NL8205002A

NL8205002A - Hulpbedieningsinrichting voor oprolbare deuren of luiken, meerdelige deuren of dergelijke.

Info

Publication number: NL8205002A
Application number: NL8205002A
Authority: NL
Original assignee: Carpano & Pons
Priority date: 1981-12-30
Filing date: 1982-12-27
Publication date: 1983-07-18
Also published as: FR2519063A1; SE448178B; JPS58127884A; FR2519063B1; JPH0417276B2; DE3246271C2; CH650060A5; US4519487A; IT8224987A0; IT1153900B; SE8207469L; IT8224987A1; DE3246271A1; SE8207469D0

Description

^ -A

O ^

Hulpbedienlngsinrichting voor oprolbare deuren of luiken» meerdelige deuren of dergelijke.

De uitvinding heeft betrekking op een hulpbedienings-inrichting voor oprolbare deuren of luiken, meerdelige deuren 5 of dergelijke, voorzien van een draaibaar bedieningsorgaan, dat met de hand kan worden gedraaid in het geval* dat de electrische aandrijfmotor, welke de hoofdbedieningsinrichting vormt bijv. als gevolg van een stroomstoring buiten werking is. Het met de hand verdraaien van het draaibare bedienings-10 orgaan bewerkstelligt een axiale verplaatsing van een met dit bedieningsorgaan coaxiaal, verschuifbaar orgaan tegen de werking van een veerkrachtig orgaan door tussenkomst van een frontaal tussen het bedieningsorgaan en het verschuifbare orgaan aangebrachte nokkeninrichting. Het verschuifbare or-15 gaan draagt een eerste koppelinghelft, welke na een bepaalde verschuiving daarvan wordt gekoppeld met een tweede koppelinghelft, die op een hoofdaandrijfas van de oprolbare deur, het oprolbare luik, de meerdelige deur of dergelijke is bevestigd. Voorts is hierbij een inrichting voor het opwekken van een de 20 draaiing van het verschuifbare orgaan tegenwerkend weerstands-koppel aangebracht.

Bij de bekende hulpbedieningsinrichtingen van deze soort, zoals bijv. zijn beschreven in het Franse octrooi schrift 2.270.193 en het Duitse octrooischrift 2.612.628 bestaat de 25 inrichting voor het opwekken van een de draaiing van het verschuifbare orgaan met de eerste koppelinghelft tegenwerkend weerstandskoppel uit een wrijvingsorgaan, dat de draaiing van het verschuifbare orgaan voortdurend tegenwerkt. Dit laatste is een bezwaar, omdat degene, die de oprolbare deur, het 30 oprolbare luik, de meerdelige deur of dergelijke door middel van de met de hand te bedienen hulpbedienlngsinrichting wil openen of sluiten hierbij de wrijvingskracht niet alleen tijdens de korte periode, waarin de beide koppelinghelften met elkaar in ingrijping komen, maar ook daarna totdat de deur of 35 het luik is geopend of gesloten moet overwinnen.

De uitvinding verschaft een hulpbedienlngsinrichting van de bovenbeschreven soort, waarmede dit bezwaar is vermeden, doordat daarbij de inrichting voor het opwekken van het weerstandskoppel bestaat uit een coaxiaal met het verschuifbare 40 orgaan aangebracht draaibaar remorgaan en een daarmee 8205002 t -·> - 2 - samenwerkend wrijvingsorgaan, waarbij het draaibare remorgaan is voorzien van tenminste één, naar de tweede koppelinghelft gericht nokvormig uitsteeksel, terwijl het verschuifbare orgaan is voorzien van een tegengesteld ten opzichte van dit 5 nokvormige uitsteeksel gerichte nok, die met het uitsteeksel in aanraking kan worden gebracht en zodanig daarover kan glijden, dat het verschuifbare orgaan daardoor in de richting van de tweede koppelinghelft wordt verplaatst, waarbij het uitsteeksel en de nok zodanige hoogten bezitten, dat de daardoor 10 bewerkstelligde axiale verplaatsing van het verschuifbare orgaan kleiner is dan de door de nokkeninrichting bewerkstelligde axiale verplaatsing van dit orgaan. Door deze uitvoering is bereikt, dat wanneer de beide koppelinghelften met elkaar in ingrijping komen het nokvormige uitsteeksel van het draai-15 bare remorgaan zich niet meer in de bewegingsbaan van de nok van het verschuifbare orgaan bevindt.

Bij een mogelijke uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding kan het draaibare remorgaan bestaan uit een bus, waarvan het cilindrische binnenvlak door middel van 20 _ het wrijvingsorgaan samenwerkt met het cilindrische omtreksr vlak van een naaf, van welke het cilindrische binnenvlak als lagervlak voor het bedieningsorgaan fungeert.

Met de hulpbedieningsinrichting volgens de uitvinding is het bezwaar van de bekende inrichtingen van deze soort ver-25 meden, doordat daarbij de werking van de inrichting voor het opwekken van het weerstandskoppel wordt beperkt tot de kortstondige periode, gedurende welke de beide koppelinghelften met elkaar in ingrijping worden gebracht, zodat dit weerstandskoppel daarna tijdens het openen of sluiten van de oprolbare 30 deur, het oprolbare luik, de meerdelige deur of dergelijke niet meer werkzaam zal zijn, waardoor de hiertoe met de hand uit te oefenen kracht wordt gereduceerd.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van een uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting, dat 35 is weergegeven in de tekening, waarin is : fig. 1 een 1angsdoorsnede van de inrichting volgens lijn I-I uit fig. 2.

fig. 2 een langsdoorsnede van de inrichting over de lijn II-II uit fig. 1, waarbij gedeelten daarvan in aanzicht 40 820 5 0 02 - 3 - zijn weergegeven.

fig. 3 een doorsnede van de inrichting over de lijn III-III uit fig. 1.

fig. 4, 5 en 6 doorsneden over de lijn IV-IV uit 5 fig. 1 van de inrichting in verschillende bedrijfstoestanden.

Zoals met name in fig. 1 is weergegeven is de hulp-bedieningsinrichting volgens de uitvinding aangebracht in een huis 3, dat bijv. is bevestigd op de stator 4 van een de hoofdaandrijfinrichting vormende electromotor. Bij het hier 10 weergegeven uitvoeringsvoorbeeld is dit huis 3 in het verlengde van de hoofdaandrijfas 5 van deze motor aangebracht.

Het huis bestaat uit een eerste deel 1, dat aan het statorhuis 4 van de motor is bevestigd en een tweede deel 2, dat aan dit eerste deel is bevestigd.

15 Het eerste deel van het huis 3 is aan zijn van de as 5 verwijderde uiteinde voorzien van een naaf 6, waarvan het cilindrische binnenvlak 7 als lagervlak dient voor een eerste cilindrisch steundeel 8 van een kettingwiel 9, dat coaxiaal met de as 5 aan êén zijde buiten .dit wiel uitsteekt. 20 Een tweede cilindrisch steundeel 10 van dit kettingwiel 9, dat aan de andere zijde daarbuiten uitsteekt is draaibaar gelagerd in een lager 11, dat is aangebracht in het tweede deel 2 van het huis 3 en dat coaxiaal is met het lager 7. Om het kettingwiel 9 is een eindloze ketting 12 (fig, 1) aangebracht, 25 welke uit het huis 3 naar buiten is gevoerd door een opening 13 (fig. 1) in de onderzijde van het tweede deel 2 daarvan.

De as 5 en de draaiingsas van het kettingwiel 9 zijn bij dit uitvoeringsvoorbeeld in hun werkstand horizontaal gericht.

Het kettingwiel 9 vormt bij dit uitvoeringsvoorbeeld derhalve 30 het met de hand aan te drijven draaibare bedieningsorgaan.

Bij een ander uitvoeringsvoorbeeld kan het draaibare bedieningsorgaan niet als kettingwiel zijn uitgevoerd en bijvoorbeeld door middel van een handwiel worden aangedreven.

Binnen het kettingwiel 9 en de eerste zijsteun 8 35 daarvan bevindt zich een axiale cilindrische ruimte 14, welke alleen in de richting van de as 5 open is. In deze ruimte 14 is een verschuifbaar orgaan 15 aangebracht, dat daarin zowel axiaal verplaatsbaar als draaibaar is. Dit verschuifbare orgaan 15 bevat zelf weer een inwendige ruimte 20, die alleen 40 in de richting van de as 5 open is,,terwijl het verschuifbare 8205002

'D

- 4 - orgaan 15 aan deze open zijde is voorzien van een één geheel daarmee vormende plaat 16. Deze plaat 16 is voorzien van tanden 17 en wel bij het hier beschouwde uitvoeringsvoorbeeld van vier van dergelijke tanden, welke een eerste koppeling-5 helft 21 vormen. De flanken van deze tanden 17 zijn radiaal in de richting van de draaiingsas van het verschuifbare orgaan 15 gericht en zijn aan hun vrije uiteinden van spitse delen 18 voorzien. Op het uiteinde van de as 5 van de aandrijf-motor is een tweede koppelinghelft 22 bevestigd, welke bestaat 10 uit een plaat 19 met vier tanden 17', die dezelfde vorm bezitten als de tanden 17 en naar deze laatsten toe zijn gericht.

Het verschuifbare orgaan 15 wordt van de tweede kop-pelinghelft 22 weggedrukt door de werking van een schroeflijnvormige drukveer 26, die in de ruimte 20 is aangebracht. Deze 15 veer 26 is aangebracht tussen een drukkogel1ager 27, dat op de bodem 28 van de ruimte 20 rust en een aanslag 25, welke is bevestigd op het uiteinde van een as 29, die zich in de ruimte 20 uitstrekt. Deze as 29 is voorzien van een radiaal aanslag-vlak 30, dat naar de tweede koppelinghelft 22 is gekeerd en 20 verhindert, dat de as 29 zich door de werking van de veer 26 in de door de pijl 31 aangeduide axiale richting naar de kop-pelinghelft 22 kan verplaatsen.

Tussen de plaat 16 van het verschuifbare orgaan 15 en het tegenoverliggende eindvlak 32 (fig. 2) van het eerste 25 cilindrische steundeel 8 van het kettingwiel 9 is een nokken-inrichting aangebracht. Meer in het bijzonder is de plaat 16 voorzien van twee, diametraal tegenover elkaar aangebrachte gebogen leivlakken 33 en 34, die zijn gericht naar twee andere overeenkomstige gebogen leivlakken 33' en 34', welke diametraal 30 tegenover elkaar op het eindvlak 32 zijn gevormd. Tussen elk tweetal gebogen leivlakken en wel respectievelijk 33 en 33' enerzijds en 34 en 34' anderzijds is een rol 35 aangebracht.

De beide rollen 35 nemen derhalve eveneens een onderling diametrale stand in. De gebogen leivlakken worden door de werking 35 van de veer 26 voortdurend tegen de rollen 35 aangedrukt gehouden. De rollen 35 worden in axiale richting op hun plaats gehouden door enerzijds het lager 7 en anderzijds de cilindrische buitenomtrek van het verschuifbare orgaan 15.

Zoals in het bijzonder in de fig. 1 t/m 3 is 40 8 2 0 5 0 0 2 «Cs -ίί - 5 - weergegeven is een inrichting voor het opwekken van een weer-standskoppel aangebracht, dat, wanneer het kettingwiel 9 wordt aangedreven een verdraaiing van het verschuifbare orgaan 15 tegenwerkt. Deze inrichting bestaat bij het hier beschouwde 5 uitvoeringsvoorbeeld uit een draaibaar remorgaan 36, dat coaxiaal met het verschuifbare orgaan 15 is aangebracht en samen? werkt met een wrijvingsorgaan. Bij het hier beschouwde uitvoe-ringsvoorbeeld bezit het draaibare remorgaan 36 de vorm van een bus, waarvan het cilindrische binnenvlak 37 samenwerkt met een 10 gedeelte van het cilindrische omtreksvlak 38 van de naaf 6. Tussen deze beide cilindrische vlakken 37 en 38 is een opgerolde bladveer 39 aangebracht, door welke voortdurend een wrijvingskracht op het cilindrische vlak 38 wordt uitgeoefend en die aan zijn beide uiteinden is voorzien van haakvormig 15 omgezette delen 40 (fig. 3), welke zijn opgenomen in een uitsparing 41, die in de wand van het draaibare remorgaan 36 is aangebracht. Deze bladveer 39 vormt het met het remorgaan 36 samenwerkende wrijvingsorgaan. Het remorgaan is op zijn voorvlak voorzien van bijv. vier naar buiten gerichte uitsteeksels 20 44, die over hoeken van 90° ten opzichte van elkaar verplaatst zijn aangebracht en naar de tweede koppelinghelft 22 zijn gericht. Bij het hier beschouwde uitvoeringsvoorbeeld zijn deze uitsteeksels 44 van schuine zijvlakken voorzien, zodat zij een spitse vorm bezitten. Het verschuifbare orgaan 15 is 25 voorzien van met deze uitsteeksels 44 in aanraking te brengen en daarbij over de zijkanten daarvan glijdende spitse nokken 45, die over hoeken van 90° ten opzichte van elkaar verplaatst zijn aangebracht op een van de plaat 16 deel uitmakende ronde flensrand 46 en wel zodanig, dat zij zich tegenover de tanden 30 17 bevinden. De uitsteeksels 44 en de nokken 45 bezitten een zodanige hoogte, dat de daardoor bewerkstelligde axiale verplaatsing van het verschuifbare orgaan 15 kleiner is dan de door de nokkeninrichting bewerkstelligde axiale verplaatsing van dit orgaan.

35 Op de binnenomtrek van het eerste deel 1 van het huis 3 is een microschakelaar 47 aangebracht, welke wordt gesloten, wanneer de flensrand 46 bij verplaatsing daarvan in een richting tegengesteld aan de door de pijl 31 aangeduide richting wordt verplaatst.

40 820 5 0 02 - 6 -

Wanneer de hulpbedieningsinrichting zich in zijn rusttoestand bevindt nemen de onderdelen daarvan de in de fig. 1 t/m 3 weergegeven standen in. De veer 26 tracht het verschuifbare orgaan 15 voortdurend in de richting, tegenge-5 steld aan de door de pijl 31 aangeduide richting te verplaatsen, terwijl de rollen 35 hierbij tussen de onderste punten van de komvormige leivlakken 33 en 34 enerzijds en 33' en 34' anderzijds ingeklemd worden gehouden, Het kettingwiel 9 en het verschuifbare orgaan 15 nemen derhalve hun in het bijzonder 10 in fig. 3 weergegeven evenwichtsstand in. In deze stand bevinden de uitsteeksels 44 zich buiten aanraking met de nokken 45. De tanden 17 van de eerste koppelinghelft 21 zijn tegengesteld aan de door de pijl 31 aangeduide richting verplaatst en bevinden zich niet in ingrijping met de tanden 17' van de tweede 15 koppelinghelft 22. De omtreksrand van de flensrand 46 houdt de microschakelaar 47 in zijn gesloten toestand en de hoofdaandrijfas 5 kan in elk van de beide draairichtingen vrij worden aangedreven door de aandrijfmotor 4.

Wanneer de gebruiker de hoofdaandrijfas 5 bijv. als 20 gevolg van een stroomonderbreking met de hand wenst aan te drijven behoeft hij hiertoe slechts de ketting 12 (fig. 1) omlaag te trekken, teneinde aldus het kettingwiel 9 bijv. in de door de pijl 50 aangeduide richting (fig. 4 t/m 6) te draaien. Als gevolg van de spanning van de veer 26 zal hierbij aan-25 vankelijk het verschuifbare orgaan 15 met dezelfde snelheid als het kettingwiel 9 worden aangedreven, totdat de nokken 45 daarvan in aanraking komen met de uitsteeksels 44 van het draaibare remorgaan 36. Hierdoor zal dit laatstgenoemde orgaan over een kleine hoek in de door de pijl 50 aangeduide 30 richting worden gedraaid, totdat één van de haakvormige delen 40 met de achterrand 41' (fig. 4) van de uitsparing 41 in aanraking komt. Hierna wordt door de wrijvingskracht van de blad-veer 39 een verdere verdraaiing van het draaibare remorgaan 36 en daarmede van het verschuifbare orgaan 15 tegengewerkt. De 35 verschillende onderdelen van de inrichting nemen nu hun in fig. 4 weergegeven stand in. Bij een verdere draaiing van het kettingwiel 9 in de door de pijl 50 aangeduide richting zullen de komvormige leivlakken 33' en 34' ten opzichte van de komvormige leivlakken 33 en 34 worden verdraaid, waardoor zij 40 8 2 0 5 0 0 2 - 7 - door de rollen 35 in de door de pijl 31 aangeduide richting van elkaar af worden bewogen, zodat ook het verschuifbare orgaan 15 en de eerste koppelinghelft 21 met de tanden 17 in axiale richting zullen worden verplaatst. Tijdens deze ver-5 plaatsing glijden de nokken 45 over de schuine zijkanten van de uitsteeksels 44, zoals in fig. 5 is weergegeven, waardoor tevens het verschuifbare orgaan 15 over een geringe hoek wordt gedraaid, terwijl de microschakelaar 47 hierbij door de rand van de flensrand 46 wordt vrijgegeven en wordt geopend. Hier-10 door wordt elke ongewenste inschakeling van de aandrijfmotor 4 onmogelijk gemaakt en wel zelfs in het geval, dat de uitgevallen voedingsspanning weer terugkeert.

Wanneer, zoals in fig. 5 is weergegeven de toppen van de tanden 17 juist in aanraking komen met de toppen van de 15 tanden 17' zal de axiale verplaatsing van het verschuifbare orgaan 15 kortstondig worden verhinderd, waardoor dit orgaan en het draaibare remorgaan 36 ondanks de werking van de blad-veer 39 enigszins zullen worden gedraaid. Zodra de tanden 17 . en 17' enigszins ten opzichte van elkaar zijn verdraaid zal de 20 verplaatsing van de eerstgenoemde tanden in de richting van de andere tanden weer voortgaan, waarbij het draaibare remorgaan 36 en de bladveer 39 opnieuw een weerstandskoppel opwekken, dat de verdraaiing van het verschuifbare orgaan 15 tegenwerkt.

25 Wanneer de toppen van de tanden 17 niet recht tegen over de toppen van de tanden 17' liggen zullen deze tanden direct met elkaar in ingrijping komen wanneer het verschuifbare orgaan 15 zich in de richting van de tweede koppeling-helft 22 verplaatst.

30 In de beide gevallen zullen de verschillende onder delen van de inrichting uiteindelijk hun in fig. 6 weergegeven stand innemen. In deze stand bevinden de tanden 17 en 17' zich volledig met elkaar in ingrijping, terwijl de nokken 45 zich op enige afstand van de uitsteeksels 44 bevinden, omdat de 35 uitsteeksels 44 en de nokken 45 een zodanige hoogte bezitten, dat de daardoor bewerkstelligde axiale verplaatsing van het verschuifbare orgaan 15 kleiner is dan de axiale verplaatsing van dit orgaan in de door de pijl 31 aangeduide richting, welke door de komvormige leivlakken 33, 33', 34, 34' wordt 40 8 2 0 5 0 0 2 - 8 - bewerkstelligd. Derhalve zal het draaibare remorgaan 36 nu verder geen weerstandskoppel meer uitoefenen, dat de aandrijving van de hulpbedieningsinrichting tegenwerkt. Wanneer het kettingwiel 9 nog verder in de richting van de pijl 50 wordt 5 gedraaid zal de as 5 eveneens in deze draairichting 50 worden aangedreven, waardoor de oprolbare deur, het oprolbare luik, de meerdelige deur of dergelijke zal worden geopend of gesloten.

Zodra de trekkracht op de ketting 12 wordt onderbro-10 ken zal de veer 26 een terugstelling van het verschuifbare orgaan 15 bewerkstelligen, waarbij eventueel het kettingwiel 9 over een geringe hoek wordt gedraaid en zal de hulpbedie-ningsinrichting in zijn rusttoestand (fig. 1) terugkeren, waarbij de spitse vorm van de nokken 45 en de uitsteeksels 44 15 het onmiddel1 ijk met elkaar in ingrijping komen van deze onderdelen bevordert. Hierna kan de aandrijfmotor 4 weer worden bekrachtigd, omdat de microschakelaar 47 opnieuw is gesloten.

De hulpbedieningsinrichting volgens de uitvinding is in het bijzonder geschikt voor het bedienen van oprolbare 20 deuren of luiken en meerdelige deuren.

8205002

Claims

1. Hulpbedieningsinrichting voor oprolbare deuren of luiken, meerdelige deuren en dergelijke, voorzien van een draaibaar bedieningsorgaan, dat met de hand kan worden gedraaid voor het in axiale richting verplaatsen van een met 5 dit bedieningsorgaan coaxiaal, verschuifbaar orgaan tegen de werking van een veerkrachtig orgaan door tussenkomst van een frontaal tussen het bedieningsorgaan en het verschuifbare orgaan aangehrechte nokkeninrichting, waarbij het verschuifbare orgaan een eerste koppelinghelft draagt, welke na een 10 bepaalde verschuiving daarvan wordt gekoppeld met een tweede koppelinghelft, die op een hoofdaandrijfas van de oprolbare deur, het oprolbare luik, de meerdelige deur of dergelijke is bevestigd, terwijl voorts een inrichting voor het opwekken van een de draaiing van het verschuifbare orgaan tegenwerkend 15 weerstandskoppel is aangebracht, met het kenmerk, dat de inrichting voor het opwekken van het weerstandskoppel bestaat uit een coaxiaal met het verschuifbare orgaan (15) aangebracht draaibaar remorgaan (36) en een daarmee samenwerkend wrijvingsorgaan (39), waarbij het draaibare remorgaan is 20 voorzien van tenminste één, naar de tweede koppelinghelft (22) gericht nokvormig uitsteeksel (44), terwijl het verschuifbare orgaan (15) is voorzien van een tegengesteld ten opzichte van dit nokvormige uitsteeksel (44) gerichte nok (45), die met het uitsteeksel in aanraking kan worden gebracht en zoda-25 nig daarover kan glijden, dat het verschuifbare orgaan daardoor in de richting van de tweede koppelinghelft (22) wordt verplaatst, waarbij het uitsteeksel (44) en de nok (45) zodanige hoogten bezitten, dat de daardoor bewerkstelligde axiale verplaatsing van het verschuifbare orgaan (15) kleiner 30 is dan de door de nokkeninrichting bewerkstelligde axiale verplaatsing van dit orgaan.

2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het kenmerk, dat het draaibare remorgaan (36) bestaat uit een bus, waarvan het cilindrische binnenvlak (37) door middel 35 van het wrijvingsorgaan (39) samenwerkt met het cilindrische omtreksvlak (38) van een naaf (6), van welke het cilindrische binnenvlak (7) als lagervlak voor het bedieningsorgaan (9) fungeert. 8205002