NL8203845A - Elektrobekledinginrichting en werkwijze voor elektrobekleding. - Google Patents

Description

κ

Elektrobekledingiprichting en werkwijze voor elektrobekleding

De uitvinding heeft betrekking op een elektrobekleding inrichting en werkwijze voor elektrobekleding.

Het elektrisch bekleden van voorwerpen is bekend uit de stand van de techniek.Zo worden b.v. panelen, platen die gebruikt zullen worden als gedrukte schakelborden en verschil 5 lende werkstukken in het algemeen elektrisch bekleed door dompeltechnieken in tanks van. het diskontinue type.Voorzover overwegingen van tijd en kontinuiteit van de produktie niet kritisch zijn, zijn dergelijke technieken zeer geschikt.

Het is ook bekend om afzonderlijke voorwerpen elek4* 10 trisch te bekleden door ze door een elektrolietoplossing te sleuren, in het algemeen door de voorwerpen van boven af met de hand vast te klemmen door middel van lippen of plaatuit- > einden, die uit de elektrolietoplossing naar boven steken. Daaraan zijn de nadelen verbonden van noodzakelijke handgre-15 pen en bovendien worden de uitstekende lippen niet elektro-bekleed.

Er zijn andere technieken ontwikkeld voor kontinu elektrobekleden van b.v. langwerpige, in wezen kontinue vel-len materiaal, waarbij problemen van het tot stand brengen en 20 verbreken van elektrische verbinding met het elektrisch te bekleden materiaal niet zullen optreden.Dergelijke technieken spelen in feite niet in op het probleem van het kontinu elektrobekleden in een elektrolietbad van afzonderlijke, van elkaar gescheiden vlakke werkstukken, van het automatisch 25 invoeren zonder met de hand vastmaken en losmaken, en van goede elektrische en mechanische verbinding als de werkstukt ken door het bad worden gevoerd.

De uitvinding betreft nu een inrichting en werkwijze voor het kontinu en automatisch elektrobekleden van in het 30 algemeen vlakke werkstukken door deze horizontal door een bad te voeren, waarbij de problemen van het elektrisch aansluiten en Qhtkoppelen worden vermeden en waarbij een betrouwbare afgifte van voorwerpen door het bad wordt verschaft.

De uitvinding verschaft in een kontinue elektrobekle-35 ding werkwijze die gericht is op het elektrobekleden van afzonderlijke werkstukken op automatische wijze, het mechanische transport van werkstukken door het bad door vele 8203845 - 2 - in serie opgestelde elektrische in- en uitschakelingen van het werkstuk, onder ononderbroken instandhouding van de elektrische verbinding met het werkstuk als dat door het bad wordt gevoerd, zodat het werkstuk steeds elektrisch verbonden 5 is als een elektrode.Verscheidene aanvullende bijzonderheden dragen bij tot deze algemene benadering.

Derhalve heeft de uitvinding ten doel een nieuwe in-richting te verschaffen voor het elektrobekleden van afzon-derlijke werkstukken, door deze horizontaal door een bad te 10 voeren zonder problemen van het met de hand vastmaken en los-maken.

Verder heeft de uitvinding ten doel een werkwijze te verschaffen voor het kontinuben autcanatisch elektrobekleden van werkstukken, 15 Ook heeft de uitvinding ten doel de bovengenoemde doeleinden te bereiken door de werkstukken automatisch en in serie aan te grijpen door middel van kontaktwielen terwijl ze in ondergedompelde staat door het bad worden gevoerd, waarbij de wielen in het aggregaat zorgen voor een kontinue 20 aandrijving van de werkstukken door het bad en een kontinue aanvoer van elektrische energie, zodat de werkstukken fun-geren als elektroden terwijl ze door het bad gaan, maar te-gelijkertijd de wielen afzonderlijk en in serie mechanisch aandrijfkontakt met de werkstukken maken en verbreken, ter-25 wijl deze laatsten door het bad gaan.

Tevens heeft de uitvinding ten doel een orgaan te verschaffen voor het afschermen van wegspattende elektroliet van de kontaktwielen, die de elektrische verbinding met de werkstukken tot stand brengen.

30 Daarnaast heeft de uitvinding ten doel een mogelijk- heid te verschaffen voor het elektrobekleden van werkstukken van verschillende afmetingen door een eenvoudige instelling voor de grootte van het werkstuk.

Ook heeft de uitvinding ten doel om een doelmatig or-35 gaan te verschaffen voor het opwekken van de benodigde elektrische potentiaal tussen de elektroden.

Tevens heeft de uitvinding ten doel aan beide uitein-den van het bad geschikte en nieuwe ingangen en uitgangen voor de werkstukken te verschaffen zonder overmatig verlies 40 aan elektroliet aan de uiteinden van het bad.

8203845 * « - 3 -

Overige doeleinden van de uitvinding blijken gemakke lijk aan de hand van het bovenstaande, de hieronder volgende korte beschrijving van de tekeningen, de nadere beschrijving van de voorkeursuitvoeringsvormen en de bijgaande conclusies.

5 In de bijgaande tekeningen is:

Fig.l een langsdoorsnede van de inrichting volgens de uitvinding, in ijet algemeen langs de lijn I-I van Fig.2.

Fig.2 is een vergrote, gedeeltelijke dwarsdoorsnede door een gedeelte van de inrichting van Fig.l, in,.het alge-10 meen langs de lijn II-II van Fig.l, en waarin de doseerbui-zen voor elektroliet, de transportorganen voor het werkstuk, de verstelbare steun voor de niet-aangedreven kant van het werkstuk, enz. duidelijk zijn weergegeven.

Fig.3 is een vender vergroot gedeeltelijk vlak aan-15 zicht van een deel van een werkstuk dat langs zijn transport baan wordt vervoerd, genomen van net boven het werkstuk en in het algemeen langs de lijn III-III van Fig,2.

Fig.4 is een verdere vergrote dwarsdoorsnede, genomen door de doseerbuizen voor elektroliet boven en onder de 20 transportbaan van werkstukken door de inrichting, met een schematische weergave van de turbulentie die veroorzaakt wordt door afgifte van elektroliet naar de werkstukken als deze langs hun transportbaan tussen doseerbuizen doorgaan, waarbij het aanzicht van Fig.4 in het algemeen langs de 25 lijn IV-IV van Fig.3 is genomen.

Fig.5 is een vergrote gedeeltelijke dwarsdoorsnede van dfe. in Fig.l weergegeven inrichting, in het algemeen langs de lijn V-V, en waarin de dam aan de aanvoerkant van de badzone het best wordt weergegeven.

30 Fig.6 is een vergroot gedeeltelijk eindaanzicht van de onderlinge verbinding van de aandrijving tussen bovenste en onderste damrollen, in het algemeen langs de lijn VI-VI van Fig.5 genomen.

Fig.7 is een vergrote gedeeltelijke vertikale doorsne-35 de genomen door de afdekplaten die over de kontaktwielen liggen, in het algemeen langs de lijn VII-VII in Fig.2, waarin het kontakt van de kontaktwielen met een werkstuk, dat daartussen getransporteerd wordt, duidelijk wordt weergegeven .

40 Fig.8 is een vergrote gedeeltelijke vertikale door- 8203845 - 4 - snede van de aandrijving voor de kontaktwielen, in het alge-meen langs de lijn VIII-VIII van Fig.2 genomen.

Fig.9 is een gedeeltelijke dwarsdoorsnede in het alge-meen langs de lijn IX-IX van Fig.8 genomen, waarin de onder 5 veerspanning staande eigenschap van de kontaktwielen wordt weergegeven, alsmede de WiSsers van de afsiuitkast en de elektrische verbindingen van de $isserwielen.

In Fig.l van de tekeningen wordt de inrichting in zijn geheel aangegeven met 20.

10 Inrichting 20 heeft aan de onderkant een verzamelbak 21, die begrensd wordt door bodem 22, de linker en rechter wand, respektievelijk 23 en 24, en voor en achterwand 25.Verzamelbak 21 is het reservoir voor de elektrolietoplossing 26. Een aantal warmteuitwisselaars 27 van het type met watercir-15 culatie zijn opgesteld, met geschikte ingang en uitgang aan-sluitingen(niet weergegeven) voor water, waardoor op tempera-tuur ingesteld)niet weergegeven) koud water door de buizen van de warmteuitwisselaars 27 kan worden afgegeven om zonder vloeistof-vloeistof kontakt met de elektrolietoplossing 26 20 voor koeling zorg te kunnen dragen.

Een aantal elektrisch aangedreven pompen 28 is opgesteld in verzamelbak 21, ieder met een ondergedompelde ingang 30 en een bovenste uitgang 31.

De uitgangen van de elektrolietpompen zijn verbonden 25 met bovenste en onderste spruitstukken 32 voor elektroliet.

De spruitstukken 32 voeden respektievelijk de bovenste en onderste doseerbuizen 33 en 34 door bijbehorende bovenste en onderste elektrolietleidingen 35 en 36, die op hun beurt ge-koppeld zijn aan bijbehorende spruitstukken 32.De spruitstuk-30 ken 32 bevinden zcih in een bovenste tank 37, voorzien van ingang en uitgang eindwanden, respektievelijk 38 en 40, met bijbehorende inganggleuf 41 en uitganggleuf 42 voor het werkstuk, om doorgang te verlenen aan een werkstuk, zoals W, van ingang 41 naar uitgang 42 in de richting van pijl 44 aan 35 de rechterkant in Fig.l.

Tank 37 heeft een bodem 45 tussen wanden 39 en 43, die de bodem vormt van de badzone, waarvan de uiteinden gevormd worden door respektievelijk ingang en uitgang badzonewanden 46 en 47, met bijbehorende ingang en uitgang dammen 48 en 50 40 (deze worden hieronder nog nader beschreven).

8203845 - 5 - if *

De zijwanden van de badzone zijn de wanden 39 en 43 en zijn ieddr voorzien van eeri groot aantal overlooppoorten 53 om het vloeistofpeil 54 .vanuhet bad te handhaven, zoals is weergege-ven in Fig.1.

5 Uit het bovenstaande zal duidelijk zijn dat door mid- del van de pompen 28 elektroliet uit verzamelbak 21 door de uitgangsleidingen 31 naar de spruitstukken 32 wordt gepompt en dan door de leidingen 35 en 36 wordt afgegeven aan de doseerbuizen 33 en 34 met een hoge aanvulsnelheid, zowel om 10 het vloeistofpeil 54 te handhaven als om de elektroliet in beweging te houden', zoals hieronder nader zal worden uiteen-gezet.De aanvulsnelheid isxhoog genoeg om ondanks wat (hij voorkeur minimaal) verlies aan elektroliet door de ingang en uitgangopeningen bij de dammen 48 en 50, als werkstukken de 15 badzone binnengaan en verlaten, en ondanks wat doorgang aan elektroliet door de openingen 53 in de wanden 39 en 43/ en verder ondanks wat doorgang van elektroliet door aanvullende uitgangpootten 56, die in de onderwand 45 van tank 37 kunnen zijn aangebracht, het peil 54 te handhaven.Opgemerkt zal 20 worden, dat de bovenwand 57 van verzamelbak 21 grote opname openingen 58 bevat Om te zorgen voor een gemakkelijke ont·* u<j vangst van elektroliet uit openingen 56, uit de overloopope-ningen 53 enz.

Het zal verder duidelijk zijn, dat tank 37 als een 25 afzonderlijke eenheid ten opzichte van de verzamelbak is gebouwd, en wordt ondersteund door standaarden 60, die steunen op de bovenwand 57 van verzamelbak 21, maar dat des-gewenst bodem 45 voor tank 37 kan worden weggelaten, alsook de bovenwand 57 van verzamelbak 21, idien men tank 37 en 30 verzamelbak 21 als een eenheid wenst te vervaardigen.In som-mige gevallen, waarvoor van tijd tot tijd demonteren gewenst kan zijn, zoals voor het elders opstellen of dergelijke, kan het de voorkeur verdienen om de eenheden te vervaardigen op de weergegeven wijze.In andere gevallen, waarin de konstruk-35 tie min of meer blijvend is, kunnen de eenheden 37 en 21 als den enkele eenheid worden vervaardigd onder weglating van de onderdelen 45 en 57.In ieder geval zal de overloop door de openingen 53 van de wanden 39 en 43 terugvloeien in verzamelbak 21. Als voor tank 37 een bodem 45 wordt verschaft, die-40 nen geschikte steunen 61 te worden verschaft voor het onder-s 8203845 - 6 - t stg in grote lijnen rechthoekige freem 55, dat wordt bepaald door de zijwanden 51 en 52, en de eindwanden 62 en 63.Het freemorgaan 49 dat gevormd wordt door de bovenste randen van de wanden 51, 52, 62 en 63 wordt ondersteund door de zijwan-5 den 64, door middel van geschikte steunen 65 die stevig aan de wanden 51 bevestigd zijn door organen die niet zijn weergegeven. Doseerbuizen 33 en 34 worden ondersteund foor freems 49 en 55 bij de transportbaanopening daartussen door geschikte organen die niet speciaal zijn weergegeven.Iedere gebrui-10 kelijke opstellingsbevestiging is daarvoor geschikt.

Een onderste anod steunstang 70 wordt weergegeven in Fig.2? deze wordt, zoals weergegeven, gedragen tussen twee vertikale platen 51 en 52, en draagt op zijn beurt onderste anode houders 71, zoals weergegeven. Op de in de langsrichting 15 opgestelde houders 71 steunen de in de dwarsrichting opgestel-de onderste anoden 72.Op overeenkomstige wijze is de bovenste steunstang 73 voorzien van daarvan afhangende steunen 74, die op hun beurt de bovenste anode houders 75 dragen, die ieder in de langsrichting zijn opgesteld en op hun beurt 20 daarop in de dwarsrichting opgestelde bovenste anoden 76 dragen.De anoden 72 en 76 bestaan gewoonlijk uit koper zoals hieronder nader zal worden besproken.De anode houders 71 en 75, de steunstangen 70 en 73, de steunorganen 74, alsmede de verschillende wanddelen 39, 43, 51, 62, 63, 47, 46, dammen 25 48 en 50, buizen 33 en 34, en alle andere onderdelen die niet noodzakelijk zijn voor het funktioneren als anoden of katho-den, bestaan ofwel uit niet-geleidend materiaal, indien dat ekonomisch uitvoerbaar is, of zijn bedekt met een dielektri-sche deklaag, opdat ze niet als anoden of kathoden fungeren 30 tijdens de uitvoering van de uitvinding.

De anoden 72 en 76 hebben geschikte elektrische aan-sluitingen via respektievelijk de geleiders 80 en 81 (bij voorkeur bekleed, zoals hierboven besproken), met geschikte stroombronnen door geschikte elektrische aansluitingen 82.

35 In het bijzonder met betrekking tot Fig.3 en Fig.4 valt op te merken, dat de doseerbuizen 33 en 34 voorzien zijn van afgeefopeningen 83 daarin voor het afgeven van elektro-liet onder roerwerking naar het boven en onder oppervlak van de werkstukken W, zoals weergegeven.

40 De hoge stroomsnelheid van de elektrolietoplossing door de 3203845 7 * - 7 - ' doseerbuizen 33 en 34 verschaft, afgezien van het aanvullen van de badzone tot het gewenste peil 54, ook voldoende roer-werking voor de oplossing om een nagenoeg gelijkmatige. samenstelling en ladingsdichtheid in stand te houden.Als een 5 alternatief kan men de buizen 33 en 34 horizontaal laten oscilleren, of van links-naar-rechts, gezien in Fig.l (niet aangegeven), desgewenst als ofwel een afzonderlijk, of aanvullend orgaan voor het desgewenst .opwekken van turbulen-tie in de oplossing.

10 In het bijzonder met betrekking tot Fig.5 wordt de ingangdam 48 naar de badzone duidelijker weergegeven in glij-dend kontakt in een groef 59 in de bovenkant van wand 46.

Dam 48 bestaat in wezen uit respektievelijk een boven en onderwals 84 en 85, die zich uitstrekken tussen vertikale 15 zijwanden of freemonderdelen 39 en 43, waarbij de cilinders 84 en 85 hebben respektievelijke bijbehorende asuitsteeksels 86 en 88 met respektievelijk daarop aangebracht riemschijven 90 en 91.Riemschijf 91 wordt aangedreven door de daarop bevestigde kegelwiel 92, dat op zijn beurt wordt aangedreven 20 door het bijpassende kegelwiel 93, dat op zijn beurt zit op tandwiel 94, dat wordt aangedreven door tandwielketting 95, die op zijn beurt wordt aangedreven door tandwiel 96, die op zijn beurt weer wordt aangedreven door de hoofdaandrijf-stang 97, die aan edn kant van de inrichting over vrijwel de 25 gehele lengte van inrichting 20 loopt.Riemschijf 91 is met riemschijf 90 verbonden door middel van een elastische, uit rubber of dergelijke bestaande drijfriem 98, die in de vorm van het cijfer 8 is aangebracht, zoals weergegeven in Fig.6, om een aandrijving voor cilinder 84 te verschaffen, die in 30 dezelfde aandrijfrichting loopt, voor transport van werkstuk W daardoor, bij de spleet 100 tussen de cilinders 84 en 85.

As 86 loopt glijdend in de vertikale gleuf 101 in zijwand 39 om opwaartse beweging van cilindrische wals 84 te kunnen com-penseren als werkstukken W van verschillende dikten door 35 spleet 100 gaan.Derhalve kan cilinder 84 in beperkte mate vertikaal bewegen in de richting van de tweepuntige pijl 102, zoals aangegeven in Fig.6.Bovendien veroorzaakt de elastische drijfriem 98 een naar elkaar toedrukken van de walsen 84 en 85 waardoor een soort walsend, maar afsluitend kontakt tot 40 stand wordt gebracht bij de spleet 100, teneinde doorgang van 8203845 - 8 - van elektrolietoplossing daardoor te voorkomen.Om deze doel-einden te bereiken bestaat de elastische drijfriem 98 derhal-ve uit een rubber band.Het uiterste rechter einde van de in-richting als gezien in Fig.5 is op,overeenkomstige wijze 5 voorzien van asuiteinden 103 en 103 met respektievelijke bijbehorende riemschijven 105 en 106, die onderling onder aandrijving verbonden zijn door een rubber band 107 of derge-lijke die eveneens in de vorm van het cijfer 8 is aangebracht, ofschoon het asuiteinde 103 niet afzonderlijk aangedreven be-10 hoeft te worden door kegelwielen of dergelijke.

Met betrekking tot Fig.7 zal men zien dat het werkstuk W van links naar rechts wordt getransporteerd in de richting van pijl 108 als aangegeven, en in die richting wordt aangedreven door middel van gelijktijdig kontakt met. een aantal 15 bovenste kontaktwielen 110 en onderste kontaktwielen 111, die respektievelijk tegen de klok in en met de klok mee worden aangedreven, zoals weergegeven in Fig.7.De kontaktwielen 110 en 111 hebben een getande omtrek 112 als weergegeven met een getrapte configuratie, om een goed elektrisch 20 kontakt tot stand te brengen met het werkstuk W dat daardoor wordt gevoerd.De wielen 110 en 111 verschaffen de aandrijving voor de lineaire beweging van een werkstuk W dat daartussen door beweegt in zijn baan in de richting van pijl 108 en verschaffen bovendien elektrisch kontakt met werkstuk W waar-25 door dat als kathode kan fungeren voor het opnemen van ano-dische ladingen, /die- via. dd oplossing van de anode afkomstig zijn.De wielen 110 en 111 zijn ingevat tussen respektie^e-lijk boven en onder afschermplaten 113 en ll4.De afscherm-platen 113 en 114 worden gedragen op het binnenoppervlak van 30 vertikale wand 39, en zijn daarmee middels δδη of ander ge-schikt orgaan(niet weergegeven verbonden, en zijn voorzien van daaraan bevestigde wisserbladen 115 en 116, die daardoor worden gedragen, zoals weergegeven in Fig.2.Derhalve lopen de wissers in de transportrichting van werkstuk W van de ene 35 kant naar de andere kant van de badzone, en dienen om turbu-lentie van oplossing die uit de buisopeningen 83 komt, te voorkomen evenals spatten tegen de kontaktplaatsen van de wielen 110 en 111 met werkstuk W.Het zal derhalve duidelijk zijn, dat de afdekplaten 113 en 114 eveneens over de gehele 40 lengte van de badzone verlopen om dit doel te bereiken.Het S 2 0 3 8 4 5 -*· - 9 - · zal verder duidelijk zijn, dat de wielen 110 en 111 vervaar-digd zijn uit een materiaal, dat een goede elektrische gelei-ding geeft met een werkstuk dat daar tussendoor gaat.

De in Fig.2 weergegeven wielen zijn weergegeven als 5 een paar schijven met getande randen 118 en 120, met dezelfde diameter, die onderling verbonden zijn door een vulring 121 met goede elektrische geleidbaarheid, maar met een kleinere diameter, zoals weergegeven.

De wielen 111 zitten voor het draaien op een as 117, 10 die, zoals aangegeven, draaibaar aangebracht is op wand 39 en in wand 125, waarbij geschikte draagbussen 126 zijn aangebracht om de draaiing mogelijk te maken.

Op de draaiende as 117 zit een omzetter 127, opgesteld in geschikte huisorganen 128 en 130.Het uiterste linker einde 15 van as 117, zoals gezien in Fig.9, is voorzien van een kegel-wiel 130, dat op zijn beurt ineengrijpt met een passend kegelwiel 131, dat op zijn beurt op de hoofdaandrijfstang 97 zit om daarmee te draaien.Het zal derhalve duidelijk zijn, dat draaien van de hoofdaandrijfstang 97 de omzetter 127 en '·. 20 hetukontaktwiel 111 doet draaien.De konstruktie van omzetter 127 kan verschillende gebruikelijke vormen aannemen, en werkt zodanig, dat het draaien daarvan langs borstels 132 en 133, die onder veerspanning daartegen liggen door middel van veren 134 die zijn aangebracht in het steunorgaan 130, zal 25 leiden tot afgifte van een kathodelading naar het wiel 111, doordat de borstels 132, 133 op geschikte wijze elektrisch met een geschikte stroombron verbonden zijn door middel van geschikte leidingen 135.Een recht tandwiel 136, dat op as 117 zit om daarmee te draaien, drijft een daarop passend recht 30 tandwiel 137 aan, dat op zijn beurt een omzetter 138 en zijn as 140 aandrijft, alsmede een daarop bevestigd kontaktwiel 110.De omzetter 138 is eveneens voorzien van onder veerspan-ning staande horstels, die, zoals aangegeven, op geschikte wijze elektrisch zijn aangesloten voor op overeenkomstige 35 wijze draaien van de wielen 110 en deze elektrisch op te laden om als kathode te fungeren.

Om werkstukken W van verschillende dikten te kunnen opnemen zijn de wielen 110 zodanig opgesteld dat ze een be-perkte vertikale beweging kunnen maken.Daartoe zit de as 140 40 niet in een draagbus in de vertikale plaat 39, maar wordt 8 2 0 3 8 4 5 - 10 - is een vergrote speelruimte in opening 141 verschaffc voor het toelaten van de beperkte vertikale beweging van as 140 daarin in een opwaartse richting.Op as 140 zit een draagbus 142 om i as 140 daarin te laten draaien, maar met: draagbus 142 door 5 veerspanning naar beneden wordt gedrukt door middel van een veer 143, die op zijn beurt aan de bovenkant vast verankerd is in een boring 144 in een starre steun 145, die aan de vertikale zijwand 39 zit.Op overeenkomstige wijze wordt een ,<) -'.l. speelruimte 126 verschaft in de vertikale plaat 125 om beperk-10 te vertikaal hellenuvan as 140 op te vangen.Op overeenkomstige wijze kan draagbus 147 enigszins los passen(niet weergege-ven) indien gewenst, om deze opwaartse angulaire beweging van het uiterste rechter einde van as 140 voor het opnemen van verschillende dikten van werkstukken, op te vangen.

15 Het zal derhalve duidelijk zijn, dat ieder kontaktwiel 110 of 111 voorzien is van zijn eigen stroombron in de voor-keursuitvoeringsvorm.Het zal verder duidelijk zijn, dat de leidingen 135, die enerzijds de elektrische verbinding ver-zorgen van de borstels 132 en 133 met een geschikt verbinH 20 dingspunt, anderzijds via een geschikte leiding 150 met een stroombron verbonden zijn.Een dergelijke stroombron is in het algemeen een wisselstroom^ die via een gelijkrichter wordt geleverd om deze om te zetten in gelijkstroom.

Aan de hand van Fig,8 kan men zien dat een geschikte 25 motor 151 de aandrijfstang 97, waarop^de kegelwielen 131 zijn aangebracht, aandrijft.De aandrijfstang wordt ondersteund door een draagbus 152, die bij 153 op het machinefreem 125 is bevestigd.Opgemerkt zij dat de kegelwielen 131 voorzien zijn van geschikte afstandstukken 154.Deze afstandstukken, kegel-30 wielen 131 en aandrijfstang 97 worden bij voorkeur vervaar-digd overeenkomstig de aandrijving volgens Amerikaans octrooi-schrift 4.0l5.706.Dit vergemakkelijkt in het bijzonder het op elkaar aansluiten van verschillende moduli van inrichting 20 als module eenheden.Daartoe kan aan de uiterste rechter 35 zijde van de in Fig.l weergegeven eenheid een bevestigings-blok 155 worden voorzien waarin desgewenst een aantal draad-boringen 156 voor gebruik van een verbindingsorgaan met schroefdraad (niet weergegeven) om bevestigingsblok 155 te verbinden met bevestigingsopeningen van een volgende aanslui-40 tende module (niet weergegeven).Op overeenkomstige wijze zijn 8203845 -11.- aan de linkerkant van de inrichting in Fig.l beve st ig ingsgaten 157 weergegeven die ook weer dienen voor het opnemen van een van schroefdraad voorzien verbindingsorgaan van het bevesti-gingsblok (niet weergegeven) van de volgende aansluitende : 5 module.Ook kunnen de rechter en linker uiteinden (respektie-velijk) van de inrichting als weergegeven in Fig.l, in het bijzonder op de vertikale freemdelen, zoals 125, aan de buitenkant, voorzien zijn van respektielaelijk paspennen en daarbij passende boringen, 158 en 160, die op elkaar uitge-10 richt'zijn. teneinde het uitrichten van aangrenzende modulen te vergemakkelijken.Daartoe kan desgewenst de leer van Ameri-kaans octrooischrift 4.015.706 worden gebruikt.

Met betrekking tot het uiterste rechter einde van werkstuk W, als weergegeven in Fig.2, is te zien dat een al-15 gemeen met 161 aangeduide werijstukdrelger wordt gebruikt, waarbij de drager voldoende is om het uiterste rechter einde van het werkstuk W gMjdend op te nemen, zoals weergegeven in Fig.2, als het werkstuk W over een baan of gleuf 163 daarin glijdt.Gleuf 163 is aangebracht in een langwerpig deel 164 20 dat vrijwel loopt van ingang naar uitgang van de badzone, tussen de dammen 48 en 50, evenwijdig aan de transportbaan van de werkstukken naar de inrichting.Het langwerpige steun-orgaan 164 wordt vertikaal op de gewenste plaats ondersteund door vertikaal steunorgaan 165, dat op zijn beurt afhangt van 25 een horizontale steun 166, die door bovenplaafe 167 wordt ge-dragen in een gleufopening 168 daarin.Een geschikte duim-schroef en een orgaan met schroefdraad 170 passen in gleuf-opening 168 en vergemakkelijken het verstellen van de plaats van drager 161 voor het hanteren van planken of platen met 30 geringe breedte tot platen met grote breedte tussen de uiteinden 170 en 171 van gleuf 168.

Opgemerkt kan worden dat de aangedreven kontaktwielen gelegen zijn aan de ingangskant van de inrichting (als weergegeven in Fig.2) tussen de ingangsgleuf 41 en dam 48, als-35 mede de uitgangskant van de machine tussen dam 50 en gleuf 42, alsook tussen de dammen 48 en 50, zoals blijkt uit de bovenstaande bespreking.In dit verband zij opgemerkt, dat in sommige gevallen het gewenst kan zijn dat de elektrische e-nergie die naar de kontanktwielen aan de ingang- en uitgang-40 einden van de inrichting wdsrdt geleverd, anders is dan die 8201845 - 12 - voor de kontaktwielen in de badzone, en dat de afzonderlijke stroombron voor ieder kontaktwiel, zoals b.v. weergegeven in Fig.8, een dergelijke afzonderlijke behandeling mogelijk maakt, zelfs voor ieder kontaktwiel afzonderlijk.In de meeste 5 gevallen wordt echter de aan de kontaktwielen in de badzone toegevoerde stroom zo ingesteld, dat de zelfde stroomdicht-heid wordt verkregen voor alle kontaktwielen in de badz:one.

Op overeenkomstige wijze kunnen verschillende instellingen leiden tot een stroomdichtheid fcls bij detingang'voor kontakt-10 wielen aan de ingangskant van de inrichting en zelfs kan een afwijkende stroomdichtheid worden verkregen in de omgeving van de uitgang door geschikte elektrische voeding.

Bij voorkeur wordt in verzamelbak 21 een filter(niet weergegeven) opgesteld, om verontreinigingen en dergelijke 15 af te filtreren.Een voorbeeld van een geschikt type filter is een verwijderbaar filter zoals beschreven in Amerikaans-: octrooischrift 3.776.800.Het zal ook duidelijk zijn, dat de koelvloeistof (die gewoonlijk, maar niet noodzakelijkerwijze, uit water bestaat), die door de warmteuitwisselaar spiralen 20 27 wordt gevoerd, desgewenst voorzien kan zijn van geschikte temperatuurregelaars (niet weergegeven).

Eerder is reeds vermelding gemaakt van de wens om verschillende onderdelen van de inrichting, die in aanraking zouden kunnen komen met de elektrolietoplossing, te vervaar-25 digen van ofwel een dielektrisch materiaal of deze onderdelen van de inrichting te voorzien van een niet-geleidende deklaag, en het zal duidelijk zijn dat dit, zo mogelijk, steeds zal worden gedaan, met als enig doel de oogmerken van de uitvinding, het elektrobekleden, b.v. van de anode naar 30 kathodische werkstukken.Op overeenkomstige wijze zullen waar mogelijk niet-metallische bestanddelen,zoals aandrijfstangen e.d. worden gebruikt.

Ook zij opgemerkt, dat de elastische opstelling voor de bovenste kontaktwielen 110, zoals weergegeven in Fig.9 en 35 het daarop betrekking hebbende gedeelte van de beschrijving, niet alleen bruikbaar is voor het opnemen van platen of under e werkstukken W van verschillende dikten, maar ook een kontinue uitvoering mogelijk maakt, zelfs als er een aangroei ing optreedt van metaal op de omtrek van de kontaktgedeelten 40 van de kontaktwielen 110 en 111 door elektrische afzetting.

8203845 .- 13 -

Het zal duidelijk zijn, dat ofschoon de hierin vermel-de anoden bestaan uit koperen staven 72 en 76, die dwars door de machine lopen, ook andere technieken voor het vervaardigen van de anoden gebruikt kunnen worden.Het is b.v. bekend om 5 mandjes met koperen kogels als anoden te gebruiken, waarbij de mandjes elektrisch verbonden zijn met een geschikte bron, en elektrische energie overbrengen door het onderlinge kon-takt van de koperen kogels, en dat de koperen kogels daardoor als anoden fungeren.Een titanium mandje, dat verschillende 10 lagen koperen kbge$s bevat, kan b.v. onder het werkstuk worden gebruikt in plaats van de koperen staven 72, terwijl een ander titanium mandje met-kogels daarin boven- het werkstuk kan worden gebruikt inplaats van de koperen staven 76. Een voordeel hiervan is dat de koperen kogels gemakkelijk 15 vervangen kunnen worden als ze tijdens het elektrobekledings proces te zeer worden aangetastf eenvoudigweg door aanvullen-de kogels in de mand te laten vallen inplaats van de noodzaak om de mogelijkerwijze zelfs ongemakkelijk bereikbaar aange-brachte anodestaven 76 en 72 te moeten vervangen.

20 Het zal duidelijk zijn dat verschillende optimale uit- voeringsomstandigheden gebruikt kunnen worden om de elektrische afzetting te optimaliseren.Indien het b.v, gewenst wordt om bchroeien van de kontaktwielen op de werkstukken te voor-komen, is de elektrische afzetting zo gelijkmatig mogelijk 25 bij het afzetten van koper op de werkstukken.Qm dat tot stand te brengen zijn een hoge vloeisnelheid en een hoge snelheid voor het aanvullen van elektroliet noodzakelijk.Bovendien zal het, ofschoon de kern van de uitvinding gericht is op elektrische afzetting in het algemeen, duidelijk zijn, dat,aan-30 gezien gedrukte schakelborden en dergelijke met. koper worden bekleed, de anoden uit koper bestaan.Als koper elektrisch wordt afgezet, is het bad gewoonlijk een oplossing van koper-sul#aat, zwavelzuur, en geschikte en bevoorkeurde toevoeg-sels, teneinde de gewenbte amp§re/oppervlak aan koperafzet-35 ting, of aangelegde dichtheid, te verkrijgen.Ook dienen verschillende andere faktoren, zoals de circulatiesnelheid en de badtemperatuur te worden geregeld voor optimale elektrische afzetting.Bovendien dient rekening te worden gehouden met andere parameters, zoals de onderlinge afstand anode/ka-40 thode, en te worden ingesteld voor de werkstukken die men 8203845 - 14 - wenst te bekleden.Daarenboven kan men nog rekening houden met de respektievelijke oppervlakken van anode en kathode en deze optimaal instellen.

8203845

Claims (20)

1. Inrichting voor elektrobekleding yan afzonderlijke platte werkstukken, met het keniaerk , dat deze voorzien is van organen die een badzone voor elektrolietop-lossing vormen; transportorganen voor het transporteren- van 5 afzonderlijke platte werkstukken door de badzone in een kon-tinue beweging langs een horizontale baan, ondergedompeld in de badzone en met de werkstukken in horizontale positie; als anode fungerende organen in de bazone; als kathode funge-rende organen in de badzone; en organen voor het opwekken van 10 een elektrische potentiaal tussen de anode organen en de kathode organen; waarbij de transportorganen voorzien zijn van een aantal kontinu aangedreven kontaktwielen die langs de transporthaan zijn aangebracht, waarbij deze wielen een van de twee genoemde elektroden vormen, en de wielen verder voor-15 zien zijn van organen voor a) het automatisch en in serie aangrijpen op de werkstukken voor transport langs de baan en voor automatisch en in serie vrijgeven van de werkstukken naarmate deze zich langs de baan bewegen, en 20 b) automatisch en in serie tot stand brengen van klemmende elektrische verbinding met de werkstukken en automatisch en in serie vrijgeven van de werkstukken uit de elektrische aansluiting naarmate deze zich langs de baan bewegen.

2.,. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het ken-25 m e r k, dat de wielen de kathoden vormen,

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, m e t het k e n m e r k , dat de wielen bestaan uit bovenste en onder-ste wielen die,onder spanning naar elkaar toegedrukt, tegen-over elkaar staan en kunnen aangrijpen op daartussen door 30 bewegende werkstukken, met inbegrip van organen voor het op-vangen van andere bewegingen van elkaar af, dan bij het daartussen opnemen van werkstukken.

4. Inrichting volgens conclusie 1 of 2,met het kenmerk, dat de wielen aan slechts een kant van de 35 baan zijn opgesteld en langs de andere kant van de baan steunorganen zijn opgesteld om de andere kant van de werkstukken te ondersteunen als deze zich langs de baan voortbe-wegen. 8203845 - 16 -

5. Inrichting volgens conclusie 4, i e t het ken-m e r k , dat deze organen bevat voor het verstelbaar plaat-sen van de steunorganen op verschillende punten langs de baan van deze wielen, om werkstukken van verschillende dikte te 5 kunnen opnemen.

6. Inrichting volgens conclusie 4 of 5, m e t het k e n m e r k , dat het steunorgaan voorzien is van een kanaalvormig glijorgaan voor het daarin opnemen van randen van een werkstuk in glijdend verband.

7. Inrichting volgens een of meer van de voorgaande conclusies, met het kenmerk. , dat in de badzone gekombineerde organen zijn opgesteld voor zowel het roeren als het aanvullen van de elektrolietoplossing.

8. Inrichting volgens conclusie 7 , m e t het 15 kenmerk, dat de gekombineerde organen voorzien zijn van afgiftebuizen voor elektroliet boven en onder de baan, met openingen langs deze buizen, die naar de baan toegekeerd zijn.

9. Inrichting volgens conclusie 7, m e t het k e n-20 m e r k , dat de gekombineerde organen voorzien zijn van afgiftebuizen voor elektroliet in de badzone, dielangs de transportbaan liggen, met afgifteopeningen voor elektroliet langs deze buizen,met overlooporganen voor elektroliet, die zodanig zijn gelegen dat daardoor de bovengrens van de bad-25 zone'wordt bepaald, voor het afgeven van overmaat elektroliet daaruit, en eeen elektroliet verzamelorgaan voor het opnemen van uit de badzone overgelopen overmaat elektroliet, met in-begrip van organen voor het recirculeren van elektroliet uit het verzamelorgaan naar de badzone.

10. Inrichting volgens conclusie 9,met het ken merk , dat deze voorzien is van een warmteuitwisselorgaan in de verzamelbak voor het koelen van elektroliet.

11. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het ken merk , dat in de badzone aanvoerorganen voor elektroliet 35 zijn geplaatst voor het aanvoeren van elektroliet daarheen,' waarbij de kontaktwielen langs een kant van de transportbaan zijn opgesteld, voorzien van afschermorganen die de wielen vrijwel volledig afschermen van het hoofdgedeelte van de bad- 8203845 - 17 - zone, behoudens de gleufopening voor het mogelijk maken van de doorgang van werkstukken daardoor, en van wisserorganen opgesteld langs de gleufopening om in glijdend kontakt te komen met en te wissen lings werkstukken, die langs deze baan 5 worden gevoerd, om het kontakt tussen deze wielen en de uit de aanvoerorganen aangevoerde elektroliet zoveel mogelijk te beperken.

12.1nrichting volgens conclusie 1, m e t het k e n -m e r k , dat de badzone voorzien is van damorganen aan de 10 in- en uitgangkant van de transportbaan; deze damorganen aan tenminste £en kant bestaan uit een paar draaibare walsen die dwars op de transportbaan zijn opgesteld om de doorgang van werkstukken daartussen door te kunnen verwerken, met inbegrip van organen die het paar walsen verend naar elkaar toe drukt 15 voor afdichtend kontakt met werkstukken daartussen om de doorgang van elektroliet tussen de walsen te beperken,

13. Inrichting volgens conclusie 12,met het ken m e r k , dat voor de walsen aandrijforganen zijn opgesteld , waarbij de aandrijforganen voor een wals van het paar 20 tevens organen bevat om de walsen van het paar naar elkaar toe te dringen.

14. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het k e n m e r k , dat de kontaktwielen langs een kant van de transportbaan zijn opgesteld, boven en onder die baan, voor-25 zien zijn van aandrijforganen en organen voor het fysisch isoleren van deze aandrijforganen van elektroliet in de badzone; gewone aandrijforganen die mechanisch met deze wiel-aandrijforganen verbonden zijn en waarbij ieder kontaktwiel zijn eigen afzonderlijke aandrijforgaan heeft, ieder met i. 30 eigen onafhankelijke stroombron.

15. Inrichting volgens conclusie 2, m e t het k e n m e r k , dat de anodeorganen boven en onder de transportbaan liggen en vrijwel volledig langs die baan in de badzone.

16. Inrichting volgens conclusie 15, m. e t h e t kenmerk, dat de anodeorganen bestaan uit koperen staven die dwars om de transportrichting zijn opgesteld, met niet-geleidende anode dragerorganen die deze staven onder-steunen. 8203845 - 18 -

17. Werkwijze voor elektrobekleden van afzonderlijke platte werkstukken op kontinue wijze, na elkaar, met het ke^nmerk, dat men een bad van een e&ektroliet-oplossing maakt, een elektrische potentiaal opwekt en deze 5 via elektroden in de oplossing in die oplossing aanbrengt, werkstukken met een kontinue horizontale beweging door het bad voert terwijl de werkstukken vrijwel horizontaal worden gehouden, en deze tijdens hun transport door het bad in kontakt brengt tussen twee tegenover elkaar gelegen kontakt-10 wielen langs een kant van de transportbaan, automatisch en opeenvolgend de werkstukken die in de baan worden gebracht, met de wielen aangrijpt terwijl automatisch en opeenvolgend elektrische verbinding van de wielen met de werkstukken door kleinmen tot stand wordt gebracht, en aiitomatisch en opeen-15 volgend de wielen van werkstukken vrijmaakt als deze verder langs de transportbaan worden gevoerd en automatisch en opeenvolgend de werkstukken vrij maakt van de elektrische verbinding met de wielen als deze verder larigs de transportbaan bewegen.

18. Werkwijze volgens conclusie 17, met het k e n m e r k , dat men bij de stroomopwekking een elektrische potentiaal tot stand brengt waarbij de kontaktwielen de kathode vormen en in het bad koperen anoden gebruikt.

19. Werkwijze volgens conclusie 17 of 18, met het 25 kenmerk, dat men de elektrolietoplossing kontinu roert onder aanvullen van de oplossing, door kontinu toevoe-gen van elektrolietoplossing aan het bad, naar de plaatsen in het bad boven en onder de baan van daardoorheen gevoerde werkstukken, terwijl men kontinu elektroliet uit het bad 30 laat overlopen, en vervolgens overgelopen elektroliet ter recirculatie terugvoert.

20. Werkwijze volgens conclusie 17, 18 of 19, m e t het kenmerk, dat men bij het opwekken van elektrische potentiaal tussen de elektroden op ieder kontaktwiel 35 afzonderlijk een lading aanbrengt. 8203845