NL8601328A

NL8601328A - Inrichting voor het met een massa, in het bijzonder pasteuze massa, injekteren van vlees.

Info

Publication number: NL8601328A
Application number: NL8601328A
Authority: NL
Original assignee: Langen Research
Priority date: 1986-05-23
Filing date: 1986-05-23
Publication date: 1987-12-16
Also published as: DK263087D0; DE3771926D1; DK263087A; EP0246707B1; ES2024493B3; EP0246707A1; CA1247455A; US4784055A

Description

•t · %

Hw/Mv/Langen research 28 NL 8601328

Inrichting voor het met een massa, in het bijzonder pasteuze massa, injekteren van vlees

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het met een massa, in het bijzonder pasteuze massa, injekteren van een vleesportie, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een drager met een aantal parallel gerichte 5 naalden, waarbij het kanaal van elke naald in verbinding staat met een gemeenschappelijke, afsluitbare toevoerleiding voor die massa.

Dergelijke inrichtingen worden veelal gebruikt voor het injekteren van pekel, waarbij het vlees één of mesrmalig 10 met de naaldgroep in kontakt wordt gebracht. Voor de verdeling van de te injekteren massa van de gemeenschappelijke toevoerleiding naar de verschillende kanalen van de naalden is in de drager een kanalenstelsel opgenomen, zodanig dat een zo gelijkmatig mogelijke verdeling naar de naalden mogelijk 15 is, teneinde de naalden bij elke injektie met een zo gelijk mogelijke hoeveelheid te injekteren massa te voorzien. Bij het pekelen, waarbij de pekel een lage viscositeit heeft, is dit systeem redelijk bevredigend gebleken. Bij het injekteren van pasteuze massa's ontstaat het gevaar dat de naalden met 20 de minste weerstand in de toevoer de grootste hoeveelheid massa krijgt aangeboden, terwijl de andere naalden geen of te weinig pasteuze massa krijgen.

De uitvinding beoogt bovengenoemd bezwaar op te heffen en verschaft daartoe een inrichting die zich onder-25 scheidt doordat bij elk kanaal van een naald een doseerkamer is aangebracht, die door dichtingsmiddelen enerzijds ten opzichte van de gemeenschappelijke toevoerleiding en anderzijds ten opzichte van het naaldkanaal afsluitbaar is.

Dankzij de doseerkamer wordt het thans mogelijk om 30 in de tijd dat de naald niet met het vlees in kontakt is de doseerkamer te vullen, waardoor vlakbij de naald een bepaalde hoeveelheid massa wordt verzameld. Zodra de naald met het vlees in kontakt is, kan de doseerkamer worden geledigd door d ^ - · .·· a.

- ' * ' -irf »· -¾ -2- deze in verbinding te stellen met het naaldkanaal. Hiermee wordt voor elke naald een konstante hoeveelheid te injekteren massa gewaarborgd.

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de 5 hand van de hieronderstaande figuurbeschrijving van een uit-voeringsvoorbeeld.

In de tekening toont:

Fig. 1 een perspektivisch bovenaanzicht van een vlees-masseertoestel, voorzien van een injektie-inrichting 10 volgens de uitvinding,

Fig. 2 een schematisch staand zijaanzicht van de inrichting uit fig. 1,

Fig. 3 een staande doorsnede volgens de lijn III-III in fig. 1 van een deel van de injektie-inrichting 15 volgens een eerste uitvoeringsvorm van de uitvinding,

Fig. 4 een perspektivisch bovenaanzicht, gedeeltelijk in doorsnede, van de inrichting uit fig. 3, met uiteengenomen onderdelen.

Fig. 5 een axiale doorsnede van de naald met 20 naaldhouder uit fig. 3 op vergrote schaal,

Fig. 6 een met fig. 5 overeenkomende doorsnede van een alternatieve uitvoeringsvorm van de pompkamer.

De in de fig. getoonde inrichting bestaat in hoofdzaak uit een om as 1 roteerbaar vat 2, dat bestaat uit een 25 drietal cilindrische secties, die zich ten opzichte van de as 1 rariaal uitstrekken. De in fig. 1 onderste sectie is een losneembare en van loopwielen 3 voorziene kuip 4, waarin de te behandelen vleesportie wordt opgeslagen.

De kuip 4 wordt via een flensverbinding 5 met de 30 andere secties verbonden. Deze andere sectie 6 zijn eveneens cilindervormig en zijn aan de van de as 1 afgekeerde zijde voorzien van een sluitdeksel 7, Elke deksel bevat een aantal naar binnen gerichte naalden, waarbij die althans van sectie 7' zijn uitgevoerd als holle naalden. Een en ander wordt 35 hieronder nog nader toegelicht.

Doordat het vat 2 om de as 1 kantelbaar is, zal het duidelijk zijn dat de vleesportie, die zich oorspronkelijk in kuip 4 bevond, zich telkens onder invloed van de zwaartekracht, in een andere sectie zal begeven, waarbij zij in kon-s i ^ 1 0 O

-v - ' * V> ük. " 'm -3- takt wordt gebracht met de naalden van de deksels 7, zie ook fig. 2.

De naalden van deksel 7’ zijn via een in de deksel opgenomen kanalenstelsel verbonden met een gemeenschappelijke 5 toevoerleiding 8, welke wordt gevoed door een plunjerpomp 9, die is aangedreven door een hydraulische of pneumatische cilinder 10. De plunjerpomp staat in verbinding met een aanvoerleiding 11/ welke in een voorraadvat 12 voor het te injekteren medium, bijvoorbeeld pasteuze massa, steekt.

10 De hierboven beschreven masseer-injektie toestel is op zichzelf bekend en wordt geacht qua funktie eveneens bekend te zijn, zodat een volledige beschrijving hierover overbodig wordt geacht.

Het deksel 7' is voorzien van holle naalden, welke 15 dienen voor het injekteren van de pasteuze massa in vat 12.

Deze holle naalden worden gevoed door de gemeenschappelijke toevoerleiding 8, welke zich vertakt in een viertal toevoerleidingen 8', zie ook fig. 2, welke leidt naar een groep holle naalden in een cirkelvormige naaldendrager 20 15, zie fig. 3. Een viertal van deze naalddragers 15 is dus opgenomen in deksel 711. De aftakleiding 81 staat in verbinding met een centraal aangebracht naafvorraig deel van drager 15. Elke naalddrager 15 is cirkelvormig en past in een cirkelvormige opening van het deksel 7. Daartoe is de cirkelvor-25 mige draagplaat 15 uitgevoerd met een naar buiten gerichte flens 16, welke rust op een naar binnen springende flens van de opening in deksel 7. Tussen beide flensoppervlakken is een afsluitring 17 aangebracht. De plaat is op regelmatige wijze uitgevoerd met schroefgaten, waarin van boven af een schroef-30 vormig deel 18 van een naaldhouder 19 kan worden gedraaid.

Aan de onderzijde wordt een holle contramoer 20 in het schroefgat van plaat 15 geschroefd. Door de naaldhouder en de contramoer 20 is een holle naald 21 gevoerd, welke aan de bovenzijde met de naaldhouder vast is verbonden. De doorgang 35 over het schroefgat in plaat 15 wordt afgedicht door een tussen contramoer 20 opgenomen 0-ring 22, welke onder druk wordt gezet door een afstandsbus 23, die in kontakt komt met het ondervlak van schroef 18 van naaldhouder 19. De naaldhouder 19 is in de bovenste helft en in de buitenzijde daarvan dia- c ~ ·; τ 0 2 J s - ; C w ·. '*· -4- bolovormig verschraald bij 24 en in het bovenvlak uitgevoerd met een conische uitsparing 25, zie ook fig. 5. De diabolovormige uitsparing 24 staat met de conische uitsparing 24 in verbinding via één of meer doorlaatopeningen 26.

5 Op de draagplaat 15 is op enige afstand daarboven een membraansteunplaat 27 aangebracht. Deze plaat heeft een corresponderend patroon aan gaten als plaat 15, zodanig dat de naalddragers daardoorheen kunnen steken. De plaat 27 is 10 langs de buitenomtrek uitgevoerd met een flensrand 28 van een zodanige hoogte dat een ruimte tussen beide platen ontstaat, welke als toevoerruimte dient voor de pasteuze massa en staat daartoe in verbinding met de aftakleiding 8', hetgeen hieronder nog nader wordt toegelicht. De plaat 27 draagt een eerste 15 membraan 30 van flexibel materiaal, bijvoorbeeld neopreen.

Ook dit membraan is uitgevoer met een overeenkomstig patroon aan gaten, waarbij echter rond elk gat een naar boven gerichte cilindrische lip 31 is gevormd, welke in nauw kontakt staat met de gladde cilindrische buitenmantel van de naald-20 houder 19.

Op het eerste membraan 30 is een tweede membraan van overeenkomstig flexibel materiaal 32 aangebracht. Ook dit membraan heeft een overeenkomstig patroon aan gaten waarbij echter elk gat is afgedekt door een naar boven gericht 25 cilindrische uitstulping 33 met dichte bovenwand. Hierdoor ontstaat een volledig gesloten membraan, waardoorheen geen transport van een medium, kan plaatsvinden. De bovenwand is vlak en ligt nauwsluitend op het bovenvlak van naaldhouder 19, zodanig dat het deel 24 van de naaldhouder 19 geheel door 30'het uitstulpende deel 33 van membraan 32 is omsloten.

De ruimte tussen de uitstulpende delen 33 van membraan 32 wordt gevuld door een vulplaat 34 met opnieuw hetzelfde patroon aan uitsparingen. De uitsparingen zijn qua diameter echter groter dan de diameter van de naaldhouder 19, 35 zodat een bepaald volume daartussen ontstaat.

Tenslotte komt op de vulplaat 34 een sluitplaat 35 te liggen, dat is voorzien van een aantal kanalen 36 in een zodanig patroon dat de kanalen 36 precies in het verlengde van de naalden 21 komen te liggen. Voorts is de plaat 35 aan de onderzijde uitgevoerd met van de kanalen 36 gescheiden v5 £ f* < "\· «* "* ·"' ' 'J 'y -5- uitsparingen 37, waarvan het patroon zodanig is dat deze in verbinding komen met de ruimte tussen de vulplaat en de naaldhouder 19, zie fig. 3.

De plaat 35 is aan de bovenzijde eveneens voorzien 5 van uitsparingen 38, welke in verbinding staan met kanalen 36.

Alle platen worden aan de bovenzijde bedekt door dekplaat 39, welke nabij de naaf van drager 15 afdichtend rust op de vulplaat 34, en langs de buitenrand afdichtend 10 rust op een naar buiten gerichte flens van beide membranen 30, 32 en steunt op de buitenrand van draagplaat 15.

De afdekplaat 39 is voorzien van een aansluitope-ning 40, welke in verbinding staat met de uitsparingen 38 resp. kanalen 36, alsmede van een aansluitopening 41, welke 15 in verbinding staat met de uitsparingen 37 en derhalve de ruimte boven het membraan 32 en tussen de vulplaat 34.

Alle platen worden tegen elkaar gedrukt door middel van een centrale trekspil 42, waarvan de kop in een kamer aan de onderzijde van plaat 15 ligt, waarbij de schacht zich naar 20 boven toe uitstrekt en eindigt in een schroefdeel 43 waarop een moer 44 draaibaar is. De moer 44 rust via een onderleg-ring 45 op een drukarm 46, die via een ring 47 op de afdekplaat 39 steunt. Door het aandraaien van de moer 44 worden alle platen op elkaar gedrukt en wel zodanig dat de dich-25 tingsringen elke ruimte onderling van elkaar scheidt. Tevens wordt een om de naaf 48 van plaat 15, die om de spil 42 is aangebracht, en binnen de binnenrand van de platen een cirkelvormige ruimte gecreëerd, die in verbinding staat met ruimte 29. De cirkelvormige ruimte staat via opening 49 in 30 verbinding met de aftekleiding 8'.

De hierboven beschreven uitvoering werkt ais volgt. Door het toevoeren van een pasteuze massa via een aftakleiding 8* naar de opening 49 zal de ruimte om de naaf 48 zich vullen met die pasteuze massa alsmede de ruimte 29 35 onder de steunplaat 27. De pasteuze massa wordt via de ruimte tussen de plaat 27 en de naalddrager 19 omhooggestuwd langs de lip 31 van membraan 30. Zodoende wordt de gehele ruimte tussen de naaldhouder 19 en de binnenzijde van het cilin-c -6- drische uitgestulpte deel 34 van membraan 32 met de pasteuze massa gevuld onder het wegdrukken van de wand van het deel 33 tegen de vulplaat 34 aan. Een en ander is aangegeven in fig.

5. Door het handhaven van een bepaalde luchtdruk via aan-5 sluitopening 40 wordt die druk via kanalen 36 op de bovenwand van het uitgestulpte deel 33 uitgeoefend, welke het bovenvlak van naalddrager 19 en de inlaatopening van de naald 21 afsluit, zie de stand in fig. 3. Deze druk is zodanig dat de druk van de pasteuze massa wordt overtroffen en derhalve de 10 toegang tot naald 21 wordt geblokkeerd.

Nadat de gehele doseerkamer gevormd door het membraan 33 en de naaldhouder is gevuld, zal rond de naaldhouder een bepaalde hoeveelheid pasteuze massa zich hebben verzameld.

15 Bij het stoppen van de toevoer van pasteuze massa via opening 49, kan de in die kamer opgeslagen pasteuze massa niet meer terugvloeien vanwege de dichtende werking van in die kamer opgeslagen pasteuze massa niet meer terugvloeien vanwege de dichtende werking van membraan 3.0, 20 Dit blijft gehandhaalf totdat eenluchtdruk via inlaatopening 41 naar de kanalen 37 wordt gevoerd. Deze luchtdruk groter dan de luchtdruk in kanaal 36 verzorgt een pompwerking op de buitenwand van de uitstulpende delen 33 van membraan 32, welke wand in de richting van de naaldhouder 25 wordt gedrukt, zie fig, 5 met onderbroken lijnen aangegeven stand daarvan. De pasteuze massa die zich heeft verzameld rond de naaldhouder 19 wordt via doorlaatopening 26 naar de conische ruimte 25 geperst en zal het bovenwanddeel van het deel 33 van de membraan 32 omhoogdrukken waardoor de inlaat 30 van het kanaal van naald 21 vrijkomt. De pasteuze massa wordt zodoende uit de kamer rond de naaldhouder 19 gedrukt tot in de naald 21,

Na het voltooien van het injektieproces kan de druk op toevoeropening 41 worden weggenomen en kan de nieuwe toe-35 voer van pasteuze massa via leiding 8' plaatsvinden waardoor het bovengenoemde proces zich opnieuwherhaald.

Uit bovenstaande zal duidelijk zijn dat bij elke naald een doseerkamer met vast volume is gevormd hetwelk O. λ r- - ' ^ V ? - ' - $ -7- ervoor zorgt dat alle naalden tijdens het injekteren dezelfde hoeveelheid pasteuze massa te verwerken krijgen. Hiermee wordt voorkomen dat de in fig. 3 rechter naald meer pasteuze massa zou krijgen dan de meer links daarvan gelegen naalden.

5 Fig. 6 toont een alternatieve uitvoeringsvorm, waarbij van het eerste membraan 30 is afgezien. De steunplaat 27 sluit thans direkt op de cilindrische mantel van naaldhou-der 19 aan, terwijl op enige afstand daaromheen doorlaatgaten 50 zijn geboord. Deze doorlaatgaten worden afgedekt door het 10 membraan 32.

Voor het vullen van de kamer rond de naaldhouder 19 wordt opnieuw in ruimte 29 pasteuze massa toegevoerd die via de gaten 50 boven de plaat 27 terechtkomen onder het wegdrukken van membraan 32.

15 Zodra luchtdruk in ruimte 37 wordt toegelaten zul len de gaten 50 worden afgedicht door het membraan 32, en kan de doseerkamer op bovenbeschreven wijze worden geledigd.

uit bovenstaande zal duidelijk zijn dat de gehele inrichting gemakkelijk demonteerbaar is en derhalve gemakke-' 20 lijk is schoon te maken. Demontage en montage vindt plaats in de volgorde zoals aangegeven in fig. 4.

De uitvinding is niet beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvorm.

^ · » .«*

v v . · ·. C

Claims

1. Inrichting voor het met een massa, in het bijzonder pasteuze massa, injekteren van een vleesportie, welke inrichting in hoofdzaak bestaat uit een drager met een aantal parallel gerichte naalden, waarbij het kanaal van welke naald 5 in verbinding staat met een gemeenschappelijke, afsluitbare toevoerleiding voor die massa, met het kenmerk, dat bij elk kanaal van een -naald een doseerkamer is aangebracht, die door dichtingsmiddelen enerzijds ten opzichte van de gemeenschappelijke toevoerleiding en anderzijds ten opzichte van 10 het naaldkanaal afsluitbaar is.

2. inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk dat elke doseerkamer bij een naald wordt gevormd door een tussen de drager en een daarop aangebrachte sluitplaat gevormde ruimte, waarin het kanaal van elke naald uitmondt, en 15 een die ruimte in kamers verdelend membraan.

3. Inrichting volgens conclusie 1 en 2, met het kenmerk, dat elke naald is gevat in een in hoofdzaak cilindrisch, in de ruimte stekende houder en het membraan elke houder althans gedeeltelijk het van de naald afgekeerde zijde 20 van de houder bedekt.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk dat de ruimte tussen de naalddrager en de sluitplaat wordt opgevuld door een aan de van de naaldhouders afgekeerde zijde van het membraan aangebrachte vulplaat.

5. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat tussen de naalddrager en het membraan een steunplaat is aangebracht.

6. Inrichting volgens conclusie 5, met het kenmerk d.at de steunplaat is voorzien van een afsluitbare doorlaat- 30 opening.

7. Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk dat tussen het membraan en de steunplaat een dichtingsmem-braan is aangebracht, hetwelk samenwerkt met de cilindrische omtreksmantel van de naaldhouder.

8. Inrichting volgens één der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de sluitplaat is voorzien van een tweetal kanaalsekties, elk voorzien van een afzonderlijke toevoeropening voor een drukmedium, teneinde het membraan aan de van de naaldhouder afgekeerde zijde op van elkaar 4ö gescheiden oppervlaktedelen periodiek te belasten. t'·-· ·' P