NL8402906A - Verwerkingsinrichting voor puin. - Google Patents

Description

* * cv * NO 32.737

Korte aanduiding: Verwerkingsinrichting voor puin.

De uitvinding heeft betrekking op een verwerkingsinrichting voor grof materiaal, in het bijzonder puin afkomstig van de bouw, betonpuin of asfaltstuk, welke inrichting een toevoerbunker, een trapzeef, een botsmolen, 5 een transportband, een magneetafscheider en triltransport-goten voor het transport van het materiaal omvat.

Het behoort tot de stand van techniek om van de bouw afkomstig puin, betonpuin of asfaltstukken, waarvan de lengte van de zijde tot ongeveer 100 mm bedraagt, 10 in transporteerbare verwerkingsinrichtingen te klasseren, te verkleinen en te scheiden. Dergelijke verwerkingsinrichtingen worden bijvoorbeeld dan toegepast wanneer de hoeveelheid van het materiaal zo groot is dat de kosten voor het transport van dit materiaal naar een vaste verwerkings-15 inrichting in geen normale economische relatie staat tot de kosten gemoeid met de toepassing van een transporteerbare verwerkingsinrichting direct op de plaats waar het materiaal ontstaat.

Nadelig van deze transporteerbare verwerk·1· 20 ingsinrichtingen is echter het totale ontwerp ervan. Ze zijn zeer volumineus zodat hun montage en demontage op de plaats van de verwerking gepaard gaat met een groot tijdverlies en aanzienlijke mankracht. Bovendien moeten geschikte machinale hulpmiddelen gereed worden gemaakt. Tevens moeten voor het 25 transport van het ten minste in afzonderlijke constructie-groepen gesplitste verwerkingsinrichtingen geschikte voertuigen aanwezig zijn. Dientengevolge worden transporteerbare verwerkingsinrichtingen slechts dan toegepast waar aanzien- lijke hoeveelheden aan van de bouw afkomstig puin vrijkomen j 30 en de weg naar de eerstvolgende vaste installatie lang is.

De uitvinding heeft tot doel de in de kop van conclusie 1 beschreven verwerkingsinrichting zodanig te verbeteren dat zowel de tijdsduur en de mankracht voor het monteren en demonteren als de kosten voor het transport van 35 een verwerkingsinrichting van een toepassingsplaats naar een andere aanzienlijk kunnen worden verlaagd.

84 02 9 0 6 J.‘' Λ -2-

Voor het oplossen van dit probleem worden volgens de uitvinding de in het kenmerk van conclusie 1 vermelde maatregelen toegepast.

Kernpunt van de uitvinding is een zodanige 5 ruimtebesparende onderlinge plaatsing van de machine-elemen-ten en aggregaten voor het transport van het materiaal, de klassering, de verkleining en de scheiding in een geschikt stabiel draagstel, dat enerzijds een voldoend hoge door-stroomcapaciteit van circa 250 ton per uur bij een verklei-10 ning van het materiaal van rond 1000 mm lengte van de zijde tot minder dan 55 mm lengte van de zijde gewaarborgd kan worden terwijl anderzijds veilig kan worden voldaan aan de eisen van het wegverkeer. Alle machine-elementen en aggregaten overlappen elkaar nauwsluitend zodat het draaggestel 15 in de vorm van een laadbrug via geschikte koppelingsmiddelen bij zijn voorste en achterste einde door rijgestellen kan worden opgenomen en door middel van een gebruikelijke trekker over openbare wegen kan worden verplaatst. Daarbij is zowel rekening gehouden met de eisen aan het maximale ‘20 totaalgewicht en een bepaald zwaartepunt als met de afmetingen ten aanzien van lengte, breedte en hoogte.

Door de compactheid van de totale installatie kan een plaatsverandering relatief zonder problemen en snel met geringe kosten aan tijd en mankracht worden uitge-25 voerd. Bijzondere machinale hulpmiddelen zijn niet nodig. Hierdoor wordt bovendien het voordeel bereikt dat ook daar een verwerkingsinstallatie met succes ter beschikking kan worden gesteld waar vergelijkenderwijs geringe hoeveelheden aan te verkleinen materiaal vrijkomen en een vaste verwer-30 kingsinstallatie niet ver verwijderd is.

Een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm volgens de uitvinding heeft de kenmerken volgens conclusie 2. Op deze wijze kan niet alleen met de eisen aan de maximaal toelaatbare breedte bij het wegtransport 35 rekening worden gehouden, doch zijn er ook dergelijke machine-elementen en aggregaten toe te passen die een hoge doorstroomcapaciteit garanderen. Er kan in zekere zin een matriaalstroom in twee vlakken worden bereikt waarbij de 84 02 9 0 6 ( -3- 4C' ΐ klassering en verkleining een verticale verbinding van het ene naar het andere vlak onder het innemen van een zeer, kleine ruimte vormen. Het materiaal geraakt van de toevoer-bunker eerst op de trapzeef waar het in een eerste trap wat 5 betreft de bestanddelen boven en onder ongeveer 55 mm wordt gescheiden. De bestanddelen boven 55 mm lengte van de zijde worden in de botsmolen geleid en daar verkleind tot een lengte van de zijde onder 55 mm. De bestanddelen onder 55 mm worden toegevoerd in de trapzeef en wel in de tweede trap 10 daarvan, waar zij weer in twee groepen worden verdeeld en wel in bestanddelen boven en onder ongeveer 25 mm lengte van de zijde. Hierbij is het mogelijk de bestanddelen met een lengte van de zijde onder 25 mm zijdelings af te voeren of deze samen met de bestanddelen boven 25 mm lengte van de 15 zijde en de uit de botsmolen komende bestanddelen met een lengte van de zijde onder 55 mm te mengen en deze door de bandtransporteur, in het bijzonder een trogvormige bandtransporteur, af te voeren. Bij het vrije einde van de bandtransporteur is dan een magneetafscheider aangebrach.t 20 die de scheiding van ijzerdeeltjes uitvoert.

Ter verbetering, van de opnamecapaciteit worden de kenmerken volgens conclusie 3 voorgesteld. De driedeligheid van het opzetraam en de inklapbaarheid daarvan leidt ertoe dat bij transport over de weg een transport-25 hoogte van 4 meter niet wordt overschreden. Door de toepassing van een opzetraam kan de nuttige inhoud van de toevoer-bunker indien nodig bijna verdubbeld worden. De toevoerbun-ker en het opzetraam bestaan doelmatigerwijze uit een gelaste en geschroefde staalplaatconstructie. Het beschermingsdak 30 kan natuurlijk ook gescheiden van het opzetraam zijn uitgevoerd. i

Met de bunkerafvoergoot volgens conclusie 4 wordt het nog niet geklasseerde en niet verkleinde materiaal uit de toevoerbunker toegevoerd naar de trapzeef.

35 Het triltransporteursysteem van de bunkerafvoergoot is bij voorkeur traploos regelbaar. De trogbodem evenals de zijwanden van de trog zijn bekleed met slijtplaten. De bunkerafvoergoot strekt zich horizontaal uit. Deze goot is op 8402906 -4- rubberkussens nagenoeg geheel geïsoleerd tegen schommelingen gelagerd. De onbalansaandrijving kan een toerentalrege-ling hebben. Het verdient de voorkeur twee onbalansvibra-toren met geïntegreerde electromotoren toe te passen. De 5 transportcapaciteit kan vanuit de bedieningseabine door middel van een instelpotentiometer met de hand worden bestuurd. Het voordeel van deze maatregel bestaat eruit dat op de er achter geschakelde trapzeef indien nodig vreemde lichamen met de hand uitgelezen kunnen worden.

10 Een verdere voordelige uitvoering wordt gezien in de kenmerken volgens conclusie 5. De in twee dekken verdeelde trapzeef dient voor het voorzeven van het materiaal en voor de ontlasting van de er achter geschakelde botsmolen. Het bovendek van de trapzeef kan daarbij bestaan 15 uit een spleetroosterbekleding met een spleetbreedte die zich van ongeveer 40 mm tot ongeveer 55 mm konisch verwijdt. Een dergelijk spleetrooster kan meerdelig zijn uitgevoerd.

Het onderdek bestaat bijvoorbeeld uit een eraan geschroefd perslastraliewerk, dat een maaswijdte van 25 mm,heeft. Aan 20 bijzondere slijtage onderhevige plaatsen kunnen beschermd zijn met slijtplaten. Het is verder* mogelijk onder het onderdek een hellend verlopende, met rubber beklede blinde bodem aan te brengen die door een eraan te schroeven extra deel indien nodig verlengd kan worden. Op deze wijze kunnen 25 de onder 25 mm lengte van de zijde afgezeefde bestanddelen van het materiaal hetzij aan de triltransportgoot of direct aan de transportband worden overgegeven. Ook de aandrijving van de trapzeef kan bestaan uit twee onbalansvibratoren met geïntegreerde electromotoren.

30 De onder de trapzeef aangebrachte triltransportgoot verloopt horizontaal. Zijn goottrog bestaat uit een gelaste staalplaatconstructie, die op rubberkussens nagenoeg geïsoleerd tegen trillingen is gelagerd.

De onbalansaandrijving omvat doelmatigerwijs twee onbalans-35 vibratoren met geïntegreerde electromotoren.

De botsmolen volgens conclusie 6 is speciaal bedoeld voor verkleining van hard gesteente. Deze wordt direct vanaf het bovendek van de trapzeef voorzien van 84 0 2 9 Q 6 ί I (C 1» -5- materiaaldelen waarvan de lengte van de zijde groter is dan 55 mm. In de botsmolen wordt het materiaal door slaglijsten tegen botsschommels geslingerd en daarbij verkleind. Het materiaal splijt volgens de natuurlijke scheidingsvlakken en 5 er ontstaat een scheurvrij kubisch eindproduct. De samenstelling van de eindkorrels kan door het toerental van de rotor worden gevarieerd. Een extra beïnvloeding bestaat uit de verstelling van de botsschommels. Ook kan door deze verstelling een bepaalde compensatie van de slijtage worden 10 bereikt. De aan slijtage onderhevige plaatsen van de botsmolen zijn door slijtplaten beschermd. Het bovendeel van het huis, dat aan de schommelbaan van de botsmolen is toegevoegd, is bij voorkeur door middel van een hydraulische instelaandrijving opklapbaar zodat de slijtdelen in korte 15 tijd kunnen worden uitgewisseld.

De onder de botsmolen aangebrachte tril-transportgoot heeft een horizontaal verloop, waarbij de bodem en de zijwanden van de goottrog zijn bekleed met slijtplaten. De goottrog is op rubber kussens nagenoeg 20 geheel tegen trillingen geïsoleerd gelagerd.' Aan de onbalan.saandri jving zijn eveneens twee onbalansvibratoren met geïntegreerde electromotoren toegevoegd.

De in conclusie 7 genoemde glijgoten Zijn bij voorkeur in gelaste en geschroefde staalplaatconstruc-25 ties uitgevoerd en bij de aan slijtage onderhevige plaatsen door uitwisselbare slijtplaten extra beschermd. De glijgoten kunnen indien nodig afneembaar zijn uitgevoerd.

De hydraulische zwenkkraan volgens conclusie 8 maakt het mogelijk alle binnen het bereik van de bots-50 molen noodzakelijke uitwisselmaatregelen bij het wisselen van versleten in korte tijd uit te voeren.

De uitvinding zal nu aan de hand van de figuren, waarin uitvoeringsvoorbeelden zijn weergegeven, nader worden toegelicht.

55 Figuur 1 toont een verrijdbare verwer- kingsinrichting in zij-aanzicht.

Figuur 2 toont op grotere schaal een zijaanzicht van de verwerkingsinrichting.

8402906 0 ' *9 -6-

Figuur 3 toont een vooraanzicht van de verwerkingsinrichting volgens de pijl III in figuur 2.

Met I is in de figuren 1 en 2 in zijn algemeenheid een transporteerbare verwerkingsinrichting voor 5 van de bouw afkomstig puin aangeduid. De verwerkingsinrichting 1 is ten aanzien van alle hierna nog verder toe te lichten machine-elementen en aggregaten voor het materiaal-transport, de klassering, de verkleining en de scheiding vast in een draaggestel 2 geïntegreerd. Het blijkt dat dit 10 draaggestel 2 in de vorm van een laadbrug boven zijn voorste einddeel 3 en zijn achterste einddeel 4 met een rijgestel 5 respectievelijk 6 kan worden gekoppeld en dan door een gebruikelijke trekker 7 verplaatsbaar is.

De koppelmechanismen 8 bij het voorste 15 einddeel 3 en bij het achterste einddeel 4 van het draaggestel 2 maken een bepaalde verticale beweging mogelijk zodanig dat het draaggestel 2 bijvoorbeeld op houten planken 9 kan worden geplaatst en vanaf deze planken voor transport ook weer kan worden opgenomen.

20 De verwerkingsinrichting 1 (zie figuren 2 . en 3) omvat een toevoerbunker 10, een trapzeef 11, een bots-molen 12, een trogvormige bandtransporteur 13, een magneet-scheider 14 en triltransportgoten 15-17 voor het transport van het materiaal tussen de diverse verwerkingsstations 25 10-13. De toevoerbunker 10, de trapzeef 11 en de botsmolen 12 zijn in langsrichting van het draaggestel 2 achter elkaar en samen met de eraan toegevoegde triltransportgoten 15-17 boven het bij het bovenste vrije einde 18 onder de invloed van de magneetscheider 14 staande trogvormige transportband 30 13 aangebracht.

De toevoerbunker 10 is voorzien van een driedelig opklapbaar opzetraam 19 met een ermee verbonden beschermingsdak 20 voor een tegen trillingen geïsoleerde bedieningscabine 21 met toegangsladder 36. Op grond van de 35 opklapbaarheid kan de totale hoogte van de verwerkingsinrichting 1 tijdens het transport lager dan 4 m worden gehouden.

84029 06 -7- ’ τ

Qnder de toevoerbunker 10 is eert triltransportgoot 15 in de vorm van een bunkerafvoergoot aange-bracht, die het bijvoorbeeld door een wiellaadschop 33 in de toevoerbunker 10 toegevoerde niet geklasseerde en niet ver-5 kleinde materiaal in langsrichting van het draaggestel 2 aan de trapzeef 11 toevoert. De triltransportgoot 15 bezit een onbalansaandrijving 26. De trapzeef 11 die een aandrijving 35 met twee onbalansvibratoren bezit, omvat twee dekken 22, 23 waarvan het zich horizontaal uitstrekkende bovendek 22 10 bijvoorbeeld materiaaldelen met een lengte van de zijde van minder dan 55 mm afzondert. Materiaaldelen met een lengte van de zijde van meer dan 55 mm worden via een glijgoot 24 toegevoerd aan de botsmolen 12.

Het op afstand verticaal onder het boven-15 dek 22 aangebrachte hellende onderdek 23 heeft een maas-wijdte van bijvoorbeeld ongeveer 25 mm. Hiermee worden dus materiaalbestanddelen met een lengte van de zijde minder dan 25 mm afgezonderd en deze 'worden via een loze bodem 25 aan een .in dwarsrichting van de draaggestel 2 horizontaal aange-20 brachte triltransportgoot 16 met onbalansaandrijving 27 toe-• gevoerd, die het afgezeefde materiaal hetzij aan de trog vormige bandtransporteur 13 of aan een andere verzamelplaats toevoert, die eventueel naast de transporteerbare verwer-kingsinrichting 1 kan zijn aangebracht. Het materiaal met 25 een lengte van de zijde tussen 25 en 55 mm wordt onder het bovendek 22 aan de kopzijde van de trapzeef'11 via een glijgoot 37 afgevoerd.

Het materiaal met een lengte van de zijde meer dan 55 mm dat aan de botsmolen 12 is toegevoerd, wordt 30 in deze botsmolen 12 verkleind tot een lengte van de zijde I

van minder dan 55 mm en vervolgens gevoerd naar een triltransportgoot 17, die het verkleinde materiaal in langsrichting van het draaggestel 2 naar het andere einde 28 van de onder ongeveer 16° hellende trogvormige bandtranspor-35 teur 13 verder leidt. Ook de triltransportgoot 17 is voorzien van een onbalansaandrijving 29.

In het bijzonder is in figuur 2 met streep-punt-lijnen aangeduid dat het bovendeel 30 van de 84029 0 8 J «s -8- botsmolen 12 opklapbaar is. Met behulp van een in twee bedrijfsstanden zichtbaar gemaakte hydraulisch aangedreven 9 zwenkkraan 31, die om een verticale as 32 zwenkbaar is, kunnen de aan slijtage onderhevige delen van de botsmolen 12 5 zonder moeilijkheden gemakkelijk uitgewisseld worden. Met 34 is de electromotor voor het aandrijven van de botsmolen 12 aangegeven.

De beide rijgestellen 3, 6 zijn met behulp van de trekker 7 manoeuvreerbaar. De koppelmechanismen 8 10 kunnen vanaf de trekker 7 door niet verder weergegeven stuurinrichtingen worden geactiveerd.

Betekenis van de verwi.jzinqsci.ifers 15 1 Verwerkingsinrichting 2 Draaggestel 3 Voorste einddeel 4 Achterste einddeel 5 Rijgestel 20 ' 6 Rijgestel 7 Trekker 8 Koppelmechanismen 9 Houten planken 10 Toevoerbunker 25 11 Trapzeef 12 Botsmolen 13 Trogvormige bandtransporteur 14 Magneetafscheider 15 Triltransportgoot 30 16 Triltransportgoot 17 Triltransportgoot 18 Boveneinde van 13 19 Opzetraam 20 Beschermingsdak 35 21 Bedieningscabine 22 Bovendek 23 Onderdek 24 Glijgoot 8402906 * rr ^ -9- 25 Loze bodem 26 Onbalansaandrijving 27 Onbalansaandrijving 28 Ondereinde van 13 5 29 Onbalansaandrijving 30 Bovendeel van 12 31 Zwenkkraan 32 Zwenkas 33 Wiellaadsehop 10 34 Electromotor 35 Zeefaandrijving 36 Toegangsladder 37 Glijgoot 8402906

Claims (8)

1. Verwerkingsinrichting voor grof materiaal, zoals in het bijzonder van de bouw afkomstig puin, betonpuin of asfaltstukken, welke inrichting een toevoerbunker, een trapzeef, een botsmolen, een transport- 5 band, een magneetafscheider en triltransportgoten voor het transport van het materiaal omvat, met het kenmerk, dat de gezamelijke machine-elementen en aggregaten (10-17) voor het materiaaltransport, de klassering, de verkleining en de scheiding vast in een draaggestel (2) zijn geïntegreerd, 10 dat als laadbrug boven zijn voorste en zijn achterste einddeel (3 respectievelijk 4) met een rijgestel (5 respectievelijk 6) koppelbaar is en in het bijzonder door een trekker (7) verplaatsbaar is.

2. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 15 1, met het kenmerk, dat de toevoerbunker (10), de trapzeef (11) en de botsmolen (12) in de langsrichting van het draaggestel (2) achter elkaar en samen met de eraan toegevoegde triltransportgoten (15-17) boven het aan het bovenste vrije einde (18) onder de invloed van de magneetscheider 20 (14) staande transportband (13) zijn aangebracht.

3. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de toevoerbunker (10) is voorzien van een driedelig opklapbaar opzetraam (19) met ermee verbonden beschermingsdak (20) voor een bedienings- 25 cabine (21).

4. Verwerkingsinrichting volgens één van de conclusies 1 tot 3, met het kenmerk, dat onder de toevoerbunker (10) een bunkerafvoergoot (15) met onbalans-aandrijving (26) is aangebracht welke goot het toegevoerde 30 materiaal in langsrichting van het draaggestel (2) naar de trapzeef (11) verder leidt.

5. Verwerkingsinrichting volgens één van de conclusies 1, 2 of 4, met het kenmerk, dat onder de trapzeef een triltransportgoot (16) met onbalansaandrijving 35 (27) is aangebracht die het geklasseerde materiaal in dwarsrichting van het draaggestel verder leidt. 84 02 9 0 6 1 · -11- «r ^

6. Verwerkingsinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat onder de botsmolen (12) een triltransportgoot (17) met onbalansaandrijving (29) is aangebracht welke goot het verkleinde materiaal in langs- 5' richting van het draaggestel (2) naar het andere einde (28) van de transportband (13) verder leidt.

7. Verwerkingsinrichting volgens één van de conclusies 1, 2, 4 of 5, met het kenmerk, dat aan het, gezien in transportrichting van de trapzeef (11) achterste 10 einde, glijgoten (24, 37) voor het overvoeren van het geklasseerde materiaal in de botsmolen (12), naar de band-transporteur (13) of naar een verzamelplaats zijn aangebracht.

8. Verwerkingsinrichting volgens één van 15 de conclusies 1, 2, 6 of 7, met het kenmerk, dat aan de botsmolen (12) een hydraulisch aangedreven zwenkkraan (31) is toegevoegd. i 8402906