NL8401873A - Medisch-therapeutische inrichting. - Google Patents

Description

-1- -- ΪΓ.Ο. 32522 *

Hedisch-therapeutische inrichting

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het ondersteunen van de werking van de bloedvaten in het menselijk lichaam en althans ten dele in een der ledematen daarvan, met meer dan één tegen verschillende delen van 5 het lichaam te plaatsen kamer, die een stromend medium onder druk kan opnemen en die een flexibele wand heeft voor het doorgeven van die druk aan het lichaam, van welke kamers er tenminste één uitgevoerd is om tegen een deel van dat lid te worden geplaatst, met middelen om een stromend medium in 10 die kamers onder een pulserende druk te brengen.

Het is bekend dat de bloedvoorziening van de menselijke ledematen, in het bijzonder van de benen, bij het ouder worden problemen geeft door verslapping van huid en spieren, waardoor de terugstroming van het bloed naar het hart wordt 15 bemoeilijkt, met name bij veneuze klepinsufficiëntie of verminderde spierpompfunctie.

Men heeft dus reeds voorgesteld om door steunen en aandrukken van delen dezer ledematen verbetering te bereiken. Een goed middel daarvoor is het pulserend uitoefenen van 20 druk daarop, dus met telkens toenemende en weer afnemende druk. Die pulsaties kunnen worden bereikt door onder de voet een flexibele kamer aan te brengen, die met een of meer drukkamers tegen delen van het been in verbinding staat zodanig dat een stromend medium bij het lopen telkens van 25 die kamer onder de voet naar die drukkamers wordt gepompt en bij ontlasten van de voet weer terugstroomt. Dit is bijv. bekend uit het Britse octrooischrift 817,521 en uit de Europese octrooiaanvrage 39.629.

Voor patiënten, die niet kunnen lopen, bijv. bedlegerig 30 zijn of zich in een rolstoel bevinden, kan men zulke pulsaties met een pomp of drukvat en een bestuurde pulsatie-in-richting opwekken, zoals aangegeven in het Amerikaanse octrooischrift 4.030.488.

Bij zulke systemen daalt in het deel van de pulsatie-35 slag, waarin het verminderen van de druk in het systeem optreedt, die druk in verder van de voet gelegen kamers ongeveer even snel als of sneller dan in dichter daarbij gelegen kamers, als die er zijn, of als resp. dan in de kamer onder 8401873 ^ f -2- de voet. In de Europese octrooiaanvrage 39.629 staat bij het uitvoeringsvoorbeeld van Fig. 6 de bovenste kamer 64 ter ontlasting direkt in verbinding met de kamer onder de voet, zodat de kamers via terugslagkleppen ertussen door hoger 5 gelegen kamers naar die kamer onder de voet snel leeglopen.

Bij het Britse octrooischrift 817.521 is er naast de kamer onder de voet nog slechts één kamer.

Bij het Amerikaanse octrooischrift 4.030.488 is er voor vullen en ledigen der kamers voor iedere kamer een smoorope-10 ning aangebracht, voerend naar een gemeenschappelijke toe-en afvoerleiding, welke openingen nauwer zijn voor verder van de voet gelegen kamers, zodat een drukverloop als volgens Fig. 6 daarvan optreedt, met lagere topdrukken in verder van de voet gelegen kamers en vrijwel gelijktijdige 15 drukdaling tot dezelfde lage waarde voor alle kamers.

De uitvinding beoogt zulke inrichtingen te verbeteren. Gebleken is namelijk dat bij deze bekende inrichtingen de werking niet ideaal is, en bovendien dat dit toe te schrijven is aan het feit dat tijdens het drukverminderende deel 20 van de pulsatie veel veneus bloed direkt terugvloeit naar het onderbeen, vooral bij staande en zittende patiënten.

De uitvinding stelt nu voor om die pulseermiddelen zo uit te voeren, dat zij bij het verlagen van de druk in die kamers de druk in een of meer kamers, die verder van het 25 uiteinde van dat lid van het menselijk lichaam zijn gelegen, minder of minder snel verlagen dan in een of meer kamers, dichter bij het uiteinde van dat lid.

Die kamer(s), verder van het uiteinde van het been gelegen, verliest zijn druk (verliezen hun druk) bij de ontlas- 30 tingsslag dan langzamer dan die kamer(s), die dichter bij dat uiteinde ligt (liggen), en dat heeft een gunstige invloed ten aanzien van het voorkomen van zulk een te snelle bloedterugstroming.

Men kan de uitvinding ook toepassen bij meer dan twee 35 kamers langs verschillende delen van het been, zowel bij drukpulsaties, die door het lopen worden opgewekt als bij pulsaties, die een uitwendige bron veroorzaakt, en eventueel ook bij een arm in plaats van een been. De het verst van het uiteinde van arm of been gelegen kamer kan zich op een deel 40 van de romp, bijv. bij borst of heup bevinden.

8401873 C' Ί -3-

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen.

Daarin is:

Fig.1 een enigszins schematische vertikale doorsnede door 5 een laars, uitgevoerd als inrichting volgens de uitvinding; en

Fig. 2 op grotere schaal een detail van deze inrichting.

De inrichting volgens de uitvinding is hier uitgevoerd als een laars 1, die van vast, los of gemakkelijk losneem-10 baar daarin aan te brengen kamers als nog te beschrijven is voorzien. Die kamers hebben flexibele en bij voorkeur niet of weinig elastisch- rekbare luchtdichte wanden en zijn hier onderling verbonden tot een geheel 2. De laars 1 kan een niet-getekende ritssluiting hebben om gemakkelijk aan- en 15 uitgetrokken te kunnen worden.

In het voetgedeelte heeft· het geheel 2 een flexibele kamer 3, die bij gebruik onder een (groot deel van) de voet ligt. Een afsluitbare aansluitnippel 4 dient om het geheel 2 met lucht gevuld te houden door het periodiek bijpompen van 20 wat lucht, bijv. met een eenvoudig en eenvoudig aan te sluiten -en los te nemen hand- of voetpompje 5 als bijv. voor luchtbedden enz. bekend, door blazen met de mond of door aansluiting op een met lucht onder druk gevuld vat. Een meter 6 kan de vuldruk aangeven.

25 De nippel 4 kan op elke gewenste plaats op het geheel 2 zijn aangesloten, bijv. aan één zijde van de zool of op een hogere plaats.

De kamer 3 staat door een terzijde langs voet en enkel omhoog lopende flexibele leiding 7 in verbinding met een ka-30 mer 8 en daarboven bevinden zich in het geheel 2 kamers 9 en 10. Om hinder door de leiding 7 en/of dichtdrukken daarvan te voorkomen, kan deze in geschikt materiaal zoals schuim-kunststof zijn ingebed.

Die kamers 8-10 strekken zich langs de achterzijde en 35 langs een deel van de flanken van het onderbeen uit. Er kunnen ook een of meer kamers tegen het bovenbeen liggen en zelfs kan een slang de bovenste kamer 10 verbinden met een op heuphoogte aan te brengen kamer. De leiding 7 wordt eventueel zeer kort uitgevoerd, waarbij de kamer 8 ook langs de 40 enkel loopt, zodat ook op de mediale of laterale enkel een 8401873 «3 -4- pulserende druk kan worden uitgeoefend.

Binnen het geheel 2 zijn de kamers 8-10 door ongeveer horizontale tussenwanden 11 gescheiden. Elke wand 11 heeft een stroomverbinding 12 tussen aangrenzende kamers, in Fig.

5 1 slechts schematisch door een streepje aangegeven. In Fig.

2 is deze verbinding 12 op grotere schaal gedetailleerd.

In een opening in elke wand 11 is een klephuis 13, bijv. uit metaal, vrij harde rubber of kunststof, vastgeklemd, -gelijmd of -gevulkaniseerd. Daarbinnen bevindt zich een 10 kleplichaam 14, dat vrij op en neer beweegbaar is en uit metaal, rubber of kunststof kan bestaan. Tenminste één der delen 13, 14 wordt zo elastisch-flexibel uitgevoerd, dat het kleplichaam 14 in het huis 13 gebracht kan worden. Het klephuis 13 kan hiertoe ook een afzonderlijk deel hebben, 15 dat na inbrengen van het kleplichaam dit in het huis opsluit en bijv. door schroeven, lassen of lijmen wordt vastgezet.

Het kleplichaam 14 heeft uitsteeksels 15 zoals kantelen, die in de bovenste stand van dat lichaam als getekend steu- nen tegen een kraagrand 16 in het klephuis 13 en daarbij 20 lucht laten passeren door openingen 17 tussen die uitsteeksels. Verder heeft dit lichaam een betrekkelijk nauwe doorgaande boring 1.8 en een conisch buitenvlak 19 met dezelfde kegelhoek als een zitting 20 in het klephuis 13. Die hoek is zo groot gekozen, dat het kleplichaam 14 die zi-tting 20 25 gemakkelijk naar boven verlaat, dus niet klemmend daardoor wordt vastgehouden.

De werking van deze inrichting is als volgt: wanneer het geheel 2 met lucht van omgevingsdruk of iets hoger is gevuld en men loopt op de laars 1, dan wordt bij het neerzetten van 30 de voet de kamer 3 samengedrukt, een deel van de lucht daarin wordt door leiding 7 naar J<amer 8 gedrukt en verhoogt daarin de druk, zodat het kleplichaam 14 naar kamer 9 wordt geopend (geheven tot de getekende stand). De drukverhoging in kamer 9 doet het kleplichaam 14 naar kamer 10 eveneens 55 openen en de kamers 8, 9 en 10 bereiken snel ongeveer dezelfde druk.

Bij het optillen van de voet wil de lucht in omgekeerde richting stromen, kamer 8 ondergaat samen met kamer 3 door de v-olumevergroting van de laatste een drukverlaging, de in-40 tussen bij stromingsstilstand tussen de kamers 8, 9 en 10 8401873 -5- f► » sluitende (dalende) kleplichamen 14 laten alleen de boringen 18 daarin als ontlastende doorstroomverbinding over en de druk in kamer 9 daalt dus langzamer dan in kamer 8 en in kamer 10 is de daling nog langzamer. Door de snelle opeen-5 volging van stappen bij het lopen is die drukdaling niet alleen langzamer, maar uiteindelijk ook, tot de volgende drukstijging, minder, en zelfs bijv. voor kamer 10 desgewenst zeer gering.

De drukveranderingen hangen uiteraard samen met de rela- 10 tieve volumina der kamers. De kamers 8, 9 en 10 kunnen, loodrecht op het been ter plaatse gezien, vrij dun zijn en de kamer 3 wordt relatief groot van volume gekozen. Zo kan in kamer 3 en 8 in de praktijk een situatie bereikt worden, waarin de overdruk bijv. schommelt tussen 20 a 30 mm Hg en 15 80 mm Hg bij een overdruk in rusttoestand in het geheel 2 van 40 mm Hg. In kamers 9 en 10 kan dan een overdruk van bijna 80 mm Hg bereikt worden, maar de laagste druk kan in kamer 9 bijv. 50 mm Hg zijn en in kamer 10 bijv. 70 mm Hg.

«

De overdruk van 40 mm Hg in rusttoestand is laag genoeg om 20 geen ongewenste stuwing te doen optreden.

De kamers 9 en 10 zouden ook een ontlastopening naar buiten kunnen hebben ter vervanging van de boring 18 naar een lagere kamer. Bij het vullen zal de druk in hogere kamers dan iets minder hoog oplopen, maar dat zal geen groot 25 verschil betekenen.

Men zou ook een ander medium dan lucht kunnen gebruiken, bijv. een vloeistof, waarbij de kamers niet alleen flexibel moeten zijn maar ook enigszins elastisch rekbaar.

Het geheel 2 kan afzonderlijk, dus zonder laars, worden 30 gebruikt en dan bijv. met riemen om het been kunnen worden aangebracht.

In plaats van de beschreven afsluiter kan een bekende kogelterugslagklep gebruikt worden, waarbij dan de smorende opening in de wand 11 zelf kan zijn aangebracht, zoals in 35 Fig. 2 bij 18' aangegeven.

Wanneer een uitwendige pulsatiebron benut wordt, bijv. bij bedlegerige patiënten of personen in een rolstoel, kan de kamer 3 worden weggelaten en kan die bron op de onderste kamer 8 worden aangesloten. Juist dan, maar eventueel ook in 40 alle andere gevallen kan elke kamer een eigen aansluiting 8401873

Ji -¾ -6- aan een uitwendige pulsatiebron hebben, waarbij drukverho-ging en drukontlasting van de kamers automatisch, bijv. met een microprocessor, zo worden gestuurd dat een of meer hoger gelegen kamers bij de drukverlaging minder of minder snel 5 van druk ontlast worden dan een of meer kamers nabij het uiteinde van het been.

Conclusies...

t 9 8401873

Claims (8)

1. Inrichting voor het ondersteunen van de werking van de bloedvaten in het menselijk lichaam en althans ten dele in een cfer ledematen daarvan, met meer dan één tegen verschillende delen van het lichaam te plaatsen kamer, die een 5 stromend medium onder druk kan opnemen en die een flexibele wand heeft voor het doorgeven van die druk aan het lichaam, van welke kamers er tenminste één uitgevoerd is om tegen een deel van dat lid te worden geplaatst, met middelen om een stromend medium in die kamers onder een pulserende druk 10 te brengen, met het kenmerk, dat die pulseermiddelen zo zijn uitgevoerd, dat zij bij het verlagen van de druk in die kamers de druk in een of meer kamers, die verder van het uiteinde van dat lid van het menselijk lichaam zijn gelegen, minder of minder snel verlagen dan in een of meer kamers, 15 dichter bij het uiteinde van dat lid.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij een stroom-verbinding voor het medium tussen twee of meer kamers is aangebracht en de druk in een of meer kamers via die stroom-verbinding wordt verhoogd als gevolg van een drukverhoging 20 in een andere kamer, welke drukverhogingskamer dichter bij het uiteinde van dat lid van het menselijk lichaam is gelegen, * met het kenmerk, dat die kamer(s), waarin via die stroomverbinding de druk wordt verhoogd, een smorende ontlastopening heeft (hebben), die meer weerstand aan de 25 mediumdoorstroming geeft dan die stroomverbinding, en dat middelen zijn aangebracht om die stroomverbinding te sluiten bij de periodieke drukontlasting.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat . een terugslagklep tussen die kamers is aangebracht, zo uit- 30 gevoerd dat die stroomverbinding ten aanzien van dat doorlaten van dat drukmedium bij het drukontlasten wordt gesloten.

4. Inrichting volgens conclusie 2 of 3, met het kenmerk, dat die smorende ontlastopening tussen die kamers is aangebracht om bij dat ontlasten die andere kamer langzaam naar 35 die invoer- of drukverhogingskamer te doen ontlasten.

5. Inrichting volgens conclusie 3 en 4, met het kenmerk, dat de terugslagklep een smooropening in het kleplichaam heeft om in gesloten stand smorend medium door te laten. 8401873 r· 'v -2-

6. Inrichting volgens een der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat meer dan twee kamers aanwezig zijn, op verschillende plaatsen tegen het menselijk lichaam aan te brengen en alle door bedoelde stroomverbindingen verbonden, 5 waarbij meer dan één verder van die invoer- of drukverho-gingskamer gelegen kamer zulk een ontlastopening heeft.

7. Inrichting volgens een der conclusies 2-6, met het kenmerk, dat de drukverhogingskamer gevormd wordt door een onder de menselijke voetzool aan te brengen kamer, zodanig 10 dat deze bij het lopen door de periodieke druk, uitgeoefend door de voet, onder druk wordt gebracht, waarbij stroomverbindingen als bedoeld tussen die kamer en een aangrenzende kamer en tussen eventueel verdere kamers onderling zijn aangebracht voor het onder druk brengen van alle kamers 15 vanuit die kamer onder de voet.

8. Inrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat op die kamer onder de voet een kamer, langs het been aan te brengen, aansluit via een stroomverbinding met weinig weerstand, welke kamer geen smorende ontlastopening naar 20 buiten of naar die kamer onder de voet heeft. ******** 8401873