NL8500273A

NL8500273A - Beregeningsinstallatie alsmede sproeier uit een dergelijke installatie.

Info

Publication number: NL8500273A
Application number: NL8500273A
Authority: NL
Original assignee: Veenhuis Machines
Priority date: 1985-01-31
Filing date: 1985-01-31
Publication date: 1986-08-18
Also published as: EP0190792A1; ATE52157T1; DE3670558D1; EP0190792B1

Description

85 5021/M/jz * a ‘ }

Korte aanduiding: Beregeningsinstallatie alsmede sproeier j uit een dergelijke installatie. j

De uitvinding heeft betrekking op een beregeningsinstallatie, omvattende een verrijdbare haspel, waarop een slang kan worden gewonden die er ook van kan worden afgerold, waarbij deze slang op regelmatige afstanden is voorzien van 5 een sproeier, omvattende een kort buisstuk ter opname in de slang, een draaibaar sproeierorgaan en een voetstuk voor plaatsing van de sproeier op de grond. Een dergelijke installatie is uit de praktijk bekend en doet dienst voor het besproeien van een brede strook landbouwgrond met een 10 lengte gelijk aan de totale lengte van de uitgerolde slang.

In deze bekende installatie worden vóór het oprollen van de slang op de haspel, de sproeiorganen losgenomen teneinde het oprollen van de slang met het overige deel van de sproeiers mogelijk te maken. Dit betekent echter dat ook 15 bij het uitrollen van de slang de landbouwer de verschillende sproeiorganen weer stuk voor stuk moet aanbrengen, hetgeen in verband met de lengte van de slang een vrij tijdrovende karwei kan zijn die bovendien de landbouwer noodzaakt zijn zitplaats op de trekker te verlaten na het uitrollen van de 20 slang en ook weer bij het begin van het oprollen van de slang als de betrokken strook grond voldoende is beregend.

Deze extra handelingen blijken in de praktijk bezwaren op te leveren en de uitvinding beoogt derhalve een installatie te verschaffen die het de landbouwer mogelijk 25 maakt zowel het uitrollen van de slang en het vervolgens aanzetten van de watertoevoer tot stand te brengen zonder het uitvoeren van enige extra handelingen aan de sproeiers, terwijl ook het weer oprollen van de slang op de haspel zonder ingreep kan plaats vinden. Dit oogmerk wordt volgens 30 de uitvinding bereikt doordat het draaibare sproeiorgaan < verschuifbaar in het buisstuk is aangebracht en doordat een beschermkooi om het sproeiorgaan aanwezig is. Door deze maatregelen bevinden de sproeiorganen zich in hun laagste stand zo lang de waterdruk nog niet in de slang is toegelaten.

Q - 0 Λ 2 7 3 W v ·*· V te | ^ - 2 -

V

De sproeiorganen zijn hierdoor beschermd door de aanwezige kooi zodat bij het op de haspel winden van de slang geen beschadiging van het sproeiorgaan kan plaats vinden. Na het uitrollen van de slang op de landbouwgrond (akker of 5 grasland) zal bij het toelaten van de waterdruk elk sproeiorgaan ten gevolge van de geboden weerstand tegen het uitstromen van water omhoog gedrukt worden en zodoende boven de beschermkooi uitkomen. Aldus kan het beregenen plaats vinden zonder dat de waterstraal of waterstralen uit 10 het sproeiorgaan worden gehinderd door de aanwezigheid van de beschermkooi.

De uitvinding is eveneens belichaamd in een sproeier uit de hierboven omschreven installatie, welke sproeier op bekende wijze een kort buisstuk omvat alsmede een sproei-15 orgaan en een voetstuk. Volgens de uitvinding onderscheidt deze sproeier door een verschuifbaar in de wand van het buisstuk aangebracht sproeiorgaan dat ten gevolge van een binnen het buisstuk optredende waterdruk van een ingeschoven stand buitenwaarts naar een werkstand kan worden geschoven, 20 waarbij een beschermkooi aanwezig is die het sproeiorgaan omvat wanneer dit zich in de ingeschoven stand bevindt.

Ter gedachtebepaling kan worden opgemerkt dat een gebruikelijke lengte van een slang 200 a 300 m. kan zijn waarbij op een onderlinge- afstand van + 10 m een sproeier 25 is aangebracht, zodat in een installatie vaak 20 a 30 sproeiers .in de slang zijn opgenomen.

In een gunstige uitvoering van de sproeier vormt de beschermkooi één geheel met het voetstuk welke beide uit draadmateriaal zijn vervaardigd en gezamenlijk zijn uitge-30 voerd als een afgeknotte piramide. Deze vormgeving verschaft een grote stabiliteit, ook bij optredende krachten ten gevolge van de waterdruk. Een belangrijk voordeel van de uitvinding is ook nog gelegen in het feit dat de sproeier zich centraal binnen de gecombineerde constructie van -35 beschermkooi en voetstuk bevindt, zodat geen excentrische krachten door het sproeiorgaan op de gehele sproeier worden uitgeoefend.

8500273 η - 3 - * *

De uitvinding zal nader worden toegelicht aan de hand van de tekening die een uitvoeringsvorm van zowel de installatie als van een losse sproeier toont.

Fig. 1 is een perspectivisch aanzicht van een gedeel-5 telijk afgerolde installatie.

Fig. 2 is een vooraanzicht van een verrijdbare haspel met een hierop gewonden slang.

Fig. 3 is een bovenaanzicht op vergrote schaal van een afzonderlijke sproeier uit de installatie volgens de j 10 figs. 1 en 2. j

Fig. 4 is een doorsnede en gedeeltelijk aanzicht volgens de lijn IV-IV in fig. 3.

In fig. 1 is zeer schematisch de beregeningsinstallatie weergegeven, in combinatie met een trekker 1. De installatie 15 omvat een verrijdbaar gestel 2 dat in dit geval is opgehangen achter de trekker 1. In het gestel 2 is een draaibare haspel 3 opgenomen waarop een slang 4 is gewonden. Deze slang is op regelmatige afstanden voorzien van een sproeier 5 die meer in detail is weergegeven in de hierna te bespreken 20 figuren 3 en 4. Fig. 1 toont de installatie in gedeeltelijk uitgerolde toestand waarbij een eerste deel van de slang 4 op de grond ligt en ook twee sproeiers 5 op de grond rusten.

Het gestel 2 is voorzien van een drietal ophangpunten 6 ter aankoppeling aan de driepuntsophanging van de trekker 1.

25 Het is echter ook mogelijk het gestel 2 van de installatie te voorzien van enkele ondersteuningswielen. Tot zover onderscheidt de installatie zich niet van de bekende stand van techniek.

De in de fig. 3‘-en 4 afgebeelde sproeier omvat een 30 kort buisstuk 7 ter aankoppeling aan de slang 4 door middel van een klem 8. De sproeier is voorts voorzien van een draaibaar sproeiorgaan 9 dat kan zijn uitgerust met een conventionele voorziening 10 voor een stapsgewijze rotatie.

De sproeier 9 is gemonteerd op een pijp 11 die verschuifbaar 35 in de wand van het buisstuk 7 is aangebracht. De pijp 11 heeft aan zijn binnenste uiteinde een aanslag 12. Aan zijn bovenste uiteinde heeft de pijp 11 een afgeronde knop 13.

85ÖG273 i ; ^ - 4 -

Het buisstuk 7 is voorts voorzien van een zijspruit 14 voorzien van een zitting 15 voor een kogel 16. Binnen de zitting 15 bevindt zich een veer 17. De zijspruit 14 staat via een gat 18 in verbinding met het inwendige van het 5 buisstuk 7. Een beschermkooi 19 omvat het sproeiorgaan 9, 10 en vormt één geheel met een voetstuk 20. De elementen 19 en 20 zijn beide uit draadmateriaal vervaardigd en zijn gezamenlijk uitgevoerd als een afgeknotte piramide.

Zoals het duidelijkst te zien in fig. 4 bezit de 10 sproeier 5 vrijwel geen uitstekende delen, zo lang nog geen waterdruk in de slang 4 is toegelaten. De afgeronde knop 13 is het enige uitsteeksel zodat de slang 4 met de sproeiers 5 makkelijk op de haspel 3 kan worden opgerold en weer kan worden afgerold zonder demontage van een uitstekend deel 15 van de sproeier. Wanneer de slang 4 is uitgelegd en de waterdruk wordt toegevoerd, zullen de buisstukken 7 zich met dit water onder druk vullen waarbij het water via het gat 18 in de zijspruit 14 komt. Daarbij wordt de kogel 16 voortgestuwd en gedrukt tegen de zitting 15 onder het 20 indrukken van de aanwezige veer 17. Hierdoor kan het water niet uit de zijspruit 14 ontsnappen en treedt het water in de pijp 11 in de richting van het sproeiorgaan 9- Bij het naar buiten treden van het water uit dit sproeiorgaan ontstaat een drukopbouw binnen de sproeier 9 en de pijp 11 25 zodanig dat de pijp 11 naar buiten schuift totdat de aanslag 12 tegen de wand van het buisstuk 7 stuit, zoals gestippeld weergegeven in fig. 4.

Onder die omstandigheden kan elke sproeier 5 ongestoord funktioneren doordat de straal uit het sproei-30 orgaan 9 boven langs de beschermkooi 19 passeert en geen hinder ondervindt van deze kooi. Wanneer de beregening is voltooid en de waterdruk wordt ontlast, drukt de veer 17 de kogel 16 van zijn zitting 15 en kan elke sproeier 5 via de zijspruit 14 leeglopen. Tijdens het hie^$^eWp de haspel 35 3 opspoelen van de slang 4 met de sproeiers 5 zal geleide lijk al het water uit de slang 4 worden afgevoerd zodat de slang 4 met de sproeiers 5 in lege toestand op de haspel 8500273 - 5 - is opgeklost.

De verschuifbare montage van het sproeiorgaan 9, 10 op het buisstuk 7 verschaft de volgende voordelen: - het sproeiorgaan kan zich na het beëindigen van de 5 beregening terugtrekken naar een niet-werkzame stand j waarbij het sproeiorgaan geheel ligt binnen de bescherm-kooi 19.

- bij het toelaten van de waterdruk in de slang 4 zal het sproeiorgaan van elke sproeier 5 zich automatisch 10 naar de uitgeschoven werkzame stand verplaatsen en | hierdoor ongestoord funktioneren. j - enig persoonlijk ingrijpen voor het losnemen of aanbrengen van het sproeiorgaan, zoals tot dusver vereist, is thans overbodig, zodat de landbouwer zonder tijd- 15 verlies de beregeningsinstallatie kan uitrollen en weer oprollen.

(9, 10) - door de centrale ligging van het sproeiorgaan binnen de combinatie van de beschermkooi 19 en het voetstuk 20 alsmede door de vertikale verschuifbaarheid van het 20 sproeiorgaan, ontstaat een gebalanceerd funktioneren van de installatie zonder risiko van het omkiepen van een sproeier.

8510273 -conclusies-

Claims

1. Beregeningsinstallatie omvattende een verrijdbare haspel, waarop een slang kan worden gewonden die er ook van kan worden afgerold, waarbij deze slang op regelmatige afstanden is voorzien van een sproeier, omvattende een kort 5 buisstuk ter opname in de slang, een draaibaar sproeiorgaan en een voetstuk voor plaatsing van de sproeier op de grond, met het kenmerk, dat het draaibare sproei orgaan (9j 10) verschuifbaar in het buisstuk (7) is aangebracht en dat een beschermkooi (19) om het sproeiorgaan 10. aanwezig is.

2. Installatie volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat de beschermkooi (19) één geheel vormt met het voetstuk (20).

3. Sproeier uit de installatie volgens conclusie 1 of 2, 15 omvattende een kort buisstuk, een sproeiorgaan en een voetstuk, gekenmerkt door een verschuifbaar in de wand van het buisstuk (7) aangebracht sproeiorgaan (9> 10) dat ten gevolge van een binnen het buisstuk optredende waterdruk van een ingeschoven stand buitenwaarts naar een werkstand kan 20 worden geschoven, waarbij een beschermkooi (19) aanwezig is die het sproeiorgaan omvat wanneer dit zich in de ingeschoven stand bevindt.

4. Sproeier volgens conclusie 3, m e t het kenmerk, dat de beschermkooi (19) één geheel vormt 25 met het voetstuk (20), welk beide uit draadmateriaal zijn vervaardigd en gezamelijk zijn uitgevoerd als een afgeknotte pyramide. 85 0-5 2 73