NL8702509A - Voorvormling voor een houder. - Google Patents

Description

doo/rtr/dg ~.·ΐ

Packaging & Container Manufacturers B.V.

£

Uitvinder; Cornells van Raalte te Dodewaard -1- (9) PN 5927

VOORVORMLING VOOR EEN HOUDER

De uitvinding heeft betrekking op een voorvormling voor het blaasvormen van een houder uit kunststof omvattend een omtreksdeel dat niet en een middendeel dat wel tijdens het blaasvormen wordt vervormd, waarbij het omtrekdeel is voorzien van middelen voor het afdichtend 5 en/of vergrendelend samenwerken met een voor de houder geschikt deksel, een zich langs de buitenomtrek bevindend afhangend schort, radiaal naar binnen stekende schotten in de hoek tussen de onderzijde van het omtreksdeel en het schort en middelen voor het bevestigen van de tappen van een draagbeugel.

10 Een dergelijke voorvormling is bekend uit het Amerikaanse octrooischrift 4.367.821, alsmede een houder vervaardigd met behulp van die voorvormling. De voordelen die een dergelijke houder biedt zijn in dat octrooischrift uitvoerig toegelicht.

Een als ernstig gevoeld nadeel van de bekende houder is dat 15 het zijdelingse bedrukkings- of etiketteringsvlak wordt verstoord door de bevestigingsoren voor de draagbeugel, de vpj brede naad tussen de voorvormling en het geblazen gedeelte van de houder en de aanwezigheid van ribben en dekselrand in het bovendeel van het zijdelingse oppervlak.

20 De reeds lang bestaande wensen van consumentenorganisaties en de wettelijke voorschriften ten aanzien van de vermelding van de samenstelling en het gewicht van de verpakte waren alsmede van de richtlijnen voor het gebruik en de in acht te nemen veiligheidsvoorschriften vereisen een zo groot moge lijk bedrukkings- of etiket-25 teringsvlak.

De uitvinding heeft als doelstelling het verschaffen van een voormvormling voor het blaasvormen van een houder die de genoemde nadelen geheel of zogoed als geheel opheft, door het nemen van maatregelen, die afzonderlijk of in kombinatie genomen, leiden tot vergroting 30 van het bedrukkings- of etiketteringsvlak en bovendien tot een gemakke- 87 02 50 8 r -2- (9) PN 5927

Lijker uitvoering van het bedrukken en etiketteren.

De genoemde doelstelling wordt bereikt doordat zich in het schort twee diametraal tegenover elkaar aangebrachte openingen bevinden en doordat de radiale schotten zodanig zijn aangebracht dat zich aan 5 weerszijden van iedere opening een schot bevindt onder vorming van een tapholte.

Een zodanig uitgevoerde voorvormling maakt het mogelijk dat het buitenoppervlak van de gerede houder slechts twee kleine openingen vertoont in plaats van de uitstekende oren bij de bekende houders.

10 Deze kleine openingen zijn gemakkelijk op te nemen in de lege ruimten in de lay-out van een tekst die op de houder wordt gedrukt en storen niet indien een bedrukt etiket op de houder wordt aangebracht.

De schotten aan weerszijden van de tapopeningen bevinden zich met voordeel op enige doch gelijke afstand van de openingen. De door 15 de openingen geperste tap vindt dan rondom een goede weerstand tegen losraken terwijl ook nog een verderop te bespreken uitvoering beter tot zijn recht komt.

Het kan onder omstandigheden zijn aan te bevelen de schotten aan weerszijden van de openingen te voorzien van een verbindingswand.

20 Hierdoor kan worden voorkomen dat bij het blaasvormen het vervormde middendeel te veel ruimte tussen de schotten wegneemt zodat er te weinig plaatsruimte voor de tap resteert.

Voor het vermijden van voor de bedrukking hinderlijke inzinkingen (sink-marks) in het buitenoppervlak van de voorvormling op 25 die plaatsen waar zich aan het binnenoppervlak de radiale schotten bevinden verdient het aanbeveling deze schotten op enige afstand van het binnenoppervlak van het afhangende schort aan te brengen. Dit kan door deze schotten alleen met het omtreksdeel te verbinden. Om de stijfheid van het mondingsgedeelte desondanks te blijven handhaven 30 kunnen niet alleen de radiale schotten aan weerszijden van de openingen door verbindingswanden worden verbonden maar kunnen alle schotten door een verbindingswand worden verbonden zodat als het ware binnen het genoemde schort in een tweede afhangend schort wordt voorzien.

35 De vrije rand van het afhangende schort kan een afschuining 8702503 i -3- (9) PN 5927 bezitten vanaf het binnenoppervlak naar het buitenoppervlak in de richting van de bodem van de te vormen houder. Hierdoor kan de naad tussen de voorvormling en de geblazen wand worden versmald zodat deze naad gemakkelijker in de lay-out van de bedrukking kan worden opgeno-5 men en een aangebracht etiket niet in de naad kan worden gedrukt hetgeen scheuren van het etiket en daardoor onleesbaar worden van de tekst tot gevolg kan hebben.

Het geheel vermijden van een naad tussen de voorvormling en de geblazen wand van de houder kan worden bewerkstelligd door het 10 schort zich te laten uitstrekken tot aan de bodem van de te vormen houder. Dit biedt tevens het voordeel om althans het middendeel uit een andere kunststof te laten bestaan dan het overige deel van de voorvormling. Op deze wijze kan voor het schort een goed bedrukbare kunststof, en/of een kunststof worden ingezet die meer geschikt is om 15 de vervormingskrachten die door de tappen bij vooral houders met grote inhoudsmaten op het schort worden uitgeoefend te weerstaan terwijl voor de eigenlijke houder die kunststof kan worden ingezet die voor het verpakken van de inhoud de meest optimale eigenschappen bezit, waaronder bijvoorbeeld barrièreeigenschappen.

20 Afgezien van op het buitenoppervlak van de houder aanwezige beschermingsribben rondom zijn bovenzijde en bodemzijde is het voor het bedrukken of etiketteren voordelig dat de houder over zijn gehele hoogte een gelijke buitenomtrek bezit. Het is daarom van voordeel dat het omtreksdeel van de voorvormling een buitenwand bezit met een 25 buitenoppervlak dat in hetzelfde vlak ligt als het buitenoppervlak van het afhangende schort. Dit kan worden bewerkstelligd door bijvoorbeeld het omtreksdeel uit te voeren overeenkomstig het bovendeel van de houder zoals beschreven is in de nog niet gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 8601917 van aanvraagster ingediend op 24 juli 1987 en 30 waarop in de toelichting op het hierna nog te geven uitvoeringsvoor-beeld nader wordt ingegaan.

Hierboven werd reeds gewag gemaakt van op het buitenoppervlak van de houder, langs de bovenzijde en bodemzijde van de gerede houder, aanwezige ribben. Deze moeten zoals bij uit blik uitgevoerde houders 35 voorkomen dat naast elkaar geplaatste houders eikaars bedrukkingen of etiketten beschadigen zodat deze onleesbaar worden. De genoemde ribben houden de bedrukte of geëtikketteerde oppervlakken op afstand. Om het- 8702 50 9 ¥

A

-4- (9) PN 5927 zelfde te bereiken bij de houders volgens de huidige uitvinding kan het buitenoppervlak van het omtreksdeel aan de mondingszijde rondom zijn voorzien van een ribbe en kan de gerede houder aan zijn buitenoppervlak aan de bodemzijde rondom zijn voorzien van een ribbe. Deze 5 Laatste ribbe wordt gevormd door een overeenkomstige vormgeving van de blaasvorm.

Het komt voor dat houders die zijn voorzien van een draag-beugel moeten worden bedrukt of moeten worden geëtiketteerd. Om te voorkomen dat deze bewerkingen worden gehinderd door de aanwezigheid 10 van langs de te bedrukken of te etiketteren oppervlakken afhangende draagbeugels kan het voordelig zijn dat de draagbeugels in een bepaalde stand kunnen worden gefixeerd. Om deze fixering mogelijk te maken kan iedere tap een zodanige dwarsdoorsnede bezitten dat bij het brengen van de draagbeugel vanuit een eerste gewilde stand naar een 15 tweede gewilde stand althans een der de tapholte begrenzende wanden en/of de tap zelf gedurende het draaien van de tap een niet-permanente vervorming ondergaat. De schotten aan weerszijden van de tapopening bieden hiertoe een uitstekende mogelijkheid indien hiertussen een X-vormig tapeinde wordt aangebracht met gelijke afstanden 20 tussen de uiteinden en waarbij die afstand nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen twee schotten.

De voorvorm ling volgens de uitvinding leent zich voor de vervaardiging van een houder met een ronde/ een ovale, of een in hoofdzaak rechthoekige radiale dwarsdoorsnede. Een ronde radiale dwarsdoor-25 snede van de houder, met andere woorden een cylindervormige houder, is het meest geschikt om op de conventionele machines voor cylindrische, uit blik bestaande houders te bedrukken of te etiketteren.

De uitvinding zal hierna aan de hand van een in de tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeeld nader worden toegelicht.

30 In de tekening geeft

Fig. 1 een bovenaanzicht van een voorvormling volgens de uitvinding; Fig. 2 een onderaanzicht van de voorvormling uit Fig. 1;

Fig. 3 een axiale dwarsdoorsnede van de voorvormling volgens lijn III— III in Fig 1; 8702509 -5- (9) PN 5927 i s

Fig. 4 een halve axiale dwarsdoorsnede van een gerede houder volgens lijn III-III in Fig 1;

Fig. 5 een halve axiale dwarsdoorsnede van een gerede houder volgens lijn V-v in Fig. 1 weer; 5 Fig. 6 een axiale dwarsdoorsnede van een halve voorvormling en van een halve gerede houder in een andere uitvoering;

Fig. 7 een dwarsdoorsnede volgens lijn VII-VII in Figuur 6;

Fig. 8 een gedeelte van een draagbeugel met tap in zijaanzicht en Fig. 9 een vooraanzicht van de tap uit Fig. 8 weer.

10 De in de Fig. 1 t/m 3 getekende voorvormling is door spuit- gieten verkregen en bestaat in dit geval uit pol/propeen. De voor-vorraling bestaat uit een middendeel 1 dat na in plastische toestand te zijn gebracht door blaasvormen tot een houderlichaam wordt gevormd en een omtreksdeel 2, dat tijdens het blaasvormen intact blijft en dat 15 een voorziening bezit voor het afdichtend en/of vergrendelend samenwerken met een deksel. Deze voorziening bestaat uit een U-vormig kanaal 3 met een buitenkanaalwand 4, een binnenkanaalwand 5 en een bodem 6. De buitenkanaalwand 4 is voorzien van een inwendige ribbe 7.

Het cylindrische buitenoppervlak 8 van het omtreksdeel 2, in 20 dit gevat de buitenzijde van de buitenkanaalwand 4 gaat over in het buitenoppervlak 9 van een volgens de uitvinding aan het omtreksdeel 2 aangebracht cylindrisch schort 10 met aan zijn vrije rand 11 een afschuining 12 tussen het binnenoppervlak 13 en het buitenoppervlak 9.

De onderdelen 4, 5, 6 en 10 geven in wezen het bovengedeelte van een 25 uitvoeringsvorm van een houder weer zoals die blijkt uit de nog niet gepubliceerde Nederlandse octrooiaanvrage 8601917 waarop in de beschrijving reeds werd geduid.

In Fig. 1 zijn met 14 in stippellijnen enkele radiale schotten getekend die zich bevinden in de hoek tussen de onderzijde van 30 omtreksdeel 2 en het schort 10 rondom de voorvormling.

Zoals in de tekening met 15, 15' en 16, 16' is aangegeven bevinden zich aansluitend aan het omtreksdeel en diametraal tegenover elkaar twee paar schotten waartussen in het schort openingen 17 en 17' zijn aangebracht voor het opnemen van tappen van een draagbeugel (niet 35 getekend).

870250 9 -6- (9) ΡΝ 5927

Y

De in Fig. 3 met C aangeduide onderbroken Lijn geeft voor de duidelijkheid schematisch de contouren aan van de te vormen houder.

Aan de voorvormling bevindt zich Langs zijn bovenrand een beschermingsribbe 18 die met een geblazen ribbe 19 aan de benedenrand 5 van de gevormde houder het tussengeLegen zijdelingse oppervlak beschermt wanneer twee of meer houders naast elkaar en tegen elkaar worden geplaatst.

Aan de onderzijde van de gevormde houder is voorzien in bodemribben 20 die passen in groeven van een (niet getekend) voor de 10 houder geschikt deksel.

Het schort 10 kan ook tot aan de bodem van de te vormen houder reiken. De beschermingsribbe 19 kan in dat geval aan de voorvormling worden aangespuitgiet.

In Fig. 6 en 7 is een uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij de 15 radiale schotten 21 en 21' zijn verbonden door verbindingswanden 22 en 22'. Alle radiale schotten ook die met 14 in Fig. 1 aangeduide schotten kunnen door verbindingswanden worden verbonden zodat er als het ware een tweede afhangend schort ontstaat. In Fig. 7 is met stippellijnen 33 dit tweede schort gedeeltelijk aangeduid. Dit kan bij-20 zonder voordelig zijn indien zoals in Fig. 6 en 7 is aangegeven de radiale schotten zich op enige afstand van het schort 10 bevinden onder vorming van spleten 23 en 23'.

De houder kan als volgt uit de voorvormling worden vervaardigd. De voorvormling wordt vanuit de spuitgietvorm overgebracht naar 25 een blaasvorm waarbij de temperatuur van althans het middendeel zodanig is dat dit middendeel door blaas lucht onder druk kan worden vervormd. De blaasmatrijs heeft voor het vervaardigen van een in hoofdzaak cylindrische houder een cylindervorm met een straal die gelijk is aan de straal van de cylindervormige voorvormling. Het middendeel 1 30 vlijt zich tijdens het blaasvormen zoveel mogelijk tegen de binnenwand 13 van het schort 10 en de verdere binnenwand van de blaasmatrijs die in Fig. 4 met een brede arcering schematisch is aangegeven en met M is aangeduid. Tussen de schotten 15, 15' en 16, 16' zullen na het blaasvormen de tapholten 24 en 24' overblijven. In Fig. 5 is met 25 de 35 ruimte aangeduid die zou overblijven indien de verbindingswanden 22, 22' 87 02 50 9

A

-7- (9) ΡΝ 5927 niet aanwezig zouden zijn of indien er buiten de schotten 15, 15', 16, 16' geen verdere schotten zouden zijn aangebracht.

Indien het schort tot aan de bodem van de houder reikt behoeft niet te worden afgeschuind. De ruimte die dan na het blaasvor-5 men Langs de bodemomtrek kan ontstaan kan worden benut om bij het stapelen een aan de bovenzijde van de buitenkanaalwand aangebrachte sta-pelribbe 26 (zie Fig. 4) op te nemen zodat de gestapelde houders niet in horizontale richting ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven. In dit geval kunnen de bodemribben 20 vervallen.

10 Fig. 8 en Fig. 9 stellen resp. een zijaanzicht en een voor aanzicht voor van een mogelijke uitvoeringsvorm voor de draagbeugel 27 met tap 28. De tap 28 heeft de vorm van een X met uiteinden 29, 30, 31 en 32 waarvan de afstanden tussen aangrenzende uiteinden "a" gelijk zijn en welke afstand "a" nagenoeg gelijk is aan de afstand tussen de 15 radiale schotten die de tapholte 24 begrenzen.

8702509

Claims (15)

1. Voorvormling voor het blaasvormen van een houder uit kunststof omvattend een omtreksdeel (2) dat niet en een middendeel (1) dat wel tijdens het blaasvormen wordt vervormd, waarbij het omtreksdeel (2) is voorzien van middelen (3, 4, 5, 6, 7) voor het 5 afdichtend en/of vergrendelend samenwerken met een voor de houder geschikt deksel, een zich langs zijn buitenomtrek bevindend afhangend schort (10), radiaal naar binnen stekende schotten (14) in de hoek tussen de onderzijde van het omtreksdeel (2) en het schort (10) en middelen voor het bevestigen van de tappen van een 10 draagbeugel, met het kenmerk, dat zich in het schort twee diametraal tegenover elkaar aangebrachte openingen (17, 17') oevinden en dat de radiale schotten zodanig zijn aangebracht dat zich aan weerszijden van iedere opening een schot (15,15*,16,161) onder vorming van een tapholte (24) bevindt.

2. Voorvormling volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de radiale schotten (15, 15', 16, 16') aan weerszijden van iedere opening (17, 17') zich op enige doch gelijke afstand van de opening (17,17') bevinden.

3. Voorvormling volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat 20 althans de schotten aan weerszijden van iedere opening aan hun radiale uiteinden zijn verbonden door een verbindingswand (22,22’).

4. Voorvormling volgens een der conclusies 1-3, met het kenmerk, dat de radiale schotten (15,15',16,16') zich op enige afstand van het 25 binnenoppervlak (13) van het afhangende schort (10) bevinden.

5. Voorvormling volgens één der conclusies 1-4, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak van het afhangend schort (10) in hetzelfde vlak ligt als een buitenoppervlak (8) van een buitenwand (4) van het omtreksdeel (2).

6. Voorvormling volgens een der conclusies 1-5, met het kenmerk, dat de vrije rand (11) van het afhangende schort (10) een afschuining (12) bezit vanaf zijn binnenoppervlak (13) naar zijn buitenoppervlak (9) in de richting van de bodem van de te vormen houder. 8702.50 9 ά -9- (9) ΡΝ 5927

7. Voorvormling volgens een der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het schort (10) zich uitstrekt tot de bodem van de te vormen houder.

8. Voorvormling volgens een der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat 5 althans het middendeel (1) een andere kunststof omvat dan het overige deel van de voorvormling.

9. Voorvormling volgens een der conclusies 1-8, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak (8) van het omtreksdeel (2) aan de mondings-zijde rondom is voorzien van een beschermingsribbe (18).

10. Houder vervaardigd met behulp van de voorvormling volgens een der conclusies 1-9.

11. Houder volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat het buitenoppervlak van de houder aan de bodemzijde rondom is voorzien van een beschermingsribbe (19).

12. Houder volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de onder zijde van de houderbodem is voorzien van bodemribben (20) die passen in groeven aan de bovenzijde van een voor de houder geschikt deksel zodanig dat gestapelde bedekselde houders niet in horizontale zin ten opzichte van elkaar kunnen verschuiven.

13. Houder volgens een der conclusies 10-12, met het kenmerk, dat de houder in hoofdzaak een cytindrische vorm bezit.

14. Draagbeugel met vaste tappen voor een houder volgens een der conclusies 10-13, met het kenmerk, dat iedere tap (28) een zodanige dwarsdoorsnede bezit dat bij het brengen van de draagbeuget 25 vanuit een eerste gewi Lde naar een tweede gewi1de stand althans een der de tapholte begrenzende wanden en/of de tap zelf gedurende het draaien van de tap een niet-permanente vervorming ondergaat.

15. Voorvormling of houder volgens de beschrijving en/of tekening of zoals is toegelicht aan de hand van de tekening. 870250 9