NL8503373A - Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een draad, een band, folie of een ander buigzaam omsnoeringselement om een voorwerp of een reeks op of naast elkaar geplaatste voorwerpen. - Google Patents

Description

% * E AR/ar/34-Endra

Werkwijze en inrichting voor het aanbrengen van een draad, een band, folie of een ander buigzaam omsnoeringselement om een voorwerp of een reeks op of naast elkaar geplaatste voorwerpen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze en een inrichting voor het in de titel aangeduide doel. Volgens deze werkwijze wordt in een omsnoeringsinrichting een uit twee, elk van een eigen voorraadrol afkomstige, vooraf met hun 5 vrije einden met elkaar verbonden stukken omsnoerings- materiaal bestaand omsnoeringselement dwars op de door het voorwerp of de reeks voorwerpen in de inrichting te volgen transportbaan geplaatst, wordt daarna het voorwerp of de reeks voorwerpen tegen dat element gedrukt en verder getrans-10 porteerd, zodat het omsnoeringselement U-vormig om het voorwerp of de reeks voorwerpen wordt geslagen, worden vervolgens de daarna, gezien de transportrichting, achter het voorwerp of de reeks voorwerpen uitstekende delen van het omsnoeringselement naar elkaar toe gedrukt en op de elkaar genaderde 15 plaatsen doorgesneden, zodat vier vrije einddelen worden gevormd, worden deze einddelen zodanig paarsgewijze met elkaar verbonden, dat enerzijds het voorwerp of de reeks voorwerpen door een gesloten omsnoeringselement wordt omspannen, anderzijds opnieuw een zich dwars op de transportbaan uitstrek-20 kend, uit twee onderling verbonden stukken bestaand omsnoeringselement wordt gevormd voor het ontsnoeren van het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen, en wordt tijdens het omsnoeringsproces het omsnoeringselement onder trek-spanning gehouden.

25 De inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze is voorzien van een transportbaan voor het te omsnoeren voorwerp of de te omsnoeren reeks voorwerpen, twee voorraadrollen met draad-, band-, folievormig of anders gevormd buigzaam omsnoe-ringsraateriaal, middelen voor het dwars in die baan houden 30 van een door de twee van die rollen getrokken, vooraf met hun vrije einden met elkaar verbonden stukken omsnoerings-materiaal gevormd omsnoeringselement, middelen voor het tegen het omsnoeringselement drukken en verder transporteren van het voorwerp of de reeks voorwerpen, zodat het omsnoerings- 3503373 i>. λϊ r - 2 - element U-vormig om het voorwerp of de reeks voorwerpen wordt geslagen, middelen voor het achtereenvolgens naar elkaar toe drukken van de, gezien de transportinrichting, achter het voorwerp of de reeks voorwerpen uitstekende delen van het om-5 snoeringselement, het doorsnijden daarvan op de elkaar genaderde plaatsen, zodat vier vrije einddelen worden gevormd, en het zodanig paarsgewijze met elkaar verbinden van deze . einddelen, dat enerzijds het voorwerp of de reeks voorwerpen door een gesloten omsnoeringselement wordt omspannen, ander-10 zijds opnieuw een zich dwars op de transportbaan uitstrekkend, uit twee onderling verbonden stukken omsnoerings-materiaal bestaand element voor het omsnoeren van het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen wordt gevormd, alsmede van middelen voor het tijdens de omsnoeringscyclus 15 onder trekspanning houden van het omsnoeringselement.

De hierboven beschreven werkwijze en de inrichting, waarin deze wordt toegepast, zijn onder andere bekend uit het Europese octrooischrift 0061805. Volgens deze werkwijze en in deze inrichting worden voor het strak trekken van het omsnoe-20 ringselement slechts op de voorraadrollen of op de daarvan getrokken stukken omsnoeringsmateriaal werkende wrijvings-remmen toegepast. Wrijvingsremmen hebben in het onderhavige geval het nadeel, dat de door hen geleverde trekkracht afhankelijk is van de oppervlaktegesteldheid van de remvlakken en 25 het omsnoeringsmateriaal en, wat zwaarder weegt, dat de trekkracht leverende wrijving, slechts werkzaam is, zolang omsnoeringsmateriaal van de voorraadrollen wordt getrokken. Dit heeft het nadeel, dat, als voor het ontsnoeren van een voorwerp of een reeks voorwerpen en tevens het vormen van een 30 zich dwars op de transportbaan uitstrekkend element voor het omsnoeren van het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen iets te veel omsnoeringsmateriaal van de voorraadrollen wordt getrokken, het omsnoeringselement voor het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen slapper dan 35 vereist komt te hangen. Wordt dan het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen tegen dat min of meer slap hangende omsnoeringselement gedrukt en verder getransporteerd, dan kan 8503373 • *ζ' - 3 - het voorkomen, dat ter plaatse van de hoeken van het voorwerp of de reeks voorwerpen de wrijving tussen dat element en het voorwerp of die reeks zo groot is, dat de door de wrijvings-remmen uitgeoefende trekkracht niet groot genoeg is om het 5 zich, gezien de transportrichting, tegen de voorzijde van het voorwerp of de reeks voorwerpen aanleggende deel van het om-snoeringselement voldoende strak te trekken. Het gevolg daarvan is, dat, daar de trekspanning in de voltooide omsnoering zich gedurende het verdere transport van de omsnoerde voor-10 werpen meestal toch geleidelijk aan gelijkmatig over de omtrek daarvan verdeelt, die spanning vaak te klein wordt. Dit euvel treedt in het bijzonder op bij op bekende wijze omsnoerde harde, dat wil zeggen niet- of weinig elastische voorwerpen, zoals kisten, stapels of rijen stenen, tegels, 15 dakpannen, enz. Is de omspanning te slap, dan kunnen bij het optillen van bijvoorbeeld zulk een stapel of rij de voorwerpen uit de omsnoering vallen.

De uitvinding beoogt het beschreven nadeel van de uitsluitend met wrijvingsremraen werkende bekende werkwijze en 20 inrichting te ondervangen en zij bereikt dit hierdoor, dat na elke omsnoeringscyclus het zich dwars op de transportbaan uitstrekkende element voor het omsnoeren van een volgend voorwerp of een volgende reeks voorwerpen strak gespannen of gehouden wordt, voordat dat voorwerp of die reeks met dat om-25 snoeringselement in aanraking komt.

Voor het toepassen van deze werkwijze wordt de omsnoe-ringsinrichting voorzien van middelen voor het na elke omsnoeringscyclus strak trekken of houden van het zich dwars op de transportbaan uitstrekkende element voor het omsnoeren van 30 een volgend voorwerp of een volgende reeks voorwerpen, voordat dat voorwerp of die reeks voorwerpen met dat omsnoerings-element in aanraking komt.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding, die op verschillende wijzen toegepast en uitgevoerd kan worden, zullen 35 blijken uit de hierna volgende beschrijving van verschillende in de bijgaande tekening weergegeven uitvoeringsvoorbeelden.

In de tekening is: 8503373

A

- 4 - fig. 1 een schematisch getekend bovenaanzicht van een bekende omsnoeringsinrichting, fig. 2 een schematisch beeld van een deel van een volgens de uitvinding uitgevoerde eerste uitbreiding van de om-5 snoeringsinrichting volgens fig. 1/ fig. 3 een schema van een variant van de uitbreiding volgens fig. 2, fig. 4 een schematische tekening van een op andere wijze dan weergegeven in fig. 2 en 3 werkende uitbreiding van 10 de omsnoeringsinrichting volgens fig. 1, en fig. 5 een beeld in perspectief van een variant van de inrichting volgens fig. 4.

De in fig. 1 weergegeven omsnoeringsinrichting is uitgevoerd voor het omsnoeren van een horizontale rij voorwerpen 15 1, bijvoorbeeld trottoirtegels of dakpannen, en zij is daar toe voorzien van een horizontale transportband 2 met meeneem-ribben 3. Opgemerkt wordt, dat de transportbaan ook verticaal of hellend kan zijn gericht, in welk geval een op en neer of heen en weer beweegbare klem voor het transport van de voor-20 werpen kan worden gebruikt.

Aanvankelijk strekt zich in de transportbaan van de voorwerpen 1 een dwars op die baan gericht, uit twee van voorraadrollen 4,5 getrokken, onderling verbonden stukken omsnoer ingsmateriaal 6,7 bestaand omsnoeringselement uit. Dit 25 element kan van draad, band, folie of nog anders gevormd buigzaam materiaal zijn. In de tekening bestaat het omsnoeringselement uit stukken band 6,7.

Wordt nu de reeks voorwerpen 1 tegen dat dwars op de transportbaan gerichte omsnoeringselement 6,7, waarvan de 30 stukken band om leirollen 8,9 zijn geslagen, gedrukt en É .

verder getransporteerd, dan legt het element 6,7 zich U-vormig om die reeks voorwerpen, zoals in fig. 1 is weergegeven. Zodra de achterzijde van de voorwerpen 1 fotocellen 10,11 is gepasseerd, wordt de transportband 2 stilgezet en 35 worden de achter de reeks voorwerpen uitstekende delen van de stukken band 6,7 door in het genoemde Europese octroorschrift 0061805 beschreven bandspanners 12,13 naar elkander toe ge- 8303373 - 5 - drukt, worden die stukken band op de plaatsen 14,15 doorgesneden en worden de dan verkregen twee einddelen 16,17 en de twee einddelen 18,19 onderling verbonden. De reeks voorwerpen 1 wordt daardoor dus omsnoerd en een tweede uit twee band-5 stukken 6,7 bestaand omsnoeringselement voor het ontsnoeren van een volgende reeks voorwerpen 1 strekt zich dan dwars op de bandtransportbaan uit, zodat de ontsnoeringscyclus opnieuw kan beginnen.

Tijdens de omsnoeringscyclus worden de stukken band 6,7 10 door wrijvingsremmen 20,21 strak getrokken, zolang er door de voortbewogen voorwerpen 1 en de bandspanners 12,13 band van de voorraadrolen 4,5 wordt getrokken.

Gewoonlijk wordt ongewild een flauwe bocht of zeeg in het zich tussen de leirollen 8,9 en de bandspanners 12,13 15 uitstrekkende deel van de banden 6 en 7 getrokken, zodat er iets te veel band van de voorraadrolen 4,5 wordt getrokken en na het doorsnijden van de beulden 6 en 7, het paarsgewijze verbinden van die banden en het terugtrekken van de bandspanners 12,13 de zich tussen de leirollen 8,9 uitstrekkende 20 band voor het ontsnoeren van de volgende reeks voorwerpen 1 enigszins slap komt te hangen.

Wordt de volgende reeks voorwerpen tegen de te slap hangende band gedrukt en verder bewogen, dan legt die band zich om de, gezien de transportrichting, voorste hoeken van 25 de reeks en kan al spoedig de wrijving tussen de band en de voorwerpen in die hoeken zo groot worden, dat de wrijvings-reramen 20,21 niet in staat zijn het zich aan de voorzijde van de reeks voorwerpen uitstrekkende deel van band voldoende strak te spannen. Het gevolg is, dat de spanning, die zich in 30 de voltooide omsnoering op den duur toch geleidelijk aan ge- «.

lijkmatig over de omtrek van de omsnoerde reeks voorwerpen verdeelt, te klein wordt.

Het zal duidelijk zijn, dat dit euvel na het omsnoeren van min of meer elastische voorwerpen minder zwaar weegt dan, 35 wanneer die voorwerpen, zoals kisten, stenen, tegels,dakpannen, enz., stijf, dus niet elastisch zijn, omdat in het eerste geval door de elasticiteit van de voorwerpen meestal 8303373 - 6 - voldoende spanning voor een stevige omsnoering in het omsnoe-ringselement overblijft.

Volgens de uitvinding is het daarom geboden, dat het zich dwars op de transportbaan uitstrekkende element voor het 5 omsnoeren van het eerstvolgende voorwerp of de eerstvolgende reeks, dus stapel of rij, voorwerpen strak getrokken of gehouden wordt, voordat dit voorwerp of die reeks met dat om-snoeringselement in aanraking komt.

In fig. 2 zijn voor dat doel tussen de wrijvingsrem 20 10 en de leirol 8 van de inrichting volgens fig. 1 ten minste twee leirollen 22,23 en een dwars op het zich tussen de lei-rollen 22,23 uitstrekkende stuk band 6 drukkende drukveer 24 aangebracht. Deze veer drukt tegen die band via een rol 25, die draaibaar is gelegerd in een houder 26, welke tegen een 15 aanslagring 27 gedrukt kan worden. De voorraadrol 4 is voorts, zoals gebruikelijk, voorzien van een lichte rem 28,29, die voorkomt; dat die rol door haar traagheid nog iets blijft draaien, nadat de bandspanners 12,13 (fig. 1) in hun werkzame stand tot stilstand zijn gekomen en er dus geen band 20 meer van de rol 4 wordt getrokken.

Deze inrichting werkt zo, dat zolang er band van de voorraadrol 4 wordt getrokken de veer 24 wordt samengedrukt en de houder 26 tegen de aanslagring 27 wordt gedrukt, omdat de door die veer in de band 6 opgewekte trekspanning iets 25 kleiner is dan de kracht, die nodig is om de band 6 door de wrijvingsrem 20 te trekken. Zodra er echter geen band meer van de voorraadrollen 4,5 wordt getrokken, zal de drukveer 24 de zich tussen de leirollen 8 en 9 uitstrekkende band 6,7 voor het omsnoeren van het volgende voorwerp of de volgende 30 reeks voorwerpen strak spannen, totdat door dit voorwerp of die reeks voorwerpen de banden 6,7 verder van de rollen 4,5 worden getrokken en het gespannen houden van het omsnoerings-element door de wrijvingsremmen zo wordt overgenomen.

Opgemerkt wordt, dat ook het zich tussen de wrijvings-35 rem 21 en de leirol 9 (fig. 1) uitstrekkende deel van de band 7 door een met de extra spaninrichting 22-27 overeenkomende spaninrichting geleid kan worden. Beslist nodig is dit echter niet.

3502373 ·4~ " - 7 -

Sen variant van de inrichting volgens fig. 2 is weergegeven in fig. 3. Daarin is de van de voorraadrol 4 afkomstige band 6 tssen twee naar elkander toe gedrukte rollen 30,31 door gevoerd. Van deze rollen is de rol 31 zodanig door een 5 torsieveer 32 belast, dat die veer wordt opgewonden, als tijdens de omsnoeringscyclus band 6 van de voorraadrol 4 wordt getrokken. Zodra echter de torsieveer geheel is opgewonden, zal de rol 31 stil blijven staan en werkt zij als wrijvingsorgaan van een wrijvingsrem. Vaak verdient het aan-10 beveling, de rol 30 eveneens van een torsieveer te voorzien, zodat beide rollen tot stilstand komen en wrijving op de band uitoefenen. Wordt er geen. band meer van de voorraadrollen 4,5 getrokken, dan zal de torsieveer 32 het zich tussen de lei-rollen 8,9 uitstrekkende element 6,7 voor het omsnoeren van 15 het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen onder spanning brengen en houden. Ook in dit geval kan, indien wenselijk, eenzelfde in de ene richting als wrijvingsrem en in de andere richting als terugspanorgaan werkende inrichting aan de andere zijde van de transportbaan worden aangebracht.

20 in plaats van een torsieveer 32 kan een zich op de as van de rol 31 opwindende, door een gewicht of een veer met beperkte slag belaste snaar worden toegepast.

Een anders werkende inrichting vertoont fig. 4. Daarin zijn tussen de voorraadrol 4 en de leirol 8 een sluit- en 25 openmaakbare klem 33, een stel van drie op een vast blok 34 gelegerde leirollen 35 en een stel van twee op een door een gewicht 36 belast, op en neer beweegbaar blok 37 gelegerde leirollen 38 aangebracht. Dezelfde organen bevinden zich tussen de leirol 9 en de voorraadrol 5 (in fig. 4 niet gete-30 kend).

In de getekende toestand is de klem 33 gesloten, zodat geen band van de voorraadrol 4 getrokken kan. worden. Het blok 37 met de leirollen 38 is dan door het gewicht 36 in de laagste stand getrokken en de op de voor het omsnoeren van 35 bet eerstvolgende voorwerp of de eerstvolgende reeks voorwerpen bestemde, zich tussen de leirollen 8 en 9 uitstrekkende band 6,7 wordt door de zich aan beide zijden van de 3503373 - a - transportbaan bevindende gewichten 36 gespannen gehouden met een door elk van die gewichten bepaalde kracht. Wordt nu het voorwerp of de reeks voorwerpen tegen het betrokken stuk band 6,7 gedrukt en verder getransporteerd, dan worden de blokken 5 37 met de gewichten 36 omhoog getrokken over een gezamenlijke afstand die nodig is voor het van de voorraadrollen trekken van een omsnoeringselement van de voor het omsnoeren van het voorwerp of de reeks voorwerpen en het opnieuw dwars op de transportbaan spannen van een band 6,7 voor het omsnoeren van 10 het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen vereiste lengte. Gedurende de gehele omsnoeringscyclus wordt het samengestelde omsnoeringselement 6,7 onder dezelfde door het gewicht 36 bepaalde trekspanning gehouden.

Na afloop van de omsnoeringscyclus worden de klemmen 33 15 geopend, trekken de gewichten 36 de blokken 37 omlaag en wordt een uit bandstukken 6 en 7 gevormd omsnoeringselement van de voor de volgende omsnoeringscyclus benodigde lengte van de vooraadrollen 4,5 getrokken. Is die lengte bereikt, dan worden de klemmen 33 gesloten en herhaalt zich de boven 20 beschreven cyclus. De eveneens in fig. 4 weergegeven leirol 39 kan een meetrol zijn, die de lengte van de door het gewicht 36 van de voorraadrol 4 getrokken band 6 meet en na het bereiken van de vereiste lengte de klem 33 doet sluiten. In deze inrichting wordt dus eerst door het aan elke zijde van 25 de transportbaan aanwezige gewicht 36 een bandstuk 6,7 van voor de gehele omsnoeringscyclus vereiste lengte van de voorraadrol 4,5 getrokken en wordt vervolgens het daardoor verkregen omsnoeringselement aan zijn einden door de klemmen 33 vastgegrepen en ten gevolge daarvan door de gewichten 36 30 onder de benodigde trekspanning gebracht en gehouden.

Een variant van de inrichting volgens fig. 4 is in fig. 5 weergegeven. In deze inrichting zijn aan beide zijden van de transportbaan de bandstukken 6,7 weer om twee van elkaar af en naar elkaar toe beweegbare stellen rollen 35 en 35 38 geslagen. De rollen 35 draaien om vaste assen en de rollen 38 zijn aangebracht aan een plaat 40, die door een pneuma- tische cilinder 41 met zuiger 42 en zuigerstang 43 heen en 8503373 * fr*"' - 9 - veer verplaatsbaar is. De werkzame rechter cilinderruimte is aan een leiding 44 met gas onder druk aangesloten. De druk in de cilinder is bepaald door een aan de leiding 44 aangesloten drukbegrenzer 45.

5 Het zal duidelijk zijn# dat deze inrichting op dezelfde wijze werkt als die volgens fig. 4. De cilinder 41 met zuiger 42 en de drukbegrenzer 45 zorgen ervoor# dat na het sluiten van de klemmen 33 de druk in de cilinderruimte tot een constante waarde oploopt# zodat in het uit de stukken 6,7 be-10 staande omsnoeringselement de trekspanning gedurende de gehele omsnoeringscyclus gelijk blijft. De cilinder 41 met zuiger 42# de stellen rollen 35#38 en de klemmen 33 zijn tezamen op een draagplaat 46 aangebracht# zodat deze inrichting zich gemakkelijk aan de bekende inrichting volgens fig.

15 1 laat aanbrengen.

De lengte van de stukken band 6,7# die telkens van de voorraadrollen worden getrokken, is bepaald door de slag van de zuiger en het aantal leirollen 35 en 38 van de samenwerkende stellen rollen. De klemmen 33 kunnen in dit geval 20 dus door de zuigerslag bestuurd worden.

De cilinder met zuiger kan ook een aan een vloeistof-leiding met drukbegrenzer aangesloten hydraulische cilinder zijn.

8503373

Claims (13)

1. Werkwijze voor het aanbrengen van een draad, een band, folie of een ander buigzaam omsnoeringselement om een voorwerp of een reeks op of naast elkaar geplaatste voorwerpen, volgens welke werkwijze in een omsnoeringsinrichting 5 een uti twee, elk van een eigen voorraadrol afkomstige, vooraf met hun vrije einden met elkaar verbonden stukken omsnoe-ringsmateriaal bestaand omsnoeringselement dwars op de door het voorwerp of de reeks voorwerpen in de inrichting te volgen transportbaan wordt geplaatst, het voorwerp of de 10 reeks voorwerpen tegen dat element wordt gedrukt en verder getransporteerd wordt, zodat het omsnoeringselement U-vormig om het voorwerp of de reeks voorwerpen wordt geslagen, de daarna, gezien de transportrichting, achter het voorwerp of de reeks voorwerpen uitstekende delen van het omsnoerings-15 element naar elkaar toe gedrukt worden en op de elkaar genaderde plaatsen worden doorgesneden, zodat vier vrije einddelen worden gevormd, deze einddelen zodanig paarsgewijze met elkaar worden verbonden, dat enerzijds het voorwerp of de reeks voorwerpen door een gesloten omsnoeringselement wordt 20 omspannen, anderzijds opnieuw een zich dwars op de transportbaan uitstrekkend, uit twee onderling verbonden stukken bestaand omsnoeringselement wordt gevormd voor het omsnoeren van het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen, en tijdens het omsnoeringsproces het omsnoeringselement onder 25 trekspanning wordt gehouden, met het kenmerk, dat na elke om-snoeringscyclus het zich dwars op de transportbaan uitstrekkende element (6,7) voor het omsnoeren van een volgend voorwerp of een volgende reeks voorwerpen (1) strak gespannen of gehouden wordt, voordat dat voorwerp of die reeks met dat om-30 snoeringselement in aanraking komt.

2. Werkwijze volgens conclusie 1, volgens welke op elke voorraadrol of op een plaats tussen de betrokken rol en de transportbaan op elk van die rol afkomstig stuk omsnoerings-materiaal een het van die rol trekken van dat stuk orasnoe- 35 ringsmateriaal tegenwerkende kracht, bijvoorbeeld een 3$ f* -· - - 11 - wrijvingskracht, wordt uitgeoefend, met het kenmerk, dat op elke plaats (30,31), waar zulk een tegenwerkende kracht wordt uitgeoefend, of tussen elk van die plaatsen (20) en de transportbaan (2) het betrokken stuk orasnoeringsmateriaal (6 en/ 5 of 7) wordt belast door een het zich dwars op de transportbaan uitstrekkende, uit twee onderling verbonden stukken (6,7) omsnoeringsmateriaal bestaande omsnoeringselement voor het omsnoeren van het eerstvolgende voorwerp of de eerstvolgende reeks voorwerpen strak trekkende kracht (fig. 2 of 10 3).

3. Werkwijze volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat eerst stukken omsnoeringsmateriaal (6,7) van voldoende lengte voor het tezamen omsnoeren van het voorwerp of de reeks voorwerpen (1) en voor het tezamen vormen van een zich dwars op 15 de transportbaan uitstrekkend element voor het ontsnoeren van een volgend voorwerp of een volgende reeks voorwerpen van de voorraadrollen (4,5) worden getrokken, daarna de voorraad-rollen worden geblokkeerd of het van die rollen getrokken om-snoeringseleraent (6,7) nabij zijn einden door klemmen (33) 20 wordt vastgegrepen en vervolgens het zich tussen die rollen (4,5) of die klemmen (33) uitstrekkende deel van het om-snoeringselement onder vooraf vastgestelde trekspanning wordt gebracht en gedurende de daarop volgende omsnoeringscyclus onder die trekspanning wordt gehouden (fig. 4 of 5).

4. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze vol gens conclusie 1, welke inrichting is voorzien van een transportbaan voor het te omsnoeren voorwerp of de te omsnoeren reeks voorwerpen, twee voorraadrollen met draad-, band-, folievormig of anders gevormd buigzaam ontsnoer ings-30 materiaal, middelen voor het dwars in die baan houden van een door de twee van die rollen getrokken, vooraf met hun vrije einden met elkaar verbonden stukken omsnoeringsmateriaal gevormd omsnoeringselement, middelen voor het tegen het omsnoe-ringselement drukken en verder transporteren van het voorwerp 35 of de reeks voorwerpen, zodat het omsnoeringselement U-vormig om het voorwerp of de reeks voorwerpen wordt geslagen, middelen voor het achtereenvolgens naar elkaar toe drukken van de, 8503373 - 12 - gezien de transportrichting, achter het voorwerp of de reeks voorwerpen uitstekende delen van het omsnoeringselement, het doorsnijden daarvan op de elkaar genaderde plaatsen, zodat vier vrije einddelen worden gevormd, en het zodanig paarsge-5 wijze met elkaar verbinden van deze einddelen, dat enerzijds het voorwerp of de reeks voorwerpen door een gesloten omsnoeringselement wordt omspannen, anderzijds opnieuw een zich dwars op de transportbaan uitstrekkend, uit twee onderling verbonden stukken omsnoeringsmateriaal bestaand element voor 10 het omsnoeren van het volgende voorwerp of de volgende reeks voorwerpen wordt gevormd, alsmede van middelen voor het tijdens de omsnoeringscyclus onder trekspanning houden van het omsnoeringselement, gekenmerkt door middelen (22-27?30-32?33-38?33,35,38,40-45) voor het na elke omsnoeringscyclus 15 strak trekken of houden van het zich dwars op de transportbaan uitstrekkende element (6,7) voor het omsnoeren van een volgend voorwerp of een volgende reeks voorwerpen(1), voordat dat voorwerp of die reeks voorwerpen (1) met dat omsnoeringselement (6,7) in aanraking komt.

5. Inrichting volgens conclusie 4 voor het uitvoeren van de werkwijze volgns conclusie 2, welke inrichting is voorzien van twee elk op een voorraadrol of op een plaats tussen zulk een rol en de transportbaan op het betrokken stuk omsnoerinsmateriaal werkende wrijvingsremmen, met het 25 kenmerk, dat de middelen (22-27;30-32) voor het strak trekken van het element (6,7) voor het omsnoeren van het eerstvolgende voorwerp of de eerstvolgende reeks voorwerpen (1) zodanig zijn uitgevoerd, dat zij dwars op.één van beide of op beide zich buiten de transportband (2,3) uitstrekkende delen 30 (6 en/of 7) van dat omsnoeringselement een een trekspanning in dat element opwekkende kracht, bijvoorbeeld veerkracht, zwaartekracht, pneumatische kracht of hydraulische kracht, uitoefenen, welke trekspanning kleiner is dan de door de wrijvingsremmmen (20) in het omsnoeringselement (6,7) opge-35 wekte trekspanning (fig. 2).

6. Inrichting volgens conclusie 4 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 2, welke inrichting is 850 33 7 3 - 13 - voorzien van twee elk op een voorraadrol of op een plaats tussen zulk een rol en de transportbaan op bet betrokken stuk omsnoeringsmateriaal werkende wrijvingsremmen, met het kenmerk, dat de middelen (30,31,32) voor het strak trekken 5 van het omsnoeringselement (6,7) ten minste één stel van twee naar elkander toe gedrukte saraenwerkende rollen (30,31) omvat, tussen welke een zich tussen een wrijvingsrem en de transportbaan (2,3) uitstrekkend deel van dat element is heengevoerd, en dat ten minste één van die rollen (31) over 10 een begrensde hoek draaibaar is en door een het van de betrokken voorraadrol (4) trekken van het omsnoeringsmateriaal tegenwerkend koppel is belast (fig. 3).

7« Inrichting volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het of elk stel van twee samenwerkende rollen (30,31) tevens 15 een wrijvingsrem is (fig. 3).

8. Inrichting volgens conclusie 4 voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 3, gekenmerkt door tussen de voorraadrollen (4,5) en de transportbaan (2,3) aangebrachte middelen (34-38;33,35,38,40-45) voor het van die rollen 20 trekken van stukken omsnoeringsmateriaal (6,7) van voldoende lengte voor het tezamen omsnoeren van het voorwerp of de reeks voorwerpen (1) en het tezamen vormen van een zich dwars op de transporbaan (2,3) uitstrekkend element (6,7) voor het ontsnoeren van een volgend voorwerp of een volgende reeks 25 voorwerpen (1), middelen (33) voor het blokkeren van de voorraadrollen (4,5) of het nabij zijn einden vastkleramen van het van die rollen getrokken omsnoeringselement, alsmede door middelen (36,37,38;38,40,41,42,43) voor het onder vooraf vastgestelde trekspanning brengen en gedurende de daarop 30 volgende omsnoeringscyclus onder die trekspanning· houden van het zich tussen de voorraadrollen (4,5) respectievelijk tussen die klemmen (33) uitstrekkende omsnoeringselement (6,7) (fig. 4 of 5).

9. Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat 35 de middelen (34-38;33,35,38,40-45) voor het van de voorraadrollen (4,5) trekken van de onderling verbonden stukken omsnoering smateriaal (6,7) tevens dienen voor het onder de voor 8303373 ! - 14 - het omsnoeren vereiste trekspanning brengen en houden daarvan (fig. 4 of 5).

10. Inrichting volgens conclusie 5,6,7,8 of 9, met het kenmerk, dat ten minste de middelen voor het onder trekspan- 5 ning brengen en houden van de van de voorraadrollen (4,5) getrokken, onderling verbonden stukken omsnoeringsmateriaal (6,7) aan één of elk van beide betrokken zijden van de transportbaan (2,3) tussen die baan en de voorraadrollen (4,5) of de klemmiddelen (20;30,31;33) zijn aangebracht en 10 aan elk van die zijden van die baan ten minste twee leirollen (22,23;30,31;35), tussen of om welke een deel van het betrokken stuk omsnoeringsmateriaal (6 of 7) zich uitstrekt respectievelijk is geslagen, en organen (24,25;31,32;36,37, 38;38,40-45) voor het op respectievelijk in dat deel uitoefe-15 nen van een een trekspanning in dat stuk omsnoeringsmateriaal (6 of 7) veroorzakende kracht, bijvoorbeeld veerkracht, zwaartekracht, pneumatische kracht, hydraulische kracht, omvatten. (fig. 2,3,4 of 5).

11. Inrichting volgens conclusie 10, met het kenmerk, 20 dat elk stuk omsnoeringsmateriaal (6,7) om twee door die kracht van elkaar af en tegen die kracht in naar elkaar toe beweegbare leirollen (35,38) of twee aldus beweegbare stellen leirollen (35,38) is geslagen (fig. 4 of 5).

12- Inrichting volgens conclusie 11, met het kenmerk, 25 dat de organen voor het uitoefenen van die kracht een van een zuiger (42) met zuigerstang (43) of van een plunjerzuiger voorziene pneumatische of hydraulische cilinder, (41) een met de werkzame ruimte van die cilinder verbonden leiding (44) voor de toe- en de afvoer van gas respectievelijk vloeistof 30 onder druk en een aan die leiding aangesloten drukbegrenzer (45) omvatten (fig. 5).

13. Inrichting volgens één der conclusies 4-12, met het kenmerk, dat aan één of elk van beide betrokken zijden van de transportbaan (2,3) ten minste de wrijvingsrem (20;30,31) of 35 de klem (33) voor het vastgrijpen van een einde van het om-snoeringselement (6,7) en de organen (20-27;30-32;34-38;35, 38,40-45) voor het onder trekspanning brengen en houden van 3503373 - 15 - dat element of op een gemeenschappelijke, losmaakbaar aan de omsnoeringsinrichting bevestigde plaat (46) of andere drager zijn aangebracht, (fig. 5). * * * 0 8503373