NL8300942A - Dubbele bedieningsinrichting voor een op een voertuig aan te brengen werktuig, in het bijzonder een kraan. - Google Patents

Description

. · - — ~4.

- 1 - i

Dubbele bedieningsinrichting voor een op een voertuig aan te brengen werktuig, in het bijzonder een kraan.

De uitvinding heeft betrekking op een dubbele bedieningsinrichting voor een op een voertuig aan te brengen werktuig, in het bijzonder een kraan, welke inrichting twee regeleenheden omvat aangebracht 5 aan tegenover elkaar liggende langskanten van het betreffende voertuig, welke eenheden elk een aantal met de hand te bedienen bedieningsorganen omvat, die naast elkaar in een nagenoeg horizontale rij zijn aangebracht voor het naar wens bedienen van een overeenkomstig aantal 10 besturingselementen, zoals hydraulische kleppen, die de werking van het werktuig bepalen, waarbij de bedienings-elementen van de twee eenheden zodanig in paren zijn aangebracht dat een bepaald besturingselement zal worden bediend onafhankelijk daarvan of het ene dan wel het 15 andere bedieningsorgaan, van het paar organen dat met het betreffende element samenwerkt, met de hand wordt bediend.

Dubbele bedieningsinrichtingen van het bovenbeschreven type worden gewoonlijk gebruikt bij zware 20 en middelzware kranen van het type dat direkt achter de bestuurderscabine van een voertuig wordt gemonteerd.

In de praktijk kan elke regeleenheid van vier tot acht afzonderlijke bedieningsorganen omvatten, die door bediening van bijbehorende kleppen in staat zijn de kraan 25 verschillende funkties uit te doen oefenen, zoals bijvoorbeeld het roteren van de kolom van de kraan, het omhoog en omlaag brengen van één of meer hijsarmen, het draaien van een plateau, het binnenhalen van een hijshaak enz.

Bij de tot nu toe bekende dubbele bedienings-30 inrichtingen bestaan de verschillende bedieningsorganen uit zwenkhefbomen, die paarsgewijs met elkaar zijn verbonden door middel van stangen, die scharnierend zijn verbonden met de hefbomen en zich evenwijdig uitstrekken tussen de twee regeleenheden, zodanig dat zij de tegenover 35 elkaar aangebrachte hefbomen van de twee eenheden met elkaar verbinden. Het voordeel van het aanbrengen van 8300942 ϊγ 3 - 2 - de hefboom in een horizontale en dus niet in een vertikale rij naast elkaar is dat de verbiAdingsstangen in een horizontaal vlak komen te liggen, wat resulteert in een geringe inbouwhoogte voor de totale inrichting.

5 Wanneer de bestuurder van hét voertuig of de kraanbestuurder met de kraan werkt zal hij dit meestal doen vanaf die zijde van het voertuig waar zich de bestuurdersplaats bevindt. Hij kan dan direkt de regeleenheid gebruiken die zich het dichtste bevindt bij 10 die deur waardoor hij de cabine verlaat, zodat hij niet rond het voertuig behoeft te lopen. In de praktijk wordt daardoor de het dichtst bij de bestuurderscabine geplaatste regeleenheid in 70 tot 90 % van alle gevallen gebruikt. Dit betekent dat de bestuurder na enige tijd 15 de kraan te hebben gebruikt het patroon zal leren waarin de verschillende hefbomen in de regeleenheid zijn opgenomen en wel in die eenheid die zich het dichtste bij de bestuurdersplaats bevindt. De bedienende persoon zal na enige tijd dit patroon zodanig in zijn geheugen 20 hebben gegrift, dat hij de kraan bedient zonder dat hij bij elke afzonderlijke handeling nadenkt. Het is duidelijk wat deze gewoonlxjk eenzijdige bediening met zich brengt in het zeldzame geval dat de bedienénde persoon de regeleenheid moet gebruiken, die zich aan de andere zijde van 25 het voertuig bevindt. Doordat de tegenover elkaar liggende bedieningshef bomen. van de twee eenheden in paren zijn geschakeld, wordt het patroon, dat de hefbomen onderling vormen, op zodanige wijze veranderd, dat de werking van bijv. de meest linkse hefboom bij de ene zijde van het 30 voertuig overeenkomt met de werking van de meest rechtse hefboom aan de andere zijde van het. voertuig en omgekeerd. Dit betekent dat de bedienende persoon veel moeilijker de regeleenheid zal bedienen die zich aan de andere zijde van het voertuig bevindt en dat hij juist in moeilijke 35 gevallen gemakkelijk een onjuiste handeling zal kunnen verrichten. Dit kan tot ernstige ongelukken leiden.

De uitvinding beoogt nu de bovengenoemde bezwaren van de bekende dubbele bedieningsinrichting van het beschreven type op te heffen en beoogt het ver-40 schaffen van een inrichting die zodanig door de bedienende 8300942

* —- A

- 3 - persoon kan worden bediend dat dit steeds op betrouwbare wijze geschiedt, onafhankelijk van de gebruikte regel-eenheid.

Volgens de uitvinding wordt dit bereikt, doordat 5 een willekeurig bedieningsorgaan aangebracht op een bepaalde numerieke plaats vanaf het voorste orgaan van een eenheid is verbonden met een bedieningsorgaan van de andere eenheid . . dat dezelfde numerieke plaats inneemt maar gezien vanaf het achterste orgaan van die eenheid, 10 waarbij de twee bedieningsorganen, die samenwerken met een gemeenschappelijk besturingselement, dezelfde stand in zullen nemen ten opzichte van de andere bedieningsorganen in een rij organen, onafhankelijk vanaf welke zijde van het voertuig de rij wordt bezien.

15 De twee bedieningsorganen van een bepaald paar organen samenwerkend met een gemeenschappelijk besturingselement, kunnen op gunstige wijze worden verbonden door middel van een lang verbindingselement, waarbij de verbindingselementen van de verschillende paren 20 organen elkaar kruisen in een punt dat zich ongeveer in het midden tussen de twee regeleenheden bevindt.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld, weergegeven in de tekening, waarin: 25 fig. 1 een perspectivisch aanzicht toont van een kraanconstructi'e gemonteerd op een voertuig, waarbij is voorzien in een dubbele bedieningsinrichting volgens de uitvinding; fig. 2 een zijaanzicht toont van de dubbele j 30 bedieningsinrichting volgens de uitvinding; fig. 3 een bovenaanzicht toont van de inrichting; fig. 4 een zijaanzicht toont, op vergrote schaal, van het links in fig. 2 weergegeven detail; fig. 5 een zijaanzicht toont, op vergrote 35 schaal, van het rechts in fig. 2 weergegeven detail; fig. 6 een zijaanzicht toont, op vergrote schaal, van het middelste deel van de inrichting als weergegeven in fig. 2; fig. 7 een doorsnede toont, op vergrote schaal, 40 over een detail van de inrichting; 8300942 - i - 4 - fig. 8 een perspectivisch aanzicht toont van een inrichting in de gedemonteerde stand; en fig. 9 een perspectivisch aanzifaht toont van een verbindingselement zoals dit in de inrichting 5 is opgenomen.

In fig. 1 is met 1 een kraanconstructie aangegeven, die op bekende wijze is gemonteerd op een voertuig zoals een vrachtauto 2. De kraanconstructie omvat buiten de drager 3, die is voorzien van twee 10 steunpoten 4, eveneens een dubbele bedieningsinrichting volgens de onderhavige uitvinding, van welke inrichting de twee regeleenheden zijn aangeduid met 5 en 6. Elk van deze regeleenheden 5, 6 omvat zes afzonderlijke bedieningsorganen bij de weergegeven uitvoeringsvorm.

15 Bij handbediening van deze bedieningsorganen kunnen deze de kraan een dienovereenkomstig aantal funkties uit doen voeren, zoals het verdraaien van de kraankolom, het ver zwenken van de kraanarm, het omhoog en omlaag brengen van de hijshefboom, het zich doen uitstrekken 20 van de arm, het verdraaien en manoeuvreren van het hij sgereedschap, enz.

De fig. 2-9 tonen meer in detail de dubbele bedieningsinrichting volgens de uitvinding als zodanig. Zoals blijkt uit de fig. 2 en 3 worden de afzonderlijke 25 bedieningsorganen 7 van de eenheid 5 en de corresponderende organen 8 van de eenheid 6 gevormd door hefbomen, die kunnen worden verzwenkt op een wijze als hierna nog meer in het bijzonder zal worden beschreven. Deze hefbomen 7, 8 zijn in paren met elkaar verbonden door 30 middel van verbindingselementen 9 in de vorm van trek-organen.

De fig. 4 en 8 tonen in het bijzonder hoe de hefbomen 7 van de eenheid 5 scharnierend zijn aangebracht op een gemeenschappelijke as 10, die wordt 35 ondersteund door twee zijstukken 11, die naar beneden toe steken vanaf een hoekplaat 12, die op zijn beurt wordt vastgezet op de onderzijde van de bovengenoemde drager 3 van de kraanconstructie 1. Elke hefboom heeft aan het einde ervan een vork 13, die is verbonden met 40 de as 10, terwijl tussen de twee poten 14 van de vork «300942 * -“» ,ιβ»:- - 5 - een scharnierpen 15 is aangebracht (zie ook fig. 7), die zich op een bepaalde hoogte boven de as 10 bevindt en met welke scharnierpen het verbindingselement 9 ver-zwenkbaar is verbonden.

5 üit de fig. 5 en 8 blijkt dat een huis 16 verbonden is met de regeleenheid 6, in welk huis een aantal kleppen is opgenomen corresponderend met het aantal bedieningshefbomen, waarbij elke klep wordt bediend door middel van afzonderlijke besturingselementen in de 10 vorm van plunjers 17, die uit het huis steken. Deze plunjers kunnen op gunstige wijze veerbelast zijn of op andere wijze zodanig zijn aangebracht dat zij een neutrale ofwel ruststand innemen indien zij niet met de hand worden bediend door de betreffende bedieningshef-15 bomen. Een bepaalde in de eenheid 6 opgenomen hefboom 8 is vast verbonden met een voetelement 18, dat scharnierend ±s verbonden met het huis 16 door middel van een eerste scharnierpunt 19. De bijbehorende klepplunjer 17 is scharnierend verbonden met het voetelement 18 door middel 20 van een tweede scharnierpunt 20, dat zich op een bepaalde hoogte Boven het eerste scharnierpunt 19 bevindt. Een derde scharnierpunt ofwel scharnierpen 21 verbindt het voetelement 18 met het bijbehorende verbindingselement 9.

Dit derde scharnierpunt 21 bevindt zich op een bepaalde 25 afstand onder het eerste scharnierpunt 19. Zoals uit het bovenstaande blijkt zal bij het naar beneden toe verzwenken van ëën van de twee hefbomen 7, 8 van één en hetzelfde paar hefbomen, de plunjer 17 naar buiten toe uit het huis 16 worden getrokken, waardoor de correspon-30 derende klep daarin geopend zal worden voor het inleiden van de gewenste werking van de kraan.

Fig. 3 toont nu hoe de verbindingselementen 9 volgens de onderhavige uitvinding zijn aangebracht op zodanige wijze dat zij elkaar kruisen in een punt 22 35 dat zich ongeveer in het midden tussen de twee eenheden 5, 6 bevindt. Deze inrichting betekent dat de voorste hefboom 7A van de eenheid 5 een paar zal vormen met de achterste hefboom 8A van de eenheid 6, dat de op ëën na voorste hefboom 7B van de eenheid 5 een paar zal vormen 40 met de op één na achterste hefboom 8B van de eenheid 6 8300942 - 6 - enz., wat betekent dat die twee hefbomen (bijv. 7B en 8B) die samenwerken met ëën en dezelfde plunjer 17B steeds dezelfde stand in willen nemen ten opzichte van de andere hefbomen, onafhankelijk daarvan of men het hef-5 bomenstelsel bekijkt dat is aangebracht aan de linkerzijde van het voertuig of aan de rechterzijde, daarvan. De kraanbestuurder kan dus een bepaald, hefbomenpatroon in zich opnemen, dat identiek is aan beide zijden van het voertuig, zodat hij niet "over moet schakelen” wanneer 10 hij zich vanaf de ene naar de andere regeleenheid verplaatst.

Overeenkomstig een voorkeursuitvoeringsvorm van de uitvinding bestaat het verbindingselement 9 uit buizen die zijn afgevlakt in het gebied 22 waar de 15 buizen elkaar kruisen. Op geschikte wijze hebben alle verbindingsbuizen 9, die zich tussen de twee regeleenheden 5, 6 uitstrekken, dezelfde standaard-lengte en -vorm.

Een dergelijke buis is in de meest uitgeschoven stand weergegeven in fig. 9, waarbij het afgevlakte deel 20 in het midden van de buis is aangeduid met 23. Daar de afstand tussen bijv. de hefbomen 7A en 8A niet gelijk is aan de afstand tussen de hefbomenj7B en 8B is het niet mogelijk dergelijke standaard-buizen 9 direkt te verbinden met. de scharnierpennen 15 van de verschillende 25 hefbomen, maar de verbinding vindt plaats door middel van speciale verbindingsstukken 24, diè meer in detail zijn weergegeven in fig. 7. Elk verbindingsstuk 24 bestaat uit een pen die telescopisch is geschoven in het einde van de buis 9 en die ten opzichte van de buis 30 wordt vastgezet door middel van een schroef 25, die loopt door boringen in de buis en door een sleufgat 26 in de pen 24. Bij het aantrekken van de moer 27 van de schroef 25 zal de pen 24 vast worden verbonden met de buis, terwijl de pen 24, in verband, met de aanwezigheid 35 van het sleufgat 26, over verschillende lengten in de buis 9 kan zijn geschoven, in afhankelijkheid van de afstand tussen de scharnierpennen 15 van de hefbomen 7, 8 van een bij elkaar behorend paar hefbomen. Aan het van de buis 9 afgekeerde einde van de pen 24 is deze 40 voorzien van een taps deel met daarin een nagenoeg 8300942 -Ίο irkeivormige boring 28, in welke boring een lichaam 29 is opgenomen, dat ten minste gedeeltelijk bolvormig is en dat draaibaar is op de scharnierpen 15. Op deze wijze is een verzwenkende beweging van de verbindingsbuis 5 9 niet slechts mogelijk in een vertikaal vlak ten opzichte van de scharnierpen, maar ook in het horizontale vlak, wat noodzakelijk is daar de verbindingsbuis 9 een bepaalde . hoek maakt met het vertikale vlak waarin de hefboom 7 ofwel 8 beweegt bij het verzwenken daarvan.

10 Om te verzekeren dat de verbindingsbuizen 9, die elkaar ter plaatse van het punt 22 kruisen, niet met elkaar in aanraking komen bij bediening van de betreffende bedieningshefbomen en om te voorkomen dat de tamelijk lange en slappe buizen naar beneden toe 15 door gaan hangen, worden de buizen in het punt 22 ondersteund door een console 30, welke console een aantal dunne inzetstukken 31 omvatten, vervaardigd uit een materiaal met een lage wrijvingscoëfficiënt, zoals bijv. nylon, waarbij de afgevlakte buisdelen 23 elk zijn aange-20 bracht tussen een paar van dergelijke inzetstukken 31.

In de praktijk kan de console 30 op gunstige wijze bestaan uit een U-vormig lichaam, dat is aangebracht op de onderzijde van de drager 3, waarbij de inzetstukken 31 zich horizontaal uitstrekken tussen de twee vertikale poten 25 van het lichaam.

Uiteraard is de uitvinding niet beperkt tot de bovenbeschreven en in de tekening weergegeven uitvoeringsvorm. In plaats van buizen of andere stijve verbindingselementen tussen de betreffende hefbomen kunnen 30 ook andere verbindingsorganen worden toegepast, zoals bijv. flexibele elementen in de vorm van kabels, of mogelijkerwijs ook leidingen voor een hydraulisch medium door middel waarvan de beweging van een hefboom overgebracht kan worden op de andere hefboom van hetzelfde 35 paar. Verder is de dubbele bedieningsinrichting volgens de onderhavige uitvinding niet slechts bruikbaar voor kranen maar ook voor andere werktuigen, waarbij twee op afstand liggende bedieningsinrichtingen gewenst zijn. Verder kunnen als bedieningsorganen ook andere organen 40 worden gebruikt dan hefbomen, zoals bijv. knoppen of 8300942 - 8 - plunjers.Verder zal duidelijk zijn dat de ene bedienings-eenheid, in het bijzonder de eenheid die is verbonden met het klephuis 16/ meer bedieningsorganen kan bezitten dan de andere eenheid, nl. in die gevallen waarbij de 5 aanvullende bedieningsorganen niet noodzakelijkerwijs dubbel moeten zijn uitgevoerd. Uiteraard kunnen ook andere wijzigingen worden aangebracht zonder buiten de uitvindingsgedachte te vallen.

_ conclusies 83 0 0 9 4 2

Claims (7)

1. Dubbele bedieningsinrichting voor een op een voertuig aan te brengen werktuig, in het bijzonder een kraan, welke inrichting twee regeleenheden omvat aangebracht aan tegenover elkaar liggende langskanten van het 5 betreffende voertuig, welke eenheden elk een aantal met de hand te bedienen bedieningsorganen omvat, die naast elkaar in een nagenoeg horizontale rij zijn aangebracht voor het naar wens bedienen van een overeenkomstig aantal besturingselementen, zoals hydraulische kleppen, die 10 de werking van het werktuig bepalen, waarbij de bedieningsorganen van de twee eenheden zodanig in paren zijn aangebracht, dat een bepaald besturingselement zal worden bediend onafhankelijk daarvan of het ene dan wel het andere bedieningsorgaan, van het paar organen dat met het 15 betreffende element samenwerkt, met de hand wordt bediend, met het kenmerk, dat een willekeurig bedieningsorgaan (7), aangebracht op een bepaalde numerieke plaats (A, B, C, D, E, F) vanaf het voorste orgaan (7A) van een eenheid (5), is verbonden met een bedieningsorgaan (B) 20 van de andere eenheid (6) dat dezelfde numerieke plaats inneemt maar gezien vanaf het achterste orgaan (8A) van die eenheid, waarbij de twee bedieningsorganen (bijv. 7B en 8B), die samenwerken met een gemeenschappelijk besturingselement (17), dezelfde stand in zullen nemen ten opzichte 25 van de andere bedieningsorganen in een rij organen, onafhankelijk vanaf welke zijde van het voertuig (2) de rij wordt bezien.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat twee bedieningsorganen (7,8) van een 30 paar bedieningsorganen samenwerkend met een gemeenschappelijk besturingselement (17), met elkaar zijn verbonden door middel van een lang verbindingselement (9), waarbij de verbindingselementen (9) van de verschillende paren organen elkaar kruisen in een punt (22) dat zich ongeveer 35 in het midden tussen de twee regeleenheden (5,6) bevindt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het 8300942 -10- «* k e n m e r k,dat de verbindingselementen bestaan uit buizen (9), die in het gebied waar de buizen elkaar kruisen zijn afgeplat.

4. Inrichting volgens conclusie 3, m e t het 5 kenmerk, dat dunne inzetstukken (31), bestaande uit een materiaal zoals nylon met een lage wrijvings-coefficiënt, zijn aangebracht tussen de afgevlakte delen (23) van de verschillende buizen (9).

5. Inrichting volgens conclusie 3 of 4, m e t 10 het kenmerk, dat alle buizen (9) die zich uitstrekken tussen de twee regeleenheden (5,6) dezelfde standaard-lengte en -vorm bezitten en dat zij met de bijbehorende bedieningsorganen (7,8) zijn verbonden door middel van verbindingsstukken (24), die telescopisch 15 in de einden van de buizen kunnen worden opgenomen en in de gewenste relatieve stand ten opzichte van de buizen kunnen worden vastgezet.

6. r Inrichting volgens êên der conclusies 2-5, met het kenmerk, dat de bedieningsorganen, 20 op bekende wijze, bestaan uit zwenkhefbomen (7,8), die elk scharnierend zijn verbonden met het bijbehorende verbindingselement (9) door middel van een in hoofdzaak horizontale scharnierpen (15), die zich tussen twee poten (14) van een vork uitstrekt, terwijl het ver-25 bindingselement (9) met de scharnierpen (5) is verbonden door middel van een daarop aangebracht kogelelement (29), welk kogelelement het mogelijk maakt dat het verbindingselement niet slechts in een vertikaal vlak verzwenkt maar ook in een horizontaal vlak. 30

7. Inrichting als beschreven en/of weergegeven in de tekening. 8300942