NL8701112A

NL8701112A - Ademgasbevochtiger.

Info

Publication number: NL8701112A
Application number: NL8701112A
Authority: NL
Original assignee: Draegerwerk Ag
Priority date: 1986-08-12
Filing date: 1987-05-11
Publication date: 1988-03-01
Also published as: DE3627351A1

Description

ψ ~Ρ ' s, * 4

Ademgasbevochtiger.

De uitvinding heeft betrekking op een ademgasbevochtiger met een waterhouder welke voor het navullen met een gelijkblijvende voorraadhoeveelheid verbonden is met een in een huis opgenomen inwendige kamer waarin het ademgas vanuit een deze omgevende uitwen-5 dige kamer komend invoerbaar is en na zijn bevochtiging uit een adem- gasuitlaat afvoerbaar is.

Een dergelijke ademgasbevochtiger is uit het Duitse octrooi-schrift 2.512.607 bekend geworden.

Bij de bekende ademgasbevochtiger zijn de bodems van de 10 beide kamers door een watervoorraad bedekt, waarbij het navullen van het verbruikte water uit een waterhouder in de inwendige kamer plaats heeft, waarvandaan het water in de uitwendige kamer kan overgaan. Het droge ademgas komt in de uitwendige kamer via een veelvoud van doorstroomopeningen binnen, welke zodanig opgesteld zijn dat zij 15 steeds beneden de waterspiegel van de voorraadhoeveelheid uitmonden.

Zodoende wordt het te bevochtigen ademgas in kleine luchtblaasjes door het water gedrukt en komt daarna uit een ademgasuitlaat naar de verbruiker.

Bij de bekende ademgasbevochtiger is het nadelig dat grotere 20 luchthoeveelheden slechts onvoldoende bevochtigd worden, aangezien de opdeling van de ademgasstroom in kleine luchtblaasjes een natuurlijke begrenzing voor de maximaal bevochtigdbare ademgasstroom vormt.

Men zou eerder hetzij de bevochtigingskamers aanzienlijk moeten vergroten of de maat van de luchtblazen wélke door het water dienen te 25 bewegen, aanzienlijk vergroten, hetgeen echter een effectieve bevoch- tigingsprestatie tegenwerkt.

Aan de onderhavige uitvinding ligt zodoende de opgave ten grondslag om een ademgasbevochtiger van de genoemde soort zodanig te verbeteren dat over een groter oppervlak en daardoor werkingsvollere 30 bevochtiging van het ademgas.^bereikt wordt, waarbij de uitwendige afmetingen zo gering mogelijk dienen te blijven.

De oplossing van de opgave heeft plaats doordat de wand-oppervlakken van de inwendige kamer en de uitwendige kamer voorzien zijn van pitbanen die steken in de voorraadhoeveelheid, waarbij de 35 ademgastoevoer in de uitwendige kamer uitmondt en de ademgasuitlaat van de inwendige kamer uitgaat, waarbij de waterhouder door de inwendige kamer omsloten is.

Ü ; i

Tf y" •v - 2 -

Een belangrijk voordeel van deze uitvinding is dat door een aanzienlijke vergroting van de aan de bevochtiging meewerkende wateroppervlakken een duidelijk verbetering van de ademgasbevöchtiging bereikt wordt. De verhouding tussen het bevochtigende oppervlak en 5 de te bevochtigen ademgasvolumen wordt merkbaar ten gunste van het oppervlak verhoogd.Deze gunstige verhouding wordt nog verbeterd doordat de waterhouder in hoofdzaak het volume Van de inwendige kamer opvult, waardoor een dwangmatig verdringen van de te bevochtigen ademlucht aan de pitoppervlakken bereikt wordt. Bovendien wordt daardoor een zo 10 compact mogelijke constructie van de ademgasbevochtiger bereikt.

Terwijl de toevoer van het ademgas in de met pitten beklede ruimte van de uitwendige kamer plaats heeft, treedt een onmiddellijke bevochtiging van het droge ademgas onmiddellijk bij de binnenkomst in de ademgasbevochtiger op.

15 Om te verhinderen dat tijdens het bedrijf van de ademgas bevochtiger druppels of spuitwater uit de ademgasuitlaat naar buiten komen, wordt deze voorzien van een spuitwaterbescherming.

De waterbehouder kan bij voorkeur in een wateruitstroomstuk aan de bodem van de inwendige kamer opgenomen worden.

20 Bij voorkeur is het wateruitstroomstuk door-stoken met kanalen waardoorheen bij geopende waterhouder de vloeistof op de bodem van de beide kamers kan uittreden. De hoogte van de mondingen van de kanalen ten opzichte van de bodem bepaalt de hoogte van de waterspiegel van de voorraadhoeveelheid.

25 Van bijzonder voordeel is het, wanneer het wateruitloopstuk zodanig gecombineerd is met de flensafsluiting, dat na begrensd losnemen van de afsluiting uitstroomwegen voor het bevochtigingswater vrijgegeven worden. In dit geval kan de waterhouder met losgenomen afsluiting als voorraadfles in de inwendige kamer gezet worden, waarbij 30 deze in zijn stand, bijvoorbeeld door een niet getekende veer tussen de flesbodem en het deksel gehouden wordt.

Voor het gemakkelijk dragen van de ademgasbevochtiger, bijvoorbeeld aan de gordel van de toesteldrager, is aan het huis een bevestigingsschakel aanwezig.

35 Een uitvoeringsvoorbeeld van de uitvinding wordt aan de hand van de tekening schematisch aangegeven en in het volgende nader verduidelijkt.

*

3P

& - 3 -

In de enige figuur is een cilindervormig huis 1 van de ademgasbevochtiger aangegeven, welke door een deksel 2 afgesloten wordt. In het huis 1 is een andere cilindervormige inwendige kamer 3 concentrisch aan de wand van het huis 1 aangebracht, zodat het 5 huis 1 een ringvormige uitwendige kamer 17 vormt, waarbij in de ruimte daarvan een ademgastoevoer 4 uitmondt welke via een inlaat-pijpstuk 5 met een niet getekend ademgasbron verbindbaar is. De ademgastoevoer 4 kan gelijktijdig in de vorm van een geluiddemper, bijvoorbeeld uit gesinterde keramiek, uitgevoerd zijn. Het inwendige 10 oppervlak van de uitwendige kamer 17 alsook het wandoppervlak van de inwendige kamer 3 zijn bekleed met pitbanen 6. De gasstroom-verbinding van de uitwendige kamer 17 naar de inwendige kamer 3 vormt een doorbraak 7 in de inwendige kamer 3. In de inwendige kamer 3 is een waterhouder 8 met zijn opening in een wateruitloopstuk 9 15 gehouden, welke zich aan de bodem van de inwendige kamer 3 bevindt.

In het deksel 2 reikt een ademgasuitlaat 10 van de inwendige kamer 3 naar een eveneens niet getekende verbruiker. Voor de opening van de ademgasuitlaat 10 binnen de inwendige kamer 3 is een spuitwaterscherm 11 in de vorm van een naar de inwendige ruimte toe gewelfde, de 20 opening van de ademgasuitlaat 10 overdekkende afbuigplaat aangebracht.

Eveneens in het deksel 2 is een overdrukklep 13 opgesteld. Aan het deksel 2 is een bevestigingsschakel 12 aanwezig waarbij door de opening hiervan bijvoorbeeld een niet getekende draaggordel getrokken kan worden.

25 In het bedrijf treedt uit de gevulde waterhouder 8 water door kanalen 14 van het wateruitstroomstuk 9 op de bodem van zowel de inwendige kamer 3 alsook de uitwendige kamer 17 naar buiten. De hoogte van de waterspiegel van de voorraadhoeveelheid 15 stijgt zo lang totdat de kanalen 14 bedekt zijn. De pitbanen 6 zuigen zich vol met water 30 waarbij openingen 16 in het bodemgedeelte van de inwendige kamer 3 aanwezig zijn, zodat de watervoorraad ook in de uitwendige kamer 17 kan dringen. Het droge ademgas wordt via de ademgastoevoer 4 in de uitwendige kamer 17 geleid en daar bevochtigd, waarnaar het door de doorbraak 7 in de inwendige kamer 3 en vandaar naar de ademgasuitlaat 35 10 geleid wordt. Aangezien de inwendige kamer 3 met de waterhouder 8 opgevuld is, wordt de ademlucht dwangmatig langs de pitbanen 6 geleid, waardoor een intensieve bevochtiging mogelijk wordt.

i /

Claims

1. Ademgasbevochtiger met een waterhouder, welke voor het navullen met een gelijkblijvende voorraadhoeveelheid met een in een huis opgenomen inwendige kamer verbonden is, waarin het ademgas van een deze omgevende uitwendige kamer komend invoerbaar is en na zijn 5 bevochtigen uit een ademgasuitlaat afvoerbaar is, gekenmerkt doordat de wandoppervlakken van de inwendige kamer (3) en de uitwendige kamer (17) voorzien zijn van pitbanen (6) die in de voorraadhoeveelheid (15) steken, waarbij de ademgastoevoer (4) in de uitwendige kamer (17) uitmondt en de ademgasuitlaat (10) van de inwendige kamer (3) uitgaat, 10 waarbij de waterhouder (8) door de inwendige kamer (3) omsloten is.

2. Ademgasbevochtiger volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat aan de ademgasuitlaat (10) een spuitwaterscherm (11) voorafgaat.

3. Ademgasbevochtiger volgens conclusie 1 of 2, gekenmerkt doordat aan de bodem van de inwendige kamer (3) een wateruitloapstuk 15 (9) voor de waterhouder (8) aanwezig is.

4. Ademgasbevochtiger volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat het wateruitloopstük (9) door-stoken is van kanalen (14) voor het navullen van de voorraadhoeveelheid (15).

5. Ademgasbevochtiger volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat 20 het water-uitloopstuk (9) als begrensd losneembare flesafsluiting uitgevoerd is.

6. Ademgasbevochtiger volgens éen der conclusies 1 tot 4, gekenmerkt doordat aan het huis (1) een bevestigingsschakel (12) aanwezig is. -o-o-o-o-o-o-o- · 1 -i