NL8502592A

NL8502592A - Sproeieenheid en ontgassingsinstallatie.

Info

Publication number: NL8502592A
Application number: NL8502592A
Authority: NL
Original assignee: Stork Ketels Mij Tot Expl Van
Priority date: 1985-09-20
Filing date: 1985-09-20
Publication date: 1987-04-16
Also published as: EP0217430A1; US4701191A; ES2001927A6; IN165711B; DE3661399D1; EP0217430B1

Description

* ^ *' " '· ff

M Kon/mf/4 MESK

-1-

Sproeieenheid en ontgassingsinstallatie

De uitvinding heeft betrekking op een sproeieenheid voor het fijn verdeeld toevoeren van een te ontgassen vloeistof, omvattende een kokervormige vloeistoftoevoerkamer die aansluitbaar is op een toevoer van de te ontgassen en onder 5 druk staande vloeistof, waarbij een mantel van de vloeistof-toevoerkamer is voorzien van een veelvoud van zich in de mantelomtreksrichting uitstrekkende, spieetvormige sproei-openingen verschaffende stellen sproeiplaten, zodanig dat een aantal elkaar snijdende sproeivlakken worden gevormd.

10 Een dergelijke sproeieenheid is bekend uit het Neder landse octrooischrift 163.726. Vanwege hun constructie en operationele voordelen, worden dergelijk sproeieenheden veel toegepast in ontgassingsinstallaties. De sproeieenheden worden daarbij uitneembaar bevestigd in een stomp aan de 15 bovenzijde van een ontgassingsinstallatie, waarbij de stomp is voorzien van een sluitdeksel en van een aansluiting op de aanvoer van het te ontgassen water. In de ontgassingsinstallatie bevindt zich onder de sproeieenheid een hoeveelheid water, waarin fijnverdeelde stoom wordt toegevoerd, die 20 door het water opborrelt en daar nog aanwezige lucht en andere niet-condenseerbare gassen meevoert. Deze sproeiers vervullen in een ontgasser twee funkties: 1. Bij versproeien van het relatief koud ingevoerde ketelvoedingswater wordt door het vormen van fijne 25 druppels het uittreden van in het water opgeloste lucht en andere niet-condenseerbare gassen bevorderd en teweeggebracht door het creëren van een groot uit-trede-oppervlak.

2. De uit het water onder in de ketel opborrelende 30 stoom met de daarbij meegevoerde lucht en niet- condenseerbare gassen worden door de relatief koude sproeinevel geleid, zodat de stoom condenseert.

UC25S2 -2-

In het ontgassingsreservoir moeten derhalve voorzieningen worden aangebracht om deze stoom, lucht en niet-condenseer-bare gassen door de sproeinevel te leiden alsmede voorzieningen voor het afvoeren van de vrijgekomen lucht en 5 andere gassen.

Het is bekend om daartoe concentrisch om de sproeier een aan de bovenzijde van het ontgassingsreservoir bevestigde, aan het benedeneinde open cylinder - het zogenaamde spatrooster - aan te brengen zodanig, dat de sproeinevel de 10 binnenwand van deze cilinder raakt, terwijl in de wand van het reservoir boven de sproeier binnen het spatrooster een of meer gasafvoeren zijn aangebracht. Het aanbrengen van deze voorzieningen is konstruktief bewerkelijk, terwijl in het bijzonder bij installaties, die mogelijk radio-aktief 15 water kunnen bevatten, zoals bij kernenergiecentrales, het aantal lassen en doorvoeren uit veiligheidsoverwegingen zoveel mogelijk dient te worden beperkt.

De uitvinding heeft ten doel de bezwaren van het spatrooster te verminderen of te vermijden. Daartoe is volgens 20 de uitvinding ten minste tussen twee stellen van sproei-platen, die elkaar snijdende sproeivlakken bewerkstelligen, een ring geplaatst met ten minste één gasdoorlaat die is aangesloten op een gasafvoerleiding. Volgens de uitvinding kunnen het spatrooster en aldus ook de daarmee gepaard 25 gaande lassen vervallen.

Indien een met de gasdoorlaat verbonden afvoerpijp is gelegen in een door de ringvormige platen en een tussen de sproeieenheid en de ringvormige platen opgesteld filter begrensde ruimte, kan een standaardfilter worden gebruikt, 30 zonder dat door dit filter heen een doorgang voor het gasaf voerorgaan moet worden aangebracht. Bovendien kan het filter op eenvoudige wijze uitgewisseld worden.

Een bijzonder eenvoudig, modulair systeem ontstaat, indien de van de gasdoorlaat voorziene ring en de ring-35 vormige platen coaxiaal zijn opgesteld en door tussenkomst van opsluitringen met behulp van bevestigingsmiddelen zijn vastgetrokken op een sproeieenheidwand.

€502592 -3-

De uitvinding betreft en verschaft tevens een ontgas-singsinstallatie, omvattende een deels met water te vullen ontgassingsreservoir met tenminste één aan de bovenzijde van het ontgassingsreservoir aangebrachte stomp, waarin ten-5 minste één sproeieenheid volgens de uitvinding uitneembaar is opgenomen, welke stomp is afgesloten met een losneembaar deksel en voorzien is van een aansluiting op een toevoer van het te ontgassen water, welke ontgassingsinstallatie aan de bovenzijde van het ontgassingsreservoir voorzien is van ten-10 minste één gasafvoer. Deze ontgassingsinstallatie heeft het kenmerk, dat de gasafvoer is aangebracht onder het afsluit-deksel van de stomp en is aangesloten op een star leiding-stelsel dat aan een open einde van de vloeistoftoevoerkamer is voorzien van een aansluitkoppeling, die samenwerkt met 15 het einde van de uitlaatleiding van het gasafvoersysteem, dat in de sproeieenheid is aangebracht.

De genoemde en andere kenmerken zullen aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van een ontgassingsinrichting, die voorzien is van een sproeieenheid overeenkomstig de uitvin-20 ding verder worden verduidelijkt onder verwijzing naar de bijgevoegde tekening.

In de tekening is:

Figuur 1 een doorsnede door de ontgassingsinstallatie met een sproeieenheid overeenkomstig de uitvinding? 25 Figuur 2 op grotere schaal deels in doorsnede detail II uit figuur 1? en

Figuur 3 op een andere schaal een variant van detail III uit figuur 2.

Figuur 1 toont een ontgassingsinstallatie 1 overeen-30 komstig de uitvinding voor het ontgassen van vloeistof 2. De ontgassingsinstallatie 1 omvat een in een stomp 56 van een ontgassingsreservoir 3 opgestelde, van een vloeistoftoevoerkamer 4 voorziene sproeieenheid 5 volgens de uitvinding met in verschillende lagen aangebrachte vloeistofsproeiorganen 35 6-9.

Verder is de ontgassingsinstallatie 1 voorzien van een stoominlaat 10, waarmee stoom via van openingen voorziene leidingen 11 en 12 in de vorm van fijne stoombellen 13 33 9 2 5 9 2 -4- wordt gebracht in onder in het ontgassingsreservoir 3 aanwezig water 14.

Ontwijkende gassen worden afgevoerd via een gasafvoer-orgaan 15 dat is opgenomen in de sproeieenheid 5. De sproei-5 eenheid 5 en het gasafvoerorgaan 15 zijn gezamenlijk in de in het ontgassingsreservoir 3 aangebrachte stomp 56 aangebracht .

Figuur 2 toont meer in detail de sproeieenheid 5 overeenkomstig de uitvinding. De stomp 56 is voorzien van een 10 inwendige flens 18, waarop een buisvormig deel 19 van een kokervormige toevoerkamer 16 met behulp van een flens 53 en van bouten 20 uitneembaar is bevestigd.

De sproeieenheden 21 bestaan uit samenwerkende, van lippen 22 en 23 voorziene, ringvormige sproeiplaten 24 en 15 25. De sproeiplaat 25 is geklemd tussen een pasring 26 en een ring 27. De sproeiplaat 24 is geklemd tussen de ring 27 en een daaronder gelegen ring 28. De ringen 27 en 28 zijn elk voorzien van vloeistofdoorlaten 29, 30 die uitmonden in een door de lippen 22, 23 begrensde ruimte, van waaruit tus-20 sen de lippen 22, 23 door twee kegelvormige vloeistofsproei-vlakken 31 in het ontgassingsreservoir 3 worden gevormd.

Tussen de ring 32 en de ring 33, die elk zijn voorzien van sproeieenheden, is concentrisch een ring 34 aangebracht, die over de ringomtrek is voorzien van daarin radiaal aange-25 brachte gasdoorlaten 35 die zodoende uitmonden in een buiten de ringen 45 gelegen ruimte 39 die is begrensd door boven elkaar gelegen, elkaar snijdende kegelvormige vloeistof-sproeivlakken 31 en de sproeieenheidwand 37.

Elke gasdoorlaat 35 is verbonden met een gasafvoerpijp 30 36, die is gelegen in een ruimte 55 tussen enerzijds een filter 38 en anderzijds de sproeieenheidwand 37.

Het ondereinde van de sproeieenheid 5 is gesloten met een bodemplaat 40. Met behulp van bevestigingsmiddelen 41 zijn de ringen 26, 27, 28, 32, 33, 34 en een pasring 52 35 vastgetrokken op het buisvormige deel 19 dat is bevestigd aan het ontgassingsreservoir 3.

Via losmaakbare koppelingen 42 zijn de gasafvoerpijpen 36 gekoppeld met vaste leidingen 43, zodat de sproeieenheid 850 2 5 9 2 & -5- 5 als separate eenheid in- en uitwisselbaar is.

De gasafvoerpijpen 36 zijn op een gemeenschappelijke hoofdgasafvoerleiding aangesloten, die met een losmaakbare koppeling 42 gekoppeld is met vaste leiding 43, die door een 5 afneembaar deksel 70 van de stomp 56 uitstrekt.

Figuur 3 toont een andere uitvoeringsvorm, waarbij de gasdoorlaten 35 die zijn aangebracht in een ring 45 uitmonden in een ringleiding 46 met slechts één gasafvoerpijp 47 die wederom via een enkele koppeling 48 is gekoppeld met een 10 star stuk 49.

De pasring 26 is via radiaal afstaande vingers 50 gekoppeld met een beschermingsring 51, die de sproeischotels afschermen tijdens het in- en uitbrengen van de sproeieenheid 5 in resp. uit de stomp 56 van het 15 ontgassingsreservoir 3.

8302 59 2

Claims

1. Sproeieenheid (5) voor het fijn verdeeld toevoeren van een te ontgassen vloeistof (2), omvattende een koker-vormige vloeistoftoevoerkamer (4), die aansluitbaar is op een toevoer van de te ontgassen en onder druk staande vloei-5 stof (2)/ waarbij een mantel van de vloeistoftoevoerkamer (4) is voorzien van een veelvoud van zich in de mantel-omtreksrichting uitstrekkende, spleetvormige sproeiopenening verschaffende stellen sproeiplaten (24, 25), zodanig dat een aantal elkaar snijdende sproeivlakken (31) worden gevormd, 10 met het kenmerk, dat tenminste tussen twee stellen van sproeiplaten, (24, 25, die elkaar snijdende sproeivlakken (31) bewerkstelligen, een ring (45) is geplaatst met tenminste één gasdoorlaat (35) die is aangesloten op een gas-afvoerleiding (36).

2. Sproeieenheid (5) volgens conclusie 1, met het ken merk, dat een met de gasdoorlaat (35) verbonden afvoerpijp (36) is gelegen in een door de ringvormige platen (24, 25) en een tussen de vloeistoftoevoer (4) en de ringvormige platen (24, 25) opgesteld filter (38) begrensde ruimte (39). 20

3. Sproeieenheid (5) volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de van de gasdoorlaat (35) voorziene ring (45) en de ringvormige platen (24, 25) coaxiaal zijn opgesteld en door tussenkomst van opsluitringen (28) met behulp van bevestigingsmiddelen (41) zijn vastgetrokken op een sproei-25 eenheidwand (37).

4. Ontgassingsinstallatie (1), omvattende een deels met water te vullen ontgassingsreservoir (3) met tenminste één aan de bovenzijde van hét ontgassingsreservoir (3) aangebrachte stomp (56), waarin tenminste één sproeieenheid (5) 30 volgens één van de conclusies 1-3 uitneembaar is opgenomen, welke stomp (56) is afgesloten met een losneembaar deksel (70) en voorzien is van een aansluiting (4) op een toevoer van het te ontgassen water, welke ontgassingsinstallatie (1) aan de bovenzijde van het ontgassingsreservoir (3) voorzien 850 2 5 9 2 -7- ~ V is van tenminste één gasafvoer (36), met het kenmerk, dat de gasafvoer (36) is aangebracht onder het afsluitdeksel (70) van de stomp (56) en is aangesloten op een star leidingstelsel dat aan een open einde van de vloeistof-5 toevoerkamer (16) is voorzien van een aansluitkoppeling (42), die samenwerkt met het einde (68) van de uitlaat-leiding (36) van het gasafvoersysteem, dat in de sproei-eenheid (5) is aangebracht. 0 3 9 - 5 ά