NL8701009A - Machine voor het verspreiden van materiaal. - Google Patents

Machine voor het verspreiden van materiaal. Download PDF

Info

Publication number
NL8701009A
NL8701009A NL8701009A NL8701009A NL8701009A NL 8701009 A NL8701009 A NL 8701009A NL 8701009 A NL8701009 A NL 8701009A NL 8701009 A NL8701009 A NL 8701009A NL 8701009 A NL8701009 A NL 8701009A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
machine
members
spreading
machine according
distribution
Prior art date
Application number
NL8701009A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Lely Nv C Van Der
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Lely Nv C Van Der filed Critical Lely Nv C Van Der
Priority to NL8701009A priority Critical patent/NL8701009A/nl
Priority to EP88200814A priority patent/EP0289095B1/en
Priority to DE3851568T priority patent/DE3851568T2/de
Publication of NL8701009A publication Critical patent/NL8701009A/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/006Regulating or dosing devices
    • A01C17/008Devices controlling the quantity or the distribution pattern
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C15/00Fertiliser distributors
    • A01C15/16Fertiliser distributors with means for pushing out the fertiliser, e.g. by a roller
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01CPLANTING; SOWING; FERTILISING
    • A01C17/00Fertilisers or seeders with centrifugal wheels
    • A01C17/005Driving mechanisms for the throwing devices

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Soil Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Fertilizing (AREA)

Description

C. van der Lely N.V. , Maasland MACHINE VOOR HET VERSPREIDEN VAN MATERIAAL
De uitvinding heeft betrekking op een machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder van korrel- en/of poedervormige meststoffen zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aangedreven ver-5 spreidorgaan, waarmede het materiaal tijdens voortbewegen van de machine over een strook uitstrooibaar is.
Een doel van de uitvinding is een machine van deze soort zodanig te verbeteren dat de verspreiding van het materiaal beter regelbaar is. Volgens de uitvinding kan dit 10 bereikt worden wanneer de machine een verdeel inrichting om- ' vat, via welke, tijdens bedrijf van de machine, materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd, waarbij met behulp van de verdeelinrichting de toevoer van het materiaal aan het verspreidorgaan regelbaar is, zodanig dat de verdeling van 15 het materiaal over de breedte van de strook instelbaar is. Door de verdeling van het materiaal over de breedte van de strook waarover het materiaal verspreid moet worden in te kunnen stellen, kan de uitstrooiing van het materiaal bijvoorbeeld aan verschillende soorten materiaal zodanig worden 20 aangepast dat de verdeling over de strooibreedte op de meest gunstige wijze plaatsvindt, zodat het materiaal zo gelijkmatig mogelijk per oppervlakte-eenheid wordt uitgestrooid. In het bijzonder bij landbouwmachines waarmede korrel- en/of poedervormige meststoffen moeten worden uitgespreid is dit 25 van belang om een goede opkomst van de gewassen te verkrijgen. Ook kan dit van belang zijn om bijvoorbeeld materiaal te verspreiden dat dient voor het bestrijden van plantenziekten en/of insekten.
Het instelbaar zijn van de verdeling van het mate-30 riaal over de breedte van de tijdens voortbewegen van de machine bestrooide strook kan volgens de uitvinding op eenvoudige wijze verkregen worden wanneer de verdeelinrichting ten minste twéé naast elkaar gelegen afvoerorganen omvat, via welke materiaal aan het verspreidorgaan kan worden toegevoerd 87 . . 0 i ½ 4 2
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld kan hierbij volgens de uitvinding verkregen worden wanneer de afvoerorganen samenwerken met een transportorgaan, waarmede materiaal aan de verdeel-inrichting wordt toegevoerd, een en ander zodanig dat de 5 afvoerorganen het materiaal vanaf het transportorgaan aan het verspreidorgaan toevoeren.
Een gunstig uitvoeringsvoorbeeld wordt hierbij verkregen wanneer de afvoerorganen beweegbaar in de machine zijn aangebracht. De verdeling van het materiaal over de te 10 bestrooien strook is hierbij gemakkelijk te beïnvloeden wanneer de snelheid waarmede de afvoerorganen tijdens bedrijf beweegbaar zijn instelbaar is.
Bij een verder uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding kan het materiaal op gunstige wijze aan 15 de verdeelinrichting worden toegevoerd wanneer het transportorgaan een om een draaiingsas beweegbaar gootvormig transportorgaan is. Hierbij kan de verdeelinrichting op eenvoudige wijze zodanig zijn uitgevoerd dat al het aan het transportorgaan toegevoerde materiaal door de verdeel-20 inrichting vanaf het transportorgaan aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd bij het passeren van het transportorgaan van de verdeelinrichting.
Het transportorgaan kan op gunstige wijze van het te verspreiden materiaal worden voorzien wanneer tussen een voorraadbak en het gootvormig transportorgaan een koker-25 vormige geleiding is aangebracht, die met de onderzijde op de bovenzijde van het gootvormige transportorgaan aansluit en met het boveneinde aansluit aan een afvoeropening van de voorraadbak. De hoeveelheid materiaal die door het transportorgaan wordt toegevoerd aan de verdeelinrichting kan 30 volgens de uitvinding op gunstige wijze geregeld worden wanneer nabij de onderzijde van de geleiding een klepvormig mechanisme is aangebracht, waarmede het gootvormige transportorgaan naar keuze meer of minder afsluitbaar is, gezien in doorsnede van het gootvormig transportorgaan.
35 De verdeling van het materiaal op de toevoerplaats van het materiaal aan het verspreidorgaan is op gunstige wijze te beïnvloeden wanneer de afvoerinrichting aan een
O 7 f 1 Γ. 0 O
ƒ 54 * U-vl 3 * toevoerkoker aansluit die zich tussen de afvoerinrichting en het verspreidorgaan uitstrekt.
De strooirichting waarin het materiaal door het verspreidorgaan wordt uitgestrooid is volgens de uitvinding 5 op gunstige wijze te beïnvloeden wanneer de verdeelinrichting verstelbaar is ten opzichte van de ligplaats van het verspreidorgaan in de machine.
De hoeveelheid materiaal, die aan het verspreidorgaan moet worden toegevoerd kan op gunstige wijze regelbaar 10 zijn wanneer boven het transportorgaan ten minste één afstandmeetorgaan is aangebracht voor het bepalen van de dikte van de laag materiaal op het transportorgaan. Bij voorkeur is hierbij het meetorgaan aangebracht nabij de geleiding, waardoor het materiaal aan het transportorgaan wordt 15 toegevoerd.
Het uitstrooien van het materiaal kan volgens de uitvinding op gunstige wijze geregeld worden wanneer om de omtrek van het verspreidorgaan tenminste twee op afstand van elkaar gelegen meetorganen zijn aangebracht, die door het 20 tijdens bedrijf uitgestrooide materiaal worden geraakt, welke aanraking een indicatie geeft over de verdeling van het materiaal over het deel van de omtrek van het verspreidorgaan waarover het materiaal wordt uitgestrooid en/of een indicatie over de hoeveelheid materiaal die wordt uitgestrooid per 25 tijdseenheid.
Een eenvoudig uitvoeringsvoorbeeld van de machine wordt verkregen wanneer volgens de uitvinding de meetorganen zijn gekoppeld met een regelmechanisme dat een electronisch besturingsmechanisme omvat waarmede de rotatiesnelheid van 30 het transportorgaan en/of de bewegingssnelheid van de ver-deelorganen en/of de verdeelinrichting verstelbaar is of zijn. De gegevens van de afstandsmeetorganen en/of van de om de omtrek van het verspreidorgaan aangebrachte meetorganen worden op eenvoudige wijze aan een regelmechanisme of een 35 indicatiemechanisme voor de bestuurder doorgegeven wanneer de meetorganen door middel van een glasvezelkabel met het regelmechanisme zijn gekoppeld. Een verdere gunstige verspreiding van het materiaal door het verspreidorgaan wordt verkregen 67: ·;':: 4 * wanneer volgens de uitvinding de machine is voorzien van aandrijforganen waarmede de draaisnelheid van het verspreid-orgaan regelbaar is.
De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 5 hand van de tekeningen van een tweetal uitvoeringsvoorbeelden van de machine volgens de uitvinding.
Figuur 1 geeft een zijaanzicht weer van een aan een trekker gekoppelde machine volgens de uitvinding,
Figuur 2 geeft op vergrote schaal een zijaanzicht 10 van de machine volgens figuur 1 weer.
Figuur 3 geeft een bovenaanzicht van de machine volgens figuur 2 weer, gezien volgens de pijl III in figuur 2,
Figuur 4 is een achteraanzicht van de machine 15 gezien volgens de pijl IV in figuur 3,
Figuur 5 geeft op vergrote schaal een bovenaanzicht van een deel van de machine weer, gezien volgens de lijn V-V in figuur 4, waarbij de voorraadbak is weggelaten.
Figuur 6 is een aanzicht van een deel van de 20 machine gezien volgens de lijn VI-VI in figuur 4,
Figuur 7 geeft een doorsnede weer volgens de lijn VII-VII in figuur 5,
Figuur 8 geeft op vergrote schaal een doorsnede weer volgens de lijn VIII-VIII in figuur 6, 25 Figuur 9 is een doorsnede volgens de lijn IX-IX in figuur 8,
Figuur 10 geeft een met figuur 4 overeenkomend achteraanzicht van een tweede uitvoeringsvoorbeeld van een machine volgens de uitvinding weer, 30 Figuur 11 geeft op vergrote schaal een boven aanzicht weer van een deel van de machine volgens figuur 10, gezien volgens de lijn XI-XI in figuur 10,
Figuur 12 is een verticale doorsnede gezien volgens de lijn XII-XII in figuur 11, 35 Figuur 13 geeft een aanzicht weer van een deel van de machine, gezien volgens de pijl XIII in figuur 11.
Het in de figuren 1-9 weergegeven eerste uit-voeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding heeft S 1 01 0 G « 5 s een gestel 1, waaraan een voorraadbak 2 en een verspreid-orgaan 3 zijn aangebracht. Het gestel 1 heeft een zich in de horizontale stand van de machine verticaal omhoog uitstrekkend gesteldeel 4, dat is voorzien van koppelingsorganen 5 en 5 6. Met de koppelingsorganen 5 en 6 kan de machine respectie velijk aan de hefarmen 7 en de topstang 8 van de hef-inrichting van een trekker 9 gekoppeld worden, zoals in de figuren 1 en 2 is weergegeven. Het gestel 1 heeft een aan de onderzijde van het gesteldeel 4 aangebracht horizontaal 10 gesteldeel 10. Het gesteldeel 10 ondersteunt een tandwielkast 11 waarin een as 12 draaibaar is gelegerd, waaraan het ver-spreidorgaan 3 is bevestigd. De in de tandwielkast 11 aangebrachte overbrengingsorganen zijn gekoppeld met een koppelas 13, waarvan het vooreinde tot nabij het gesteldeel 4 reikt.
15 Dit vooreinde van de koppelas 13 is door middel van een tussenas 14 koppelbaar met de aftakas van de trekker 9 of een ander dergelijk voertuig Waaraan de inrichting door middel van de koppelingsorganen 5 en 6 koppelbaar is.
De voorraadbak 2 is, in bovenaanzicht gezien, 20 rechthoekig en heeft een lengte 16, die bij voorkeur groter is dan 225 cm. In dit uitvoeringsvoorbeeld is de lengte 16 295 cm. De lengte 16 strekt zich loodrecht uit op de tijdens bedrijf normale voortbewegingsrichting 17 van de machine. De voorraadbak heeft een breedte 18, die in dit uitvoeringsvoor-25 beeld ongeveer 135 cm is. Bij voorkeur is de breedte 18 groter dan ongeveer 100 cm. De voorraadbak 2 heeft een diepte 19 van ongeveer 70 cm. Nabij de bovenzijde heeft de voorraadbak verticaal gelegen randen, die met hun bovenzijde aansluiten op naar beneden toe convergerende wanddelen. De voorraad-30 bak heeft hierbij een voorwand 20 en een achterwand 21, die zich naar beneden toe naar elkaar uitstrekken en met elkaar zijn verbonden door een gebogen bodem 22. De zijwanden 23 en 24 strekken zich, evenals de voor- en achterwand 21, onder een hoek van ongeveer 45° ten opzichte van het horizontale 35 vlak uit en sluiten aan op de bodem 22. De bodem 22 strekt zich langwerpig, dwars op de normale voortbewegingsrichting 17 uit en is althans ongeveer in het midden voorzien van een uitstroomopening 25, waarop een geleiding 26 aansluit. De e ? o i o o s 6 geleiding 26 wordt in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een in doorsnede ronde, kokervormige afvoergeleiding. Boven de bodem 22 zijn twee afvoerorganen 27 en 28 aangebracht. Deze afvoerorganen worden in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd 5 door schroeflijnvormige afvoerorganen die draaibaar zijn om een draaiingsas 29. De draaiingsas 29 strekt zich evenwijdig aan de bodem 22 uit en vormt het hart van de cirkel waarom de bodem 22 gebogen is. De schroeflijnvormige afvoerorganen 27 en 28 zijn in tegengestelde richtingen gewonden.
10 Tussen de voorraadbak 2 en het verspreidorgaan 3 is een doseerorgaan 32 aangebracht. Het doseerorgaan 32 wordt in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een doseerschijf, die zich althans in hoofdzaak evenwijdig uitstrekt aan het verspreidorgaan 3. De doseerschijf 32 is verdraaibaar om een 15 zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsas 33. De draaiingsas 33 is bij horizontale stand van de machine verticaal gelegen. De draaiingsas 33 strekt zich evenwijdig aan de draaiingsas 34 uit, waarom de as 12 van het verspreidorgaan 3 draaibaar in de tandwielkast 11 is gelegerd. Bij horizontale 20 stand van de machine strekken het doseerorgaan 32 en het verspreidorgaan 3 zich horizontaal uit. Het doseerorgaan 32 is bevestigd aan een draagas 35, die is gelegerd in een kast 36, welke door middel van een steun 37 aan het reservoir 2 is opgehangen. De kast 36 omvat overbrengingsorganen voor de 25 aandrijving van het doseerorgaan 32. De overbrengingsorganen worden in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd door conische tandwielen 38 en 39 (figuur 9). Het conische tandwiel 38 is verbonden met de draagas 35. Het conische tandwiel 39 is bevestigd aan een in een koker 41 aangebrachte aandrijfas 40. 30 De aandrijfas 40 strekt zich vanaf de tandwielkast 36 tot in een kast 42 met overbrengingsorganen uit. De kast 42 is bevestigd aan een zijwand van de voorraadbak 2. De as 40 is evenwijdig gelegen aan een as 43, waaraan de schroefvormige organen 27 en 28 zijn aangebracht. De assen 40 en 43 zijn 35 door middel van een tandwieloverbrenging 44 (figuur 2) met elkaar gekoppeld. De as 44 is door middel van een worm en wormwieloverbrenging 45 gekoppeld met een aandrijfas 46 van een hydraulische motor 47, die nabij de tandwielkast 42
87 0 1 DOS
I» 7 » eveneens aan de zijwand 23 van de voorraadbak 2 is bevestigd.
Het doseerorgaan 32 omvat een transportorgaan 51.
Het transportorgaan 51 wordt in dit uitvoeringsvoorbeeld gevormd door een transportgoot. De transportgoot 51 is con-5 centrisch gelegen om de draaiingsas 33 en gevormd nabij de omtrek van het schijfvormige doseerorgaan 32. De transportgoot 51 is in dit uitvoeringsvoorbeeld, in doorsnede gezien (figuren 7 en 9), gevormd door een gekromde bodem, waarvan de krommingsas boven het doseerorgaan 32 is gelegen.
10 De geleiding 26 mondt uit boven de transportgoot 51, zoals in het bijzonder uit de figuren 6 en 7 blijkt. De geleiding 26 heeft bij voorkeur een breedte die, zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld, gelijk is aan de breedte 52 van de transportgoot 51. De onderzijde 53 van de geleiding 26 reikt 15 tot nabij de bovenzijde van de transportgoot 51.
Aansluitend aan het doseerorgaan 32 is een ver-deelinrichting 56 aangebracht. De verdeelinrichting 56 omvat een afvoerinrichting 57 en een kap 58 die gedeeltelijk om de afvoerinrichting 57 is aangebracht. De afvoerinrichting 57 20 omvat in dit uitvoeringsvoorbeeld drie series op gelijke afstanden van elkaar gelegen afvoerorganen 60, 61 en 62 en een afvoerorgaan 64. De afvoerorganen zijn draaibaar om een draaiingsas 59. Elke serie afvoerorganen 60, 61 en 62 omvat vier gelijkmatig verdeeld om de draaiingsas 59 aangebrachte 25 armen, die afwerporganen vormen, die in doorsnede gootvormig zijn, zoals in het bijzonder uit figuur 8 blijkt. De afvoerorganen 60 - 62 zijn recht en strekken zich in dit uitvoeringsvoorbeeld loodrecht op de draaiingsas 59 uit. De afvoerorganen 60, 61 en 62 verschillen in lengte ten opzichte 30 van elkaar, waarbij de afvoerorganen 60 het langst zijn en de afvoerorganen 62 het kortst. De tussen de afvoerorganen 60 en 62 gelegen afvoerorganen 61 hebben een lengte gelijk aan het gemiddelde van de lengte van de afvoerorganen 60 en 62. De uiteinden van de afvoerorganen 60-62 liggen hierbij op een 35 imaginair conisch vlak 63, dat concentrisch om de draaiingsas 59 is gelegen (figuur 8). Aan de van de afvoerorganen 61 en 62 afgekeerde zijde van de afvoerorganen 60 is het afvoerorgaan 64 in de vorm van een afvoerschijf aangebracht. De Γ -7 f: j Π n o \ i V » ~ ' * > 8 omtrek van de schijf 64 ligt ook op het imaginaire vlak 63. De afvoerorganen 60 - 62 en 64 zijn gezamenlijk aan een om de draaiingsas 59 verdraaibare as 65 aangebracht, die is verbonden met een hydraulische motor 66. De motor 66 is in dit 5 uitvoeringsvoorbeeld aangebracht aan de kap 58. Hierbij is de as 65 op niet nader weergegeven wijze draaibaar gelegerd in wanden van de kap 58. De verdeelinrichting 56 is voorzien van een draagring 67, die draaibaar is gelegerd om het ondereinde van de tandwielkast 3 6. De draagring 67 is door middel van 10 een steunarm 68 gekoppeld met de kap 58. De verdeelinrichting 56 is zodanig aangebracht, dat de afvoerschijf 64 ongeveer radiaal is gelegen ten opzichte van de draaiingsas 33 van het doseerorgaan 32. De verdeelinrichting 56 is zodanig aangebracht, dat de afvoerschijf 64 en de afwerporganen 60 - 62 15 tot in de transportgoot 51 van het doseerorgaan 32 reiken (figuur 9). De afvoerschijf 64 heeft een zodanige diameter dat de omtrek daarvan reikt tot de bodem van de transportgoot 51. De draaiingsas 59 en de afvoerschijf 64 zijn hierbij zodanig gelegen, dat de omtrek van de afvoer-20 schijf 64 aansluit op de kromming van de gekromde bodem van de transportgoot 51. Door de ligging van de uiteinden van de afvoerorganen 60, 61 en 62 op kortere afstand van de draaiingsas 59 dan de omtrek van de afvoerschijf 64 en de ligging van de draaiingsas 59 loodrecht op een radiaal vlak dat de 25 draaiingsas 53 en een zijde van de schijf 64 bevat, reiken de uiteinden van de afvoerorganen 60, 61 en 62 respectievelijk steeds minder diep in de afvoergoot 51, gerekend bij draaien van de afvoerorganen om de draaiingsas 59.
De kap 58 sluit op de bovenzijde en omtrek van het 30 schij f vormige doseerorgaan 32 aan (figuur 6 en 9). Het ondereinde van het buiten de omtrek van het doseerorgaan 32 gelegen deel 69 van de kap 58 vormt met de omtrek van de doseerschijf 32 een afvoerkanaal 70, dat uitmondt boven een centraal gelegen middendeel 73 van het verspreidorgaan 3. 35 Hierbij ligt het ondereinde van het afvoerkanaal 70 ongeveer gelijk met de onderzijde van het doseerorgaan 32, waarbij het op korte afstand 74 boven het middendeel 73 van het verspreidorgaan 3 is gelegen. De afstand 74 kan bijvoorbeeld A 1 ft ft j i b l U v i’· 9 ► ongeveer 10 mm bedragen. Het afvoerkanaal 70 heeft een breedte 75, die ongeveer gelijk is aan de afstand waarover de afvoerorganen 60 - 62 en 64 zich in een richting evenwijdig aan dé draaiingsas 59 uitstrekken. De zijwanden 77 en 78 van 5 het gedeelte 69 strekken zich, zoals in bovenaanzicht in figuur 8 weergegeven, loodrecht op de draaiingsas 59 uit. De zijwanden 77 en 78 en de buitenzijde 76 van het gedeelte 69 vormen te zamen met het deel van de omtreksrand 79 van het doseerorgaan 32 dat onder de kap 58 is gelegen, het afvoer-10 kanaal 70.
De verdeelinrichting 56 is gekoppeld met een ver-stelorgaan 80. Het verstelorgaan 80 wordt in dit uitvoe-ringsvoorbeeld gevormd door een hydraulisch mechanisme, dat scharnierend met de verdeelinrichting en scharnierend met een 15 aan het gestel van de inrichting of het reservoir vast bevestigde steun 81 is verbonden.
Het verspreidorgaan 3 omvat een schijf vormig gedeelte 83, dat het middendeel 73 omvat. De omtrek van het middendeel 73 gaat via een steil conisch gedeelte 84 over in 20 een zich zwak omhoog uitstrekkend conisch deel 85. Het middendeel 73 ligt, zoals uit figuur 6 blijkt, iets hoger dan de hoogst gelegen buitenomtrek van het conisch deel 85. Op het conisch deel 85 zijn werpschoepen 86 aangebracht.
Het verspreidorgaan is bij voorkeur relatief groot 25 in diameter. De diameter 107 van het verspreidorgaan is in dit uitvoeringsvoorbeeld ongevver 110 cm. Bij voorkeur is de diameter 107 groter dan 85 cm. De uiteinden van dé werpschoepen 86 reiken tot aan de diameter 107 van het verspreidorgaan. De uiteinden van de werpschoepen 86 liggen in dit 30 uitvoeringsvoorbeeld ongeveer op gelijke afstand van de draaiingsas 34 als de omtrek van de schijf 83. De schijf 83 kan een kleinere diameter hebben dan de diameter 107 die dan gevormd wordt door de uiteinden van de schoepen 86.
Boven het verspreidorgaan 3 is een draagorgaan 89 35 aangebracht. Het draagorgaan 89 is zodanig gevormd dat het een aantal om de omtrek van het verspreidorgaan 3 gelegen meetorganen kan dragen. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn vijf meetorganen 90 - 94 aangebracht. De meetorganen liggen hier- 670 1(5 00 10 * bij centrisch om de draaiingsas 34 van het verspreidorgaan 3 verdeeld aangebracht. De buitenste meetorganen 90 en 94 van de rij meetorganen 90 - 94 liggen ongeveer diametraal tegenover elkaar ten opzichte van de draaiingsas 34. In dit uit-5 voeringsvoorbeeld wordt het draagorgaan 89 gevormd door een vlakke schijf waarvan de diameter iets groter is dan de omtrek van het verspreidorgaan 3. Het draagorgaan 89 kan ook bijvoorbeeld door een ring gevormd zijn. Het draagorgaan 89 is centrisch om de draaiingsas 34 gelegen en heeft een uit-10 sparing 95, die met enige speling aansluit op de omtrek van het doseerorgaan 32. De meetorganen 90 - 94 zijn via leidingen, bij voorkeur bestaande uit een glasvezelkabel 96, gekoppeld met een regelmechanisme 97. Het regelmechanisme 97 is door middel van leidingen 98 gekoppeld met de hydraulische 15 motor 66. Verder is het regelmechanisme 97 door middel van leidingen 99 gekoppeld met de hydraulische motor 47. Het regelmechanisme 97 is verder door middel van leidingen 100 gekoppeld met een meetorgaan 101 dat de snelheid van de trekker 9 weergeeft. Het regelmechanisme 97 is via leidingen 20 102 met het verstelorgaan 80 gekoppeld.
Boven de transportgoot 51 is ten minste één, doch zijn bij voorkeur zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld twee, afstandmeetorganen 103 en 104 aangebracht. Deze afstand-meetorganen 103 en 104 liggen boven de transportgoot 51 25 tussen de geleiding 26 en het verdeelorgaan 56. In dit uitvoeringsvoorbeeld zijn de afstandmeetorganen 103 en 104 aangebracht aan een ondersteuningsbeugel 106, die aan de geleiding 26 is bevestigd. De af standmeetorganen 103 en 104 zijn door leidingen 105 met het regelmechanisme 97 gekoppeld.
30 Bij het gebruik van de machine wordt deze aan de hefinrichting van een trekker of een dergelijk voertuig gekoppeld, zoals in de figuren 1 en 2 is weergegeven. Voor de aandrijving van het verspreidorgaan 3 wordt de koppelas 13 door middel van de tussenas 14 met de aftakas van de trekker 35 gekoppeld.
De machine dient voor het verspreiden van korrel-en/of poedervormig materiaal, zoals bijvoorbeeld kunstmest. In het bijzonder dient de machine voor het verspreiden van 8 7 0 1 r : : 11 * materiaal over agrarische landbouwgronden, doch in principe kan de machine ook gebruikt worden voor het verspreiden van materiaal over andere oppervlakken, bijvoorbeeld voor het verspreiden van materiaal over wegen voor het bestrijden van 5 gladheid.
Het te verspreiden materiaal wordt over een brede strook verspreid tijdens het voortbewegen van de machine in de richting volgens de pijl 17. Het te verspreiden materiaal wordt tijdens bedrijf van de machine medegevoerd in de voor-10 raadbak 2. Vanuit de voorraadbak 2 wordt het materiaal via de uitstroomopening 25 en via de geleiding 26 naar het doseer-orgaan 32 gevoerd. Het uit de geleiding 26 stromende materiaal wordt in de transportgoot 51 opgevangen en via de transportgoot naar het verdeelorgaan 56 getransporteerd. Het 15 doseerorgaan 32 wordt hiervoor tijdens bedrijf in rotatie gebracht in de richting volgens de pijl 110. De een transportorgaan vormende transportgoot 51 wordt geheel of gedeeltelijk vanuit de geleidingskoker 26 gevuld. Het zich in de transportgoot bevindende materiaal wordt door de rotatie 20 in de richting volgens de pijl 110 tot onder de afvoer-inrichting 57 geleid, die de afwvoerorganen 60 - 62 en de afvoerschijf 64 omvat. Tijdens bedrijf worden de afvoer-organen 60 - 62 en de afvoerschijf 64 in rotatie gebracht om de draaiingsas 59 in een richting volgens de pijl 111, gezien 25 in figuur 9. Door de draaiing van de afvoerorganen 60 - 62 zal het zich in de transportgoot bevindende materiaal door deze organen worden aangevat en vanuit de transportgoot in het afvoerkanaal 70 worden geworpen. Het materiaal dat na passage van de afvoerorganen 60 - 62 nog in de transportgoot 30 51 aanwezig is wordt door de afvoërschijf 64 uit de transportgoot 51 afgevoerd naar het kanaal 70. Via het afvoerkanaal 70 komt het materiaal op het middengedeelte 73 van het verspreidorgaan 3. De trefplaats waar het door de afvoerorganen 60 - 62 en 64 vanaf het transportorgaan 51 35 afgevoerde materiaal aan het verspreidorgaan 3 wordt toegevoerd wordt gevormd door het projectievlak van de uitvoer-monding van het· afvoerkanaal 70 op het verspreidorgaan 3. De trefplaats waar het aan het verspreidorgaan toegevoerde mate- ¢701009 12 riaal op het middengedeelte 73 van het verspreidorgaan terecht komt, gerekend ten opzichte van de draaiingsas 34 en de rijrichting 17, bepaalt, mede met de draaisnelheid en de vorm van het verspreidorgaan 3, de richting waarin het mate-5 riaal door het verspreidorgaan wordt weggeworpen. Hierbij zal de draaisnelheid van het verspreidorgaan in hoofdzaak bepalend zijn voor de afstand waarover het materiaal wordt weggeworpen .
In dit uitvoeringsvoorbeeld is de vorm van het 10 verspreidorgaan 3 en de ligging van de trefplaats van het materiaal op het verspreidorgaan zodanig gekozen, dat het materiaal via de omtrek van het verspreidorgaan, door het verspreidorgaan wordt weggeworpen over ongeveer 180° om de draaiingsas 34. Hierbij wordt het materiaal gewoonlijk via 15 een strooisector 113 uitgestrooid, zodanig dat de uitstrooi-lijnen 114 en 115 nabij de einden van de sector 113 zich althans ongeveer loodrecht op een vlak 112 uitstrekken, dat zich in de rijrichting 17 uitstrekt en de draaiingsas 34 bevat. De uitstrooilijnen 114 en 115 strekken zich echter 20 vanaf het verspreidorgaan in tegengestelde richtingen van het vlak 112 uit. De uitstrooilijn 114 is ten opzichte van de voortbewegingsrichting 17 naar rechts en de uitstrooilijn 115 naar links van het vlak 112 gelegen. De strooisector 113 ligt hierbij in zijn gewoonlijk gebruikte middenstand waarbij het 25 materiaal naar beide zijden van het vlak 112 even ver wordt uitgestrooid.
De meetorganen 90 - 94 zijn zodanig om het verspreidorgaan 3 aangebracht dat bij uitstrooiing van het materiaal over de sector 113 in zijn middenstand de vijf meet-30 organen in de stroom materiaal zijn gelegen. De meetorganen 90 en 94 zijn zodanig aangebracht dat zij in de strooisector 113 nabij de uitstrooilijnen 114 en 115 zijn gelegen. De meetorganen zijn zodanig uitgevoerd dat de aanraking van het uitgestrooide materiaal met de meetorganen een indicatie 35 daarover via de leiding 96 aan het regelmechanisme 97 geeft. Worden tijdens bedrijf alle meetorganen 90 - 94 door het materiaal geraakt, dan is dit een aanwijzing dat de strooisector 113 in zijn middenstand is gelegen. Het regelmecha- / w . s L‘ I. V .
\ 17 . * nisme 97 omvat een electronisch mechanisme zodanig dat de gegevens ontvangen van de meetorganen 90 - 94 daarin verwerkt kunnen worden en een aanwijzing kunnen geven over de ligging van de strooisector 113. Deze aanwijzing kan bijvoorbeeld op 5 een beeldvlak 116 van het regelmechanisme 9 7 aangegeven worden. Het beeldvlak 116 heeft hiervoor een aanwijzer 117 die bijvoorbeeld bij de ligging van de strooisector in zijn middenstand in het midden van het beeldvlak 116 is gelegen.
Indien de strooisector vanuit de middenstand gedraaid ligt 10 naar de ene of de andere zijde, dan zal althans óf het meet-orgaan 90 of het meetorgaan 94 niet door het materiaal of door te weinig materiaal per tijdseenheid geraakt worden tijdens bedrijf. Dit is een aanwijzing dat de strooisector niet op de juiste plaats is gelegen. De aanwijzing van in het 15 bijzonder de meetorganen 90 en 94 kan via de aanwijzer 117 een indicatie geven over de ligging van de strooisector 113 ten opzichte van bijvoorbeeld zijn middenstand. Indien de aanwijzer 117 vanuit het midden naar de ene of de andere zijde uitwijkt is dit een aanwijzing dat de strooisector naar 20 de ene of de andere zijde om de draaiingsas 34 verdraaid ligt ten opzichte van zijn middenstand, zoals in figuur 3 door de uitstrooilijnen 114 en 115 is aangegeven. Deze aanwijzing geeft aldus aan de bestuurder van de trekker en de machine een indicatie over de ligging van de strooisector 113.
25 In het uitvoeringsvoorbeeld volgens fig. 1 - 9 is het regelmechanisme 97 zodanig uitgevoerd dat de aanwijzing van de wijzer 117 via het regelmechanisme 97 verwerkt kan worden en door het regelmechanisme via de leidingen 102 naar het verstelorgaan 80 gestuurd kan worden. Het verstelorgaan 30 80 kan in zijn lengterichting via besturing vanuit het regel mechanisme 97 hydraulisch verlengd of verkort worden, waardoor de verdeel inrichting 56 om de draaiingsas 33 verdraaibaar is. Door het verdraaien van de verdeelinrichting 56 wordt de plaats van toevoer van het materiaal aan het ver-35 spreidorgaan om de draaiingsas 34 en ten opzichte van de rijrichting 17 verplaatst. Deze verplaatsing heeft tot gevolg dat het materiaal op een andere plaats ten opzichte van de draaiingsas 34 op het verspreidorgaan 3 terecht komt. Deze 870 1 CO ? * 14 verandering van de plaats van toevoer van het materiaal aan het vespreidorgaan heeft tot gevolg dat de richting waarin het materiaal door het verspreidorgaan wordt weggeworpen versteld wordt. Hierdoor zal de strooisector 113 om de as 34 5 verdraaien. De verdraaiing van de strooisector zal door sturing vanuit het regelmechanisme 97 zodanig regelbaar zijn dat bijvoorbeeld de beide meetorganen 90 en 91 op voldoende wijze door materiaal geraakt worden. Indien de meetorganen 90 en 91 weer op de juiste wijze door het materiaal geraakt 10 worden, zal door de meetorganen een indicatie gegeven worden aan het regelmechanisme dat de strooisector 113 op de gewenste plaats ligt om de draaiingsas 34. Hierdoor zal het regelmechanisme 97 de verstelling via het verstelorgaan 80 niet meer beïnvloeden, zodat de ligging van de verdeel-15 inrichting 56 weer wordt vastgehouden in de gekozen stand, zodat de ligging van de sector 113 bijvoorbeeld in zijn middenstand wordt gehouden. Aldus wordt de ligging v'an de strooisector automatisch in de gewenste stand gehouden via het regelmechanisme. De wil de strooisector 113 in zijn 20 middenstand te houden kan bijvoorbeeld ingetoetst worden in het regelmechanisme 97. Het zal duidelijk zijn dat het ook mogelijk is de strooisector naar de ene of de andere zijde verdraaid te willen hebben om bijvoorbeeld het materiaal in hoofdzaak slechts naar de ene of de andere zijde van het vlak 25 112 te willen uitstrooien. De ligging van de strooisector zal dan bijvoorbeeld zodanig zijn dat of de meetorganen 90 en 91 of de meetorganen 93 en 94 niet in de uitgestrooide materiaalstroom liggen. Ook voor deze ligging kunnen de meetorganen een indicatie geven. Het regelmechanisme 97 kan hier-30 voor ook geprogrammeerd worden, zodanig dat andere liggingen van de strooisector ook automatisch ingesteld worden. De meetorganen 90 - 94 zijn bij voorkeur ook zodanig dat zij reageren op de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid daar tegenaan komt tijdens bedrijf. Tijdens bedrijf zal het 35 materiaal in een bepaalde verdeling over de strooisector 113 worden uitgestrooid. Er zal bijvoorbeeld in het midden van de strooisector 113 meer materiaal door het verspreidorgaan 3 worden weggeworpen dan nabij de uitstrooilijnen 114 en 115.
p 7 n i r r, r b- i V s * · v v ·ν ---- ' 15
Hierdoor zal meer materiaal tegen het meetorgaan 92 aankomen dan tegen de meetorganen 91 en 93. Tegen de meetorganen 91 en 92 zal bijvoorbeeld weer meer materiaal aan komen dan tegen de meetorganen 90 en 94. De meetorganen zijn nu zodanig van 5 opbouw dat zij een indicatie kunnen geven over de hoeveelheid materiaal die daartegen per tijdseenheid wordt aangeworpen. Deze indicatie kan ook weer doorgegeven worden aan het regelmechanisme 97 via de leidingen 96. Het regelmechanisme 97 verwerkt deze van de meetorganen 90 - 94 verkregen gegevens, 10 Deze verwerking is zodanig dat, indien de verdeling over de sector 113 van het materiaal niet de gewenste waarde heeft, dit door het regelmechanisme 97 wordt aangegeven, bijvoorbeeld op een beeldvlak. Het kan ook zonder weergave op een beeldvlak, zoals in dit uitvoeringsvoorbeeld, via de lei-15 dingen 98 doorgegeven worden aan de hydromotor 96. Het toerental van de hydromotor 66 en daarmede de draaisnelheid van de afvoerinrichting 57 om de draaiingsas 59 kan hierdoor veranderd worden. De afvoerinrichting 57 is nu zodanig dat door wijziging van zijn rotatie snelheid om de as 59 de verde-20 ling van het afvoeren van het materiaal door de afvoerinrichting vanaf het transportorgaan 51 gewijzigd kan worden. Hierdoor is de verdeling van het materiaal over de doorsnede van de uitstroommonding van het kanaal 70 en over het tref-vlak van het materiaal op het verspreidorgaan te veranderen. 25 Indien bijvoorbeeld meer materiaal langs de zijwand 77 via het kanaal 70 naar het verspreidorgaan wordt toegevoerd, zal het materiaal meer naar de zijden van de uitstrooilijn 114 uitgestrooid worden. Indien meer materiaal langs de zijwand 77 naar het verspreidorgaan wordt toegevoerd, zal minder 30 materiaal langs de zijwand 78 van het kanaal 70 naar het verspreidorgaan worden toegevoerd. Hierdoor zal minder materiaal nabij de uitstrooilijn 115 worden uitgestrooid. Aldus kan de verdeling van de hoeveelheid materiaal over de uit-strooisector 113 veranderd worden door verandering van de 35 draaisnelheid van het afvoerorgaan 57 om de draaiingsas 59. Het veranderen van de verdeling van het materiaal over de breedte 75 van het kanaal 70 en daarmede over de trefplaats van het materiaal aan het verspreidorgaan, is in wezen moge- ? 7: · - w* Γ^·Ιιΐι, . "V. -- 16 lijk doordat de hoeveelheid materiaal die ieder van de af-voerorganen 62, 61, 60 of 64 per tijdseenheid vanuit de transportgoot 51 naar het kanaal 70 afvoert, regelbaar is. Indien de rotatiesnelheid van de verdeelinrichting 57 om de 5 draaiingsas 59 groter wordt, dan zullen de afvoerorganen 62 meer materiaal uit de transportgoot 51 kunnen werpen. Indien het afvoerorganen 62 meer materiaal uit de transportgoot wegnemen, zal minder materiaal in de transportgoot 51 overblijven voor de overige afvoerorganen. Door de hogere snel-10 heid heeft ook het afvoerorgaan 61 de mogelijkheid veel materiaal uit de transportgoot af te voeren, zodat minder materiaal voor de afvoerorganen 60 en daarna nog minder voor de afvoerschijf 64 overblijft. Op deze wijze zal door een grotere snelheid van het afvoerorgaan 57 meer materiaal nabij 15 de wand 78 door het kanaal 70 worden afgevoerd en minder nabij de wand 77. Dit heeft invloed op de verdeling van het materiaal op de trefplaats van het materiaal op het ver-spreidorgaan. Deze verdeling van toevoer op het verspreid-orgaan heeft dan weer gevolg voor de verdeling van het mate-20 riaal over de strooisector 113. Indien het afvoerorgaan 57 met geringe snelheid wordt rondgedraaid om de draaiingsas 59, zullen de afvoerorganen 62 minder materiaa1 uit de transportgoot 51 afvoeren. Eveneens zullen uit de betrekkelijk grote hoeveelheid materiaal die nog in de 25 transportgoot 51 na het passeren van de afvoerorganen 62 daarin is overgebleven de afvoerorganen 61 minder materiaal afvoeren dan bij hogere snelheid. Aldus kan door de afvoerorganen 60 en de schijf 64 meer materiaal uit de transportgoot 51 worden afgevoerd, zodat meer materiaal nabij 30 de wand 77 door het kanaal 70 wordt afgevoerd. De afvoerschijf 64 werkt zodanig dat samen met de transportgoot 51 zij al het overgebleven materiaal, dat in de transportgoot 51 na passage van de transportgoot onder de afvoerorganen 60 - 62 door is overgebleven, geheel uit de transportgoot afvoert 35 naar het verspreidorgaan via het kanaal 70.
Door de bovengenoemde werking van de verdeelinrichting 56 en de meetorganen 90 -94 kan dus zowel de stroomrichting van het materiaal als de verdeling over de 870100s 17 strooisector 113 automatisch geregeld worden.
De hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid door de afvoerinrichting 57 naar het verspreidorgaan kan worden afgevoerd, is afhankelijk van de hoeveelheid materiaal die 5 door het doseerorgaan 32 per tijdseenheid aan de verdeel-inrichting 57 wordt toegevoerd. De hoeveelheid materiaal die door het doseerorgaan 32 aan de afvoerinrichting 57 wordt toegevoerd is regelbaar door het veranderbaar zijn van de rotatiesnelheid van het doseerorgaan 32 om de draaiingsas 33. 10 De draaisnelheid van het doseerorgaan 32 is regelbaar door het regelbaar zijn van het toerental van de hydraulische motor 47. Bij het vergroten van het toerental van het doseerorgaan 32 zal meer materiaal per tijdseenheid door de transportgoot 51 aan het verdeelorgaan toegevoerd kunnen 15 worden. Het toerental v.an de hydraulische motor 47 kan bijvoorbeeld met de hand door de bestuurder ingesteld worden. Bij voorkeur zijn de meetorganen 90 - 94 zodanig uitgevoerd dat zij ook een indicatie kunnen geven over de hoeveelheid materiaal die hen per tijdseenheid raakt. Deze gegevens geven 20 dan ook een indicatie over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid over de strooisector 113 wordt uitgestrooid. Deze indicatie kan via de leiding 96 aan het regelmechanisme 97 worden doorgegeven. Het regelmechanisme 97 kan in afhankelijkheid van deze gegevens van de meetorganen 90 - 94 en in 25 afhankelijkheid van de rijsnelheid van de machine die aan het regelorgaan 97 wordt gegeven vanuit het mechanisme 101 via de kabel 100, een indicatie geven over de hoeveelheid materiaal die per ha wordt uitgestrooid. Hiervoor kan via het toetsenbord 118 van het regelmechanisme 97 aan het electronisch 30 mechanisme daarvan ingegeven worden over welke breedte het materiaal wordt uitgestrooid. Met de aldus verkregen gegevens geeft het regelmechanisme 97 een indicatie over de hoeveelheid materiaal die per oppervlakte-eenheid wordt uitgestrooid. Dit is bijvoorbeeld zichtbaar aan te geven in het 35 beeldvlak 119 van het regelmechanisme 9 7. Indien deze hoeveelheid te groot of te klein is, kan het toerental van de motor 47 worden veranderd, zodat via het doseermechanisme 32 naar keuze meer of minder materiaal aan het afvoerorgaan 57 87 C ' » » * jr .
, 18 wordt toegevoerd. Het regelmechanisme 97 kan zodanig uitgevoerd zijn dat de aanwijzing over de hoeveelheid materiaal die per oppervlakte-eenheid wordt uitgestrooid, door het electronisch gedeelte van het regelmechanisme wordt verwerkt 5 in relatie tot de hoeveelheid materiaal die men per oppervlakte-eenheid wil uitstrooien. De hoeveelheid die men bijvoorbeeld per ha wil uitstrooien kan aan het electronisch gedeelte van het regelmechanisme ingegeven worden. In afhankelijkheid of dit gegeven klopt met de werkelijke waarden 10 verkregen uit de gegevens van de meetorganen 90 - 94 en het orgaan 100 kan via het regelmechanisme 97 de motor 47 gestuurd worden om het doseermechanisme 32 met een grotere of kleinere snelheid om de draaiingsas 33 aan te drijven. Aldus kan de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid aan het 15 verspreidorgaan wordt toegevoerd en door deze wordt uitge-strooid in overeenstemming gebracht worden met de hoeveelheid die men bij een bepaalde rijsnelheid per tijdseenheid en daarmede per oppervlakte-eenheid wil uitstrooien. Het doseerorgaan 32 is ten opzichte van de geleiding 26 zodanig 20 opgesteld dat bij draaiing van het doseermechanisme 32 de transportgoot 51 tot aan de bovenzijde gevuld zal zijn. De vullingsgraad van de transportgoot kan gecontroleerd worden door de afstandmeters 103 en 104. Indien de transportgoot niet op de juiste wijze is gevuld, zullen de afstandmeters 25 103 en 104 een indicatie geven via de leiding 105 aan het regelmechanisme 97. Deze indicatie kan bijvoorbeeld door het regelmechanisme aan de bestuurder van de machine zichtbaar gemaakt worden. In dit uitvoeringsvoorbeeld is het regelmechanisme 97 zodanig uitgevoerd dat deze gegevens worden 30 verwerkt en zonodig automatisch de draaisnelheid van de hydraulische motor 47 wordt veranderd om de gewenste hoeveelheid materiaal per tijdseenheid aan de verdeelinrichting en het verspreidorgaan te kunnen toevoeren. De motor 47 drijft via de aandrijving in de tandwielkast 42 ook de 35 transportschroeven 27 en 28 aan. Bij een hoger toerental van deze transportschroeven zal meer materiaal door de afvoer-opening 25 aan de geleiding 26 worden toegevoerd, zodat per tijdseenheid meer materiaal aan de afvoergoot 51 kan worden hi y. ! O y s». * 19 toegevoerd. De draaisnelheid van het doseerorgaan en de vul-lingsgraad van de transportgoot 51 kunnen aldus met elkaar in overeenstemming gebracht worden om de gewenste hoeveelheid materiaal per tijdseenheid aan het verspreidorgaan 3 te kun-5 nen toevoeren. Zowel in afhankelijkheid van de aanwijzingen van de afstandmeters 103 en 104 als in afhankelijkheid van de gegevens van de meetorganen 90-94 kan een indicatie verkregen worden over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid over de sector 113 wordt uitgestrooid. Bij het gebruik van de 10 afstandmeters 103 en 104 behoeven de meetorganen 90 - 94 niet zodanig uitgevoerd te zijn dat zij ook een indicatie geven over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid wordt uitgestrooid. In het weergegeven uitvoeringsvoorbeeld kunnen de meetorganen 90 - 94 en de afstandmeters 103 en 104 een 15 controlesysteem ten opzichte van elkaar zijn over de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid en daarmede per ha wordt uitgestrooid. Indien deze gegevens niet met elkaar kloppen kan het regelmechanisme 97 eventueel een aanwijzing geven dat er ergens een storing in de werking van de machine kan zijn. 20 Met de machine volgens de uitvinding kan aldus op gunstige wijze automatisch geregeld worden dat het materiaal in de gewenste richting en in de juiste hoeveelheid per opper-vlakte-eenheid wordt uitgestrooid. Tevens is de verdeling van het materiaal over de strooisector en daarmede over de 25 breedte van de strook waarover het materiaal tijdens voortbewegen van de machine in de richting 17 zal worden uitgestrooid, te regelen. Aldus kan op eenvoudige wijze geheel automatisch het strooibeeld dat met de machine wordt verkregen, op de gewenste waarde worden gehouden. De gegevens die 30 door de meetorganen 90 - 94 en de afstandmeters 103 en 104 worden verkregen kunnen op gunstige wijze via een leiding 96 respectievelijk 102 aan het regelmechanisme 97 doorgegeven worden, indien de leiding 96 een glasvezelkabel is. De glasvezelkabel kan, in het bijzonder bij agrarische machines, op 35 gunstige wijze toegepast worden. Agrarische machines zijn onderhevig aan vervuiling door aarde en kunnen verder gemakkelijk met obstakels in aanraking komen. Het regelmechanisme 97 is zodanig uitgevoerd dat dit gemakkelijk in de cabine van
8701 OOP
, 20 een trekker of ander voertuig waaraan de machine is gekoppeld geplaatst kan worden respectievelijk daaruit kan worden weggenomen. Na het gebruik van de machine kan bij het losnemen van de machine van de trekker dan eveneens het regel-5 mechanisme 97 gemakkelijk van de trekker weggenomen worden.
De verschillende leidingen naar de hydraulische organen, zoals de hydromotoren, kunnen op het hydraulisch circuit van de trekker zijn aangesloten. De besturing van de hoeveelheid vloeistof die uit het hydraulisch circuit naar de ver-10 schillende organen, zoals de motoren 47, 66 en het orgaan 80 toegevoerd moet kunnen worden, is regelbaar door het regelmechanisme 97. Het regelmechanisme 97 kan in het bijzonder op gunstige wijze een computerbestuurd mechanisme zijn.
De afstand waarover het materiaal door het ver-15 spreidorgaan wordt weggeworpen kan geregeld worden door het toerental van het verspreidorgaan 3 te veranderen. Hiervoor omvat de tandwielkast 11 een overbrengingsmechanisme dat twee wisselwielen 120 en 121 omvat die zijn aangebracht tussen de koppelas 13 en de as 12 waaraan het verspreidorgaan 3 is 20 bevestigd. Door het wisselen van de wisselwielen 120 en 121 met elkaar of het verwisselen van deze wielen door een ander stel tandwielen, is de aandrijving vanaf de koppelas 13 naar de as 12 toe regelbaar. Indien bijvoorbeeld door de grotere afstand waarover het materiaal wordt verspreid door het ver-25 spreidorgaan tijdens voortbewegen in de richting 17, de breedte van de strook waarover het materiaal wordt verspreid verandert, kan de hoeveelheid materiaal die per ha wordt verspreid veranderen. De verandering van de strooibreedte kan in het regelmechanisme worden ingevoerd via de toetsen 118. Het 30 regelmechanisme regelt, mede in afhankelijkheid van de strooibreedte waarover het materiaal wordt verspreid, de draaisnelheid van het doseerorgaan 32. Via de meetorganen 90 - 94 en 103 en 104 blijft verder controleerbaar of de gewenste resultaten bereikt worden zoals hiervoor is beschre-35 ven.
Bij het uitvoeringsvoorbeeld van de machine volgens de uitvinding dat is weergegeven in de figuren 1-9, is de wijze van toevoer van het materiaal aan het verspreid- 8701000 21 orgaan toegepast in combinatie met om het verspreidorgaan aangebrachte meetorganen, een en ander zodanig dat de gehele regeling van de strooirichting, de verdeling van het materiaal over de strooisector en de uit te strooien hoeveelheid 5 materiaal per oppervlakte-eenheid automatisch geregeld kunnen worden. Hierbij geven de verschillende meetorganen de gewenste indicatie aan het regelmechanisme 97. Via het regelmechanisme 97 worden het verstelorgaan 80 en de snelheid van de hydromotoren 47 en 66 geregeld. Hoewel in het weergegeven 10 uitvoeringsvoorbeeld het geheel van de regelbare organen automatisch gestuurd wordt via het regelmechanisme 97, is het ook mogelijk één of meerdere van de regelbare organen met de hand te besturen in afhankelijkheid van bijvoorbeeld op een beeldvlak weergegeven indicaties door de meetorganen. De 15 wijze van toevoeren van het materiaal aan het verspreidorgaan door middel van een verdeelorgaan en/of een doseerorgaan, zoals het verdeelorgaan 56 en het doseerorgaan 32, is ook toepasbaar zonder meetorganen, zoals de organen 90 - 94 en 103 en 104. De rotatiesnelheden van het doseerorgaan 32 en de 20 verdeelinrichting 57 alsmede de instelling van het orgaan 80 is bijvoorbeeld met de hand in te stellen in afhankelijkheid van bijvoorbeeld van te voren te maken strooiproeven of aan de hand van tabellen die van te voren zijn samengesteld aan de hand van verschillende strooiproeven onder verschillende 25 omstandigheden en met verschillende soorten materiaal.
Een machine volgens de uitvinding met de wijze van toevoer van materiaal aan het verspreidorgaan zonder dat deze toevoermiddelen automatisch gestuurd worden door meetorganen, kan in principe gelijk zijn aan de machine volgens 30 het uitvoeringsvoorbeeld van de figuren 1-9, zonder dat meetorganen 90 - 94 en 103 en 104 en een regelmechanisme 97 zijn aangebracht. Bij een dergelijke eenvoudiger machine, kan bijvoorbeeld de besturing van de snelheidsregeling van de afvoerorganen 27 en 28 en het doseerorgaan 32 door een met de 35 hand in toerental regelbare hydraulische motor 47 aangedreven worden. De hydraulische aandrijving kan ook vervangen worden door een aandrijving met tandwielen waarin wisseltandwielen zijn aangebracht voor het kunnen regelen van de toerentallen fi *7 Λ < ι* Λ?· ί ί V * ν ; » 22 van de afvoerorganen 27 en 28 en het doseermechanisme 32. De door de hydraulische motor 66 aangedreven afvoerinrichting 57 kan dan ook worden vervangen door een tandwielaandrijving. Een aandrijving met tandwielen kan bijvoorbeeld aangedreven 5 worden door de op de aftakas aansluitbare aandrijfas 13. Het door een hydraulische verstelinrichting 80 verstelbaar zijn van het verdeelorgaan 56 kan bijvoorbeeld op eenvoudige wijze geschieden door een met de hand instelbaar verstelorgaan.
In de figuren 10 - 13 zijn enkele nadere details 10 weergegeven van een machine volgens de uitvinding, waarbij de automatische besturing door meetorganen is vervangen door een met de hand bedienbaar aandrijfmechanisme en verstelorgaan. Onderdelen overeenkomend met het eerste uitvoeringsvoorbeeld zijn in dit tweede uitvoeringsvoorbeeld met gelijke verwij-15 zingscijfers aangegeven als in het eerste uitvoeringsvoorbeeld. Verder zijn de overeenkomstige organen niet nogmaals in detail weergegeven. In het tweede uitvoeringsvoorbeeld zijn daarom in de figuren 10 - 13 slechts in hoofdzaak weergegeven het reservoir 2, het verspreidorgaan 3 en het 20 doseerorgaan 32 met de verdeelinrichting 56. Bij het tweede uitvoeringsvoorbeeld wordt de aandrijving van de afvoer-organen 27 en 28, het doseerorgaan 32 en het afvoerorgaan 57 verkregen vanaf de aandrijfas 13, die in het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 10 - 13 niet nader is weerge-25 geven. Vanaf de aandrijving van de as 13 wordt de aandrijfas 125 aangedreven, zodanig dat deze as 125 met dezelfde snelheid draait als de as 13. De aandrijving van de as 125 vanaf de as 13 geschiedt dus onafhankelijk van de wisselwielen 120 en 121. De as 125 drijft via overbrengingsorganen in een 30 tandwielkast 126 de betreffende aan te drijven organen aan. Hierbij is de as 125 gekoppeld met een tandwiel 127 dat via een tandwiel 128 is verbonden met een tandwiel 129 dat op een in de tandwielkast 126 gelegerde as 130 is aangebracht. Via twee wisselwielen 131 en 132 is een as 133 aan te drijven, 35 die de afvoerorganen 27 en 28 draagt of daarmede is verbonden. Door de tandwielen 134 en 135 is de as 133 gekoppeld met de as 40 die, zoals in het voorgaande uitvoeringsvoorbeeld, de aandrijving van het doseerorgaan 32 regelt. De rotatie- 8 / u 1 0 M i? 23 snelheden van de afvoerorganen 27 en 28 en het doseerorgaan 32 is in dit tweede uitvoeringsvoorbeeld dus regelbaar door de wisselwielen 131 en 132 tegen elkaar of met andere wissel-wielen uit te wisselen. Deze rotatieverandering van de 5 afvoerorganen 27 en 28 en het doseerorgaan 32 is dus onafhankelijk van de snelheidswijziging van het verspreidorgaan 3 door de wisselwielen 120 en 121 uit te voeren. Het in de tandwielkast 126 aangebrachte tandwiel 128 is bevestigd aan een as 136 die een wisseltandwiel 137 draagt. Het wissel-10 tandwiel 137 is in samenwerking met een wisseltandwiel 138 dat is aangebracht op een as 139. De as 139 is via een koppelas 140 gekoppeld met de as van de afvoerinrichting 57. Via de wisselwielen 137 en 138 is de aandrijving van de as 140 en daarmede van de afvoerinrichting 57 in te stellen 15 onafhankelijk van de rotatiesnelheid van het doseerorgaan 32 en de afvoerorganen 27 en 28, en onafhankelijk van de door de wisselwielen 120 en 121 wisselbare draaisnelheid van het verspreidorgaan 3. Volgens dit uitvoeringsvoorbeeld zullen de draaisnelheden van de verschillende weergegeven organen, 20 zoals de afvoerorganen 27 en 28, het doseerorgaan 32, de afvoerinrichting 57 en de draaisnelheid van de verspreid-organen 3 gekozen kunnen worden via de weergegeven wisselwielen in afhankelijkheid van strooiproeven en/of tabellen. De strooirichting, die eveneens uit de strooiproeven waar-25 neembaar is, is in dit uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 10 - 13, instelbaar door het verdeelorgaan 56 via een met de hand bedienbaar verstelorgaan 141. Hiervoor is de lengte van het verstelorgaan korter of langer te maken. Het verstelorgaan 141 omvat hiervoor een bus 142 die samenwerkt 30 met twee in de bus aangebrachte schroefdraadeinden van spindels 143 en 144, waarvan er één met het gestel en één met de verdeel inrichting 56 is gekoppeld. Aldus is de plaats van het afvoerkanaal 70 boven het verspreidorgaan ten opzichte van de draaiingsas 34 in te stellen.
35 Daar door de tandwielaandrijving de draaisnelheid van het doseerorgaan 32 minder gemakkelijk binnen ruimere grenzen instelbaar is, kan in de geleiding 26 een met de hand instelbare schuif aanwezig zijn. Met behulp van de hand- 6701009 24 bedienbare schuif is de hoeveelheid materiaal die op de transportgoot kan worden afgevoerd, regelbaar. Volgens de figuren 11 - 13 is een met de geleiding 26 overeenkomende geleiding 143 aangebracht tussen de voorraadbak 2 en het 5 doseerorgaan 32. De geleiding 143 is, evenals de geleiding 26, een kokervormig orgaan, waarvan het ondereinde in doorsnede in figuur 11 nader is weergegeven. Nabij het ondereinde van de geleiding 143 is een door een scharnieras 144 beweegbare klep 145 aangebracht. De klep 145 is verstelbaar door 10 een verstelarm 146. De klep 145 is zodanig instelbaar dat zij in een bijna horizontale stand brengbaar is, waarbij zij hoger ligt dan de bovenzijde van de zijden van de afvoergoot 51, en in een laagste stand waarbij zij tot nabij de bodem van de afvoergoot 51 reikt. De klep 145 heeft een zodanige 15 omtreksrand 147 dat zij in een verticale stand de bodem van de afvoergoot praktisch raakt, zodat in de goot geen materiaal getransporteerd kan worden onder de klep 145 door. Het materiaal wordt aan de transportgoot 51 door de geleiding 143 toegevoerd aan die zijde van de klep 145 die is afgekeerd van 20 de zijde van de klep 145, waarheen het materiaal door de draairichting 110 van het doseerorgaan 32 getransporteerd kan worden. In de van de verticale stand afwijkende stand is de klep 145 naar die zijde vanaf de scharnieras 144 gericht die overeenkomt met de draairichting 110. De klep is in de hori-25 zontale stand dus af gericht van de zijde van de geleiding 143 waardoor het materiaal aan de transportgoot 51 wordt toegevoerd. De stand van de klep 145 kan ingesteld worden door een aan de verstelarm 146 aangebrachte grendelpen 148. De grendelpen 148 is onder veerwerking van een veer 149 aan 30 te brengen naar keuze in één van meerdere gaten 150 die zijn aangebracht in een strip 151, die aan de geleiding 143 is bevestigd.
In dit tweede uitvoeringsvoorbeeld is de hoeveelheid materiaal die per tijdseenheid aan de verdeelinrichting 35 56 wordt toegevoerd, te regelen door de draaisnelheid van het doseerorgaan 32 te wijzigen en/of het wijzigen van de dikte van de laag materiaal die in de transportgoot 51 door deze verplaatsbaar is. Deze dikte van de in de afvoergoot aan- 87 0 1 00 & 25 wezige laag kan dan instelbaar zijn door de klep 145 zodanig aan te brengen dat de onderrand 147 daarvan meer of minder ver van de bodem van de transportgoot 152 is gelegen.
Met het uitvoeringsvoorbeeld volgens de figuren 10 - 13 is een machine volgens de uitvinding te verkrijgen, 5 die bijvoorbeeld, gezien het weglaten van de automatische regeling, minder duur behoeft te zijn. In het bijzonder is een machine volgens de figuren 10 - 13 van belang om zonder automatische regeling toch het materiaal op de wijze volgens de uitvinding naar het verspreidorgaan toe te kunnen regelen. 10 Aldus is naast het regelbaar zijn van de strooirichting en de per tijdseenheid uit te strooien hoeveelheid materiaal ook de verdeling van het materiaal over de uitstrooisector op gunstige wijze regelbaar. Bij voorkeur is, zowel in het eerste als in het tweede uitvoeringsvoorbeeld, de verdeelinrichting 15 56 betrekkelijk dicht bij de geleiding 26 respectievelijk 143 aangebracht. Hierdoor zal namelijk de verdeling van het materiaal in de transportgoot tussen de geleiding 26 respectievelijk 143 en de verdeelinrichting 56 niet verstoord kunnen worden door stoten van de machine bij bewegen over oneffen 20 terrein.
De grote diameter van het verspreidorgaan heeft het voordeel dat het materiaal over een betrekkelijk grote afstand in absolute zin het verspreidorgaan verlaat. De afstand tussen de uitstrooilijnen 114 en 115 langs de omtrek 25 van het verspreidorgaan is namelijk groot. Hierdoor is de strooirichting en de verdeling van het materiaal over de strooisector door middel van de verdeelinrichting 56 op gunstige wijze te beïnvloeden.
30 De uitvinding is niet beperkt tot datgene wat hier voor is beschreven doch heeft ook betrekking op datgene wat in de tekeningen is weergegeven.
¢7: · ' ;

Claims (51)

1. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder van korrel- en/of poedervormige meststoffen, zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aangedreven verspreidorgaan, waarmede het mate- 5 riaal tijdens voortbewegen van de machine over een strook uitstrooibaar is, met het kenmerk, dat de machine een ver-deelinrichting omvat via welke, tijdens bedrijf van de machine, materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd, waarbij met behulp van de verdeelinrichting de toevoer van 10 het materiaal aan het verspreidorgaan regelbaar is, zodanig dat de verdeling van het materiaal over de breedte van de strook instelbaar is.
2. Machine volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de verdeelinrichting ten minste twee naast elkaar gelegen 15 verdeelorganen omvat, via welke materiaal aan het verspreidorgaan kan worden toegevoerd op naast elkaar gelegen delen van de toevoerplaats waarop het materiaal aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd.
3. Machine volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat 20 de verdeelorganen samenwerken met een transportorgaan, waarmede materiaal aan de verdeelinrichting wordt toegevoerd, een en ander zodanig, dat de verdeelorganen het materiaal vanaf het transportorgaan aan het verspreidorgaan toevoeren.
4. Machine volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat 25 de verdeelorganen ongelijk aan elkaar zijn uitgevoerd en/of ongelijk ten opzichte van het transportorgaan zijn opgesteld.
5. Machine volgens een der conclusies 2-4, met het kenmerk, dat de verdeelorganen beweegbaar in de machine zijn aangebracht.
6. Machine volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat de verdeelorganen verdraaibaar om een draaiingsas in de machine zijn aangebracht.
7. Machine volgens conclusie 5 of 6, met het kenmerk, dat de snelheid waarmede de verdeelorganen tijdens bedrijf 35 beweegbaar zijn instelbaar is.
8. Machine volgens een der conclusies 5-7, met het kenmerk, dat de verdeelorganen worden gevormd door aan een om a 7 o * ü o § zijn hartlijn beweegbare as aangebrachte, vanaf de as uitstekende organen.
9. Machine volgens een der conclusies 5-8, met het kenmerk, dat de verdeelorganen in doorsnede U-Vormige armen 5 zijn.
10. Machine volgens een der conclusies 2-8, met het kenmerk, dat een verdeelorgaan een schijfvormig orgaan is.
11. Machine volgens een der conclusies 3 - 10, voorzover afhankelijk van conclusie 3, met het kenmerk, dat het 10 transportorgaan een om een draaiingsas beweegbaar gootvormig transportorgaan is.
12. Machine volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat het gootvormig transportorgaan in doorsnede een segmentvormig deel van een cirkel vormt, waarbij ten minste één verdeel- 15 orgaan een omtreksvorm heeft, die voor althans een deel aan de doorsnede van de transportgoot is aangepast en op de binnenzijde van de goot aansluit, zodanig, dat dit verdeelorgaan de transportgoot in zijn transportrichting afsluit.
13. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het 20 bijzonder van korrel en/of poedervormige meststoffen, zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aangedreven verspreidorgaan, waarmede het materiaal tijdens voortbewegen van de machine over een strook uitstrooibaar is, met het kenmerk, dat de machine van een 25 doseerorgaan is voorzien, dat een transportorgaan omvat, dat samenwerkt met een verdeelinrichting, een en ander zodanig, dat al het aan het transportorgaan toegevoerde materiaal door de verdeelinrichting aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd.
14. Machine volgens conclusie 12 of 13, met het ken merk, dat de snelheid van het transportorgaan regelbaar is.
15. Machine volgens een der conclusies 3 - 14, voor zover afhankelijk van conclusie 3 of 13, met het kenmerk, dat het transportorgaan als een doseerschijf is gevormd, die om 35 een zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsas draaibaar is en nabij de omtrek waarvan een concentrisch om de draaiingsas gelegen gootvormig transportorgaan is aangebracht, waarbij het doseerorgaan aansluit aan een voorraadbak P 7 fï 1 o r. Q voor het te verspreiden materiaal.
16. Machine volgens conclusie 15, met het kenmerk, dat tussen de voorraadbak en het gootvormig transportorgaan een kokervormige geleiding is aangebracht, die met de onderzijde 5 op de bovenzijde van het gootvormige transportorgaan aansluit en met het boveneinde aansluit aan een afvoeropening van de voorraadbak.
17. Machine volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat nabij de onderzijde van de geleiding een klepvormig mecha- 10 nisme is aangebracht, waarmede het gootvormige transportorgaan naar keuze meer of minder afsluitbaar is, gezien in doorsnede van het gootvormig transportorgaan.
18. Machine volgens een der voorgaande conclusies, voor zover afhankelijk van conclusie 6, met het kenmerk, dat 15 de draaiingsas waarom de verdeelorganen verdraaibaar zijn aangebracht, zich boven de transportgoot uitstrekt en aan een imaginair cilindervlak om de draaiingsas van het doseerorgaan tangentiaal aansluit nabij een einde van de om de draaiingsas aangebrachte afvoerorganen.
19. Machine volgens een der voorgaande conclusies, voor zover afhankelijk van conclusie 10, met het kenmerk, dat het schijfvormig verdeelorgaan met één zijde in een vlak is gelegen dat de draaiingsas van het doseerorgaan omvat.
20. Machine volgens een der voorgaande conclusies, 25 voor zover afhankelijk van conclusie 3 of 13, met het ken merk, dat de naast elkaar gelegen verdeelorganen zich op ongelijke afstand tot aan het transportorgaan uitstrekken.
21. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de afvoerinrichting aan een toevoerkoker 30 aansluit, die zich tussen de af voerinrichting en het verspre idorgaan uitstrekt.
22. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verdeelinrichting verstelbaar is ten opzichte van de ligplaats van het verspreidorgaan in de 35 machine.
23. Machine volgens conclusie 22, met het kenmerk, dat de verdeelinrichting verplaatsbaar is ten opzichte van een draaiingsas waarom het verspreidorgaan verdraaibaar is.
87 CM 0 C ?
24. Machine volgens conclusie 22 of 23, met het kenmerk, dat de verdeelinrichting is gekoppeld met een verstel-inrichting, waarmede de verdeelinrichting naar keuze vastzet-baar is in één van ten minste twee verschillende standen ten 5 opzichte van het verspreidorgaan.
25. Machine volgens een der conclusies 22 - 24, voor zover afhankelijk van conclusie 3, met het kenmerk, dat de verdeelinrichting verdraaibaar om een kast met over-brengingsorganen is aangebracht, welke kast aan het gestel 10 en/of de voorraadbak van de machine is aangebracht en het transportorgaan draaibaar ondersteunt.
26. Machine volgens een der voorgaande conclusies, voor zover afhankelijk van conclusie 3 of 13, met het kenmerk, dat boven het transportorgaan ten minste één 15 afstandmeet orgaan is aangebracht voor het meten van de dikte van de laag materiaal op het transportorgaan.
27. Machine volgens conclusie 26, met het kenmerk, dat het meetorgaan is aangebracht tussen de verdeelinrichting en een geleiding waardoor materiaal aan het transportorgaan 20 wordt toegevoerd.
28. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat om de omtrek van het verspreidorgaan ten minste twee op afstand van elkaar gelegen meetorganen zijn aangebracht, die door het tijdens bedrijf uitgestrooide mate- 25 riaal worden geraakt, welke aanraking een indicatie geeft over de verdeling van het materiaal om het deel van de omtrek van het verspreidorgaan waarover het materiaal wordt uitgestrooid en/of een indicatie geven over de strooiriehting en/of een indicatie geven over de hoeveelheid materiaal die 30 wordt uitgestrooid per oppervlakte-eenheid.
29. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het bijzonder van korrel- en/of poedervormige meststoffen zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aangedreven verspreidorgaan, waarmede het mate- 35 riaal tijdens voortbewegen van de machine over een strook-vormige oppervlakte uitstrooibaar is, met het kenmerk, dat de machine van meetorganen is voorzien waarmede vastgesteld kan worden hoe de verdeling van het materiaal tijdens bedrijf van 8 / ü i 0 0 9 de machine over de breedte van de bestrooide strook wordt gerealiseerd.
30. Machine volgens conclusie 29, met het kenmerk, dat de meetmiddelen ten minste twee meetorganen omvatten, die op 5 afstand van elkaar om de omtrek van het om een zich in hoogterichting uitstrekkende draaiingsas beweegbaar ver-spreidorgaan zijn aangebracht.
31. Machine volgens een der conclusies 28 - 30, met het kenmerk, dat de meetorganen zijn gekoppeld met een weer- 10 gave-mechanisme dat een indicatie geeft aan de bestuurder van de machine over de meetgegevens van de meetorganen.
32. Machine volgens een der conclusies 28 - 31, met het kenmerk, dat vier of meer meetorganen om het verspreid-orgaan zijn aangebracht, waarvan althans een aantal meet- 15 organen tijdens bedrijf in de strooisector zijn gelegen, waarover het materiaal door het verspreidorgaan tijdens bedrijf wordt verspreid.
33. Machine volgens conclusie 32, met het kenmerk, dat de meetorganen op gelijkmatige afstand van elkaar om de 20 omtrek van het verspreidorgaan zijn gelegen.
34. Machiner volgens een der conclusies 28 - 33, met het kenmerk, dat meetorganen zijn gelegen nabij de buitenste uitstrooilijnen van een strooisector, waarover het materiaal door het verspreidorgaan wordt verspreid.
35. Machine volgens een der conclusies 28 - 34, met het kenmerk, dat de meetorganen zijn gekoppeld met een regelmechanisme dat een electronisch besturingsmechanisme omvat, waarmede de rotatiesnelheid van het transportorgaan en/of de bewegingssnelheid van de verdeelorganen en/of de verdeel-30 inrichting verstelbaar is.
36. Machine volgens conclusie 35, met het kenmerk, dat het electronisch mechanisme invoertoetsen heeft, waarmede in het electronisch mechanisme ingevoerd kan worden de hoeveelheid kilogrammen die per ha moeten worden uitgestrooid en/of 35 de breedte waarover het materiaal wordt uitgestrooid.
37. Machine volgens conclusie 35 of 36, voor zover afhankelijk van conclusie 26, met het kenmerk, dat" de afstandmeetorganen zijn gekoppeld met het regelmechanisme 8701008 5 waarbij de afstandmeetorganen een controlemechanisme vormen voor het regelen van de bewegingssnelheid van het transport-orgaan.
38. Machine voor het verspreiden van materiaal, in het 5 bijzonder van korrel- en/of poedervormige meststoffen zoals kunstmest, voorzien van een gestel, een voorraadbak en ten minste één aangedreven verspreidorgaan, waarmede het materiaal tijdens voortbewegen van de machine over een strook-vormige te bestrooien oppervlakte uitstrooibaar is, met het 10 kenmerk, dat de machine een doseermechanisme bezit waarmede het materiaal tijdens bedrijf van de machine aan het verspreidorgaan wordt toegevoerd, welk doseermechanisme in afhankelijkheid van de indicatie van meetorganen regelbaar is voor het bepalen van de uit te strooien hoeveelheid materiaal 15 per tijdseenheid en/of te rijden lengte-eenheid, en/of dat de machine meetorganen omvat die een indicatie geven voor het regelen van de snelheid van verdeelorganen en/of een indicatie geven van de plaats van de verdeelinrichting ten opzichte van de ligging van het verspreidorgaan voor het rege-20 len van de verdeling van het uitgestrooide materiaal over een strooisector, respectievelijk voor het regelen *van de strooi-richting.
39. Machine volgens een der conclusies 28 - 38, met het kenmerk, dat de afstandmeetorganen en/of de meetorganen 25 door middel van een glasvezelkabel met het regelmechanisme zijn gekoppeld.
40. Machine voorzien van aankoppelmiddelen waarmede zij aan een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is, welke machine organen omvat die door middel van een kabel- 30 verbinding zijn gekoppeld met een regelmechanisme, met het kenmerk dat de kabelverbinding een glasvezelkabel omvat.
41. Machine volgens één der voorgaande conclusies met het kenmerk, dat het regelmechanisme een bevestigingsorgaan omvat waarmede zij losneembaar bevestigd kan worden nabij de 35 bestuurderszitplaats van een trekker of dergelijk voertuig waaraan de machine koppelbaar is.
42. Machine volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het reservoir een langwerpige bodem omvat, 8701009 ' Λ r dié van ten minste één afvoeropening is voorzien en waarbij ten minste één zich boven de bodem uitstrekkend toevoerorgaan is aangebracht voor het toevoeren van het materiaal uit de voorraadbak naar de afvoeropening, welk toevoerorgaan is 5 gekoppeld met aandrijforganen, waarmede de beweging van het toevoerorgaan regelbaar is.
43. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de voorraadbak een breedte heeft van ten minste 2,25 m. en bij voorkeur van ongeveer 3 m.
44. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat het verspreidorgaan een diameter heeft van ongeveer 110 cm.
45. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine van slechts één verspreidorgaan 15 is voorzien.
46. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine is voorzien van aandrijforganen, waarmede de draaisnelheid van het verspreidorgaan regelbaar is.
47. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de machine is voorzien van aankoppelorganen waarmede zij aan de hefinrichting van een trekker.of dergelijk voertuig koppelbaar is.
48. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met 25 het kenmerk, dat de aandrijforganen voor het verspreidorgaan een koppelas omvatten die door middel van een tussenas met de aftakas van een trekker of dergelijk voertuig koppelbaar is.
49. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de aandrijving voor het doseerorgaan en/of 30 de toevoerorganen en/of de aandrijving van de verdeelorganen plaatsvindt door hydraulische motoren, die bestuurbaar zijn door het regelmechanisme.
50. Machine volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de verstelbare verdeelinrichting is gekop- 35 peld met een hydraulisch bestuurbare verstelinrichting, die gekoppeld is met het regelmechanisme.
51. Machine zoals hiervoor is beschreven en in de tekeningen is weergegeven. 870"009
NL8701009A 1987-04-29 1987-04-29 Machine voor het verspreiden van materiaal. NL8701009A (nl)

Priority Applications (3)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701009A NL8701009A (nl) 1987-04-29 1987-04-29 Machine voor het verspreiden van materiaal.
EP88200814A EP0289095B1 (en) 1987-04-29 1988-04-27 A machine for spreading material
DE3851568T DE3851568T2 (de) 1987-04-29 1988-04-27 Streuer.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8701009A NL8701009A (nl) 1987-04-29 1987-04-29 Machine voor het verspreiden van materiaal.
NL8701009 1987-04-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8701009A true NL8701009A (nl) 1988-11-16

Family

ID=19849926

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8701009A NL8701009A (nl) 1987-04-29 1987-04-29 Machine voor het verspreiden van materiaal.

Country Status (3)

Country Link
EP (1) EP0289095B1 (nl)
DE (1) DE3851568T2 (nl)
NL (1) NL8701009A (nl)

Families Citing this family (2)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
NL1017479C2 (nl) 2001-03-02 2002-09-03 Lely Entpr Ag Inrichting geschikt voor gebruik in de landbouw en inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
DE102015118355A1 (de) * 2015-10-27 2017-04-27 Lemken Gmbh & Co. Kg Dosiereinrichtung einer landwirtschaftlichen Verteilmaschine

Family Cites Families (11)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR596921A (nl) * 1925-11-04
BE552762A (nl) *
US2162689A (en) * 1936-03-16 1939-06-20 Ken Jon Inc Fertilizer distributor
US2619355A (en) * 1950-05-15 1952-11-25 Alonzo F Trees Seeder attachment for vehicle bodies
GB698656A (en) * 1952-05-29 1953-10-21 Humberside Agricultural Produc Improvements in or relating to fertiliser distributors
NL154910B (nl) * 1965-01-28 1977-11-15 Lely Nv C Van Der Verbetering van een inrichting voor het uitstrooien van verspreidbaar materiaal.
DE2132141C3 (de) * 1971-06-29 1979-08-16 Gutehoffnungshuette Sterkrade Ag, 4200 Oberhausen Verfahren zum kondensatfreien Betrieb von mehrstufigen Turbokompressoren
DE2843487A1 (de) * 1978-10-05 1980-04-17 Josef Gail Streumaschine
NL178645C (nl) * 1979-09-10 1986-05-01 Lely Nv C Van Der Inrichting voor het over de grond verspreiden van materiaal.
FR2571209B1 (fr) * 1984-10-09 1987-06-19 Lebon Cie Sarl Procede de regulation du debit d'une epandeuse de produit en fonction du grammage, dispositif pour la mise en oeuvre de ce procede et epandeuse pourvue de ce dispositif
DE3663102D1 (en) * 1985-03-13 1989-06-08 Franz Kirchberger Mechanical rotating spreader

Also Published As

Publication number Publication date
EP0289095B1 (en) 1994-09-21
EP0289095A2 (en) 1988-11-02
DE3851568D1 (de) 1994-10-27
DE3851568T2 (de) 1995-05-04
EP0289095A3 (en) 1988-12-21

Similar Documents

Publication Publication Date Title
CA2967923C (en) Metering system for an agricultural system
US4296695A (en) Seeding device with air distribution system
CA2449545C (en) Drive mechanism for agricultural planters
CA2967515A1 (en) Metering system for an agricultural system
NL8006454A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
US4926768A (en) Seed spreader
US5485963A (en) Granular fertilizer spreader
NL8701870A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
NL8701715A (nl) Machine voor het strooien van materiaal.
US6945481B2 (en) Dual mode spreader
US5937773A (en) Applicator for particulate material
NL8701009A (nl) Machine voor het verspreiden van materiaal.
EP4025032A1 (en) System and method for treating individual seeds with liquid chemicals during the planting process
NL8403183A (nl) Werkwijze voor het strooien van meststoffen.
NL8700860A (nl) Machine voor het strooien van materiaal.
NL192240C (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
NL8304183A (nl) Inrichting voor het over een oppervlak verspreiden van materiaal.
CA3211160A1 (en) High output precision spinner
NL8105285A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrel- en/of poedervormig materiaal.
US4934290A (en) Mobile planter
SK75993A3 (en) Sowing machine
DE2719069C3 (de) Verteil- und Streuvorrichtung für flieBfähige Güter International Harvester Co, Chicago, Hl. (V.StA.)
NL8500759A (nl) Inrichting voor het verspreiden van korrelen/of poedervormig materiaal.
AU582168B2 (en) Cane billet planter.
CA1110117A (en) Seeding device with air distribution system

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A1Y An additional search report has been drawn up
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
BC A request for examination has been filed
BN A decision not to publish the application has become irrevocable