NL8300418A - Optische inrichting voor het uitlezen en/of inschrijven van optisch uitleesbare platen. - Google Patents

Description

* * .

1 ” fc PHN 10.563 1 N.V. Philips' Gloeilampenfabrieken te Eindhoven

Optische inrichting voor het uitlezen en/of inschrijven van optisch uitleesbare platen.

De uitvinding heeft betrekking op een optische inrichting voor het met een stralingsbundel inschrijven en/of uitlezen van een roterende optische uitleesbare plaat, omvattende: een volgens een gegeven vrijheidsgraad van beweging en met een 5 bewegingssequentie groter dan de rotatiefrequentie van de plaat door servobesturing electromagnetisch beweegbaar objectief met een optische as; alsmede mechanische lagermiddelen voor het, met wrijving, beweegbaar volgens de gegeven vrijheidsgraad lageren van het objectief en omvattende met het objectief verbonden beweegbare lagermiddelen.

10 In optische inrichtingen voor het met een stralings- bundel inschrijven en/of uitlezen van een noterende optisch uitleesbare plaat dient het objectief in ieder geval volgens diens optische as met een bewegingssequentie groter dan de rotatiefrequentie van de plaat door servobesturing beweegbaar te zijn teneinde met het door 15 het objectief gevormde uitleesvlekje de informatie op de plaat voortdurend te kunnen volgen. Aangezien een zekere scheefstand van de plaat op de aandrijf spil nooit geheel te vermijden is zal de genoemde bewegingssequentie minstens het dubbele van de rotatiefrequentie van de plaat zijn. Bij de bekende optisch afgetaste videoplaten is de 20 rotatiefrequentie van de plaat 25 Hz. of 30 Hz., afhankelijk van (¾ netfrequentie. Bij andere soorten inrichtingen komen lagere frequenties voer, maar eekhogae. Door vervormingen in de plaat en onnauwkeurigheden in de positie van de informatie in de plaat zullen ook hogere frequenties voorkomen,tot enkele kHz.. De genoemde bewegingen nodig voor het ge-25 focusseerd houden van het uitleesvlekje qp de informatiestructuur zijn van kleine amplitude, in de orde van grootte van 100 tot 500 micron. Niettemin moet het objectief gelegenheid hebben tot het maken van een aanmerkelijk grotere slag en wel in de orde van 5 a 6 mm. In de eerste plaats omdat het gewenst is het objectief na het af spelen van een plaat 30 over een zekere afstand te laten zakken om beschadiging van het objectief tijdens het afnemen of het opzetten van een plaat te voorkomen.

Een tweede reden is dat, afhankelijk van het gebruikte soort onder- 8300418 PHN 10.563 2 steuning van de plaat op de aandrijf spil, tassen individuele platen verschillen optreden in de axiale ligging van het informatievlak. De lagering van het objectief moet dus aan twee eisen voldoen: de lagering moet geschikt zijn voor het snel heen en weer bewegen van het 5 objectief volgens diens optische as met kleine amplitude en de lagering moet een betrekkelijk grote slag toelaten tussen een rustpositie van het objectief en diens werkpositie. Het is gebleken dat aan deze eisen tegemoet wordt gekomen door een objectief dat is gelagerd met behulp van een lagering die t.o.v. elkaar beweegbare en dus ook onvermijdelijke 10 met een zekere wrijving met elkaar samenwerkende lageringsdelen bezit zoals bijvoorbeeld de glijlagering bekend uit het Amerikaanse octrooi-schrift 4,021,101 (= PHN 7938).

Het objectief moet uiteraard , om het hele van belang zijnde deel van de plaat te kunnen bestrijken, ook beweegbaar zijn in 15 radiale richting t.o.v. de rotatieas. Het uitlees vlek je dient echter gedurende bedrijf tijdens iedere omwenteling van de plaat nauwkeurig op het spoor gehouden te worden zodat een tweede servoregeling nodig is voor het in radiale richting volgen van het spoor. Daarbij is het niet altijd noodzakelijk het objectief in zijn geheel volgens de genoemde 2Q radiale as door servobesturing met een bewegingsfrequentie groter dan de rotatie van de frequentie van de plaat te bewegen. Het is ook bekend om een beweegbare spiegel in de lichtweg te gebruiken die met een bewegingsfrequentie groter dan de rotatiefrequentie van de plaat door servobesturing bewegingen van de lichtbundel t.o.v. de optische as van het ob-25 jectief veroorzaakt. In dat geval moet het objectief volgens de genoemde as dwars op de rotatieas van de plaat wel langzaam beweegbaar zijn teneinde althans de globale positie van het objectief voortdurend in de buurt te houden van het af te tasten spoor.

Een andere mogelijkheid is om het objectief zelf met 3Q een bewegingsfrequentie groter dan de rotatiefrequentie van de plaat door servobesturing in zijn geheel electromagnetisch te bewegen. Een voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld beschreven in Aanvraagster eerdere Europese octrooiaanvrage 81200785.4 (= PHN 9806). Ook hierbij bevindt zich het objectief op een slede die langzaam in de radiale, richting 35 wordt verplaatst. Het objectief zelf is gelagerd met behulp van een lagerbus die t.o.v. een in het inwendige van-delagerbus aangebracht kogelvormig lagerlichaam glijdend - voor de focus sering - en tegelijk kantelend - voor het volgen van het spoor en voor tijdfoutcorrecties - 8300418 * Λ ΡΗΝ 10.563 3 beweegbaar is. Op deze manier bezit het objectief, hoewel slechts een enkele glijlagering aanwezig is, meerdere vrijheidsgraden van beweging.

Ten behoeve van het volgen van het spoor is het ook bekend, cm het objectief onder servobesturing dwars op de rotatieas van 5 de plaat met hoge frequentie te transleren door de slede waarop het objectief is gelagerd in zijn geheel te transleren met de genoemde frequentie. Eten voorbeeld hiervan is bijvoorbeeld beschreven in Aanvraagster niet tijdig gepubliceerde octrooiaanvrage 8204981 (= PHN 10.530). De slede is met behulp van glijbussen op een tweetal geleide-10 stangen gelagerd. De geleidestangen zijn zo lang dat de slede een betrekkelijk grote slag kan maken teneinde de gehele plaat te kunnen aftasten. Per omwenteling van de plaat worden translaties van kleine amplitude met de genoemde hoge frequentie uitgevoerd cm met het uitlees-vlekje de slingeringen van het spoor te volgen.

15 De lagering van het objectief volgens de gegeven vrij heidsgraad van beweging voldoet bij de voorgaand beschreven inrichtingen steeds aan de genoemde twee voorwaarden dat het objectief in staat is een betrekkelijk grote slag maken en dat het, ten opzichte van een bepaalde naninale positie, met betrekkelijk hoge frequentie met kleine 20 amplitude heen en weer kan worden bewogen. Eten probleem is evenwel de onvermijdelijk aanwezige wrijving. Mechanische wrijving heeft de eigenschap dat deze steeds aanleiding geeft tot wrijvingskrachten die steeds tegengesteld gericht zijn aan de bewegingsrichting. Eten beweging kan pas optreden als de aandrijvende kracht de wrijvingskracht overschrijdt.

25 Dit, niet-lineaire, karakter van mechanische wrijving veroorzaakt problemen voor de servobesturing. Et ontstaat een zekere zone waarin het objectief ongevoelig is voor de door de servobesturing erop uitgeoefende krachten. Pas wanneer de door de servobesturing uitgeoefende kracht op het objectief de wrij vingskr acht in de gewenste richting overschrijdt 30 zal een beweging van het objectief kunnen optreden. De uitvinding leeft tot doel om inrichtingen van de in de aanhef vermelde soort zodanig te verbeteren dat met behoud van de genoemde voordelen van de bekende mechanische lageringen een verbetering van het gedrag vante inrichting mogelijk is in die zin dat minder problemen worden veroorzaakt voor de 35 servobesturing. De uitvinding heeft tot kenmerk dat het objectief met de beweegbare lagermiddelen is verbonden via elastische tussenmiddelen die beperkte elastische onderlinge bewegingen volgens de genoemde gegeven vrijheidsgraad van beweging toelaten tussen het objectief 8300418 ψ % ΡΗΝ 10.563 4 en de beweegbare lagermiddelen.

Bij optische inrichtingen volgens de uitvinding is voor het beweegbaar volgens de gegeven vrijheidsgraad lageren van het objectief in wezen dus een dubbele lagering aanwezig. De mechanische 5 en dus met wrijving samenwerkende lagermiddelen zijn vooral bedoeld voor het mogelijk maken van een grote slag van het objectief. De elastische lagermiddelen zijn vooral bedoeld voor de bewegingen van hoge frequentie en kleine amplitude die door de servobesturing tijdens iedere plaatsom-wenteling worden bestuurd. Elastische lageringen hebben niet het niet-10 lineaire karakter van mechanische wrijving en geven daardoor minder problemen bij de servobesturing. Op zich zijn ze echter minder geschikt wanneer een grote slag moet worden gemaakt.

Allerhande elastische middelen kunnen bij optische inrichtingen volgens de uitvinding worden gebruikt. Het is evenwel voor-15 delig cm een uitvoeringsvorm van de uitvinding toe te passen die tot kenmerk heeft dat de elastische tussenmiddelen althans ten dele bestaan uit een elastomerisch materiaal. Dergelijke materialen zijn gemakkelijk in een gewenste vorm te brengen, zijn betrekkelijk goedkoop en bezitten meer inwendige demping dan bijvoorbeeld iretalen veren. Bovendien staat 20 een grote hoeveelheid verschillende soorten elastomerische materialen aan de constructeur ter beschikking waarvan sommige, zoals bijvoorbeeld butylrubber, een verhoudingsgewijs grote inwendige demping bezitten.

De aanwezigheid van demping kan gunstig zijn voor de servobesturing.

Bij een optische inrichting zoals eerder besproken, waar-25 bij onder de gegeven vrijheidsgraad van beweging wordt verstaan de translatie van het objectief dwars op de optische as van het objectief en de mechanische lagermiddelen geleidestangen omvatten en de beweegbare lagermiddelen bestaan uit om de geleidestangen aangebrachte glijbussen, kan met voordeel een uitvoeringsvorm van de uitvinding worden gebruikt 30 die tot kenmerk heeft dat de elastische tussenmiddelen bestaan uit om de glijbussen aangebrachte elastische ringen. Aldus is een lagering van eenvoudige opbouw verkregen met weinig onderdelen en kleine afmetingen.

Bijkomende voordelen kunnen worden verkregen wanneer de uitvinding wordt toegepast bij een optische inrichting van de besproken 35 soort waarbij het objectief door servobesturing tevens electromagnetisch beweegbaar is volgens een andere dan de gegeven vrijheidsgraad van beweging. Een dergelijke optische inrichting kan volgens de uitvinding namelijk het additionele kenmerk bezitten dat de elastische tussen- 8300418 PHN 10.563 5 middelen beperkte onderlinge bewegingen tussen bet objectief en de beweegbare lagermiddelen toelaten volgens de genoemde andere vrijheidsgraad van beweging. Deze uitvoeringsvorm is geschikt voor een objectief dat net behulp van de mechanische en met wrijving behepte lagering vol-5 gens de optische as beweegbaar is en is gemonteerd op een langzaam in radiale richting beweegbare slede. De elastische tussenmiddelen kunnen een beperkte zwenkbeweging van het objectief toelaten zodat de bewegingen voor het in radiale richting voortdurend en onder servobes turing wolgen van het spoor kunnen worden uitgevoerd met het objectief zelf. Omvatten de 10 met wrijving behepte lagermiddelen een met het objectief verbonden en met de optische as concentrische lagerbus dan kunnen volgens een volgend kenmerk van de uitvinding de elastische tussenmiddelen bestaan uit een in hoofdzaak in het vlak dwars op de optische as gelegen en met de optische as in hoofdzaak concentrisch membraan. Bij deze uitvoering is het zelfs 15 mogelijk met het objectief, behalve focusseerbewegingen en spoorvolgbe-wegingen,ook nog tijdfoutcorrectiébewegingen uit te voeren in de richting van het spoor.

De uitvinding wordt nu toegelicht aan de hand van de tekening die betrekking heeft op een tweetal uitvoeringsvoorbeelden van 2^ de uitvinding en waarin:

Figuur 1 een bovenaanzicht is van een optische inrichting met een qp een tweetal geleidestangen glijdend gelagerde slede en een in veren gelagerd objectief,

Figuur 2 een doorsnede is volgens de pijlen II-II in 25 figuur 1,

Figuur 3 een doorsnede is volgens de pijlen III-III in figuur 1,

Figuur 4 een detail is van een deel van figuur 2 op vergrote schaal, 30 Figuur 5 een doorsnede is van een optische inrichting met een met behulp van lagerbussen glijdend gelagerd objectief en

Figuur 6 een bovenaanzicht is van de inrichting van figuur 5.

De inrichting volgens de figuren 1 tot en net 4 transleert 35 een objectief 1 ten opzichte van een cm een rotatieas 2 roterende plaat 3 volgens een radiale baan 4. Bij deze uitvoeringsvorm van de uitvinding wordt onder de gegeven vrijheidsgraad van beweging de genoemde translatie verstaan. De inrichting omvat een gestel 5 en een ten opzichte van iet 8300418 PHN 10.563 6 i 1 gestel volgens de radiale baan 4 transleerbare slede 6 waarop zich het objectief 1 bevindt. Op het gestel bevindt zich een tweetal zich parallel aan de baan 4 uitstrekkende en dwars daarop gemagnetiseerde permanente statormagneten 7A en 7B waarvan de magnetiseringsrichting 5 in figuur 1 met pijltjes is aangegeven. In het magnetische veld van deze statormagneten zijn een tweetal transleerbare aandrijf spoelen 8A en 8B uit elektrisch geleidend materiaal beweegbaar.

Een parallelgeleiding voor de slede 6 omvat een tweetal parallelle geleiders in de vorm van twee geleidingsstaven 9A en 9B als-10 mede een viertal uit tetrafluorethyleen vervaardigde glijlagers 10.

De geleidingsstaven zijn op het gestel 5 aangebracht met behulp van bouten 11. Ze vormen een deel van een stator juk met luchtspleten 12A resp. 12B tussen de statormagneten 7A en de geleidingsstaaf 9Ά, resp. tussen de statormagneet 7B en de geleidingsstaaf 9B. De aandrijfspoelen 15 8A en 8B zijn aangebracht om de geleidingsstaven 9A en 9B en vormen een struktureel deel van de slede. De slede bestaat behalve uit de spoelen uit een tweetal eindplaten 14 en 15. Deze eindplaten dienen om de beide spoelen met elkaar te verbinden en zullen bij voorkeur bestaan uit een niet magnetiseer baar, licht en tegelijkertijd stevig materiaal zoals een 20 kunststof of aluminium.

Het objectief 1 is beweegbaar volgens zijn optische as 18 ten einde met het uitleesvlekje 19 van een stralenbundel 20, afkomstig van een stralingsbron, de bewegingen vancfe plaat 3 te kunnen volgen.

De lagering van het objectief op de slede 6 bestaat uit een tweetal 25 bladveren 21 aan de bovenzijde en een tweetal bladveren 22 aan de onderzijde. Het objectief is aangebracht op een beugel 22 die in zijn geheel in de richting van de optische as 18 beperkt beweegbaar is en aan weerszijden actuatorspoelen 24A respectievelijk 24B draagt. Deze dienen voor de elektrodynamische aandrijving van het objectief langs de optische 30 as. De bovenste delen van de actuatorspoelen zijn beweegbaar in de luchtspleten 12Ά respectievelijk 12B tussen de geleidingsstaven 9A en 9B en de statormagneten 7A en 7B zodat de actuatorspoelen samenwerken met het veld van de statormagneten voor het uitoefenen van krachten op het objectief volgens dien optische as. Zodoende worden de statormagneten gebruikt 35 zovel voor de aandrijving van de slede volgens de as 4 als voor de aandrijving van het objectief volgens de as 18.

Het gestel 5 bestaat uit magnetiseerbaar materiaal, bijvoorbeeld ijzer, en vormt een deel van een stator juk waarop de perma- 8300418 *“ ,-v ΡΗΝ 10.563 7 rente magneten 7A en 7B zijn gemonteerd en waarvan, zoals eerder reeds vermeld, ook de geleidingsstangen 9A en 9B deel uitmaken.

Het gestel 5 bezit in hoofdzaak een open doosvorm met een bodem 25 en ópstaande wanden 26A en 26B en 27A en 27B. Deze wanden 5 zijn in de hoeken niet met elkaar verbonden. Het gestel is in zijn geheel uit plaatstaal gestampt en de wanden bestaan uit ten opzichte van de grondplaat omgebogen delen. De statormagneten 7A en 7B zijn bevestigd tegen de binnenzijde van de wanden 26A en 26B, bijvoorbeeld met behulp van een geschikte lijmsoort.De magnetische krachtlijnen van de 10 magneten verlopen van de magneten 8A en 8B door de luchtspleten 12A en 12B naar de geleidingsstangen 9A en 9B die elk zijn opgelegd op delen van de wanden 27A en 27B. Ze staan dus in kontakt met het magnetiseer-bare gestel 5 zodat de magnetische flux door het gestel wordt gesloten.

Teneinde te kunnen garanderen dat de geleidingsstangen 9A 15 en 9B zuiver parallel en op gelijke hoogte liggen zijn in de wanden 27A en 27B uitsparingen 28 aangebracht met een V-vormige bodem. In de wand 27A bevindt zich een opening 29 die onder andere dient om de stra-lingsbundel 20 door te laten. Het objectief 1 is aan de onderzijde voorzien van een reflekterend element 30 dat de stralingsbundel over een 20 hoek van 90° reflekteert. De opening 29 kan ook dienen voor het doorlaten van elektrische verbindingsdraden naar de spoelen 8A en 8B van de slede en de actuatorspoelen 24A en 24B. Dergelijke verbindingsdraden en ook andere elektrische verbindingen met de slede zijn in de tekening eenvüudigheidshalve weggelaten en zijn voor de uitvinding niet van be-25 lang. Eveneens weggelaten er niet van belang zijn de middelen die over het algemeen nodig zijn voor'het detekteren van de positie van het objectief 1 in de baan 4.

Het objectief 1 is met de beweegbare glij lagers 10 verbonden via elastische tussenmiddelen 31. Deze bestaan uit ctn de glij-30 tussen 10 aangebrachte elastische ringen vervaardigd uit een elashomerisch materiaal zoals een kunstrubber. In figuur 4 is duidelijk zichtbaar dat de ring 31 zich bevindt in een kamer 31 in de eindplaat 14 en zich tevens bevindt in een groef 33 van de glij bus 10. Alle vier de elastische ringen 32 zijn in de eindplaten 14 en 15 en in de glijbussen 35 10 op dezelfde wijze aangebracht. Bij de montage van de glijbussen 10 worden de elastische ringen 31 elastisch vervormd zodat tijdens het heen en weer bewegen van de slede 6 geen glijdende onderlinge bewegingen kunnen ontstaan tussen de eindplaten, de elastische ringen de de glij- 8300418 «" 'v i PHN 10.563 8 tussen. Wel zijn elastische onderlinge bewegingen mogelijk door vervorming van de elastische ringen.

De optische inrichting van de figuren 5 en 6 dient voor het met behulp van een stralenbundel 32 inschrijven en/of uitlezen van 5 een roterende optisch uitleesbare plaat 33. De inrichting omvat een volgens een optische as 34 door servobesturing electromagnetisch transleerbaar objectief 35. Bij deze uitvoeringsvorm wordt onder de gegeven vrijheidsgraad van beweging verstaan de translatie van het objectief langs de optische as. De beweegbare lagermiddelen bestaan uit een met 10 de optische as 34 concentrische lagerbus 36. Bij deze uitvoeringsvorm is het objectief 35 door servobesturing behalve langs de optische as 34 ook electromagnetisch beweegbaar in twee andere dan de gegeven vrijheidsgraad van beweging, namelijk kleine kantelingen om een as Y-Y en om een as Z-Z, zie figuur 6. De inrichting is te beschouwen als een 15 modificatie van de inrichting beschreven in Aanvraagster's eerdere

Europese octrooiaanvrager 81200785.4 (Herewith incorporated ty reference) (= PHN 9806). Kleine kantelingen on de Y-Y as worden gebruikt voor het volgen van de slingeringen van de informatiesporen in de optische plaat 33 en kleine slingeringen om de Z-Z as worden gebruikt voor het corri-20 geren van tijdfouten» Voor de besturing van de verschillende bewegingen van het objectief 35 zijn een viertal spoelen 37, een viertal axiaal gemagnetiseerde permanent magneten 38, een viertal ferromagnetische kernen 39, een ferromagnetische sluitplaat 40 en een ferromagnetische sluitplaat 41 aanwezig. In de laatstgenoemde sluitplaten bevinden zich 25 luchtspleten 42 voor de spoelen. Het Objectief 35 is gevat in een bus 43 die is voorzien van en één geheel vormt met een aantal vinnen 44 die aan hun uiteinden de spoelen 37 dragen. De lagerbus 36 is voorzien van een axiale gleuf 45 die in samenwerking net een pen 46 voorkomt dat de lagerbus 36 kan roteren in een stationaire lagerbus 47. Deze is aange-3q bracht in de beide sluitplaten 40 en 41 van het stator juk. De lagerbus 36 vormt het beweegbare lagermiddel voor. het volgens de optische as, zijnde in dit geval de gegeven vrijheidsgraad van beweging, lageren van het objectief 35 t.o.v. de stationaire lagerbus 47.

Tussen het objectief 35 en de lagerbus 36 bevinden zich 35 de elastische tussenmiddelen welke in dit geval behalve onderlinge elastische bewegingen tussen het objectief en de lagerbus 36 volgens de optische as 34 ook elastische onderlinge bewegingen toelaten volgens de genoemde kantelassen Y-Y en Z-Z. De elastische tussenmiddelen bestaan 8300418 ΡΗΝ 10.563 9 Ψ s*· * uit een, in hoofdzaak in het vlak dwars op de optische as 34 gelegen, met de optische as in hoofdzaak concentrisch membraan 48 uit elastro- «· merische kunststof. Dit membraan is door lijmen verbonden met verbindingsstukken 49 die zich tussen de vinnen 44 bevinden en is ook vastgelijmd 5 aan de beweegbare lagerbus 36.

Behalve de getoonde uitvoeringsvorm zijn binnen het door de conclusies gedefinieerde kader van de uitvinding vele andere uitvoeringsvormen mogelijk. Steeds gaat het erom om een net wrijving behepte lagering van het objectief die bij uitstek geschikt is voor 10 het maken van een grote slag te combineren met een elastische lagering die bij uitsték geschikt is voor kleine bewegingen in het micron-gebied met een frequentie in het kHz-gebied om een bepaalde globale positie.

De met wrijving behepte lagering kan een glijlagering zijn maar kan ook bestaan uit een rollagering. De gegeven vrijheidsgraad van beweging kan 15 behalve uit een parallelgeleiding ook bestaan uit een zwenklagering.

De elastische tussenmiddeïen kunnen bestaan uit metaal of een andere dan de beschreven soort kunststof.

20 25 30 35 8300418

Claims (5)

1. Optische inrichting -voor het met een stralingsbundel (20) inschrijven en/of uitlezen van een roterende optische uitleesbare plaat (3), omvattende: - een volgens een gegeven vrijheidsgraad (4) van beweging en met een 5 bewegingsfrequentie groter dan de rotatiefrequentie van de plaat door servobesturing electromagnetisch beweegbaar objectief (1) met een optische as (18), alsmede - mechanische lagermiddelen (9, 10) voor het, met wrijving, beweegbaar volgens de gegeven vrijheidsgraad lageren van het objectief en omvat- 10 tende met het objectief verbonden beweegbare lagermiddelen (10), met het kenmerk, dat het objectief met de beweegbare lagermiddelen (10) is verbonden via elastische tussenmiddelen (31) die beperkte elastische onderlinge bewegingen volgens de genoemde vrijheidsgraad (4) van beweging toelaten tussen het objectief (1) en de beweegbare lagermiddelen 15 (10).

2. Optische inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de elastische tussenmiddelen (31) althans ten dele bestaan uit een elastomerisch materiaal.

3. Optische inrichting volgens conclusie 2, waarbij onder 20 de gegeven vrijheidsgraad wordt verstaan een translatie dwars op de optische as (18) van het objectief en de mechanische lagermiddelen geleide-stangen (9) omvatten alsmede beweegbare lagermiddelen bestaande uit om de geleidestangen aangebrachte glijtussen (10), met het kenmerk, dat de elastische tussenmiddelen bestaan uit on de glijbussen (10) aange-25 brachte elastische ringen (31).

4. Optische inrichting volgens conclusie 1, waarbij het objectief (35) door servobesturing tevens electromagnetisch beweegbaar is volgens een andere dan de gegeven vrijheidsgraad van beweging, net het kenmerk, dat de elastische tussenmiddelen beperkte onderlinge bewegingen 30 tussen het objectief en de beweegbare lagermiddelen toelaten volgens de genoemde andere vrijheidsgraad van beweging. (Fig. 5-6).

5. Optische inrichting volgens conclusies 2 en 4, waarbij onder de gegeven- vrijheidsgraad van beweging wordt verstaan een translatie van het objectief (35) langs diens optische as (34) en de beweeg- 35 bare lagermiddelen bestaan uit een met de optische as concentrische lagerbus (36), met het kenmerk, dat de elastische tussenmiddelen bestaan uit een in hoofdzaak in een vlak dwars qp de optische as (34) gelegen en met de optische as in hoofdzaak concentrisch membraan. (Fig. 5-6). 8300418