folie bij voorkeur aan de schuimmantel 20 wordt gelast, waardoor de stootvastheid, de krasbestendigheid en de ondoorlatendheid voor waterdamp van de schuimmantel wordt vergroot.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens de uitvinding. Daarbij wordt er volgens de uitvinding in voorzien, dat deze inrichting in hoofdzaak 25 bestaat uit: (a) een op zich bekende extruder voor het vervaardigen van een schuimmantel uit thermoplastische kunststof; (b) een snijorgaan met een geleidingsrol, (c) een omleidingsorgaan met een spleetopeningsorgaan, dat tege- 30 lijkertijd dient voor het geleiden van het coaxiaal in de geopende schuimmantel te voeren massieve of holle profiel, (d) een voorraadorgaan waarop resp. waarin de te omhullen massieve of holle profielen zich bevinden die continu aan de opengesneden schuimmantel worden toegevoerd.

35 (e) een eerste transportorgaan, dat eventueel ook voor het richten van de te omhullen massieve of holle profielen dient en .8800225 -6- (f) een lasorgaan, bestaand uit spleetsluitrollen, een verwarmings-orgaan met een wig en samendrukrollen.

Het te omhullen massieve of holle profiel wordt bij voorkeur, aangezien de werkwijze volgens de uitvinding in het bijzonder 5 is bedoeld voor opwikkelbare massieve of holle profielen, van een voor-raadtrommel afgewikkeld en na het ommantelen met schuim op een ver-zameltrommel gewikkeld.

Omdat de schuimmantel volgens een voorkeursuitvoeringsvorm bovendien is voorzien van een beschermmantel uit folie, is na het 10 lasorgaan bij voorkeur een verdere extruder met een kruisspuitkop voor de cilindervormige extrusie van de beschermmantel uit folie, eventueel met een aanvullend tweede transportorgaan, aangebracht.

Bij het inzetten van de aanvullende extruder voor het i omhullen van de schuimmantel met een beschermmantel uit folie, 15 verdient het voorts de voorkeur, vóór de tweede extruder en bij voorkeur na het tweede transportorgaan een tunneloven aan te brengen, om de lasverbinding van de schuimmantel met de beschermmantel uit folie te bevorderen.

Voor een verdere versterking van de lasverbinding is bij 20 voorkeur na de extruder een rollenorgaan aangebracht, om de geëxtru-deerde beschermmantel uit folie stevig tegen de schuimmantel te drukken. Het rollenorgaan bestaat uit een aantal in houders iervormig aangebrachte rollen, die een concaaf loopvlak, eventueel met een aantal ringgroeven vertonen en die, indien gewenst, verwarmbaar zijn. 25 De onderhavige uitvinding wordt navolgend aan de hand van in de tekening weergegeven voorkeursuitvoeringsvormen nader toegelicht, zonder echter tot deze uitvoeringsvormen beperkt te zijn. Alle uit de figuren blijkende details behoren, voorzover deze in de beschrijving niet expliciet worden vermeld, mede tot de open-30 baring van de onderhavige uitvinding. In de tekening toont: fig. 1 een schematische weergave in de vorm van een blok-schema van een voorkeursuitvoeringsvorm van de volgens de uitvinding toegepaste installatie, fig. 2 een perspectivische weergave van het uittreden van de 35 schuimmantel uit een extrusiegereedschap met aansluitend aangebrachte snij-, spleetopenings- en omleidingsorganen, .800 C225 5r

F

s » -7- fig. 3 een zijaanzicht van het lasorgaan, dat na het om-leidings- en invoerorgaan voor het massieve of holle profiel in de opengesneden schuimmantel is aangebracht, fig.4 een aanzicht in dwarsdoorsnede volgens de lijn 5 IV-IV in fig. 3 van een met de schuimmantel omhulde buis, waarbij de vooraf verwarmde snijvlakken van de spleet van de schuimmantel door de halfconcaaf uitgevoerde loopvlakken van de samendrukrollen worden samengedrukt, fig. 5 een zijaanzicht in schematische weergave van een 10 aanvullende extruder met een kruisspuitkop en een rollenorgaan voor het opextruderen van de beschermmantel uit folie op de schuimmantel, fig. 6 een aanzicht in doorsnede langs de lijn VI-VI in fig. 5 langs het transportorgaan van de stervormige plaatsing van de rollen van het rollenorgaan.

15 In de figuren 1-6 duiden de verwijzingscijfers het vol gende aan: 1 te omhullen hol of massief profiel 3 schuimmantel 5 beschermmantel uit folie 20 2 extruder voor de schuimmantel 3 4 meng-koelorgaan 6 extrusiegereedschap met extrusiemondstuk 8 snijorgaan 2^ 10 geleidingsrol 12 omleidingsorgaan (b.v. omleidingsrol) 14, 16 spleetopenings-en geleidingsorgaan, 18 voorraadorgaan 20 eerste transportorgaan, dat eventueel ook voor het 2q richten van de te omhullen profielen 1 dient 22, 24 spleetsluitrollen 26 verwarmingsorgaan 28 wig 30, 32 samendrukrollen 2^ 34 tweede transportinrichting 36 kruisspuitkop 38 extruder voor beschermmantel uit folie 40 tunneloven .8801125 -8- 41 rollenorgaan 42 rollen van het rollenorgaan 41 44 houder voor de rollen 42 46 groeven in de loopvlakken van de rollen 42 5 48 verzameltrommel

De in fig. 1 weergegeven extruder 2 stelt een bekende extruder voor thermoplastische gesmolten kunststofmassa voor, welke hier is voorzien van een meng-koelorgaan 4 en een extrusiegereed-schap 6 met een ringopening, om de schuimbare thermoplastische ge-10 smolten kunststofmassa (samen met het drijfmiddel, dat aan de extru-dercilinder wordt toegevoerd) te extruderen. Als meng-koelorgaan kan de in het Britse octrooischrift 2.056.358 beschreven inrichting dienen, aangezien het noodzakelijk is de gesmolten kunststofmassa inclusief het drijfmiddel voor de extrusie af te koelen en volledig 15 te mengen. De gesmolten kunststofmassa zet na het verlaten van het extrusiegereedschap vrij in de lucht uit en vormt op deze wijze een in doorsnede ringvormige of met het buitenprofiel van de te omschuimen massieve of holle profiel 1 overeenkomende schuimmantel 3. Zodra de schuimmantel 3 het extrusiegereedschap verlaten heeft en 20 een relatief vaste buitenvorm heeft aangenomen, waarbij de schuim -mantel 3 nog steeds een temperatuur vertoont, welke hoger of in het gebied van de overgang naar de glastoestand ligt, wordt deze middels een snij orgaan 8 (snij schijf) voorzien van een spleet in langsrichting. Bij voorkeur wordt nu het verloop van de baan van de schuimmantel 3 25 middels de rollen 10 en 12, waarvan concaaf gevormde loopvlakken de schuimmantel 3 geleiden, en middels een spleetopeningsorgaan 14,16, die alle zo dicht mogelijk bij de extrusieopening zijn aangebracht, gekromd.

Het spleetopeningsorgaan 14,16 veroorzaakt met het deel 30 16 daarvan, dat de door het snij orgaan 8 vervaardigde spleet uit elkaar wordt gespreid. Bovendien zorgt dit spleetopeningsorgaan 14,16 samen met de geleidingsrol 10 en de omleidingsrol 12 voor het omleiden van de schuimmantel 3 en dient tegelijkertijd als steun en voor het geleiden van een massief of hol profiel 1, bijvoor-35 beeld een buis, welke in de schuimmantel 3 wordt gevoerd. De buis wordt bij voorkeur van een voorraadrol 18 af over een eerste transport- . 880 0225 .* * -9- orgaan 20 geleid en in het krommingsgebied van de schuimmantel 3 door de geopende spleet in de schuimmantel 3 gevoerd.

Voor het verkrijgen van de beste resultaten, dient de buitenafmeting van de buis zodanig te zijn, dat deze coaxiaal ten op-5 zichte van de schuimmantel 3 met weinig speling ten opzichte van de binnendiameter daarvan, in de schuimmantel 3 kan worden gevoerd.

De extrusieopening correspondeert met de afmetingen daarvan derhalve bij voorkeur met deze noodzaak. Na de omleidingsrol 12 zijn twee spleetsluitrollen 22, 24 draaibaar opgehangen, waardoor de schuim-10 mantel 3 met de buis wordt gevoerd, waarbij de door de spleetsluitrollen uitgeoefende druk op de schuimmantel 3 er voor zorgt, dat de spleet van de schuimmantel samengedrukt wordt. De snijvlakken van de spleet worden bijvoorbeeld door het contact met de van de wig. 28 voorziene verwarmingsinrichting 26 verwarmd en aansluitend 15 door de samendrukrollen 30,32, die een lichte druk op de schuimmantel 3 uitoefenen, samengevoegd. Door de concave vorm van de samendrukrollen 30,32 op de ene zijde van het oppervlak worden de snijvlakken geleidelijk samengevoerd (zie fig.4).

Bij voorkeur zorgt een tweede transportorgaan 34, bij-20 voorbeeld bestaand uit twee eindloze transportbanden, die de schuimmantel 3 van tegengestelde zijden geleiden, voor het transport van de ommantelde buis.

Zoals reeds vermeld, wordt volgens een voorkeursuitvoeringsvorm van de werkwijze volgens de uitvinding op de schuim-25 mantel 3 een beschermmantel 5 uit folie geëxtrudeerd, welke bij voorkeur uit dezelfde kunststof bestaat als de schuimmantel 3. Bij deze werkwijze wordt de geïsoleerde buis door een kruisspuitkop 36 geleid, welke zich als gereedschap aan een verdere extruder 38 bevindt.

Bij voorkeur wordt de omhulde buis voor invoer in de tweede extruder 30 38 door een tunneloven 40 geleid om het oppervlak van de schuimman tel 3 zo te verwarmen, dat een goede lasverbinding met de later op-geëxtrudeerde beschermmantel 5 plaats kan hebben. De kruisspuitkop 36 is voorzien van een ringvormige extrusieopening, die radiaal naar de buis is gericht en de kunststof in de vorm van een cilinder-35 mantel in radiale richting op de buis extrudeert.

. 8 8 ( t „Li:· W ί -10-

Teneinde de beschermmantel uit folie bijzonder goed met de schuimmantel 3 te verbinden, voert men het verkregen voortbrengsel na het opextruderen van de beschermmantel 5 uit folie door een rollen-orgaan 41 heen. Dit rollenorgaan bestaat uit een groot aantal rollen 5 42, die stervormig in een houder 44 zijn gemonteerd. Elke rol ver toont een concaaf loopvlak met een zodanige krommingsradius, dat deze met de schuimmantel 3 correspondeert. Bovendien kunnen de loopvlakken van de rollen zijn voorzien van een groot aantal ringvormige groeven 46. Elke rol 42 drukt met het loopvlak daarvan tegen de be-10 schermmantel 5 uit folie en daarmee tegen de schuimmantel 3, zodat de gewenste sterke lasverbinding wordt verkregen. Bevindt het rollenorgaan 41 zich onmiddellijk achter de kruisspuitkop 36, dan kan het folie in langsstroken op de schuimstofmantel 3 worden gelast, zonder dat een aanvullende warmtetoevoer noodzakelijk is. Natuurlijk is 15 het ook mogelijk aanvullende warmte toe te voeren, door elke rol 42 te voorzien van een verwarmingssysteem, waardoor het contactoppervlak van de rollen 42 tot de voor de lashandeling noodzakelijke temperatuur wordt verwarmd.

De op deze wijze omhulde buis kan dan onmiddellijk spiraal-20 vormig op een verzameltrommel 48 worden gewikkeld. Tussen de wikkel-machine en de kruisspuitkop 36 aan de extruder 38 dient een voor de natuurlijke afkoeling voldoende grote afstand te liggen.

. 880 om

Claims

1. Werkwijze voor het continu omhullen van massieve of holle profielen, in het bijzonder van buizen, met een geëxtrudeerde schuimmantel uit thermoplastische kunststof, met het kenmerk, dat men (a) op een op zich bekende wijze een schuimmantel (3) uit thermoplasti-5 sche kunststof als hol schuimprofiel extrudeert, waarvan de binnen - diameter resp. de binnenconfiguratie na volledige opschuiming in extrusiewarme toestand voor het begin van de krimp ongeveer correspondeert met de buitendiameter resp. de buitenconfiguratie van het te omhullen massieve of holle profiel (1), 10 (h) de schuimmantel (3) kort na het volledige opschuimen in nog warme toestand in langsrichting opensnijdt en en de spleet in overeenstemming met de afmetingen van het te omhullen massieve of hole profiel (1) opent, (c) het te omhullen massieve of holle profiel (1) met een synchrone 15 snelheid coaxiaal in de geopende schuimmantel (3) voert, voordat het tot een wezenlijke krimp van de geëxtrudeerde schuimmantel (3)door afkoeling komt en (d) onmiddellijk na invoering van het te omhullen massieve of holle profiel (1) de geopende schuimmantel (3) door thermisch lassen 20 verbindt, waarbij de lasverbinding onder aanvullende verwarming van de snijvlakken van de spleet en aansluitend samendrukken van de snijvlakken plaats heeft.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat men de werkwijzestappen (b) tot (d) bij temperaturen van de schuimmantel 25 (3) doorvoert, die boven de glasovergangstemperatuur van de geschuimde thermoplastische kunststof liggen.

3. Werkwijze volgens conclusies 1 en 2, met het kenmerk, dat men de geëxtrudeerde en in langsrichting opengesneden schuimmantel (3), terwijl de spleet wordt geopend met een zodanige krommingsradius 30 omleidt, dat het te omhullen massieve of holle profiel (1) coaxiaal in de geopende schuimmantel (3) kan worden gevoerd.

4. Werkwijze volgens conclusies 1-3, met het kenmerk, dat men na het lassen van de schuimmantel (3) middels een met een ring-mondstuk uitgeruste kruisspuitkop (36) een aanvullende extruder (38) : 8 8 Ü 0 2 1 5 -12- een bultengelegen homogene beschermmantel (5) uit thermoplastische kunststoffolie op de dichtgelaste kunststofmantel (3) extrudeert.

5. Werkwijze volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat men de beschermmantel (5) uit folie bovendien aan de door lassen 5 gesloten schuimmantel (3) in langsrichting strookvormig vastlast.

6. Werkwijze volgens conclusies 1-5, met het kenmerk, dat men als thermoplastische kunststof voor de schuimmantel een polyolefin, bij voorkeur een polyetheen, in het bijzonder een polyetheen met lage dichtheid toepast, waarbij men bij voorkeur een schuimmantel 3 3 10 met een dichtheid van ongeveer 35 kg/m , in het bijzonder van 25 kg/m of minder, vervaardigt.

7. Werkwijze volgens conclusies 1-6, met het kenmerk, dat men zowel voor de schuimmantel (3) als ook voor de beschermmantel ' . uit folie (5) dezelfde thermoplastische kunststof toepast.

8. Massief of hol profiel omhuld met een schuimmantel (3) en eventueel bovendien met een beschermmantel (5) uit folie, en vervaardigd volgens een werkwijze volgens een of meer der voorgaande conclusies 1 tot 7.

9. Inrichting voor het ten uitvoer brengen van de werkwijze 20 volgens de conclusies 1-7, met het kenmerk, dat deze in hoofdzaak bestaat uit: (a) een op zich bekende extruder (2) voor het vervaardigen van een schuimmantel (3) uit thermoplastische kunststof, (b) een snijorgaan (8) met een geleidingsrol (10), » 25 (c) een omleidingsorgaan (12) met een spleetopeningsorgaan (14,16), dat tegelijkertijd voor de geleiding van het coaxiaal in de geopende schuimmantel (3) te voeren massieve of holle profiel (1) dient, (d) een voorraadorgaan (18) waarop resp. waarin zich de te omhullen 30 massieve of holle profielen (1) bevinden, welke continu worden toegevoerd aan de opengesneden schuimmantel (3), (e) een eerste transportorgaan(20), dat eventueel ook voor het richten van het te omhullen massieve of holle profiel (1) dient en (f) een lasorgaan, bestaande uit spleetsluitrollen (22,24), 35 een verwarmingsorgaan (26) met een wig (28) en samendrukrollen (30,32). .8800225 «fi + -13-

10. Inrichting volgens conclusie 9, met het kenmerk, dat het massieve of holle profiel(l) van een voorraadtrommel (18) wordt gewikkeld en het met de schuimmantel (3) omhulde massieve of holle profiel (1) op een verzameltrommel (48) wordt gewikkeld.

11. Inrichting volgens conclusie 9 en/of 10, met het kenmerk, dat na het lasorgaan een verdere extruder (38) met een kruisspuitkop (36) voor het extruderen van de beschermmantel (5) uit folie, eventueel met een aanvullend tweede transportorgaan (34), is aangebracht.

12. Inrichting volgens een of meer der conclusies 9-11, met het kenmerk, dat tussen het transportorgaan (34) en de extruder (38) bovendien een tunneloven (40) is aangebracht.

13. Inrichting volgens een of meer der conclusies 9-12, met het kenmerk, dat na de extruder (38) een rollenorgaan (41) is 15 aangebracht, om de schuimmantel (3) aan de beschermmantel (5) uit folie te lassen, waarbij het rollenorgaan (41) bestaat uit een aantal in de houder (44) stervormig aangebrachte rollen (42) met concave loopvlakken en waarbij die rollen (42) eventueel verwarmbaar zijn en eventueel zijn voorzien van een groot aantal ringvormige groeven(46). . 8 8 0 C 2 2 5