NL8503431A - Werkwijze en inrichting voor het afsluiten van een leiding en daarbij te gebruiken ballon. - Google Patents

Description

N.0 33Λ66

Korte aanduiding: Werkwijze en inrichting voor het afsluiten van een leiding en daarbij te gebruiken ballon.

De uitvinding heeft in eerste instantie betrekking op een werkwijze voor het afsluiten van een leiding met behulp van een opgeblazen ballen. In geval aan een leiding een af taks tuk of afsluiter moet worden aangebracht of reparatiewerkzaamheden moeten worden 5 verricht zonder dat de leiding geheel geleegd kan worden, is het noodzakelijk de leiding plaatselijk en tijdelijk af te sluiten. Indien de af te sluiten plek zich niet te ver van één einde van de leiding bevindt en dat einde epen is, kan een op te blazen ballon zonder probleem in de lengterichting van de leiding naar de betreffende plaats > 10 worden bewogen en vervolgens worden opgepcmpt. Wanneer aan deze voorwaarden niet wordt voldaan, zou het betreffende leidingdeel kunnen worden afgesloten door bevriezing. Eten dergelijke vriesmetbode is omslachtig en tijdrovend en de leiding is gedurende relatief lange tijd geblokkeerd. Bovendien kan bevriezing soms een slechte invloed op het 15 materiaal van de leiding hebben.

Met de uitvinding wordt beoogd de bezwaren van bekende afsluitmethodes te ondervangen en een werkwijze van het in de aanhef genoemde soort te verschaffen door middel waarvan op snelle goedkope wijze afsluiting in de leiding kan worden bewerkstelligd 20 zonder dat de noodzaak bestaat dat de leiding aan één zijde open is.

Volgens de uitvinding wordt de ballon via een in de leiding geboord gat gestoken en wordt deze ballon opgepompt tot de doorsnede van de leiding is afgesloten.

Indian de leiding geheel of nagenoeg geheel is gevuld 25 of indien het medium in de leiding gasvormig is, zullen maatregelen moeten worden genemen om lekkage via het geboorde gat tót een minimum te beperken.

Hiertoe kan rond de leiding ter plaatse van het af te sluiten deel een zadel worden bevestigd dat van een afsluitkraan is 30 voorzien, waarbij via de doorstroemepening van het kraanlichaam een gat in de leiding wordt geboord, via het geboorde gat een blaaspijp in de af te sluiten leiding wordt gestoken waarbij de ballon zich rond het eindstuk van die blaaspijp bevindt, waarna de ballon via één of meer openingen in de blaaspijp wordt opgeponpt.

35 Om het naar de ruimte buiten de leiding terecht komen van medium in hoofdzaak te kunnen verhinderen kan via het geboorde gat SSv34 3 1 2 en de kraan, wanneer deze de open stand inneemt, naar buiten stromend medium in een houder worden opgevangen.

De uitvinding betreft verder een inrichting voor het uitvoeren van boven beschreven werkwijze. Deze inrichting omvat een 5 rond de af te sluiten leiding te bevestigen zadel met afsluitkraan.

Voor het opvangen van medium dat door het geboorde gat en de open kraan naar buiten stroomt, kan gebruik worden gemaakt van een aan het huis van de afsluitkraan te bevestigen houder.

Om de boor en de blaaspijp met daar omheen aan-10 gebrachte ballon dwars op de lengterichting van de leiding te kunnen verplaatsen zonder dat de houder in de weg zit kan deze houder zijn uitgevoerd als balg en is de houder aan twee einden voorzien van een sluitbeugel.

Van groot belang is dat de ballon in de opgeblazen 15 toestand de leiding volledig afsluit en geen gevaar bestaat dat de ballon knapt. Daarom is rond de opblaasbare ballon een uit beperkt rekbaar materiaal bestaand net geplaatst.

De ballon zal bij oppcmpen uitzetten tot een door het net bepaalde maximum volume is bereikt. Bij een verdere verhoging van 20 de druk zal de ballon zich tegen de binnenwand van de leiding aandrukken in plaats van in de lengterichting van de leiding te rekken.

Het zal duidelijk zijn dat door op twee plaatsen de leiding af te sluiten het tussen die plaatsen liggende leidingdeel kan worden verwijderd of gerepareerd zonder dat lekkage optreedt.

25 De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren, waarin een uitvoeringsvoorbeeld is weergegeven, nader worden toegelicht.

Figuur 1 toont een dwarsdoorsnede door de af te sluiten leiding tijdens het boren van een gat daarin.

30 Figuur 2 toont een dwarsdoorsnede door de af te sluiten leiding tijdens het inbrengen van een ingevouwen ballon, waarbij met streep-punt-lijnen de ballon in de opgeblazen toestand is weergegeven.

Figuur 3 toont een langsdoorsnede van dat deel van de 35 leiding dat door een opgeblazen ballon is afgesloten.

Zoals uit figuur 1 blijkt is rond de leiding 1 op de plaats waar een afsluiting gewenst is, een aanboorzadel 2 aangebracht bestaande uit twee ten opzichte van elkaar schamierbare halfcilin-drische delen die bij 3 door een moer of dergelijke op de leiding 8503431 * · <é' 3 kunnen woeden getrokken. Eén van de halfcilindrische delen is voorzien van een afsluitkraan 4 met een door een hefboom 5 te bedienen kogel-vormig kraanlichaam 6 dat in de open stand is weergegeven doch door draaiing van de hefboom over 90° in de sluitstand kan worden gebracht.

5 Op het huis van de afsluitkraan is door middel van een beugel 7 een balgvormige houder 8 bevestigd. Binnen die houder 8 bevindt zich een boor 9 met boorkop 10. De stang van deze kop is gelagerd in een sluitplaat 11 waaraan de balg 8 door middel van een beugel 12 is bevestigd.

10 Door de sluitplaat met boorkop 10 en boor 9 door de doorstroemopening van het kraanlichaam 6 te duwen, kan in de leiding 1 een gat 13 worden geboord. De wand van de balg 8 kan zich bij deze verplaatsing makkelijk vervormen.

Zodra het gat 13 tot stand is gekomen kan medium uit 15 de leiding 1 via het gat 13 en de doorstroemopening van het kraanlichaam 6 in de houder 8 stranen. Dit medium kan echter niet uit de houder 8 weglekken.

Zodra de boor 9 in de in figuur 1 weergegeven uitgangspositie is teruggekeerd, wordt de afsluitkraan 4 gesloten.

20 Vervolgens wordt de boorinrichting 9, 10, 11 vervangen door de in figuur 2 weergegeven inbreng- en opblaasinrichting voor een ballon. Deze cmvat een blaaspijp 14 met openingen 15 en een af sluitplaat 16 die door middel van de beugel 12 is bevestigd aan de balg 8. Op de af sluitplaat 16 is een mondstuk 17 bevestigd bestemd voor 25 de aansluiting van een pcmpslang. Bond het einddeel van de pijp 14 is een ingevouwen ballon 18 aangebracht.

Een kunststof ring 19 is op de blaaspijp 14 vastgeklemd. Deze ring klemt net en ballon tegen de blaaspijp en beschermt de ballen tegen beschadigingen door braampjes bij het in de leiding 30 drukken van de blaaspijp 14 en bij het oppempen. Deze verplaatsing vindt eveneens plaats via het kraanlichaam 6 onder indrukking van de balg 8.

Bond de ballen is een net 20 uit beperkt rekbaar materiaal aangebracht.

35 Wanneer de ballon met net door middel van de blaas pijp 14 in de leiding 1 is geduwd tot de stand volgens figuur 2 is bereikt, wordt via het mondstuk 17 en de blaaspijp 14 een onder druk staand medium in de ballon gepanpt. Bij voorkeur wordt hetzelfde median gebruikt als dat zich in de leiding bevindt. Nodig is dit echter niet.

” ’ λ «jr / «* λ , o o 1 ♦ * 4

In de opgepompte toestand neemt de ballon de vorm volgens figuur 3 aan, waarbij het net ervoor zorgt dat de ballon in de lengterichting van de leiding 1 niet meer uitzet dan is getoond terwijl overdruk in de ballon tot een betere afdichtende aangrijping van de ballon op de wand van de 5 leiding leidt.

Wanneer de werkzaamheden zijn beëindigd kan na het terugtrekken van de blaaspijp 14, het sluiten van de afsluiterkraan 6 en het losmaken van de beugel 7, de balg met blaaspijp worden verwijderd.

10 Door op twee plaatsen een afsluiting in de vorm van een opgeblazen ballon aan te brengen kan in de leidingruimte ertussen zonder bezwaar worden gewerkt.

Binnen het kader van de uitvinding zijn verscheidene wijzigingen mogelijk. Wezenlijk voor de uitvinding is dat de op te 15 pompen ballon via een geboord gat in de leiding wordt gestoken en wordt opgepompt tot de gewenste afsluiting is bereikt. Het aanboorzadel met afsluitkraan en de balgvormige houder hebben tot doel lekkage tegen te gaan. Niet uitgesloten is echter dat aan de stang van een holle boor een afdichtring is aangebracht die het geboorde gat direct na het boren 20 ervan afdicht en dat de blaaspijp met ballon en net via de holte van de boor worden ingebracht, waarbij een in die holte aangebracht gespleten afsluitstuk uit elastomeer materiaal wordt doorbroken. De uitvinding met aanboorzadel en afsluitkraan verdient echter de voorkeur.

Λ * .** » a «y .?j * i Jln K. *k! ö J J J 1.’ -J 1

Claims (8)

1. Werkwijze voor het afsluiten van een leiding roet behulp van een opgeblazen ballon, met het kenmerk, dat de ballon via een in de leiding geboord gat in de leiding wordt gestoken en wordt opgepanpt tot de doorsnede van de leiding is afgesloten.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat rond de leiding ter plaatse van het af te sluiten deel, een zadel wordt bevestigd dat van een afsluitkraan is voorzien, dat via de doorstrocncpening van het kraanlichaam een gat in de leiding wordt geboord, dat via het geboorde gat een blaaspijp in de af te 10 sluiten leiding wordt gestoken waarbij de ballen zich rond het eindstuk van die blaaspijp bevindt, en dat de ballen via één of meer openingen in de pijp wordt opgepanpt.

3. Werkwijze volgens conclusie 2, m e t h e t kenmerk, dat via het geboorde gat en de kraan, wanneer deze de 15 open stand inneemt, naar buiten stranend medium in een houder wordt opgevangen.

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat deze een rond de af te sluiten leiding te bevestigen zadel met afsluitkraan 20 anvat.

5. Inrichting volgens conclusie 4, g e k e n -merkt door een aan het huis van de afsluitkraan te bevestigen houder voor het opvangen van medium dat door het geboorde gat en de open kraan naar buiten stroomt.

6. Inrichting volgens conclusie 5, m e t het kenmerk, dat genoemde houder is uitgevoerd als balg en aan twee einden van een sluitbeugel is voorzien.

7. Opblaasbare ballon uit rekbaar materiaal voor het afsluiten van een leiding, met het kenmerk, dat rond de 30 ballon een net uit niet of nauwelijks rekbaar materiaal is geplaatst.

8 ~ ^ i i v v 'J ~1 v i