NL8304117A - Afdichting tussen twee ten opzichte van elkaar draaibare delen van een leidingkoppeling. - Google Patents

Description

4 ' j£— NO 31958

Afdichting tussen twee ten opzichte van elkaar draaibare delen van een leidingkoppeling.

5 De uitvinding heeft betrekking op een afdichting tussen twee ten opzichte van elkaar draaibare delen van een leidingkoppeling, welke delen ten opzichte van elkaar beweegbare vlakken hebben waartussen een geringe speling bestaat, die is afgedicht door middel van een of meer afdichtingen, die zich bevinden in een groef in een van de vlakken of in 10 beide vlakken van de ten opzichte van elkaar draaibare delen, welke afdichting zich bevindt ter weerszijden van een kanaal waardoor af te sluiten medium stroomt*

Een dergelijke afdichting is bekend uit vele publicaties, zoals de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 7812499, het Franse 15 octrooischrift 2.298.757 of het Amerikaanse octrooischrift 3.698.433.

Bij al deze bekende afdichtingen gaat het om ingeklemde ringen van flexibel materiaal. Draaibare leidingkoppelingen, zoals deze bijvoorbeeld worden toegepast bij afmeerinrichtingen, moeten veelal media doorlaten met een vrij hoge druk. Is het medium een gas onder hoge 20 druk dan voldoen de bestaande afdichtingen niet en bestaat groot gevaar voor lekkage.

Doel van de uitvinding is een afdichting te verschaffen, die een zeer goede afdichting levert van het te transporteren medium onder hoge druk ten opzichte van de omgeving, waarin de leidingkoppeling 25 functioneert.

Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat elke groef twee afdichtingen bevat en een breedte heeft, die groter is dan de breedte die door beide afdichtringen binnen de groef in beslag wordt genomen en de ruimte tussen de beide afdichtringen is aangesloten op een 30 bron met een medium waarvan de mediumdruk tenminste gelijk is aan resp. groter is dan die van het af te dichten medium.

De afdichting volgens de uitvinding berust op het principe, dat medium uit het af te dichten mediumkanaal, dat via één van de afdichtringen in de met medium onder gelijke of hogere druk gevulde 35 ruimte tussen de beide afdichtringen tracht te treden aldaar het andere medium ontmoet en door dat medium wordt tegengehouden, wanneer de druk en/of de viscositeit daarvan groter is. Dit andere medium kan bovendien een smerende werking uitoefenen op de afdichtingen.

Hierbij geldt bovendien de overweging, dat het doorgaans geen 40 bezwaar is wanneer iets van het medium uit de afdichting terecht komt 8304117 in het te transporteren medium, het daarentegen wel van wezenlijk belang is, dat niets van het te transporteren medium in de omgeving terecht komt.

Bij voorkeur heeft het medium in de groef van de afdichting een 5 grotere viscositeit dan het af te dichten medium. Dit verbetert de afdichting.

De voorkeur gaat uit naar een uitvoeringsvorm waarbij de afdichtringen een in wezen U-vormig doorsnede hebben en met de openingen naar elkaar toe in de groef zijn geplaatst. De vloeistof werkt dan op de 10 benen van de U-vormige afdichtringen en drukt deze goed aan zowel tegen de wanden van de groef als tegen het af te dichten vlak.

Elke andere doorsnedevorm met een lip, die tegen het af te dichten vlak aanligt, heeft hetzelfde effekt.

De uitvinding geldt echter eveneens voor afdichtringen van 15 cirkelvormige doorsnede, zogenaamde 0-ringen, respectievelijk voor andere vormen, zoals een in dwarsdoorsnede kruisvormige afdichtring.

Opgemerkt wordt, dat oppompbare of opblaasbare afdichtingen op zichzelf bekend zijn, eveneens in velerlei vormen, bijvoorbeeld uit het Britse octrooischrift 257.688 of het Amerikaanse octrooischrift 20 3.642.291. Bij al deze opblaas- of oppompbare afdichtingen, ligt de afdichting met een gesloten wand tegen het vlak waarop moet worden afgedicht. Een afdichting bestaande uit een opblaasbare of oppompbare slang zonder einde heeft echter het bezwaar, dat bij toepassing in de afdichting tegen gas onder hoge druk een eenmaal ontstane lekkage blijft 25 af blazen tot de druk is gezakt, terwijl juist bij de afdichting volgens de uitvinding dit niet kan optreden.

Volgens de uitvinding kan zich in de ruimte tussen de twee afdichtringen van elke groef een rug bevinden, die het toevoerkanaal bevat voor het aan de ruimte toe te voeren medium van hogere druk en die 30 de groef verdeelt in twee kamers, één voor elke afdichting. Hierdoor is de juiste positie van de afdichtringen steeds verzekerd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont in doorsnede één uitvoeringsvorm van de afdichting 35 volgens de uitvinding.

Fig. 2 toont in doorsnede een andere 'uitvoeringsvorm.

Fig. 3 toont schematisch een verdere uitvoeringsvorm van de afdichting volgens de uitvinding en

Fig. 4 een nog weer iets andere variant.

40 De in fig. 1 getoonde leidingkoppeling bestaat uit een stationair 8304117 .3 ' ' deel 1 en een ten opzichte daarvan draaibaar deel 2. De delen 1 en 2 zijn door middel van niet-getoonde axiaal radiaal lagers op elkaar ondersteund.

Beide delen 1 en 2 hebben in de tegenover elkaar liggende 5 cilindervlakken 3 respectievelijk 4 rondgaande uithollingen 5 respectievelijk 6, die een rondgaand kanaal 7 vormen. Het deel 1 heeft een door het midden van de koppeling lopende leidingaansluiting 8 en het deel 2 een radiaal naar buiten gaande leidingaansluiting 9.

Ter weerszijden van de leidingverbinding 8, 9 bevindt zich in het 10 roteerbare deel 2 een in doorsnede rechthoekige groef 10 respectievelijk 11. In beide groeven bevinden zich in doorsnede U-vormige afdichtringen 12 respectievelijk 13, die met êên been 14 aanliggen tegen de binnenwand van de rechthoekige groef en met het andere been 15, eventueel iets buiten de groef uitstekend, liggen tegen het buitenste cilindervlak 3 15 van het stationaire deel 1. Deze afdichtringen 12, 13 vormen met de wand 3, waartegen de uiteinden 15 liggen, een gesloten kamer 16, die is aangesloten op een leiding 17 waarop weer is aangesloten een niet-getoonde bron van medium onder druk. Dit medium onder druk in de kamers 16 drukt de afdichtringen 12 respectievelijk 13 op hun plaats en 20 met de uiteinden 14 en 15 tegen de binnenwand 10 respectievelijk de wand 3 waarop moet worden af gedicht. Tussen de uiteinden van de lippen 15 is dit medium, bijvoorbeeld olie, water of gas, in aanraking met het buitenvlak 3 van het deel 1 waarop moet worden afgedicht.

In fig. 3 is een afdichting getoond, waarbij de kamer door een rug 25 28 is verdeeld in twee delen 29 en 30, die met elkaar in verbinding staan. Het kanaal voor de toevoer van het medium van hogere druk aan de delen 29 en 30 is aangegeven met 31 en loopt door de rug 28.

In het deel 29 is een in doorsnede kruisvormige afdichtring 32 aangegeven, die met zijn uiteinde aanligt tegen de wanden van de kamer 30 en het af te dichten vlak.

Bij voorkeur worden beide afdichtringen op dezelfde wijze uitgevoerd. In plaats van de ring 32 is ook hier een 0-ring 33 mogelijk.

Bij de uitvoering van fig. 4 is de kamer L-vormig en wordt door de 35 rug 34 verdeeld in een axiaal gericht kamerdeel 35 waarin een 0-ring 36 is getekend en een kamerdeel 37 waarin een V-ring 38 is getekend.

De in fig. 2 getoonde uitvoeringsvorm bestaat uit een stationaire buis 19 met een flens 20 en een ten opzichte daarvan draaibare buis 21 met een flens 22. In de flens 22 is een rondgaande groef 23 aangebracht 40 waarin zich twee 0-ringen 24 respectievelijk 25 bevinden. De ruimte 8304117 < 4 t.

* 26 tussen de twee O-ringen is gevuld met medium onder hogere duk via de leiding 27, welke leiding kan zijn afgesloten danwel in verbinding kan staan met een drukbron.

Zoals getoond in fig. 2, kan de groef een zodanige profilering 5 hebben, dat de plaats van de O-ringen is bepaald, voorzover deze niet reeds is bepaald door de diameter van de hartlijn van de O-ringen.

Bij de uitvoeringsvormen getoond in de fig. 1 en 2 zijn de afdichtingen aaangebracht in het draaibare gedeelte. Deze afdichtingen kunnen echter ook zijn aangebracht in het stationaire gedeelte 1 10 respectievelijk 19 en het is ook mogelijk afdichtingen toe te passen waarbij de afdichtringen zich bevinden zowel in een groef in het stationaire gedeelte als in een daarentegen gelegen groef in het draaibare gedeelte.

8304117

Claims (7)

1. Afdichting tussen twee ten opzichte van elkaar draaibare delen van een leidingkoppeling, welke delen ten opzichte van elkaar beweegbare vlakken hebben waartussen een geringe speling bestaat, die is afgedicht door middel van een of meer afdichtingen, die zich bevinden in een groef 5 in een van de vlakken of in beide vlakken van de ten opzichte van elkaar draaibare delen, welke afdichting zich bevindt ter weerszijden van een kanaal waardoor het af te sluiten medium stroomt, met het kenmerk, dat elke groef twee afdichtringen bevat en een breedte heeft, die groter is dan de breedte die door beide afdichtringen binnen de groef in beslag 10 wordt genomen en de ruimte tussen de beide afdichtringen is aangesloten op een bron met een medium waarvan de mediumdruk ten minste gelijk is aan resp. groter is dan die van het af te dichten medium.

2. Afdichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat het meidum in de 15 groef een grotere viscositeit heeft dan het af te dichten medium.

3. Afdichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de afdichtringen bestaan uit elastisch materiaal.

4. Afdichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de afdichtringen een in we2en U-vormige doorsnede hebben en met de openingen naar elkaar toe in de groef zijn geplaatst.

5. Afdichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat de 25 afdichtringen 0-ringen zijn.

6. Afdichting volgens conclusie 1,2 of 3, met het kenmerk, dat de afdichtringen in dwarsdoorsnede kruisvormig zijn.

7. Afdichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat zich in de ruimte tussen de twee afdichtringen van elke groef een rug bevindt die het toevoerkanaal bevat voor het aan de ruimte toe te voeren medium van hogere druk en die de groef verdeelt in twee kamers, êên voor elke afdichting. 8304117