NL8602008A - Klepsamenstel voor het begrenzen van de doorstroming door een vloeistofleiding. - Google Patents

Description

ψ· NL 33631-Vo/ik >.

A

Klepsamenstel voor het begrenzen van de doorstroming door een vloeistofleiding.

Uitvinder: de heer J.J. van den Berg te Dieren.

De uitvinding heeft betrekking op een klepsamenstel voor het begrenzen van de doorstroming door een vloeistoflei-ding.

Bekende klepsamenstellen van dit type bezitten een 5 tamelijk gekompliceerde opbouw. Hierdoor is de kans op bedrijfsstoringen groot, terwijl tevens de kosten voor de vervaardiging en het onderhoud van dergelijke klepsamenstellen aanzienlijk zijn.

De uitvinding beoogt een dergelijk klepsamenstel 10 te verschaffen, dat uitermate eenvoudig van opbouw is, doch een hoge mate van betrouwbaarheid en bedrijfszekerheid bezit.

Hiertoe wordt het klepsamenstel volgens de uitvinding gekenmerkt door een van een klepzitting met een centrale doorgang voorzien klephuis en een in het klephuis opgenomen 15 kleplichaam dat, bij toenemende doorstroming, vanuit een de centrale doorgang vrijlatende positie beweegbaar is naar een de centrale doorgang althans gedeeltelijk afsluitende positie.

Het klepsamenstel volgens de onderhavige uitvinding bezit een minimaal aantal konstruktiedelen, waardoor een 20 eenvoudige en goedkoop te vervaardigen inrichting wordt verschaft. Doordat verder de besturing van het kleplichaam plaatsvindt door de vloeistofstroom door het klephuis behoeft dit klepsamenstel geen extra besturingsorganen, zodat de werking van dit klepsamenstel uitermate betrouwbaar is.

25 In een voorkeursuitvoeringsvorm van het klepsamen stel volgens de uitvinding bezit het kleplichaam een, in het verlengde van de centrale doorgang van het klephuis gelegen, centraal kanaal, dat zich in de richting van deze centrale doorgang vernauwt.

30 Het zich vernauwende centrale kanaal van het klep lichaam werkt als venturi, zodat in het kleplichaam een onderdruk zal ontstaan, die een kracht op het kleplichaam uitoefent, welke het kleplichaam in de richting van de klepzitting tracht te bewegen. Bij een toenemende doorstroming zal deze 9602008 - 2 - \ \ onderdruk toenemen, waardoor tevens deze op het kleplichaam uitgeoefende kracht zal toenemen, en de centrale doorgang steeds verder wordt afgesloten.

Voor een goede werking van het klepsamenstel vol-5 gens de uitvinding is het van voordeel, wanneer een terugstel-orgaan is toegepast, dat poogt het kleplichaam van de klepzit-ting weg te bewegen. Hierbij is het mogelijk, dat het terug-stelorgaan een tussen de klepzitting en het kleplichaam geplaatste drukveer omvat.

10 Het terugstelorgaan zorgt ervoor, dat het klep lichaam pas bij een bepaalde doorstroming in de richting van de klepzitting wordt bewogen, namelijk wanneer de onderdruk groot genoeg is om de door het terugstelorgaan op het kleplichaam uitgeoefende kracht te overwinnen.

15 Voor het begrenzen van de doorstroming door de vloeistofleiding is het gunstig, wanneer het kleplichaam een aantal regelmatig verdeeld rond het centrale kanaal gelegen en zich evenwijdig hieraan uitstrekkende stromingskanalen bezit die, wanneer het kleplichaam zich in de, de centrale 20 doorgang afsluitende, positie bevindt, althans gedeeltelijk zijn afgesloten door de klepzitting. In deze afsluitende positie van het kleplichaam vindt de doorstroming nog slechts plaats door het centrale kanaal.

Wanneer het klephuis in een verdere uitvoeringsvorm 25 van het onderhavige klepsamenstel ter plaatse van het kleplichaam een deling bezit, bijvoorbeeld doordat het klephuis uit twee aan elkaar schroefbare delen bestaat, waarbij het ene deel de klepzitting omvat en het andere deel ter plaatse van de deling een radiaal binnenwaarts gerichte aanslag vormt, 30 tegen welke het van de klepzitting afgekeerde gedeelte van het kleplichaam kan aanslaan, wordt enerzijds een betrouwbare opsluiting van het kleplichaam in het klephuis verkregen, terwijl anderzijds de mogelijkheid bestaat om afhankelijk van de toepassing van het klepsamenstel het kleplichaam te vervan-35 gen door een ander kleplichaam met andere afmetingen en derhalve andere eigenschappen.

Door toepassing van het klepsamenstel volgens de 8602008 - 3 - ' ; ψ

V

H

onderhavige uitvinding kan een betere kontrole van de stro-mingsparameters in een vloeistofleidingsysteem worden verkregen, hetgeen kan leiden tot een betere dimensionering van de leidingen.

5 De uitvinding wordt hierna nader toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een klepsamenstel volgens de uitvinding is weergegeven.

Fig. 1 toont een dwarsdoorsnede door een klepsamenstel volgens de uitvinding, waarbij de doorsnede door het 10 kleplichaam volgens de lijn I-I in fig. 2 is weergegeven, en fig. 2 toont een doorsnede volgens de lijn II-II

in fig. 1.

Het in fig. 1 getoonde klepsamenstel voor het begrenzen van de doorstroming door een vloeistofleiding bezit 15 een van een klepzitting 1 met een centrale doorgang 2 voorzien klephuis 3 en een in het klephuis 3 opgenomen kleplichaam 4.

Het kleplichaam 4 bezit een, in het verlengde van de centrale doorgang 2 van het klephuis 3 gelegen centraal kanaal 5, dat zich in de richting van deze centrale doorgang 2 vernauwt.

20 Tussen het kleplichaam 4 en de klepzitting 1 is een terugstelorgaan in de vorm van een drukveer 6 toegepast, dat ' poogt het kleplichaam 4 van de klepzitting 1 weg te bewegen.

Het klephuis 3 bezit ter plaatse van het kleplichaam 4 een deling 7, en bestaat uit twee aan elkaar schroef-25 bare delen, waarbij het ene deel 8 de klepzitting 1 omvat en het andere deel 9 ter plaatse van de deling 7 een radiaal binnenwaarts gerichte aanslag 10 vormt, tegen welke het van de klepzitting 1 afgekeerde gedeelte 11 van het kleplichaam 4 kan aanslaan.

30 In fig. 1 bevindt het kleplichaam 4 zich in een de centrale doorgang 2 vrijlatende positie, waarbij het kleplichaam 4 met zijn van de klepzitting 1 afgekeerde gedeelte 11 door de drukveer 6 tegen de door het deel 9 van het klephuis 3 gevormde aanslag 10 wordt gedrukt.

35 Het kleplichaam 4 bezit verder een aantal regelmatig verdeeld rond het centrale kanaal 5 gelegen en zich evenwijdig hieraan uitstrekkende stromingskanalen 12 die, wanneer het 8602008 % - 4 - kleplichaam 4 zich in de, de centrale doorgang 2 afsluitende positie bevindt, althans gedeeltelijk zijn afgesloten door de klepzitting 1.

Verder blijkt duidelijk uit fig. 1 en 2, dat het 5 kleplichaam 4 aan zijn omtrek tevens een aantal regelmatig verdeelde en zich evenwijdig aan het centrale kanaal 5 uitstrekkende stromingssleuven 13 bezit die, wanneer het kleplichaam 4 zich in de, de centrale doorgang 2 afsluitende, positie bevindt, althans gedeeltelijk zijn afgesloten door de 10 klepzitting 1.

Aan de omtrek van het kleplichaam 4 ontstaan aan weerszijden van de stromingssleuven 13 geleidingsvlakken 14, die een korrekte plaatsing en verplaatsing van het kleplichaam 4 in het klephuis 3 bewerkstelligen.

15 Zoals duidelijk blijkt uit fig. 1 bezit het klep lichaam 4 een gestroomlijnde uitwendige vorm, zodat geen grote stromingsverliezen optreden ter plaatse van het klepsamenstel volgens de uitvinding.

Zoals verder uit fig. 1 blijkt, zijn beide klep-20 huisuiteinden voorzien van schroefdraad 15, waardoor het klephuis 3 op eenvoudige wijze kan worden aangesloten op een leidingsysteem.

Het klepsamenstel volgens de uitvinding werkt als volgt: 25 Bij een lage stroomsnelheid door het inwendige van het klephuis 3 bevindt het kleplichaam 4 zich in de in fig. 1 weergegeven stand. Een gedeelte van de vloeistof zal via het inlaatuiteinde 16 het centrale kanaal 5 binnentreden en dit centrale kanaal 5 door het uitlaatuiteinde 17 daarvan verlaten. 30 Een ander gedeelte van de vloeistof zal door de stromingskana-len 12 en door de stromingssleuven 13 tussen de omtrek van het kleplichaam 4 en het klephuis 3 stromen en tenslotte via de centrale doorgang 2 worden afgevoerd. Doordat het centrale kanaal 5 zich uitgaande vanaf het inlaatuiteinde 16 in de 35 richting van het uitlaatuiteinde 17 vernauwt, zal de stromingssnelheid ter plaatse van het uitlaatuiteinde 17 groter zijn dan de stromingssnelheid ter plaatse van het inlaatuiteinde 16, 8602008 - 5 - zodat volgens de wet van Bernoulli de druk ter plaatse van het uitlaatuiteinde 17 lager zal zijn dan ter plaatse van het in-laatuiteinde 16. In de in fig. 1 weergegeven stand is dit drukverschil echter niet groot genoeg om de kracht van de 5 drukveer 6 te overwinnen.

Wanneer de doorstroming toeneemt, zal het drukverschil tussen het uitlaatuiteinde 17 en het inlaatuiteinde 16 eveneens toenemen, totdat dit drukverschil een voldoende grote kracht op het kleplichaam 4 uitoefent om de door de drukveer 6 10 opgewekte kracht te overwinnen. Op dit moment zal het kleplichaam 4 in de richting van de klepzitting 1 worden bewogen, waarbij zowel de stromingskanalen 12 alsmede de stromingssleuven 13 geheel of gedeeltelijk door de klepzitting 1 worden afgesloten. Op deze wijze wordt de doorstroming beperkt, aan-15 gezien nu slechts een onbelemmerde stroming via het centrale kanaal 5 mogelijk is. Wanneer de doorstroming door het centrale kanaal 5 opnieuw voldoende is afgenomen en het drukverschil tussen het uitlaatuiteinde 17 en het inlaatuiteinde 16 daarvan voldoende is gereduceerd, zal de drukveer 6 het klep-20 lichaam 4 opnieuw naar de in fig. 1 weergegeven stand terugbewegen .

De uitvinding is niet beperkt tot de in het voorgaande beschreven uitvoeringsvorm, die binnen het kader van de uitvinding op velerlei manieren kan worden gevarieerd.

8602008

Claims (11)

1. Klepsamenstel voor het begrenzen van de doorstroming door een vloeistofleiding, gekenmerkt door een van een klepzitting met een centrale doorgang voorzien klephuis en een in het klephuis opgenomen kleplichaam dat, bij 5 toenemende doorstroming, vanuit een de centrale doorgang vrijlatende positie beweegbaar is naar een de centrale doorgang althans gedeeltelijk afsluitende positie.

2. Klepsamenstel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het kleplichaam een, in het verlengde van 10 de centrale doorgang van het klephuis gelegen, centraal kanaal bezit, dat zich in de richting van deze centrale doorgang vernauwt.

3. Klepsamenstel volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat een terugstelorgaan is toegepast, dat 15 poogt het kleplichaam van de klepzitting weg te bewegen.

4. Klepsamenstel volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat het terugstelorgaan een tussen de klepzitting en het kleplichaam geplaatste drukveer omvat.

5. Klepsamenstel volgens één der conclusies 2-4, 20met het kenmerk, dat het kleplichaam een aantal regelmatig verdeeld rond het centrale kanaal gelegen en zich evenwijdig hieraan uitstrekkende stromingskanalen bezit die, wanneer het kleplichaam zich in de, de centrale doorgang afsluitende, positie bevindt, althans gedeeltelijk zijn afge- 25 sloten door de klepzitting.

6. Klepsamenstel volgens één der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat het kleplichaam aan zijn omtrek een aantal regelmatig verdeelde en zich evenwijdig aan het centrale kanaal uitstrekkende stromingssleuven bezit die, 30 wanneer het kleplichaam zich in de, de centrale doorgang afsluitende, positie bevindt, althans gedeeltelijk zijn afgesloten door de klepzitting.

7. Klepsamenstel volgens één der conclusies 1-6, met het kenmerk, dat het kleplichaam een gestroom- 35 lijnde uitwendige vorm bezit. 8602008 - 7 -

8. Klepsamenstel volgens één der conclusies 1-7, met het kenmerk, dat het klephuis ter plaatse van het kleplichaam een deling bezit,

9. Klepsamenstel volgens conclusie 8, m e t h e t 5kenmerk, dat het klephuis uit twee aan elkaar schroef- bare delen bestaat, waarbij het ene deel de klepzitting omvat en het andere deel ter plaatse van de deling een radiaal binnenwaarts gerichte aanslag vormt, tegen welke het van de klepzitting afgekeerde gedeelte van het kleplichaam kan aanslaan.

10 10, Klepsamenstel volgens één der conclusies 1-9, met het kenmerk, dat beide klephuisuiteinden zijn voorzien van schroefdraad.

11. Kleplichaam voor toepassing in een klepsamenstel volgens êên der voorgaande conclusies. 8602008