NL8303026A

NL8303026A - Kabel en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.

Info

Publication number: NL8303026A
Application number: NL8303026A
Authority: NL
Original assignee: Cable Belt Ltd
Priority date: 1982-09-01
Filing date: 1983-08-31
Publication date: 1984-04-02
Also published as: CA1201495A; GB8323304D0; PL243597A1; NO168190C; AU561279B2; PL140925B1; NO833127L; US4550559A; NL191065B; SE458369B; NO168190B; MX153995A; GB2126613B; SU1590049A3; FR2532342A1; FR2532342B1; AU1858883A; NL191065C; LU84984A1; SE8304710L

Description

i + *

Lx 6233/vB

Titel: Kabel en werkwijze voor het vervaardigen daarvan.

De uitvinding heeft betrekking op een kabelr in het bijzonder op een kabel, waarin de strengen elk met een afzonderlijke mantel uit kunststof of rubber zijn bedekt.

Bij de bekende kabels zijn de strengen of de afzonderlijke 5 strengkernen, wanneer deze aanwezig zijn, in het algemeen cirkelvormig van doorsnede. Een dergelijke kabelopbouw heeft een aantal nadelen. De vorm van de kabel is niet bijzonder stabiel, daar de afzonderlijke strengen kunnen vervormen en ten opzichte van elkaar kunnen draaien. Daar de graad, waarin dit optreedt, niet voorspel-10 baar is, kan ook het gedrag van een dergelijke kabel niet nauwkeurig worden voorspeld. Voorts vindt aanraking tussen de strengen onderling slechts over een zeer klein oppervlak plaats, zodat de drukken tussen de strengen zeer hoog zijn, hetgeen, tesamen met de onderlinge verschuifbaarheid tussen de strengen, tot verslijting zal 15 leiden. Dit wordt nog versterkt, wanneer de kabel over een kabel-schijf wordt gevoerd, daar bij buiging van de kabel onderlinge verschuivingen tussen de strengen optreden. Voorts is het aanrakings-oppervlak tussen de bekleding en. de kabelschijf beperkt, hetgeen tot grote spanningen aanleiding zal geven. De krachten tussen de 20 strengen van een dergelijke kabel laten derhalve slechts een beperkte buiging van de kabel toe. Een kabel van deze soort laat verder slechts een beperkte belastingsoverdracht tussen de strengen toe.

De uitvinding verschaft een kabel, die bestaat uit een of meer lagen van in elkaar gedraaide strengen, waarbij elke streng of 25 tenminste een laag van strengen met een afzonderlijke mantel uit kunststof of rubber is bedekt, welke mantels zodanig zijn gevormd, dat de mantels van naburige strengen in elkaar grijpen en aldus een laag vormen, waarin de strengen een in hoofdzaak vaste ligging hebben, zowel ten opzichte van elkaar als binnen de kabel.

30 Voorts verschaft de uitvinding een werkwijze voor het ver vaardigen van een kabel, die bestaat uit een of meer lagen van in elkaar gedraaide strengen, welke werkwijze omvat het bedekken van ^ Wf wr ;*\ ^ -----------------ii*< ' « * - 2 - een aantal strengen met afzonderlijke mantels uit kunststof of rubber, waarbij elke mantel zodanig is gevormd, dat deze in aanraking kan komen met de mantels van andere strengen van dezelfde laag, waarna de strengen in elkaar worden gedraaid voor het vormen van de 5 kabel of een laag van de kabel, waarbij naburige strengen in een laag zodanig zijn gelegen, dat de mantels ervan in elkaar grijpen, en aldus een laag vormen, waarin de strengen een in hoofdzaak vaste ligging ten opzichte van elkaar en ten opzichte van de kabel hebben. De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht 10 aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een deelaanzicht van een streng, bestemd om in een eerste uitvoeringsvorm van een kabel volgens de uitvinding te worden opgenomen; fig. 2 een schematisch aanzicht van een matrijs van een 15 extrusietoestel voor het extruderen van een mantel op de streng . van fig. 1; fig. 3 een doorsnede door een met een mantel bedekte streng; fig. 4 een zijaanzicht van een aldus beklede streng; fig. 5 een doorsnede door een eerste kabel uit beklede stren- 20 gen; fig. 6 een deeldoorsnede door een andere uitvoeringsvorm van een kabel uit met een mantel beklede strengen; en fig. 7 een doorsnede door een derde uitvoeringsvorm van een uit beklede strengen bestaande kabel.

25 Zoals afgebeeld in fig. 1 is bij een eerste uitvoeringsvorm van de kabel volgens"de uitvinding een streng 10 gevormd uit een aan-tal in elkaar gedraaide onderdelen 11. Deze onderdelen kunnen metaaldraden of bundels van kunststofmateriaal of een samenstelling van v dergelijke draden of bundels zijn. Geschikte metaaldraden zijn 30 staaldraden, in het bijzonder staaldraden met een grote treksterkte. De bundels uit kunststof zijn bij voorkeur gevormd uit garens, die zijn gesponnen uit draden uit bijvoorbeeld kunststofmateriaal zoals Λ Τ' ~ -· -) ^

^ v, '_· .J 'J

4 - 3 - » Φ » een aromatisch polyamide (bijvoorbeeld "Kelvar"). Ook kunnen de strengen uit verschillende materialen of verschillende samenstellingen van materialen en/of met verschillende twijningsgraad zijn gevormd om het verdelen van de belasting te bevord ren.

Alle onderdelen 11, dan wel afwisselende onderdelen 11, kunnen 5 zijn bekleed met een laag uit kunststof of rubber alvorens tot de streng te zijn gevormd. Dit vermindert de wrijving tussen de draden, en vergroot verder de belastingsoverdracht tussen de draden.

De streng 10 behoeft niet uit in elkaar gedraaide of getwijnde draden en/of bundels te bestaan. De streng 10 kan ook bestaan uit 10 verschillende garenbundels of kunststofdraden, die evenwijdig aan elkaar verlopen (niet afgebeeld). Een aldus gevormde bundel 10 kan van een mantel zijn voorzien, die op de bundels of draden is gekrompen of geëxtrudeerd, teneinde deze bij elkaar te houden.

Na het vormen van de streng 10 wordt deze door een extrusie-15 matrijs 12 (fig. 2) vervoerd. Een geschikte gesmolten kunststof of rubber wordt onder druk naar de matrijs gevoerd door middel van een verwarmde toevoerschroef, zoals gebruikelijk is. Geschikte materialen zijn, afzonderlijk dan wel in samenstellingen, thermoplastische materialen zoals polyesters, polyethers, polypropeen, polyetherketon, 20 nylon en polyvinylchloride; thermohardende en vulkaniserende materialen zoals polychloropreen, natuur- en kunstrubbers, polyurethan "Hypalon" en EDPM; en voorts scheikundig hardende materialen.

De matrijs 12 heeft een in hoofdzaak trapeziumvormige doorsnede met rechte doch naar elkaar toelopende zijden 13, die aan het smal-25 ste uiteinde door een kort bol eindvlak 14,en aan het andere uiteinde door een hol gebogen eindvlak 15 met elkaar zijn verbonden. De afmetingen van deze matrijs zijn zodanig, dat de dwarsdoorsnede ervan groter is dan de dwarsdoorsnede van de streng 10, waarbij de streng 10 zodanig door de matrijs wordt geleid, dat een tussenruimte blijft 30 tussen het buitenoppervlak van de streng en de begrenzingsoppervlak-ken van de matrijs (zoals in fig. 2 is afgebeeld). De hellingshoek .'η — Λ Λ Λ • : : V £ ^ * - 4 - van de zijden 13 en de kromming van de gebogen eindvlakken 14 en 15 worden op grond van nog te beschrijven overwegingen gekozen.

De streng wordt met een bepaalde rechtlijnige snelheid door de matrijs gevoerd. De matrijs 12 wordt tegelijkertijd met een be-5 paalde draaisnelheid rondgedraaid, waarbij de draaizin dezelfde is als de twijningszin van de streng of van de kabel.

Als een gevolg daarvan wordt een mantel 20 rond de streng ge-extrudeerd, waarvan de vorm overeenkomt met de vorm van de matrijs, en die zich schroeflijnvormig rond de streng uitstrekt. Dit wordt 10 duidelijker in fig. 3 en 4 afgebeeld, waaruit blijkt, dat de mantel 20 naar elkaar toelopende zijvakken 16 heeft, alsmede een hol smaller eindoppervlak 17 en een bol breder eindoppervlak 18. De hellings-hoek van de zijden 16 wordt daarbij op de nog te beschrijven wijze gekozen.

15 De geëxtrudeerde mantel 20 dringt in de tussenruimten tussen de onderdelen 11 of onderstrengen, teneinde deze mantel op de streng te verankeren. Deze verankering kan echter nog worden versterkt door ruimten tussen de onderdelen vrij te laten, zodat de mantel dieper in de streng kan binnendringen. Ook of daarnaast kan een scheikundig 20 bindingsmateriaal voor de extrusie op de streng worden aangebracht om een binding tussen de streng en de mantel te vormen.

Verder kan een smeermiddel in de streng worden ingebracht alvorens de mantel 20 wordt gevormd, zodat het smeermiddel door de mantel 20 na het extruderen daarvan binnen de streng wordt vastge-25 houden.

t

Zoals het best uit fig. 4 blijkt, zorgt de draaiing van de matrijs 12 ervoor, dat de mantel zich schroeflijnvormig rond de streng uitstrekt. Daar de rechtlijnige toevoersnelheid van de streng en de draaisnelheid van de matrijs instelbaar zijn, kan de spoed van de 30 schroeflijn aan de gewenste waarde worden aangepast. De wijze, waarop de vereiste spoed wordt bepaald, zal in het onderstaande nog nader worden beschreven.

Γ ~ Λ -l, Λ Λ y v .. O U £ 0 - 5 - * ·

De aldus omhulde strengen worden dan in elkaar geslagen voor het vormen van een kabel. In fig. 5 is een zgn. 1 + 6-kabel afge-beeld, d.w.z. een kabel met een omhulde kernstreng 21, die door zes op gelijke hoekafstanden gelegen-strengen 22 is omringd. Elke ge-5 schikte kabelvorm kan echter worden gebruikt, hoewel bij voorkeur de strengen een afmeting, aantal en vorm hebben, die het invoeren van trekdraden voor het splitsen van de kabel toelaten. Zoals in fig. 5 met onderbroken lijnen is aangegeven kunnen ook twee of meer strengenlagen worden aangebracht.

10 In elke streng 22 zijn de hellingshoek van de zijoppervlakken 16 en de kromming en vorm van de gebogen oppervlakken 17 en 18 gekozen in overeenstemming met de middellijn van de kabel en van de kern. Het zal echter duidelijk zijn, dat een kernstreng 21 niet behoeft te worden aangebracht, in welk geval de zijoppervlakken 16 15 van de mantel 20 in een punt kunnen uitlopen. Het is ook mogelijk een aantal strengenlagen aan te brengen, waarbij dan de hellings-hoeken van de zijoppervlakken 16 en de booglengte van de bredere en smallere oppervlakken 17 resp. 18 dienovereenkomstig dienen te worden gekozen.

20 De strengen 22 worden in elkaar geslagen door het vereiste aan tal strengen door een gangbare kabelvlechtinrichting te voeren. De spoed van de mantelschroeflijn bij extruderen wordt gelijkgemaakt aan die van de strengen 22, wanneer deze tot een kabel worden gevormd.

25 Het zal duidelijk zijn, dat door toepassing van een strengman- telspoed, die iets verschilt van die van de kabels, en door het gebruik van achterwaartse of voorwaartse twijning bij het kabelvlech-ten, krachten op de strengen 10 kunnen worden uitgeoefend, die tot het in elkaar draaien van de strengen bijdragen. Wanneer dergelijke 30 afwijkingen in de spoed worden toegepast, kan het gewenst zijn, de mantels achteraf door verwarming te harden, teneinde de manteltwij-ning vast te leggen.

* . ' . ' ’ 1 V, - jr , _ % -J

1 - * - 6 -

Het zal duidelijk zijn, dat in de gerede kabel de zijoppervlak-ken 16 van naburige strengen elkaar vlak aanraken. Voorts vormen de bredere oppervlakken van de strengen dan een doorlopend cilindervormig buitenoppervlak van de kabel. Deze uitvoering heeft een aan- 5 tal voordelen, zoals: 1. De kabel heeft een vaste vorm, daar de ruimtelijke betrekking tus-sen alle strengen door de mantels wordt vastgelegd, zodat geen streng aanmerkelijk ten opzichte van een andere kan bewegen, en de stand binnen de kabel niet kan veranderen. Het gedrag van de kabel zal dan 10 stabiel en voorspelbaar zijn.

2, De krachten tussen de strengen worden over een betrekkelijk groot oppervlaksgebied verspreid, zodat de druk tussen de strengen wordt verminderd, en daardoor de levensduur van de streng en dus ook van de kabel wordt vergroot.

15 3. Als een gevolg daarvan wordt het mogelijk, dat de strengen gemak-„kelijk ten opzichte van elkaar bewegen, waardoor de kabel ook gemakkelijk rond een kabelschijf kan worden gebogen, en de toeneming van de krachten tussen de strengen bij een dergelijke buiging wordt verminderd.

204. Het cilindervormige buitenoppervlak verschaft een groot oppervlak voor een wrijvingsaangrijping tussen de kabel en bijvoorbeeld een aandrijfschijf, waardoor de door de krachtoverdracht van de aandrijf-schijf op de kabel in de mantel veroorzaakte spanningen worden verminderd.

25 5. Het cilindervormige buitenoppervlak verschaft een groot draagop-pervlak ten opzichte van een steunschijf, hetgeen leidt tot een geringere steundruk tussen een dergelijke schijf en de kabel, of het gebruik van grotere schijfbelastingen voor dezelfde steundruk toelaat. Dit voordeel maakt het mogelijk een dergelijke kabel bij een 30 V-schijf te gebruiken, hetgeen bij de gangbare kabels niet mogelijk is wegens de hoge steundrukken tussen een dergelijke schijf en de afzonderlijke strengen, waardoor een dergelijke kabel wordt samen- '· f r ^ ' - 7 - * % geknepen, en de strengen uit hun oorspronkelijke vorm worden gebracht, waardoor de kabel gaat afplatten.

6. Wegens de althans nagenoeg massieve doorsnede van de kabel wordt het binnendringen van vuil of ander schadelijk materiaal bemoeilijkt.

5 7. In vergelijking met kabels, waarin de afzonderlijke strengen niet zijn ommanteld, doch het gehele buitenoppervlak van de kabel door een mantel wordt omgeven, kan de aan de hand van de tekening beschreven kabel gemakkelijker worden gesplitst.

8, In tegenstelling tot bekende kabels zal beschadiging van êen 10 streng niet tot aantasting van alle andere strengen leiden.

9. De onderlinge aanraking tussen alle strengen (met inbegrip van de kernstreng) laat een grotere belastingoverdracht tussen de strengen toe, zodat de belasting gelijkmatig over de strengen wordt verdeeld.

15 Het zal duidelijk zijn dat binnen het kader van de uitvinding nog vele wijzigingen mogelijk zijn.

Zo behoeven de mantels van de strengen 10 niet alle dezelfde doorsnede te hebben. Fig. 6 toont een uitvoeringsvorm, waarbij afwisselende strengen 10a met mantels 20a zijn omgeven, die een 20 cirkelvormige doorsnede hebben. De tussengelegen strengen 10b zijn voorzien van mantels 20b, die holle zijoppervlakken 16b hebben, waarin de cirkelvormige mantels 20a van de naburige strengen 10a passen. Op deze wijze worden de strengen 10a en 10b van de laag op dezelfde wijze ten opzichte van elkaar vergrendeld als in het geval 25 van de strengen 10 in het geval van fig. 1..5. De buitenoppervlakken 18b van de tussengelegen strengen 10b hebben een grotere booglengte, * teneinde de ruimte tussen de naburige strengen 10a te overbruggen, en de kabel van een cilindervormig buitengppervlak te voorzien.

De strengen 10a en 10b zijn van dezelfde vorm als in het geval 30 van fig. 1..5, terwijl de mantels 20a en 20b op overeenkomstige wijze worden gevormd.

De buitenoppervlakken 18 van de mantels kunnen zodanig zijn ·"* - - v A* ,¾

- -J

*

V

- 8 - geprofileerd, dat het opzamelen van water tussen de kabel en een oppervlak, zoals bijvoorbeeld van een schijf, waarover de kabel is gevoerd, wordt vermeden. De mantel kan bijvoorbeeld in de hoeken tussen de buitenoppervlakken 18 en de zijoppervlakken 16 van afschui-5 ningen 25 (fig. 5) zijn voorzien. Deze bewegen over een kabelschijf-oppervlak7en verwijderen dan zowel water als afgezet vuil.

Ook kunnen voor hetzelfde doel groeven 26 (fig. 5) in de oppervlakken 18 worden geëxtrudeerd of gesneden. Een andere mogelijkheid is het oppervlak van een loopvlakprofiel te voorzien.

10 De wrijving tussen de strengen kan nog verder worden vermin derd door de zijoppervlakken 16 van groeven 21 (fig. 5) te voorzien, waarin olie wordt aangebracht, teneinde een smeermiddel tussen de elkaar aanrakende oppervlakken 16 aan te brengen. Naburige oppervlakken kunnen van groeven 27 worden voorzien, die ten opzichte van 15 elkaar zijn versprongen doch elkaar zodanig overdekken, dat een beperkte doorlaat voor een smeermiddel tussen de groeven wordt verschaft. Voorts kunnen stukken van een materiaal 28 met geringe wrijving (fig.5), zoals bijvoorbeeld uit polytetrafluoretheen, tussen de naburige oppervlakken 16 worden aangebracht.

20 De kernstreng kan van een geprofileerde mantel zijn voorzien, waarvan de profileringen met de profileringen op de binnenoppervlak-ken 17 van de strengen in aangrijping komen. Daardoor wordt de kernstreng ondubbelzinnig met de overige strengen verankerd.

Naburige strengen of strengenlagen kunnen een tegengestelde 25 twijningszin bezitten om de draaiing ervan tegen te gaan.

De mantels kunnen van gesloten luchtcellen 29 (fig. 5) zijn voorzien, teneinde een kabel te verkrijgen, die geheel of gedeeltelijk in water blijft drijven.

Fig. 7 toont een dergelijke uitvoeringsvorm van de kabel vol-30 gens de uitvinding met zeven strengen, en wel een middenstreng 35 en zes buitenstrengen 36, die alle schroeflijnvormig in elkaar zijn gedraaid. Het is daarbij niet van belang, dat er zeven strengen S 3 0 o j 2 6 t f _ Λ - 9 - zijn, doch dit kan zeer gunstig zijn in het geval van splitsen.

De zeven strengen worden door middel van een geharde buitenlaag 38 van rubber o.d. omgeven.

Bij een bepaalde uitvoeringsvorm van de kabel bestaat elke 5 streng 35, 36 uit een aantal draden uit een aromatisch polyamide zoals "Kevlar" . Meer in het bijzonder kan elke streng een aantal fcijv, 200) koorden 37 omvatten (waarvan er slechts enige zijn afge-beeld), die alle uit een of meer (bijv. 3, 5 of 7) garens bestaan. Elke garen kan uit een groot aantal "Kevlar" draden bestaan, bij-T0 voorbeeld 1500 draden. De wijze van vervaardiging zal in het ónder-staande nog nader worden beschreven, doch er wordt opgemerkt, dat elk koord 37 in een streng 35 of 36 afzonderlijk met rubber of dergelijk materiaal 39 wordt omgeven.

Voorts ’wordt elke streng 35, 36 zelf door een mantel 40 van een 15 van de in het voorgaande aan de hand van fig. 1..4 beschreven soorten bedekt. De mantels 40 van de zes buitenste strengen 36 zijn voorzien van rechte zijden 40a, die door de binnenste en buitenste gekromde oppervlakken 40b en 40c met elkaar zijn verbonden. Deze zij-oppervlakken 40a van naburige mantels 36 raken elkaar vlak aan.

20 Bovendien vormen de gekromde buitenoppervlakken 40c een doorlopend cilindervormig buitenoppervlak, terwijl de binnenste gekromde oppervlakken 40b met de omhulling van de kernstrengen 35 samenwerken. Dit heeft de voordelen, die in het voorgaande aan de hand van fig. 1..5 zijn verduidelijkt.

25 Het is gunstig, wanneer de sterkte van de binding tussen de buitenmantel 38 en de afzonderlijke strengmantels 40 minder sterk is dan de treksterkte van de rubbers of het overeenkomstige materiaal van de mantels 40, teneinde het afschillen van de buitenmantel van de strengen te vergemakkelijken. Voorts is de binding tussen de 30 strengen geringer dan de treksterkte van de rubber of soortgelijk materiaal 39 op de strengen. Het feit, dat aan deze twee eisen kan worden voldaan, vergemakkelijkt het splitsen, aangezien daardoor nr o £

. - ! J V

- 10 - • V ' _ I * wordt verzekerd, dat de buitenmantel 38 gemakkelijk van de strengen kan worden afgepeld.

Het is gewenst, dat de kabel zodanig is uitgevoerd, dat van te voren zichtbaar wordt, waar een verzwakking of breuk gaat optreden, 5 bijvoorbeeld ten gevolge van het breken van koorden of strengen in de kabel. Dit kan op verschillende wijzen tot stand worden gebracht, waarvan er sommige bij wijze van voorbeeld in het onderstaande zullen worden beschreven, die afzonderlijk dan wel in een geschikte samenstelling kunnen worden gebruikt.

10 Aan de buitenmantel 38 kan een kleur worden gegeven, die afsteekt tegen de kleur van de mantels 40 van de strengen 35 en 36,

Op deze wijze zal bij afschaven,insnijden of andere beschadigingen van de buitenmantel 38 de afstekende kleur van de mantels 40 zichtbaar worden, hetgeen onmiddellijk opvalt.

15 De verzwakking van de kabel kan leiden tot een plaatselijke vermindering van de midellijn, en daardoor een vergroting van de kabellengte.

Een plaatselijke vermindering van de kabelmiddellijn kan worden vastgesteld door een reeks door de buitenmantel 38 dringende insnij-20 dingen aan te brengen, en wel op bepaalde afstanden langs de kabel, welke insnijdingen zich elk over een geringe lengte in de langsrich-ting van de kabel uitstrekken. Deze insnijdingen maken de afstekende kleur van de mantel 40 zichtbaar. Wanneer er een plaatselijke vermindering van de kabelmiddellijn optreedt, leidt dit tot een afsluiting 25 van insnijdingen, hetgeen zichtbaar wordt door het verdwijnen van de afstekende kleur van de mantels 40.

Een verlenging van de kabellengte kan worden aangegeven door een bijkomende reeks van korte insnijdingen, die over de kabel zijn verdeeld, en die zich elk over een zeer kleine afstand langs de om-30 trek uitstrekken. Deze insnijdingen zijn zodanig, dat deze normalerwijze onzichtbaar zijn, doch in het geval van een vergroting van de kabellengte worden deze insnijdingen geopend, waardoor de afstekende ö ” n r n 9 o

g . - - ·Λ J

- Π - kleur van de mantels 40 zichtbaar wordt.

Een werkwijze voor het vervaardigen van de kabel volgens fig. 7 zal nu in het kort worden beschreven.

Aanvankelijk kan het aromatisch-polyamide-materiaal, dat de grond-5 slag van het touw vormt, de vorm hebben van garens, die elk uit een groot aantal, bijvoorbeeld 1500, draden bestaan.

Een beginstap van de bewerking bestaat derhalve uit een twijn-bewerking, waarbij de garens tot koorden worden omgevormd. Elk koord 37 kan, uit een maar ook uit meer dan een garen bestaan, bijvoorbeeld 10 3, 5 of 7 garens. Zelfs wanneer elk koord 37 uit slechts één garen bestaat, wordt de twijnbewerking nochthans uitgevoerd. Deze twijn-bewerking kan door een bewerking worden voorafgegaan, waarin het garen in een bindmiddel wordt gedoopt.

De strengen 35 en 36 worden vervolgens .uit de koorden 37 gevormd, 15 waarbij elke streng 35 of 36 uit een betrekkelijk groot aantal koorden 37 bestaat, bijvoorbeeld 60..200. Binnen elke streng 35 of 36 zijn de koorden 37 alle evenwijdig aan elkaar gelegen, en in rubber of een soortgelijk materiaal ingebed, dat de koorden 37 afzonderlijk omgeeft. De bewerking voor het omvormen van de koorden 37 tot stren-20 gen 35 of 36 kan het gebruik van een kruiskop-extrusietoestel van dezelfde soort omvatten als in het voorgaande aan de hand van fig. 2 is beschreven, waarbij de koorden 37 onderling evenwijdig door een matrijs worden gevoerd, terwijl tegelijkertijd de rubber of soortgelijk materiaal onder rechte hoeken wordt toegevoerd, en dan de 25 koorden 37 afzonderlijk omgeeft en deze bij elkaar houdt, De koorden worden niet in elkaar getwijnd. Bij deze bewerking wordt tevens de mantel 40, die de streng omhult, gevormd. De uit het extrusie-toestel komende streng loopt dan door een kamer met doorlopende verwarming, waarin de rubber wordt gevulkaniseerd.

30 Zeven van de aldus gevormde strengen worden dan op de in fig.

7 getoonde wijze samengevoegd, en voor het vormen van de kabel in elkaar geslagen. Door toepassing van een extrusiebewerking wordt de *" Λ *··* λ _ - . - \

^ A ^ V* - a V

4 t - 12 - buitenmantel 38 daaraan toegevoegd.

Tenslotte wordt de kabel aan verwarming en druk onderworpen om het geheel stevig te verbinden. Een hydraulische vloeistofpers kan voor dit doel worden gebruiktt wanneer deze groot genoeg is om 5 verschillende kabellengten tegelijkertijd te kunnen opnemen.

Bij een andere uitvoeringsvorm worden de koorden binnen elke streng in elkaar getwijnd, of in bundels samengevoegd,, die binnen elke streng in elkaar worden getwijnd.

Een andere wijze van inbedden van de koorden in rubber is door 10 toepassing van een dompelbewerking, waarbij een koord door een bad van een vloeibaar elastomeer wordt gevoerd, dat vervolgens wordt gedroogd om een vast elastomeer te vormen, dat zich aan het koord vasthecht.

Een aan de hand van fig. 7 beschreven kabel heeft vele toepas-15 singen. Wanneer een kabel tenminste gedeeltelijk rond een kabelschijf of dergelijke loopt, en een krachtoverdracht tussen deze schijf of dergelijke en de kabel door tussenkomst van de onderlinge wrijving moet plaatsvinden, kan het gewenst zijn groeven in de buitenmantel 38 van de kabel aan te brengen om de wrijving te vergroten.

20 Het gebruik van het onder de handelsnaam "Kevlar" bekend staande materiaal als het hoofdbestanddeel van de kabel is gunstig, daar dit materiaal een inhoud/sterkteverhouding heeft, die vergelijkbaar is met die van staal, terwijl de gewicht/inhoudverhouding aanmerkelijk kleiner is. Andere vormen van de kabel volgens de uitvin-25 ding kunnen echter worden vervaardigd, waarbij de hoofdbestanddelen geen draden uit een aromatisch polyamide of "Kevlar" zijn, doch draden uit een ander materiaal. Zo kunnen ook bijvoorbeeld stalen draden worden gebruikt. In dat geval worden de stalen draden op dezelfde wijze als de in het voorgaande beschreven koorden 37 30 aangebracht.

Bij elk van de aan de hand van de tekening beschreven uitvoe-ringsvoorbeelden hangt de binnenwaarts op de middenstreng werkende r» » Λ ιΛ

*.„· " -» V

- 13 - druk gedeeltelijk af van de trekspanning in de kabel. Door het gebruik van geschikte middelen voor het meten van de op de midden-streng werkende druk wordt het derhalve mogelijk een aanwijzing ten aanzien van de trekspanning te verkrijgen, en derhalve een waarschu-5 wing bij overmatige belasting. Deze druk kan bijvoorbeeld elektrisch worden gevolgd. Er bestaan kunststoffen, waarvan de geleidendheid sterk van de druk afhangt, welke materialen don in de middenstreng kunnen worden opgenomen om de daarop werkende druk te volgen.

Ook kunnen een of meer elektrisch geleidende draden in de kabel 10 worden opgenomen, die zich over de lengte daarvan uitstrekken, en die zullen breken, wanneer de kabel overmatig wordt gerekt, hetgeen het elektrisch volgen van de kabelrek mogelijk maakt.

Bij alle in het voorgaande aan de hand van de tekening beschreven uitvoeringsvormen zijn de mantels schroefsgewijs op de bijbehoren-15 de strengen aangebracht, teneinde rekening te houden met het twijnen van de strengen in de kabel. Het zal echter duidelijk zijn, dat een dergelijke schroeflijnvormige mantel niet altijd behoeft te worden gebruikt, en dat de mantel ook in rechte vorm op de strengen kan worden aangebracht, welke mantels dan bij het in elkaar slaan van 20 de kabel worden gewrongen. In dit geval kunnen de mantels pas na het vormen van de kabel door verwarming worden gehard, teneinde de verkregen vorm dan vast te leggen.

•—v .. Λ

Claims

1. Kabel, gevormd uit een of meer lagen van in elkaar getwijnde strengen, waarbij elke streng van. tenminste één laag door een afzonderlijke mantel uit kunststof of rubber is omringd, met het kenmerk, dat de mantels (20; 40) zodanig zijn gevormd, dat de 5 mateis van naburige strengen (10; 36) in elkaar grijpen voor het vormen van een laag, waarin de strengen een in hoofdzaak vaste ruimtelijke betrekking tot elkaar en binnen de kabel hebben.

2. Kabel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat elke mantel (20) een niet-cirkelvormige doorsnede heeft,en daarbij twee 10 van elkaar gescheiden zijoppervlakken (16) heeft, die in een vlak loodrecht op de kabelas in hoofdzaak recht 'verlopen, en die met overeenkomstige oppervlakken van de mantels van naburige strengen in aanraking zijn.

- 3. Kabel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat af- 15 wisselende strengen (10a) binnen een mantel (20a) met cirkelvormige doorsnede zijn gevormd, terwijl elke tussengelegen streng (10b) een mantel (20b) heeft, die twee holle zijoppervlakken (16b) omvat, waarin de mantels met cirkelvormige doorsnede van de naburige strengen passen.

4. Kabel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de strengen/ die de buitenlaag van de kabel vormen, van een mantel zijn voorzien, en dat de buitenoppervlakken van deze mantels van profileringen (25; 26) zijn voorzien, die met een oppervlak kunnen samenwerken, waarlangs de kabel wordt gevoerd, teneinde water tussen de 25 kabel en dit oppervlak te verwijderen.

5. Kabel volgens een van de conclusies 1..4 , met het ken merk·, dat een kernstreng is aangebracht, waarbij de mantels van de strengenlaag nabij de kernstreng gebogen binnenoppervlakken (17) hebben, waarvan de vorm zodanig is, dat deze rond de kernstreng of de ^ r, , -·. ·· ^ ' . -* * \ ' - 15 - mantel daarvan passen.

6. Kabel volgens een van de conclusies 1..5, met het kenmerk dat tenminste een deel van de mantels (20) gesloten luchtcellen (29) omvat, teneinde de'kabel in water te laten drijven.

7. Werkwijze voor het vervaardigen van een kabel, die uit een of meer strengenlagen bestaat, die in elkaar zijn getwijnd, met het ken merk, dat een aantal strengen van afzonderlijke mantels uit kunststof of rubber wordt voorzien, welke mantels elk zodaning zijn gevormd, dat deze met de mantels van andere strengen van de-10 zelfde laag in aanraking kunnen worden gebracht, waarna de strengen in elkaar worden getwijnd voor het vormen van een kabel of een laag van deze kabel, waarbij naburige strengen van een laag zodanig zijn gelegen, dat de mantels ervan in elkaar grijpen, teneinde een laag te vormen, waarin de strengen een in hoofdzaak vaste ruimtelijke 15 betrekking ten opzichte van elkaar en de kabel hebben.

8. Werkwijze volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat voorts een mantel rond elke streng wordt geëxtrudeerd.

9. Werkwijze volgens conclusie 7 of 8, met het kenmerk, dat de mantel van elke streng of de mantels van tenminste een deel 20 van de strengen voor het in elkaar twijnen van de strengen tot een kabel in een schroeflijnvorm rond de bijbehorende streng verlopen, en met dezelfde schroefzin als die van de streng in de kabel.

10. Werkwijze volgens een van de conclusies 7..9, met het kenmerk, dat de mantel rond elke streng wordt geëxtrudeerd, en 25 waarbij het vormen van de schroeflijnvormige mantel geschiedt door de extrusiematrijs rond de doorlopende streng te draaien.