NL8702269A - Met een drukmedium te bekrachtigen zuiger-cilinderinrichting. - Google Patents

Description

P & c W 3299-39 Ned.B/Gb ' * »

Titel: Met een drukmedium te bekrachtigen zuiger-cilinderinrichting

De uitvinding heeft betrekking op een met een drukmedium te bekrachtigen zuiger-cilinderinrichting, die in ten minste één van zijn zuiger-eind-standen samenwerkt met en mechanisch vergrendelbaar is door een met het drukmedium ontlastbaar grendelorgaan.

5 Dergelijke zuiger-cilinderinrichtingen worden o.a. toegepast als kantelinrichting bij voertuigen met een voorover kantelbare kabine. Het met de zuiger-cilinderinrichting samenwerkende grendelorgaan wordt hierbij gevormd door een afzonderlijke inrichting, waarmede de kabine in de rijstand wordt vergrendeld en wel onder gebruikmaking van een grendelhaak, die in de 10 grendelstand aangrijpt op het chassis. De grendelhaak is daarbij opgenomen in het drukmediumcircuit van de kantelinrichting en wel zodanig, dat bij bekrachtiging van het circuit eerst de grendelhaak in de ontgrendelstand wordt gebracht, alvorens er druk aan de kantelinrichting kan worden toegevoerd.

15 De uitvinding nu beoogt een zuiger-cilinderinrichting met grendel- functie voor toepassingen als zojuist beschreven, als ook voor andere toepassingen wezenlijk te vereenvoudigen, zonder dat daarbij concessies aan de betrouwbaarheid van de vergrendeling worden gedaan.

De door de uitvinding voorgestelde zuiger-cilinderinrichting wordt 20 daardoor gekenmerkt, dat het grendelorgaan wordt gevormd door ten minste een aan het betreffende cilindereinde in axiale richting van het zuigereind-vlak respectievelijk de cilinderbodem uitgaande doorn, welke klemmend past in een corresponderende boring in de tegenoverliggende cilinderbodem respectievelijk het tegenoverliggende zuigereindvlak.

25 Bij de zuiger-cilinderinrichting volgens de uitvinding is het grendelorgaan dus in de inrichting geïntegreerd. Ten opzichte van de bekende uitvoering zijn hierdoor de leidingen die het grendelorgaan met de zuiger-cilinderinrichting en de drukmediumbron verbinden komen te vervallen, terwijl het drukmediumcircuit wezenlijk eenvoudiger en minder storingsgevoelig is 30 geworden.

Aan het einde van de werkzame zuigerslag in de richting van de te vergrendelen eindstand wordt de grendeldoom onder invloed van de op de zuiger uitgeoefende druk in klemmende ingrijping met de grendelboring gebracht. Deze klemmende ingrijping blijft na het wegvallen van de druk 35 bestaan en zal eerst weer kunnen worden opgeheven door in de tegenover gestelde richting druk op de zuiger uit te oefenen.

Een bijzondere toepassing van de inrichting volgens de uitvinding is die voor het openen en sluiten van het (vouw)dak van een voertuig van het 8702269 'f -2- type "cabriolet". Voor een dergelijke toepassing zou de bekende uitvoering met een afzonderlijke grendelinrichting problemen met betrekking tot het onderbrengen van de vele leidingen en de afzonderlijke grendelinrichting met zich mede brengen.

5 In een praktische uitvoeringsvorm, waarbij de doorn aan de zuiger is aangebracht, is de boring op de drukmediumtoevoer aangesloten en is de doorn voorzien van een axiaal kanaal, dat via een aan de voet van de doorn aanwezig dwarskanaal in het de doom omgevende zuigerkopstuk uitmondt.

Hierdoor zal de voor het bewegen van de zuiger vanuit de vergrendelde 10 stand toegevoerde druk direct op het totale zuigervlak werkzaam worden en zal een geringe overdruk t.o.v. de normaal benodigde druk voldoende zijn om de klemkracht tussen doorn en boring en daarmede de vergrendeling op te heffen.

In een eenvoudige uitvoeringsvorm, die bovendien met een nauwkeurig 15 gedefinieerde zuigereindstand gepaard gaat, zijn de doom en de corresponderende boring licht conisch uitgevoerd.

De uitvinding wordt hieronder aan de hand van de tekening met een uitvoeringsvoorbeeld nader toegelicht.

Figuur 1 toont de toepassing van de inrichting volgens de uitvinding 20 als open- en sluitinrichting voor een vouwdak van een voertuig; en figuren 2A en 2B tonen een eindgedeelte van de zuiger-cilinderin-richting volgens de uitvinding, en wel met de zuiger respectievelijk op weg naar (fig. 2A) en in (fig. 2B) zijn ingeschoven eindstand.

Het in figuur 1 weergegeven vouwdak is van een op zichzelf bekende 25 constructie. Aan weerszijden van de niet weergegeven carrosserie van het voertuig bevindt zich een vaste montageplaat 1, waaraan het vouwdakfreem 2 bij 3 scharnierend is bevestigd en die tevens dient als geleiding voor een vouwgeleidingsstang 4.

Aan weerszijden van de carrosserie is een hydraulische zuiger-cilinder-30 inrichting 6 volgens de uitvinding met zijn van de zuigerstang 7 afgekeerde einde om een vast punt 8 scharnierend gemonteerd. Het vrije zuigerstang-einde grijpt bij 9 scharnierend aan op het vouwdakfreem 2. De met de niet getekende vaste opgestelde pomp en drukmediumbron verbonden druk/retour-leidingen van en naar de cilinder 10 zijn met 11 aangegeven.

35 De tekening toont het vouwdak in twee standen, n.1. de gesloten stand I

waarin de dakbekleding 12 het freem 2 in strak gespannen toestand omhult en de geopende stand II, waarin de dakbekleding 12 in plooien tussen de samengeklapte geledingen van het freem 2 is samengevouwd. In de gesloten toestand I neemt de zuigerstang 7 zijn (geheel) uitgeschoven positie in, 8702269 •5* Λ i -3- terwijl de geopende stand II van het dak correspondeert met de ingeschoven positie van de zuiger-cilinderinrichting 6. Het dak wordt in de geopende stand vergrendeld door een in de inrichting 6 geïntegreerde grendelinrich-ting, die hieronder aan de hand van fig. 2A, B nader zal worden beschreven.

5 De zuiger 13 is aan zijn kopvlak voorzien van een centrale, licht conische doorn 14, die samenwerkt met een centrale, licht conische boring 15 in de cilinderbodem 16. Met 17 is de aansluiting voor êén der druk/retour-leidingen 11 aangegeven.

Fig. 2A toont de inrichting 6 in een positie, waarin de zuiger 13 zijn 10 ingeschoven eindstand nadert en het dak dus praktisch zijn geopende stand heeft bereikt.

In fig. 2B is de zuiger 13 tot stilstand gekomen in een eindpositie, waarin de doorn 14 onder invloed van de aan de zuigerstangzijde heersende druk vastgeklemd is komen te zitten in de boring 14. De klemwerking tussen 15 doorn 14 en boring 15 en daarmede de vergrendeling van het dak in de geopende stand blijft bestaan, totdat er druk via de aansluiting 17 in de ruimte onder de zuiger 13 wordt opgewekt. De doom is daarbij voorzien van een axiaal kanaal 18, dat via een dwarskanaal 19 uitmondt aan het ringvormige zuigerkopvlak rond de doorn. Via deze kanalen kan de hydraulische 20 vloeistof dus de ruimte 20 tussen het ringvormige zuigerkopvlak en de cilinderbodem bereiken, Bij het sluiten van de kap vanuit de vergrendelde geopende stand zal de druk van de aan de bodemzijde van de cilinder toegevoerde hydraulische vloeistof dus onmiddelijk over het totale zuigerkopvlak werkzaam zijn, hetgeen een effectieve ontgrendeling waarborgt.

25 De bij het openen van het dak te overwinnen klemwerking zal uiteraard niet altijd voor beide zuiger-cilinderinrichtingen gelijk zijn. Met behulp van op het gebied van hydraulische cabine-kantelinrichtingen bekende hydraulische schakelingen is echter desondanks een synchrone beweging van beide hydraulische cilinders te bewerkstelligen.

30 8702269

Claims (4)

1. Met een drukmedium te bekrachtigen zuiger-cilinderinrichting, die in ten minste één van zijn zuiger-eindstanden samenwerkt met en mechanisch vergrendelbaar is door een met het drukmedium ontlastbaar grendelorgaan, met het kenmerk, dat het grendelorgaan wordt gevormd door ten minste een 5 aan het betreffende cilindereinde in axiale richting van het zuigereind-vlak respectievelijk de cilinderbodem uitgaande doorn, welke klemmend past in een corresponderende boring in de tegenoverliggende cilinderbodem respectievelijk het tegenoverliggende zuigereindvlak.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de doorn aan de 10 zuiger is aangebracht en de in de cilinderbodem aanwezige boring op de drukmediumtoevoer is aangesloten, waarbij de doorn is voorzien van een axiaal kanaal, dat via een aan de voet van de doorn aanwezig dwarskanaal in het de doorn omgevende zuigerkopstuk uitmondt.

3. Inrichting volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de doorn en de 15 corresponderende boring licht conisch zijn uitgevoerd.

4. Voertuig met vouwdak, met het kenmerk, dat voor het openen en sluiten van het vouwdak een of meer inrichtingen volgens conclusies 1-3 zijn toegepast en wel zodanig, dat een vergrendelde zuigereindstand correspondeert met de geopende stand van het dak. 20 87 0 2 2.6 9