NL8501552A - Communicatiesysteem. - Google Patents

Description

• c - ι - D HO/JS,452 Communicatiesysteem

De uitvinding betreft een communicatiesysteem zoals beschreven is in de aanhef van conclusie 1.

Bij dit bekende, in de landbouw algemeen gebruikelijke, communicatiesysteem, wordt voor elk op het communicatie-5 systeem aangesloten orgaan in de kabel een aparte ader of meerdere aders gereserveerd. Bij een groot aantal organen leidt dit tot een groot aantal aders, zodat de kabel,die het landbouwwerktuig en de trekker verbindt, zeer dik wordt.

Voorts zijn de verbindingspluggen aan weerszijden van de ka-10 bel groot en duur. Gezien de aard van het bedrijf is de kans op vervuiling van de verbindingsorganen groot. De tendens bestaat om het aantal voelers, indicatie-organen, besturingsor-ganen en bedieningsorganen te vergroten, zodat de bovengenoemde bezwaren eerder zullen toenemen dan verminderen. Een 15 ander bezwaar is dat bij het defect zijn van één ader de overige in de kabels aanwezige aders nog goed functioneren, zodat de gebruiker relatief laat bemerkt dat in een communicatiesysteem een storing is opgetreden.

Het is het doel van de uitvinding de bovengenoemde be-20 zwaren te ondervangen.

Dit wordt volgens de uitvinding bereikt door de maatregelen zoals omschreven in het kenmerk van conclusie 1.

Dankzij de genoemde maatregelen kan met een verbin-dingskabel met slechts enkele aderen, bijvoorbeeld voor de 25 voeding en voor de signalen, of met één enkel draadloos transmissiekanaal, worden volstaan. Weliswaar is voor de communicatie door het seriegewijs overzenden van de signaalim-pulsen meer tijd nodig, maar gezien de snelheid van de elec-tronica ten opzichte van de mechanische bedieningsorganen, is dit geen enkel bezwaar. Een ander voordeel van de onderhavige uitvinding is dat een storing in het communicatiemedium meteen bemerkt wordt, omdat elke communicatie tussen het landbouwwerktuig en de trekker wordt beëindigd. De gebruiker kan, r £ Γί 1 a ^ ^ - 2 - wanneer gebruik gemaakt wordt van een eenvoudige, goedkope en in voorraad te houden standaardkabel/ snel de communicatie herstellen door de kabel te vervangen.

Een verdere de eenvoud ten goede komende standaardi-5 satie kan worden bereikt door de maatregelen zoals beschreven in conclusie 2. Elk eindstation doet hierbij dienst als interface aanpassingseenheid tussen het aangesloten orgaan en de bij de kabel behorende elektronica.

De uitvinding wordt aan de hand van de tekeningen nader 10 verduidelijkt.

In de tekeningen toont op schematische wijze: figuur 1 een balenpers en een trekker die door een kabel zijn verbonden, figuur 2 een uitvoeringsvorm van het communicatie-15 systeem volgens de uitvinding, figuur 3 een andere uitvoeringsvorm van het communicatiesysteem volgens de uitvinding, en figuur 4 de constructie van een op de kabel aangesloten eindstation.

20 Het landbouwwerktuig in de vorm van een balenpers 1 wordt voortgetrokken door een trekker en vanaf de trekker door middel van een bedieningspaneel 3 gestuurd. Voor het informeren van de gebruiker worden op het werktuig een aantal sensoren, bijvoorbeeld 4 en 5, toegepast. Voor de besturing 25 wordt gebruik gemaakt van hydraulische ventielen, bijvoorbeeld 6 en 7, die een plunjer 8 bedienen. Volgens de uitvinding worden de van de sensoren, bijvoorbeeld 9 en 10 (zie figuur 2), afkomstige signalen in een eindstation 11 omgezet in een serie impulsvormige signalen die over de dunne kabel 30 12 via de verbindingspluggen 13 en 14 overgebracht worden naar een eindstation 15 op de trekker. Het eindstation 15 zet onder andere de serie impulssignalen om in parallelle signalen voor het bedieningspaneel 3 teneinde met behulp van indicatoren aan de gebruiker het bedrijf van de balenpers te 35 signaleren. Op het bedieningspaneel bevinden zich voorts be-dieningsorganen, die, afhankelijk van hun stand, besturings-signalen in parallelle vorm uitzenden naar het eindstation 15, waar ze in een serie signaalimpulsen worden omgezet en 3S01552 - 3 - via de kabel 12 gezonden worden naar het eindstation 11. Het eindstation 11 zet de serie besturingsimpulsen in parallelle signalen en zendt deze naar de aangesloten hydraulische ventielen 16.

5 Figuur 3 toont een andere uitvoeringsvorm waarin elk aangesloten orgaan, te weten voelorgaan, stuurorgaan, bedie-ningsorgaan en indicatie-orgaan via een eigen eindstation in de vorm van een zender/ontvanger, die tevens als interface aanpassingseenheid dienst doet, direct op de als ringleiding 10 17 aangebrachte kabel zijn aangesloten. De kabel wordt op time-shared wijze volgens een bepaalde hierërchie van de eindstations gebruikt. Volstaan kan worden met een zeer dunne standaardkabel die in de produktie in het werktuig wordt aangebracht en waarop later naar wens eindstations met de bijbe-15 horende organen kunnen worden aangesloten. Ook het bedieningspaneel 3 is via een eindstation 18 op de kabel aangesloten. Het eindstation 18 zal de vorm hebben van een microprocessor die de signalen uit de voelers uit de kabel opneemt en besturingssignalen voor de stuurorganen over de kabel 17 20 zendt. De informatie-overdracht is gedigitaliseerd.

Figuur 4 toont op grotere schaal de aansluiting van een stuurorgaan in de vorm van een hydraulisch ventiel op de kabel 17. De schakeling voor het herkennen van de voor dit station bedoelde adrescode is ondergebracht op een gedrukte 25 schakeling 19. De gedrukte schakeling is getekend in serie met de kabel 17. Opgemerkt wordt echter dat ook inductieve koppeling kan plaatsvinden door middel van een rond de kabel 17 geslagen inductiespoel. Bij het herkennen van een voor dit station bedoeld bericht wordt het bericht verder geleid naar 30 de schakeling 20, die besturingssignalen vormt voor het hydraulische ventiel 21.

Opgemerkt wordt dat in het geval het communicatiemedium een draadloze verbinding is, de gestuurde inrichting over een eigen voedingsbron voor elektrisch vermogen dient te beschik-35 ken.

Het verdient de voorkeur dat verschillende typen landbouwwerktuigen kunnen samenwerken met dezelfde sturende trekker. Hiertoe kan het landbouwwerktuig een voor het type werk- «sol 3 3 2 -4- tuig kenmerkend codewoord dragen, waarbij dan de trekker voorzien is van middelen voor het vastleggen van het codewoord. Het besturingsprogramma wordt dan gekozen in afhankelijkheid van het codewoord hetzij door middel van soft- of 5 hardware. Voorts is het met name bij draadloze transmissie gewenst dat de communicatie eenduidig is. Hiertoe kan elke sturende en elke gestuurde inrichting een, een de werking van die inrichtingen koppelend codewoord dragen, dat bij het begin van het overzenden van berichten telkens wordt uitgezon-10 den, zodat slechts de betreffende inrichting op het bericht reageert. De bedoelde codewoorden kunnen vaste codewoorden zijn of kunnen willekeurig aan het begin van de communicatieverbinding worden opgewekt en door het ontvangende station worden vastgelegd.

15 3 § ö 1 5 5 2 r

Claims (11)

1. Communicatiesysteem voor het overbrengen van berichten tussen een gestuurde inrichting en een sturende inrichting in het bijzonder een landbouwwerktuig en een trekker, met een communicatiemedium tussen die inrichtingen, met op 5 het landbouwwerktuig, op afstand elektrisch gestuurde stuur-organen, elektrische meetwaarden leverende voelers en met op de trekker een, bedieningsorganen vertonend bedieningspaneel en indicatie-organen voor het weergeven van door de voelers gemeten waarden, met het kenmerk, dat de voelorganen, de 10 stuurorganen, de bedieningsorganen en de indicatieorganen door middel van een eindstation in de vorm van een zender/ontvanger op het communicatiemedium zijn aangesloten, en het eindstation schakelmiddelen bevat voor het coderen respectievelijk herkennen van een voor het aangesloten orgaan 15 representatief herkenningssignaal, een schakeling voor het omzetten van parallelle signalen in een serie impulsen respectievelijk van een serie impulsen in parallelle signalen en een schakeling voor het over het communicatiemedium uitzenden respectievelijk ontvangen van de serie impulsen.

2. Communicatiesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke van de voelorganen, de stuurorganen, de bedieningsorganen en de indicatieorganen over elk een eigen eindstation op het communicatiemedium is aangesloten.

3. Communicatiesysteem volgens conclusies 1-2, met het 25 kenmerk, dat het communicatiemedium één enkele kabel is.

4. Communicatiesysteem volgens conclusies 1-2, met het kenmerk dat het communicatiemedium een draadloos transmissie-kanaal is.

5. Communicatiesysteem volgens de conclusies 1-2, met 30 het kenmerk, dat de stuurorganen hydraulische kleppen zijn.

6. Communicatiesysteem volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de indicatieorganen gevormd worden door een beeldscherm.

7. Communicatiesysteem volgens conclusie 1, met het 850 1 552 - 6 - kenmerk, dat de kabel aders voor de voedingspanning en voor de impulssignalen bevat.

8. Communicatiesysteem volgens conclusie 7, met het kenmerk/ dat de impulssignalen allen over dezelfde aders wor- 5 den gezonden.

9. Communicatiesysteem volgens conclusies 1-8, met het kenmerk, dat de gestuurde inrichting een voor het type inrichting kenmerkend codewoord draagt, dat de sturende inrichting voorzien is van middelen voor het vastleggen van dat co- 10 dewoord en dat het besturingsprogramma wordt gekozen in afhankelijkheid van dat codewoord.

10. Communicatiesysteem volgens conclusies 1-9, met het kenmerk, dat elke gestuurde en elke sturende inrichting een, een de werking van die richtingen koppelend codewoord dragen.

11. Communicatiesysteem volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat dat codewoord aan het begin van de communicatie door de sturende inrichting wordt opgewekt en in de gestuurde inrichting wordt vastgelegd. 0 ti i 0 0 L