NL8602926A - Inrichting voor het creeren van een onderbreking in een bewegende stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken. - Google Patents

Description

τ ί

Inrichting voor het creëren van een onderbreking in een bewegende stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken.

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het creëren van een onderbreking in een bewegende stroom van 5 elkaar dakpansgewijs overlappende stroken, voorzien van een eerste, in zijn lengte veranderbare transportband, waarvan het stroomafwaartse uiteinde tijdens het creëren van de onderbreking stroomafwaarts beweegt, en een in de stroomrichting hieropvolgend aangebrachte tweede transportband, welke tijdens het creëren van de onder-10 breking een hogere transportsnelheid heeft dan de eerste transportband.

Een dergelijke inrichting is bijvoorbeeld bekend uit het DE-OS 2 311 541 en wordt in de praktijk toegepast om een bewegende stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken, bijvoorbeeld karton-15 stroken, die continue wordt toegevoerd, te onderbreken ten einde groepen van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken te verkrijgen, die afzonderlijk kunnen worden opgestapeld. Zo kunnen, als een dergelijke stroom van stroken continue wordt toegevoerd, zonder dit toe-voerproces te onderbreken, meerdere stapels van stroken van dezelfde 20 afmetingen worden verkregen, of kunnen, als bij een dergelijke continue toevoer van stroken de afmetingen van deze gewijzigd zijn, stapels van stroken met verschillende afmetingen worden verkregen, of kan de stapelvorming worden onderbroken om bij aankomend afval dit laatste boven op een stapel te krijgen, waardoor het gemakkelijk 25 kan worden verwijderd.

In het genoemde DE-OS 2 311 541 beweegt het stroomafwaartse uiteinde van de eerste, in zijn lengte veranderbare transportband tijdens het creëren van een onderbreking over de tweede, een vaste lengte bezittende transportband. De zich op de eerste transportband 30 bevindende en elkaar dakpansgewijs overlappende stroken blijven, als het stroomafwaartse uiteinde van deze transportband een snelheid heeft, die gelijk is aan de transportsnelheid van deze, in een vaste positie ten opzichte van dit stroomafwaartse uiteinde. Als de transportsnelheid van de tweede transportband nu groter is dan die van de 8602926

SP

i *4 2 eerste, dan ontstaat een onderbreking in de stroom van stroken, die toeneemt totdat het stroomafwaartse uiteinde van de eerste transportband zijn eindpositie heeft bereikt en de zich daarop bevindende stroken terecht konen op de tweede transportband, van welke laatste 5 de transportsnelheid dan wordt verlaagd opdat het stroomafwaartse uiteinde van de eerste transportband in zijn oorspronkelijke positie kan terugkeren zonder dat de wijze waarop de stroken elkaar dakpansgewijs overlappen verandert. Bij deze inrichting is een hoogteverschil aanwezig tussen het stroomafwaarts bewegende deel van de eerste 10 en dat van de tweede transportband. Een soortgelijke inrichting is beschreven in het DE-AS 27 28 280. In beide hier genoemde bekende inrichtingen is dit hoogteverschil zodanig, dat een goede positionering bij de overname van de stroken door de tweede transportband lang niet altijd wordt verkregen, waardoor de continuïteit van het 15 in deze inrichtingen plaatsvindende proces in gevaar kont.

In het DE-AS 28 52 603 is getracht een oplossing voor dit probleem te vinden. In deze publikatie worden meerdere, een vaste lengte bezittende transportbanden gebruikt, waarvan er een is voorzien van een op een zekere hoogte over de transportband heen in de richting 20 van deze meelopende transport construct ie, waarbij, als een onderbreking in de stroom van stroken dient te worden gecreëerd, de door de in de stroomrichting voorafgaande transportband toegevoerde stroken op een hoger niveau door de transportconstructie worden meegenomen, terwijl de op de laatstgenoemde transportband aanwezige stroken met 25 een verhoogde snelheid worden afgevoerd. In deze inrichting is in vergelijking met die in de voomoemde octrooipublikaties een geringer, doch wel constant hoogteverschil aanwezig. Verder is hierbij het gevaar aanwezig, dat de stroken bij het stroomafwaartse uiteinde van de op een hoger niveau met de transportband meelopende transportcon-30 structie af glijden en daardoor onjuist gepositioneerd op de in de stroomrichting hieropvolgende transportband terecht kunnen komen. De nadelen van de hier genoemde octrooipublikaties manifesteren zich des te sterker naarmate de toevoersnelheid van de stroken toeneemt.

Het doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van 35 een inrichting voor het creëren van een onderbreking in een bewegende 8.60 2.9 2 6.

3 r stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken, waarbij de voomoerrde nadelen worden vermeden of althans in verregaande mate worden cpgevangen en walke geschikt is om, zonder de continuïteit van het in de inrichting plaatsvindende proces ernstig in gevaar te 5 brengen, te worden toegepast bij hogere snelheden, dan tot dusverre algemeen gebruikelijk zijn.

Overeenkomstig de onderhavige uitvinding heeft de inrichting, zoals deze in de aanhef is omschreven, het kenmerk, dat de tweede transportband eveneens in zijn lengte veranderbaar is, waarbij het 10 strocmopwaartse uiteinde van de tweede transportband tijdens het creëren van de onderbreking synchroon beweegt met het stroomafwaartse uiteinde van de eerste transportband en met dezelfde snelheid als deze laatste en dat de laatstgenoemde snelheid dan gelijk is aan de transportsnelheid van de eerste transportband.

15 In de inrichting overeenkomstig de uitvinding kan een hoogte verschil tussen het stroomafwaarts bewegende deel van de eerste en dat van de tweede transportband aanwezig zijn. Doordat het stroomafwaartse uiteinde van de eerste transportband steeds naast of beter gezegd schuinboven het stroomopwaartse uiteinde van de tweede trans-20 portband is gelegen, is dit hoogteverschil volledig instelbaar. Door deze instelbaarheid kunnen de nadelen van de in de voornoemde octrooi-püblikaties beschreven inrichtingen in sterke mate worden beperkt.

In een voorkeursuitvoering overeenkomstig de uitvinding ligt het stroomafwaarts bewegende deel van de tweede transportband in het ver-25 lengde van het stroomafwaarts bewegende deel van de eerste transportband. Met andere woorden, het genoemde hoogteverschil heeft nagenoeg de waarde nul verkregen. In deze voorkeursuitvoering is het in het bijzonder wenselijk om tussen de eerste en tweede transportband een vasthoudeenheid aan te brengen, die synchroon met het stroomafwaartse 30 uiteinde van de eerste transportband en het stroomopwaartse uiteinde van de tweede transportband beweegt en met dezelfde snelheid als deze laatsten. Deze vasthoudeenheid is bij zijn stroomafwaartse beweging tijdens het creëren van de onderbreking zodanig in hoogte gepositioneerd, dat deze op hetzelfde of op een hoger gelegen niveau werkzaam 35 is als dat, waarop de stroomafwaarts bewegende delen van de eerste 860292 6 4 f' en tweede transportband zich bevinden, terwijl de vasthoudeenheid bij zijn teruggaande beweging beneden dit niveau wordt gebracht.

In het algemeen zal de inrichting overeenkomstig de uitvinding samenwerken zowel met een in de stroomrichting hiervóór aangebracht 5 afremtransportbandsysteem on de met hoge snelheid door bijvoorbeeld een snijinrichting toegevoerde stroom van gescheiden, elkaar niet overlappende stroken met een lagere snelheid en elkaar dakpansgewijs overlappend toe te voeren aan de inrichting overeenkomstig de uitvinding, alswel met een in de stroomrichting hieropvolgend aange-10 bracht accumulatietransportbandsysteem on de in de inrichting overeenkomstig de uitvinding verkregen groepen van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken af te voeren naar bijvoorbeeld een stapelstation. Allerlei afremtransportbandsystemen kunnen worden toegepast, bijvoorbeeld dat, wat is beschreven in het DE-OS 35 37 898, waarbij uit de 15 gescheiden toegevoerde stroken eerst een stroom van elkaar slechts in beperkte mate dakpansgewijs overlappende stroken wordt verkregen en hieruit vervolgens een stroom van elkaar in verdere mate dakpansgewijs overlappende stroken. Verder kunnen op de gebruikelijke wijze afremborstels worden gebruikt of van perforaties voorziene afrem-20 transportbanden, via welke perforaties een onderdruk wordt gecreëerd, die de stroken naar de afremtransportbanden zuigt. In een gunstige uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding kan de of de laatste transportband van het gebruikte afremtransportbandsysteem een geheel vormen met de eerste transportband van de inrichting overeenkomstig 25 de uitvinding. Daarbij kan de eerste, in zijn lengte veranderbare transportband zijn voorzien van perforaties voor het creëren van een onderdruk en/of kunnen daarboven afremborstels worden aangebracht.

Op analoge wijze kan in een gunstige uitvoeringsvorm overeenkomstig de uitvinding de of de eerste transportband van het gebruikte accumu-30 latietransportbandsysteem een geheel vormen met de tweede transportband van de inrichting overeenkomstig de uitvinding.

De uitvinding zal nu nader worden toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen, waarvan:

Fig. 1 en 2 op schematische wijze de eerste en tweede transport-35 band in de inrichting overeenkomstig de uitvinding in hun begin-, 8602926 5 respectievelijk eindpositie weergeven;

Fig. 3 op schematische wijze aangeeft hoe met behulp van de vasthoudeenheid in een specifieke positie van de eerste en tweede transportband een hoogteverschil, dat voor een goede werking van de 5 inrichting overeenkomstig de uitvinding gewenst is, wordt gecreëerd;

Fig. 4A tot en met 4G het proces illustreren, waarbij een continue stroom van onderling gescheiden toegevoerde stroken wordt omgezet in een stroom van elkaar da3q?ansgewijs overlappende stroken, een onderbreking in deze strocm wordt gecreëerd met behulp van de 10 inrichting overeenkomstig de uitvinding en de hierin verkregen groepen van elkaar overlappende stroken worden afgevoerd en opgestapeld.

In de diverse figuren zijn gelijke delen door dezelfde verwij-zingscijfers aangegeven. De uitvinding is geenszins beperkt tot het aan de hand van de tekeningen te beschrijven uitvoeringsvoorbeeld; 15 dit uitvoeringsvoorbeeld dient slechts ter illustratie van de uitding.

De inrichting voor het creëren van een onderbreking in een bewegende stroom van elkaar da]q?ansgewijs overlappende stroken is schematisch afgebeeld in de fig. 1 en 2. De inrichting omvat een 20 eerste en tweede, in zijn lengte veranderbare transportband 1, respectievelijk 2 en de vasthoudeenheid 3. De stroomrichting van de transportbanden loopt in deze figuren van links naar rechts. Het stroomafwaarts bewegende deel van de transportband 2 ligt in het verlengde van het stroomafwaarts bewegende deel van de transportband 25 1. De transportband 1 loopt over rollen 4, 5, 6, 7 en 8; de trans portband 2 over rollen 9, 10, 11 en 12. In de afgeheelde uitvoering zijn de rollen 4, 6 en 7 van de transportband 1 en de rollen 10 en 11 van de transportband 2 vast opgesteld, terwijl de rol 5 aan het stroomafwaartse uiteinde van de transportband 1 en de rol 9 aan het 30 strocmopwaartse uiteinde van de transportband 2 tezamen met de vasthoudeenheid 3 verplaatsbaar zijn in de stroomrichting en daar tegen in, terwijl de rollen 8 en 12 een overeenkomende beweging kunnen uitvoeren in een richting, die tegengesteld is aan die van de rollen 5 en 9 en de vasthoudeenheid 3. Door middel van een (niet afgebeelde) 35 aandrijving kunnen de rollen 8 en 12 onderling synchroon en met een- 8602926 % 6 zelfde snelheid in de fig. 1 en 2 naar links, respectievelijk naar rechts worden verplaatst, met het gevolg, dat de rollen 5 en 9 en de vasthoudeenheid 3 eveneens onderling synchroon en met de voornoem-de snelheid in de fig. 1 en 2 naar rechts, respectievelijk naar links 5 kunnen worden verplaatst. Het zal duidelijk zijn, dat in plaats van de rollen 6 en 11 de rollen 8 en 12 vast kunnen worden opgesteld, zodat door verplaatsing van de rollen 6 en 11 in een bepaalde richting de rollen 5 en 9 en de vasthoudeenheid 3 in dezelfde richting worden verplaatst. Overigens zijn ook andere rollenconfiguraties en 10 anders gevormde transportbanden mogelijk.

De, de beide transportbanden 1 en 2 en de vasthoudeenheid 3 omvattende inrichting werkt in de praktijk samen met een afremtrans- . portbandsysteem en een accumulatietransportbandsysteem, alsmede een stapelstation. Vanaf bijvoorbeeld een kartonsnijinrichting van een 15 golfkartonmachine worden de stroken onderling gescheiden en continue met hoge snelheid toegevoerd aan het afremtransportbandsysteem, welk systeem met een lagere snelheid een continue stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken afgeeft en deze toevoert aan de inrichting overeenkomstig de uitvinding. De door deze inrichting afge-20 geven groepen van elkaar overlappende stroken worden via het accumulatief ransportbandsys teem toegevoerd aan een stapelstation. Het geheel van afremtransportbandsysteem, inrichting overeenkomstig de uitvinding, accumulatietransportbandsysteem en stapelstation wordt hierna aangeduid als stapelinrichting.

25 In de fig. 4A tot en met 4G is een uitvoeringsvoorbeeld van een stapelinrichting afgebeeld, waarbij het daarin plaatsvindende proces in diverse fasen is aangegeven. De stapelinrichting is opgebouwd uit een afremtransportbandsysteem 13, de inrichting overeenkomstig de uitvinding 14, een accumulatietransportbandsysteem 15 en een stapel-30 station 16.

Het afremtransportbandsysteem 13 is in de onderhavige uitvoering samengesteld uit een enkele vaste transportband 17, waarboven een aantal afremborstels 18 over de volle breedte is aangebracht. De af-remborstels 18 kunnen afhankelijk van de toevoersnelheid en de lengte 35 van de stroken afzonderlijk in werking worden gesteld en dragen zorg 8602926 ·* 7 voor een nauwkeurig positioneren van de stroken op de af remtransport-band 17, ook indien wordt overgegaan op stroken met andere afmetingen.

Tot een dergelijke nauwkeurige positionering wordt verder bijgedragen door de transportband 17 te voorzien van perforaties om onder bet 5 stroomafwaarts beogende deel van deze transportband door overigens op zich bekende middelen een onderdruk te creëren, die op de, op de transportband terechtkomende stroken een zuigkracht uitoefent.

Het accumulatietransportbandsysteem 15 is hier eveneens gevormd door slechts een enkele transportband 19. Het stapelstation 16 is nog 10 voorzien van een uitrichtelement 20 om een goede positionering tijdens het stapelen te waarborgen. Tevens dient hiertoe in het stapelstation een minimale valhoogte te worden aangehouden; dit wordt ge-, realiseerd door de tafel van het stapelstation, waarop de stroken worden opgestapeld, vertikaal beweegbaar te houden.

15 In fig. 4A is de stapelinrichting in de normale werktoestand af- gebeeld, waarbij de transportbanden 17, 1, 2 en 19 allen eenzelfde snelheid V bezitten. De door bijvoorbeeld een snijinrichting van een golfkartonmachine geleverde, onderling gescheiden stroken golfkarton worden dakpansgewijs door de transportband 17 overgenomen en met be-20 hulp van de transportbanden 1, 2 en 19 naar het stapelstation geleid.

Alle transportbanden hebben een regelbare aandrijving, waarbij de snelheid wordt geregeld via een tachogenerator, aangebracht in het aandrijfmechanisme voor de af voer van de stroken vanuit de snij-inrichting. In beginsel wordt het systeem zodanig ingesteld, dat de 25 lineaire snelheid van de transportbanden ongeveer 1/5 bedraagt van die van de aankomende stroken golfkarton. Het is echter mogelijk deze snelheidsverhouding in te stellen en aan te passen. Het tachogenera-torsysteem zorgt ervoor, dat, wanneer de golfkartonmachine langzamer of sneller gaat lopen, de transportbanden eveneens langzamer en snel-30 Ier gaan verplaatsen, waardoor de lineaire snelheidsverhoudingen gelijk blijven. Tijdens het in fig. 4A afgeheelde normale stapelen in het stapelstation worden de stroken, die afkomstig zijn van de transportbanden 21 van de snijinrichting, neergelegd op de afremtransport-band 17 en wel dakpansgewijs in verband mat de lineaire snelheids-35 verhoudingen. Bij een lineaire snelheidsverhouding van 1 : 5 betekent 8602926 *4 8 dit een overlappingsgraad van 80 %.

Een kritiek punt met betrekking tot de stapelnauwkeurigheid treedt op als een stapelwisseling dient plaats te vinden. Nadat de stapel in het stapelstation een bepaald aantal stroken heeft ontvan-5 gen, moet de stapel worden af gevoerd zonder dat de continue produktie van de golfkartonmachine en dus de toevoer van stroken aan de afrem-transportband 17 wordt onderbroken. Door gebruik te maken van de inrichting overeenkomstig de uitvinding, kan een stapelwisseling worden gerealiseerd, waarbij deze continuïteit gewaarborgd blijft en waarbij 10 ook het telkenmale opnieuw stapelen uiterst nauwkeurig blijft plaatsvinden .

Nadat een vooraf ingesteld aantal stroken de afremtransportband 17, de transportband 1 en de vasthoudeenheid 3 is gepasseerd, wordt op bekende wijze door middel van een telinrichting een signaal ver-15 schaft, waardoor: - de vasthoudeenheid 3 wordt geactiveerd om een eerste strook van een nieuw te vormen stapel vast te houden. De vasthoudeenheid 3 bestaat daartoe uit een zich over de volle breedte van de transportbanden uitstrekkende serie vasthoudelementen, die allen bij voorkeur tege- 20 lijkertijd een zuigkracht uitoefenen op de zich over de vasthoudeenheid 3 uitstrekkende stroken. De vasthoudeenheid 3 wordt daarbij zodanig in hoogte gepositioneerd, dat deze op hetzelfde niveau of op een hoger gelegen niveau werkzaam is als dat, waarop de stroomafwaarts bewegende delen van de eerste en tweede transportband zich 25 bevinden; - de snelheid van de afremtransportband 17 en van de transportband 1 omlaag wordt gebracht en wel op een waarde V'; en - de snelheid van de transportband 2 en van de accumulatietransport-band 19 omhoog wordt gebracht en wel op een waarde V''. Deze situatie 30 is weergegeven in fig. 4B.

Vervolgens zullen direct hierop aansluitend het stroomafwaartse uiteinde van de transportband 1, de vasthoudeenheid 3 in zijn werkzame hoogtepositie en het stroomopwaartse uiteinde van de transportband 2 verplaatst worden in de richting van het stapelstation 16 en 35 wel met een snelheid V', die gelijk is aan die van de transportband 1.

8602926 9 9

Hierdoor wordt het dakpansgewijs transport op de afremtransportband 17 en de transportband 1 gehandhaafd, terwijl wordt voorkomen, dat de transportband 2 nieuwe stroken toegevoerd krijgt, waardoor de gewenste onderbreking in de stroom van elkaar dakpansgewijs overlap-5 pende stroken wordt gerealiseerd. Ce grootte van de onderbreking wordt bepaald door de afstand Y (zie fig. 1, 2 en 4C) tussen de begin- en eindposities van het stroomafwaartse uiteinde van de transportband 1, de vasthoudeenheid 3 en het strocmopwaartse uiteinde van de transportband 2. Nadat de transportband 2 de zich daarop bevindende stro-10 ken heeft af geleverd aan de accimulat ietransportband 19, wordt zijn snelheid teruggebracht op de waarde van de snelheid van de voorafgaande transportbanden 17 en 1, te weten de waarde V'. Deze situatie is aangegeven in fig. 4C. Tevens wordt op dat moment de vasthoudeenheid 3 gedeact iveerd, dat wil zeggen omlaag gebracht tot beneden het 15 niveau van de stroomafwaarts bewegende delen van de transportbanden 1 en 2 (zie fig. 4D), waarna de vasthoudeenheid 3 in deze niet-werk-zame hoogtepositie met het stroomafwaartse uiteinde van de transportband 1 en het strocmopwaartse uiteinde van de transportband 2 in de uitgangspositie terug worden gebracht. In fig. 3 is de vasthoudeen-20 heid in zijn beide hoogteposities afgebeeld; bij het begin van het creëren van de onderbreking wordt de vasthoudeenheid vanuit de lage naar de hoge positie (net gestreepte lijnen aangegeven) gebracht en na het creëren van de onderbreking wordt de vasthoudeenheid vanuit de hoge naar de lage positie (met gestreepte lijnen aangegeven) ge-25 bracht. Gedurende de teruggaande beweging van het stroomafwaartse uiteinde van de transportband 1, de vasthoudeenheid 3 en het stroom-opwaartse uiteinde van de transportband 2 worden de stroken, die zich op de accumulatietransportband 19 bevinden, op de tot dan toe gevormde stapel gedeponeerd. Als de laatste van de desbetreffende groep stro-30 ken op de accumulat ietransportband 19 hiervan is af gevoerd, wordt de transportsnelheid van deze transportband teruggebracht naar die van de voorgaande transportbanden, te weten naar de waarde V' (zie fig.

4E).

Bij het opstapelen beweegt de tafel van het stapelstation 16 35 omlaag om steeds een vaste en geringe valhoogte te handhaven. Zijn 8602926 •it * 10 alle stroken van een, door de accumulatietransportband 19 aangevoerde groep van stroken opgestapeld, dan bevindt de tafel van het stapel-station 16 zich in een omlaaggebrachte positie en wordt de zich daarop bevindende stapel zijdelings afgevoerd, waarna de tafel weer leeg 5 zijn bovenste positie inneemt, zodat daarop de stroken van een nieuw te vormen stapel kunnen worden gedeponeerd. Tijdens deze aktie in het stapelstation blijft de snelheid van alle transportbanden op de lage waarde V' (zie fig. 4F). Zonodig wordt deze snelheid automatisch aangepast om te voorkomen, dat de eerste stroken van een nieuw 10 te vormen stapel bij het stapelstation kanen, voordat de tafel daarvoor in de ontvangstpositie, dat wil zeggen in zijn bovenste positie, is gekomen. Is de tafel eenmaal in de ontvangpositie gebracht, dan worden alle transportbanden weer op de oorspronkelijke snelheid V gebracht (zie fig. 4G).

15 Het zal duidelijk zijn, dat velerlei modificaties op de hier beschreven uitvoeringsvorm mogelijk zijn, zonder de omvang van de uitvinding te buiten te gaan. Zo kunnen bijvoorbeeld zowel het afrem-transportbandsysteem, alswel het accumulatietransportbandsysteem uit meerdere transportbanden zijn samengesteld. Zo kan de of de laatste 20 transportband van het afremtransportbandsysteem een geheel uitmaken met de transportband 1 en kunnen boven deze laatste afrerriborstels worden aangebracht. De transportband 1 kan ook zijn voorzien van perforaties on hieronder een onderdruk te creëren. Verder kan de of de eerste transportband van het accumulatietransportbandsysteem een ge-25 heel uitmaken met de transportband 2; deze laatste zal dan een duidelijk grotere lengte bezitten, terwijl tevens de slag Y, die de combinatie van transportbanden 1 en 2 en vasthoudeenheid 3 kan maken, groter zal zijn. De of de laatste transportband van het accumulatie-transportbandsysteem kan dan in snelheid direct van de waarde V'' 30 op de waarde V worden teruggebracht, in plaats via de tussenwaarde V'. Overigens kunnen allerlei bekende afrem- en accumulatietransportband-systemen worden toegepast om samen te werken met de inrichting 14 overeenkomstig de uitvinding.

8602926

Claims (7)

1. Inrichting voor het creëren van een onderbreking in een bewegende stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken, voorzien van een eerste, in zijn lengte veranderbare transportband, waarvan 5 het stroomafwaartse uiteinde tijdens het creëren van de onderbreking stroomafwaarts beweegt, en een in de stroomrichting hieropvolgend aangebrachte tweede transportband, welke tijdens het creëren van de onderbreking een hogere transportsnelheid heeft dan de eerste transportband, met het kenmerk, dat de tweede transportband eveneens in 10 zijn lengte veranderbaar is, waarbij het strocmopwaartse uiteinde van de tweede transportband tijdens het creëren van de onderbreking synchroon beweegt met het stroomafwaartse uiteinde van de eerste transportband en met dezelfde snelheid als deze laatste, en dat de laatstgenoemde snelheid dan gelijk is aan de transportsnelheid van de 15 eerste transportband.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het stroomafwaarts bewegende deel van de tweede transportband in het verlengde ligt van het stroomafwaarts bewegende deel van de eerste transportband.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat tussen de eerste en tweede transportband een vasthoudeenheid is aangebracht, die synchroon met het stroomafwaartse uiteinde van de eerste transportband en het strocmopwaartse uiteinde van de tweede transportband beweegt en met dezelfde snelheid als deze laatsten.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de vasthoudeenheid bij zijn stroomafwaartse beweging tijdens het creëren van de onderbreking zodanig in hoogte is gepositioneerd, dat deze op hetzelfde niveau of op een hoger gelegen niveau werkzaam is als dat, waarop de stroomafwaartse delen van de eerste en tweede transportband 30 zich bevinden, terwijl de vasthoudeenheid bij zijn teruggaande beweging beneden dit niveau wordt gebracht. 8602926

5. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een in de stroomrichting vóór de eerste transportband aangebracht afrem-transportbandsysteem ..aanwezig is om de met hoge snelheid onderling gescheiden toegevoerde stroken met een lagere snelheid en elkaar 5 dakpansgewijs overlappend toe te voeren aan de eerste transportband, met het kenmerk, dat de of de laatste transportband van dit afrem-transportbandsysteem een geheel vormt met de eerste transportband.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij een in de stroomrichting na de tweede transportband aangebracht accumula- 10 tietransportbandsysteem aanwezig is,via welke de groepen elkaar dakpansgewijs overlappende stroken naar een stapelstation worden gevoerd, met het kenmerk, dat de of de eerste transportband van het accumula-tietransportbandsysteem een geheel vormt met de tweede transportband.

7. Stapelinrichting, voorzien van een afremtransportbandsysteem, 15 waaraan continue met een hoge snelheid onderling gescheiden stroken worden toegevoerd en welke met een lagere snelheid een continue stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken afgeeft aan een inrichting voor het creëren van een onderbreking in deze stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken, welke inrichting groepen 20 van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken afgeeft en deze via een accumulatiefransportbandsysteem toevoert aan een stapelstation, met het kenmerk, dat de inrichting voor het creëren van een onderbreking in een stroom van elkaar dakpansgewijs overlappende stroken wordt gevormd door de inrichting volgens een der conclusies 1-6. 8002926