NL8202920A

NL8202920A - Inrichting voor het herkennen en onderzoeken van bladvormige voorwerpen zoals bankbiljetten of dergelijke.

Info

Publication number: NL8202920A
Application number: NL8202920A
Authority: NL
Original assignee: Tno
Priority date: 1982-07-20
Filing date: 1982-07-20
Publication date: 1984-02-16
Also published as: EP0101115A1; JPS5938889A

Description

t * .-¾

Lx 5908

Inrichting voor het herkennen en onderzoeken van bladvormige voorwerpen zoals bankbiljetten of dergelijke·

Er bestaat een groeiende behoefte aan inrichtingen voor het herkennen en onderzoeken van bladvormige voorwerpen, in het bijzonder bankbiljetten en soortgelijke waardepapieren, in het bijzonder voor automaten zoals voor onbemande benzinepompen, parkeer-5 garages e.d., voor geldwisselautomaten, voor incasseerautomaten voor banken na sluitingstijd, en voor vergelijkbare doeleinden.

Er zijn reeds vele inrichtingen van deze soort bekend, waarmede bankbiljetten kunnen worden onderzocht, in het bijzonder door doorlichting daarvan en het bepalen van de kleur, door het 10 onderzoeken van drukpatroongedeelten en/of watermerken, door bepaling van afmetingen of afmetingsverhoudingen en dergelijke meer, waarbij dikwijls de meetuitkomsten worden vergeleken met in een geheugen opgeslagen numerieke waarden, die op een als norm gebruikt bankbiljet betrekking hebben.

13 De bekende inrichtingen hebben verschillende bezwaren.

Bij sommige moeten de biljetten in een bepaalde stand worden ingevoerd. Bij andere worden alleen kenmerkende delen van een biljet op patrooneigenaardigheden afgetast, doch dit kan onvoldoende zijn om vervalsingen te kunnen herkennen, terwijl, daar de tolerantie-20 grenzen derhalve niet breed mogen worden gekozen, bij beschadiging of vervuiling van een kenmerkend gebied te snel tot afkeuring zal worden overgegaan, hetgeen in het nadeel van de gebruikers is.

Soms moet de waarde van het biljet door de gebruiker worden ingesteld, of wordt deze uit de afmetingen van het biljet afgeleid, 25 hetgeen alleen mogelijk is in landen, waar de afmetingen kenmerkend voor de waarde zijn. Ook zijn inrichtingen bekend, waarbij als vergelijkingsvoorbeeld deeldrukken (bijvoorbeeld deelkleur-drukken) van echte bankbiljetten worden gebruikt, doch deze zijn uitsluitend geschikt voor toetsing van de echtheid van bankbil-30 jetten in banken, daar het aanbrengen van zulke deeldrukken in vrijstaande automaten ontoelaatbaar is, daar deze niet in handen van vervalsers mogen vallen.

De uitvinding beoogt een inrichting voor dergelijke doeleinden te verschaffen, die is ingericht voor het herkennen en on-35 derzoeken van bankbiljetten en soortgelijke voorwerpen, ongeacht 8202920 - 2 - k Λ de stand, waarin deze in de inrichting worden ingevoerd, welke inrichting verder in staat is om biljetten van verschillende waarde te herkennen, en daarbij op eenvoudige wijze aan biljetten van verschillende landen kan worden aangepast, terwijl de tolerantie-5 grenzen voor vervuiling en beschadiging breed kunnen worden gekozen, zonder daardoor de kans op het doorlaten van vervalsingen te vergroten.

De inrichting volgens de uitvinding, die middelen omvat voor het door een onderzoeksgebied voeren van een te onderzoeken 10 voorwerp, voor het meten van doorlatendheidsverschillen in verschillende gebieden van dit voorwerp, en voor het vergelijken van de gemeten waarden met in een geheugen opgenoraen waarden, die op een vergeli jkingsnorm betrekking hebben, wordt gekenmerkt, door een lichtbron voor liet vormen van een over de volle breedte dwars op de 15 doorvoerbaan van het voorwerp gericht lichtgordijn, door een aan de van de lichtbron afgekeerde zijde gelegen rij meetcellen, door een tussengeheugen, waarin de uitgangssignalen van deze meetcellen kunnen worden opgeslagen, door vergelijkingsmiddelen voor het vergelijken van de inhoud van dit tussengeheugen met die van een of 20 meer vaste geheugens, waarvan de inhoud overeenkomt met een genormeerd doorlatendheidspatroon, en door middelen voor het verwerken van de op het gehele voorwerp betrekking hebbende vergelij-kingsuitkomsten en het afgeven van een goed- of afkeuringssignaal aan de hand van de verwerkingsuitkomst.

25 Daar het voorwerp door doorlichting wordt onderzocht, worden de oppervlakseigenaardigheden, zoals drukpatronen op bankbiljetten of dergelijke, van beide zijden tegelijk waargenomen, hetgeen een bijkomende beveiliging tegen vervalsingen vormt, terwijl door het in het onderzoek betrekken van het gehele voorwerp 50 een plaatselijke beschadiging of vervuiling geen doorslaggevende invloed op de totale uitkomst zal hebben. In het tussengeheugen wordt een rasterbeeld van het onderzochte voorwerp in getalvorm, waarvan de fijnheid afhangt van het aantal gebruikte meetcellen, gevormd, welk rasterbeeld door aftasting kan worden vergeleken 55 met de in de vaste geheugens opgenomen normwaarden.

In het bijzonder is het tussengeheugen voorzien van middelen voor het afleiden van de stand van het voorwerp uit de ligging van randgebieden en/of uit kenmerkende patroongedeelten, welke middelen de aftastvolgorde in twee loodrechte richtingen bij 3202920 P"......’"y' - 3 - ?· het uitlezen van dit tussengeheugen in overeenstemming met de aldus bepaalde ligging kunnen kiezen. Het is ook mogelijk de meet-waardeverzamelingen voor de mogelijke standen van een voorwerp in overeenkomstige deelgeheugens op te nemen, waarbij dan de tussen-5 geheugeninhoud met die van de deelgeheugens wordt vergeleken, terwijl alleen de vergelijkingsuitkomsten worden gebruikt, die in hoofdzaak met die van een van deze deelgeheugens overeenkomt, waarbij desgewenst de keus van het deelgeheugen kan worden bepaald door een meting in een deelgebied.

10 Ook kunnen standbepalingsmiddelen worden gebruikt, die gevoelig zijn voor bijkomende kenmerken zoals watermerken, magnetische kenmerken of dergelijke.

De vergelijkings- en/of verwerkingsmiddelen zijn in het bijzonder ingericht voor een statistische verwerking van de verge-15 lijkingsuitkomsten, welke middelen op bepaalde tolerantiegrenzen instelbaar zijn, een en ander zodanig, dat bij afwijking buiten deze grenzen het voorwerp wordt afgekeurd, waarbij dan de totaalindruk van het voorwerp maatgevend isr en plaatselijke grote afwijkingen kunnen worden toegelaten, zonder nochtans de onderschei-20 dingsscherpte voor vervalsingen of dergelijke verminderen.

Voor het onderzoeken van bankbiljetten wordt in het bijzonder een UV-stralingsbron aangebracht, waarmede het voorwerp kan worden bestraald, terwijl een voor de teruggestraalde fluorescentie-straling daarvan gevoelig onderdeel is aangebracht. Daarbij wordt 25 gebruik gemaakt van de eigenschap, dat de voor bankbiljetten gebruikte bijzondere papiersoorten niet of slechts zeer weinig fluoresceren.

Voorts kunnen middelen aanwezig zijn voor het bepalen van de spectrale verdeling van het doorgelaten licht ter bepaling • 30 van de kleur van de drukpatronen of dergelijke,waarbij de raeet- uitkomsten met in een vergelijkingsgeheugen opgenomen waarden kunnen worden vergeleken. In het bijzonder omvatten de kleurbepalings-middelen een aantal van onderling verschillende kleurfliters voorziene meetcellen en een meetcel zonder filter, welke vergelijkings-35 middelen voorts kunnen zijn ingericht voor het uitvöeren van een over het gehele te onderzoeken voorwerpsoppervlak geïntegreerde , kleurmeting. In het bijzonder kunnen middelen voor het normeren van de metingen aan de hand van een lichtsterktemeting vóór aankomst van het voorwerp aan het lichtgordijn worden aangebracht.

8202920 i \ - b -

Het tussengeheugen kan verder zijn voorzien van middelen / voor het afleiden van een afmeting van het voorwerp uit de geheu-genbezetting in randgebieden van het tussengeheugen. Voorts kunnen , middelen aanwezig zijn voor het bepalen van een onderscheidend 5 kenmerk, in het bijzonder de waarde van een bankbiljet, waarbij de voor het vergelijken van de doorlatendheidswaarden van belang zijnde vergelijkingsgeheugens op grond van deze bepaling worden uitgekozen·

Deze vergelijkingsgeheugens kunnen in het bijzonder wor-10 den ingesteld door een verbinding daarvan met een geheugen, waarin getalgegevens ten aanzien van de verschillende meetpunten zijn opgenomen, die uit metingen aan als voorbeeld yan aanvaardbare voorwerpen dienende vergelijkbare voorwerpen zijn afgeleid, terwijl de tolerantiegrenzen voor het verwerken van de meetuitkomsten worden 15 afgeleid uit de verschillen tussen feilloze en nog juist aanvaardbare voorwerpen.

De uitvinding zal in het onderstaande nader worden toegelicht aan de hand van een tekening; hierin toont: fig. 1 een vereenvoudigde schematische afbeelding in 20 perspectief met weggebroken gedeelten van een inrichting volgens de uitvinding; fig. 2 twee schematische aanzichten van een bankbiljet; en fig. 3 een sterk vereenvoudigd blokschema van het ver-25 werkingsgedeelte van een dergelijke inrichting.

De in fig. 1 schematisch weergegeven inrichting volgens de uitvinding omvat een leiplaat 1 voor het ondersteunen van een te onderzoeken bankbiljet. Aan de linkerzijde sluit deze plaat 1 aan op een niet afgeheelde invoergleuf van de automaat, waarvan* 30 deze inrichting deel uitmaakt ,* terwijl tussen deze gleuf en de plaat 1 niet aangeduide mechanische richtmiddelen zijn aangebracht, die ervoor zorgen, dat een ingevoerd bankbiljet recht tegen een leirand 2 van de plaat 1 wordt aangevoerd. In de plaat 1 zijn aan-drijfrollen 3 opgenomen, die met assen ^ zijn verbonden, welke as-35 sen door middel van snaren, tandriemen, kettingen of dergelijke met een niet afgebeelde motor zijn gekoppeld. Zonodig kunnen boven de plaat nog een of meer aangedreven aandrukbanden of dergelijke worden aangebracht, teneinde een aangevoerd bankbiljet ondubbelzinnig te kunnen vastgrijpen. In de plaat 1 bevindt zich een in het bij- 8202920 , - 5 - 7 'Λ asonder elektronisch-optische taster 5» die bij het aankomen van een biljet op de plaat 1 voor het inschakelen van de aandrijfmotor en/of andere gewenste schakelhandelingen kan zorgen.

Op enige afstand van de taster 5 bevindt zich boven 5 de plaat 1 een lamp 6, die is verspiegeld of voor een spiegel 7 is geplaatst, waarbij zonodig een warratefilter kan zijn aangebracht. Zonodig kan een condensorlens 8 onder de lamp 6 worden aangebracht.

Onder de lamp 6 is in de plaat een spleet 9 aangebracht, die het van de lamp é afkomstige licht kan doorlaten. Onder de 10 spleet 9 bevindt zich een reeks lichtgevoelige cellen 10, bijvoorbeeld fotodioden, die zo dicht mogelijk bij elkaar zijn geplaatst, en die elk in een kokervormige omhulling 11 zijn opgenomen, die als een collimator voor het afgrenzen van een bijbehorend meet-vlakje werkt.

15 Voorbij de spleet 9 bevindt zich binnen de van de lamp 6 afkomstige bundel een tweede spleet 12, die smaller is dan de eerste, teneinde randgebieden van het biljet, die beschadigd kunnen zijn, uit te sluiten. Achter deze spleet 12 bevindt zich een schematisch aangeduid optisch stelsel 13» dab de doorgelaten bundel 20 naar een drietal gevoelige cellen 14 richt, waarvan er twee van bijbehorende kleurfilters 15 met onderling verschillende spectrale doorlaatgebieden zijn voorzien. Met behulp van deze cellen kan de kleur van het door het boven de spleet 12 gelegen biljetgedeelte doorgelaten licht worden bepaald, waarbij de'niet van een filter 25 voorziene cel een vergelijkingswaarde voor het bepalen van de sterkte in de door de filters 15 doorgelaten deelgebieden verschaft.

Een deel van het door de lamp 6 uitgestraalde licht, dat UV-straling bevat, wordt door middel van een optisch stelsel 16 op een deel 17 van de plaat 1 gericht. De teruggezonden straling 30 wordt door een gevoelige cel 18 met een voorgeplaatst de UV-straling niet doorlatend filter 19 opgevangen.

Zodra de aankomst van een biljet door de taster 5 is vastgesteld, wordt de aandrijving van de rollen 3 ea eventueel bijbehorende aandrukbanden ingeschakeld. Wanneer de lamp 6 niet 35 brandt, wordt deze lamp ingeschakeld of wordt een spaarschakeling uitgeschakeld. Verder worden de nog te beschrijven verwerkingske-tens in werking gesteld. Het biljet loopt onder de ,lamp 6 door, zodat het uittredende licht door het biljet valt, en in overeenstemming met het drukpatroon wordt geabsorbeerd of doorgelaten, 8202920 • « - β - waarbij in overeenstemming met de voortbewegingssnelheid een spieetvormige aftasting over de breedte van het biljet in doorlating plaatsvindt. De sterkte van het doorgelaten licht beïnvloedt het uitgangssignaal van de verschillende cellen 10.

5 Het door de tweede spleet 12 tredende licht valt op de cellen 1*f, waar de cel zonder filter 15 de totale door een breed spectrumgebied doorgelaten lichtsterkte kan bepalen, terwijl de beide andere het spectrum in deelgebieden verdelen.

De lamp 6 is een lamp, waarvan het stralingsspectrum 10 zich tot in„het ; nabije UV uitstrekt, en is bijvoorbeeld een halogeenlamp. Het optische stelsel 16 zendt UV-straling naar het doorgevoerde biljet, waarbij deze straling tot fluorescentie van in het papier van het biljet aanwezige bestanddelen aanleiding kan geven. De sterkte van de fluorescentiestraling wordt dan door 15 de cel 18 vastgesteld. Het is gebleken, dat bepaalde hoogwaardige papiersoorten, die o.a. voor bankbiljetten worden gebruikt, niet of zeer weinig fluórescërén, zodat op deze wijze vervalsingen op ander papier kunnen worden vastgesteld.

Het rechtse einde van de plaat 1 sluit aan op niet nader 20 afgebeelde hulpmiddelen voor het naar een beveiligde opvanghouder voeren van goedgekeurde biljetten, terwijl afgekeurde biljetten op de gebruikelijke wijze naar een teruggeefgleuf of dergelijke worden teruggevoerd.

Doordat een te onderzoeken biljet wordt doorgelicht, zal 25 de opdruk aan beide kanten van het biljet de doorgelaten lichtsterkte beïnvloeden. Daar de opdruk tenminste over een aanmerkelijk gedeelte uit ingewikkelde patronen kan bestaan, en de patronen van de beide zijden in het algemeen elkaar voor een aanmerkelijk gedeelte niet dekken, kan, wanneer een voldoende groot aan-30 tal cellen 10 wordt gebruikt, een bruikbaar onderzoek op aanvaardbaarheid worden verkregen.

Daar het aftasten over een zo groot mogelijke breedte van het biljet plaatsvindt, worden deelgebieden, waar zich de meest kenmerkende drukpatroongedeelten en watermerken bevinden, 35 zeker afgetast. Bovendien kan dan worden bewerkstelligd, dat plaatselijke beschadigingen van het biljet niet tot afkeuring behoeven te leiden. Daartoe dienen de meetsignalen van de cellen zodanig statistisch te worden verwerkt, dat een veilige onderscheidings-drempel kan worden aangelegd, d.w.z., dat vanaf een bepaald aantal 8202920 ; r- w * ' - 7 - plaatselijke overeenstemmingen met een norm, die aan de hand van echte biljetten is vastgelegd, tot goedkeuring wordt overgegaan.

Daarnaast moet ervoor worden gezorgd, dat het onderzoek kan plaatsvinden ongeacht de stand, waarin het biljet is inge-5 voerd. Hoewel het op zichzelf bij doorlichting niet van belang is, welke zijde boven ligt, zijn de drukpatronen in het algemeen zodanig onsymmetrisch, dat de vergelijking van de meetsignalen met de normwaarden door de stand van het biljet wordt beïnvloed. Verder moet meestal ook nog de waarde van het biljet worden vastge-10 steld, daar het gebruik van afzonderlijke invoergleuven door verschillende waarden dan wel van afzonderlijk te bedienen keuze-knoppen meestal als een bezwaar wordt ondervonden, hoewel de uitr vinding het gebruik van dergelijke hulpmiddelen, die de opbouw van de verwerkingsketens kunnen vereenvoudigen, niet uitsluit.

15 De wijze, waarop volgens de uitvinding het herkennen en onderzoeken van een bankbiljet wordt uitgevoerd, zal nu nader wor- ' den beschreven. Daarbij zal worden uitgegaan van een Nederlands bankbiljet, bijvoorbeeld van ƒ 25,— * dat in fig* 2 bij 20 in twee aanzichten schematisch is weergegeven. Dit biljet heeft aan beide 20 zijden een in hoofdzaak onbedrukte brede rand 21, waar zich waarde-opdrukken 22, en aan een zijde een tastmerkteken voor blinden 23, en aan de andere zijde een serienummer 2*f bevindt, terwijl in het papier een watermerk 25 is aangebracht. De zijranden 26 zijn aan een zijde geheel, en aan de andere zijde grotendeels onbedrukt, .

25 terwijl de andere eindrand 27» die vrij smal is, eveneens onbedrukt is. Het tussengelegen oppervlak 28 is van een ingewikkeld lijn-rasterpatroon voorzien, dat aan beide zijden verschillend is. De kleur ervan is kenmerkend voor de waarde. Alle Nederlandse bankbiljetten zijn even breed, doch de lengte neemt met de waarde toe.

30 Het papier bevat nagenoeg geen bestanddelen, die tot aanmerkelijke UV-fluorèscentie leiden.

Wanneer een dergelijk biljet onder de lamp 6 wordt doorgevoerd, zullen de cellen 10 afhankelijk van de plaatselijke door-latendheid een meer of minder sterk signaal afgeven, terwijl de 35 cellen 14 een signaal afgeven, dat de gemiddelde doorlatendheid, in het bijzonder in de door de filters 15 bepaalde spectrumgebie-den, voor een deel van de breedte van het biljet voorstelt.

Zoals schematisch in fig. 3 is aangegeven, worden de signal en van de cellen 10 door tussenkomst van een onderscheidingstrap.

3202920 - 8 - 29, die de signaalsterkte in een aantal groepen kan verdelen, en dienovereenkomstige digitale signalen kan afgeven, aan een buffer-of tussengeheugen 30 toegevoerd, waarvan de cellen 31 bijvoorbeeld in rijen en kolommen zijn verdeeld. Het doorschakelen van de sig-5 nalen in opeenvolgende kolommen geschiedt onder besturing van een taster 32, die met de aandrijving van de rollen b is verbonden, teneinde doorschakelen in overeenstemming met de doorvoersnelheid van het biljet te doen plaatsvinden. Na het geheel aftasten van het biljet vormt de inhoud van de cellen 31 een afbeelding van het 10 biljet in de vorm van een raster, waarbij de opdrukpatronen van de beide oppervlakken van het biljet elkaar uiteraard overdekken. De inhoud van de geheugencellen 31 is dan een maat voor de door de meetcellen 10 vastgestelde doorlatendheid. Deze cellen kunnen in 8 het bijzonder elk een opneemvermogen van 2 hebben, zodat een fij-15 ne verdeling in de meetwaarden kan worden verkregen.

De verdeling van deze meetwaarden over de cellen 31 hangt af van de stand, waarin het biljet is ingevoerd, waarbij er verschillende mogelijkheden zijn zoals boven/onder en links/rechts. ïïit een voorlopige aftasting van de geheugencellen, die met de ge-20 bieden rond de randgebieden 25 en 27 van het biljet overeenkomen, kan de ligging van deze gebieden worden bepaald, terwijl uit de ligging van bijvoorbeeld de waarde-opdruk 22 en bijvoorbeeld de tastmerktekens 23 kan worden vastgesteld, welke zijde naar boven is gekeerd.

. 25 Het tussengeheugen 30 kan nu door middel van rij- en kolomaansluitingen 33 resp. en een aftastbesturingstrap 35 cels-gewijs worden afgetast. Door nu de aftastvolgorde in de rijen en kolommen afhankelijk te maken van de vastgestelde ligging van het biljet, zal een bepaalde geheugencel steeds op hetzelfde punt van 30 de aftastreeks aan de beurt komen, ongeacht de ligging van het biljet op de plaat 1.

De voor het beoordelen te gebruiken vergelijkingswaarden zijn digitaal in een aantal geheugens 36a·.d opgeslagen, die elk met een bepaalde biljetwaarde overeenkomen, en waarvan het aantal 35 afhangt van het aantal te herkennen waarden, bijvoorbeeld ƒ 5,—, f 10, —, ƒ 25,— en ƒ 100, — . De uit het tussengeheugen 30-achter elkaar afgevoerde gegevens worden in een vergelijkingstrap 37, bijvoorbeeld volgens een correlatiewerkwijze, met de overeenkomstige waarden vergeleken, die celsgewijs uit het desbetreffende geheugen 8202920

Pf"*"' . 1 - 9 - ¢- ar 36 worden uitgelezen.

Om het juiste geheugen 36 daarvoor in te schakelen, dient de waarde van het biljet te worden bepaald. Dit kan in het geval van Nederlandse bankbiljetten bijvoorbeeld geschieden door het be-5 palen van de lengte van het biljet. Deze kan volgen uit de inhoud van de kolommen in de matrix van cellen 31· In fig· 3 zijn daartoe de laatste kolomaansluitingen 3^f naar een teltrap 38 gevoerd, die een instelsignaal naar de vergelijker 37 kan zenden, die in overeenstemming daarmede de verbinding met het desbetreffende ge-10 heugen 36 werkzaam kan maken. Het is ook mogelijk de lengte van het biljet met behulp van de taster 5 en een tijdmeettrap 39 te bepalen, zoals eveneens schematisch is aangeduid, waarbij tijdre-geling door de taster 32 kan worden verschaft, terwijl ook een rechtstreekse koppeling tussen de cellen 10 of de trap 29 en de 13 teltrap 39 kan worden gebruikt.

De waardebepaling kan ook door middel van kleurmeting geschieden. De cellen 1*f zijn met een trap 40 gekoppeld, die de sterkteverhouding kan bepalen, en daaruit gegevens omtrent de kleur kan afleiden. Deze trap kan met een hulptrap 41 zijn verbon-20 den, die, eventueel na integratie over het gehele gebied., een vergelijking met in een geheugen k2 opgeslagen normwaarden kan uitvoeren. De trap 41 kan daarbij ook als een tussengeheugen zijn uitgevoerd, dat de gegevens van een aantal stroken van het biljet kan vasthouden, en deze met overeenkomstige gegevens uit de geheu-• 25 gens kZ kan vergelijken. De kleurmeting, en eventueel alleen die van de eerst onderzochte biljetgedeelten, kan als een waardeken-merk worden gebruikt, dat over een verbinding kj naar de trap 37 wordt gevoerd om de waarde-instelling tot stand te brengen. Ook kunnen de beide waardekenmerken, n.1. lengte en kleur, gezamen-* 30 lijk worden gebruikt, waarbij alleen bij een voldoende overeen stemming een keus uit de geheugens 36 wordt gemaakt.

Het ijken van de inrichting kan bijvoorbeeld geschieden juist voordat het biljet de spleet 9 heeft bereikt, waarbij de gemeten lichtsterkte (zonder biljet) als normwaarde kan worden 35 gebruikt, aan de hand-waarvan de meetwaarden kunnen worden opgewaardeerd, wanneer bijvoorbeeld de lichtsterkte van de lamp 6 achteruitgaat. Wanneer een tussengeheugen kZ wordt gebruikt, kan daaruit de geschikte waarde op het juiste tijdstip worden afgeleid.

De trap 37 zendt de vergelijkingsuitkomsten naar een ver- 8202920 - 10 - werkings- en beslissingstrap 44, waarin deze uitkomsten worden verwerkt. De vergelijkingstrap 41 voor de kleurmetingen is eveneens met de trap 44 verbonden, teneinde de uitkomsten van de kleur-meting eveneens in de beoordeling te kunnen betrekken. De meetcel 5 18 is met een verwerkingstrap 45 verbonden, die eventueel ook als een tussengeheugen kan zijn uitgevoerd, welke trap eveneens met de trap bh is verbonden.

In de trap bb wordt dan op grond van de ingevoerde gegevens een beslissing genomen, waarbij aan de uitgang 46 een stuur-10 signaal verschijnt, dat kan worden gebruikt om een wissel te bedienen, waarmede het biljet ofwel naar de opvanghouder, ofwel naar de teruggeefgleuf wordt gevoerd, terwijl in het eerste geval de verdere bewerkingen van de automaat, zoals het afgeven van waren, het openen van een poort, het teruggeven van wisselgeld e.d., 15 worden ingeleid.

De geheugens 36 en 41 (en eventueel 45) kunnen als volgt worden ingesteld. Van de verschillende in aanmerking komende biljetten worden de verschillende meetwaarden gemeten en in de vereiste getalwaarden omgezet. Voorts kunnen, in het bijzonder wat 20 de kleurwaarde betreft, de voorkomende spreidingen tussen nieuwe en nog aanvaardbare gebruikte biljetten worden bepaald. Deze gegevens worden dan in een geschikt geheugen opgeslagen, van waaruit de geheugens voor de toestellen kunnen worden gevuld. Voor verschillende landen kunnen aldus aangepaste geheugens worden gemaakt, 25 die naar behoefte in de af te leveren toestellen kunnen worden geplaatst·.

Bij de statistische verwerking in het toestel wordt dan de overeenstemming tussen de meetwaarden in de verschillende punten en de overeenkomstige opgeslagen waarden nu over het gehele 30 oppervlak bepaald, waarbij, afhankelijk van de behoeften, de breedte van het toegelaten spreidingsgebied kan worden ingesteld. Deze moet zodanig zijn, dat plaatselijke beschadigingen, vouwen, opschriften, vlekken e.d., mits binnen redelijke grenzen, niet tot afkeuring zullen leiden, terwijl wel biljetten, waarvan een aan-35 merkelijk deel ontbreekt, moeten worden verworpen. Desgewenst kunnen bij de verwerking aan verschillende deelgebieden verschillende gewichtsfactoren worden toegekend, teneinde aan delen met belangrijke patroonkenmerken een grotere invloed op de onderzoeksuitkomsten te kunnen geven.

8202920 - 11 -

Het onderzoeksprogramma kan bijvoorbeeld als volgt zijn opgebouwd. Wanneer na het voorbijlopen van de taster het biljet binnen een bepaalde tijd de lichtbundel bereikt, en bijvoorbeeld de fluorescentie binnen de gestelde grenzen blijft, vindt een af-5 metingsbepaling plaats, en vervolgens een kleurmeting over het gehele oppervlak. Wanneer deze metingen gunstig verlopen, kan het watermerk en vervolgens het patroon worden onderzocht. Wanneer een van de voorafgaande metingen tot afkeuring moet. leiden, behoeven de volgende metingen niet meer te worden uitgevoerd, en kan het 10 biljet onmiddellijk naar de teruggeefopening worden teruggevoerd. Uiteraard kan de volgorde van belangrijkheid worden gewijzigd.

Het zal duidelijk zijn, dat de verschillende trappen in het blokschema van fig. 3 nog op vele wijzen kunnen worden uitgevoerd, en in het bijzonder uit deeltrappen met verschillende taak 15 en/of werking kunnen zijn opgebouwd, terwijl tussen deze trappen nog bijkomende verbindingen kunnen worden aangebracht, wanneer een onderlinge afhankelijkheid of terugkoppeling gewenst is.

Wanneer bankbiljetten moeten worden onderzocht, die een andere patroonopbouw hebben, moeten dienovereenkomstige gegevens 20 worden ingevoerd, doch behoeft de opbouw van de inrichting niet te worden gewijzigd. Wanneer bijvoorbeeld biljetten van verschillende waarden dezelfde afmetingen en kleur hebben, zoals US-dollarbiljet-ten, moet de waarde geheel uit het patroononderzoek worden afgeleid. Wanneer deze biljetten van een magnetisch kenmerk zijn voor-25 zien, kan aan de inrichting op de gebruikelijke wijze een taster daarvoor worden toegevoegd. Wanneer de biljetten,"zoals in het geval van DM-biljetten van verschillende waarde, niet alleen in lengte doch ook in breedte verschillen, kan desgewenst ook een lengte/ breedteverhoudingsmeting worden uitgevoerd.

30 Wanneer geen standbepaling mogelijk of gewenst is, kan elk deelgeheugen 36 in vier deelgeheugens worden verdeeld, die elk met een bepaalde stand van het biljet overeenkomen, welke geheugens dan gelijktijdig aan de vergelijking deelnemen, waarbij alleen de vergelijkingswaarden, die binnen het ingestelde spreidingsgebied 35 vallen, worden gebruikt. Daarbij kan aan het begin van de vergelijking al worden vastgesteld, welke deelgeheugens niet behoeven te worden gebruikt, die dan kunnen worden afgeschakeld. Hetzelfde kan ook met de verschillende waardepatronen geschieden, waarbij dan alle deelgeheugens 36 kunnen meelopen, totdat de waarde is 8202920 - 12 - vastgesteld.

Het zal duidelijk zijn, dat een dergelijke inrichting ook kan worden aangepast voor het herkennen van andere bladvormige voorwerpen dan bankbiljetten, bijvoorbeeld cheques e.d. Voorts 5 kunnen voor het vormen van het lichtgordijn en/of voor het naar de verschillende meetcellen voeren van het doorgelaten licht met voordeel lichtgeleiders worden toegepast, die toelaten het licht nauwkeurig naar en van het gewenste punt te geleiden, bijvoorbeeld om lichtverlies en/of wisselwerking tussen naburige meetpunten te 10 voorkomen, dan wel om de meetcellen in een gunstigere stand te kunnen opstellen. Door een aanpassing van de middelen voor het aftasten van de mhoud van het tussengeheugen J>0, en het voldoende breed uitvoeren van dit tussengeheugen, kan ook bij scheve invoer van een biljet nog een onderzoek daarvan plaatsvinden, doch dit 15 maakt de opbouw uiteraard ingewikkelder. Het gebruik van een lei-rand 2 verdient dan ook de voorkeur, temeer daar ook het verder verplaatsen van een biljet bij rechte invoer wordt vergemakkelijkt.

i 8202920

Claims

3. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de meet-waardeverzamelingen voor de mogelijke standen van een voorwerp in overeenkomstige deelgeheugens (36) zijn opgenomen, waarbij de tussen-30 geheugeninhoud met die-van de deelgeheugens kan worden vergeleken, terwijl alleen de vergelijkingsuitkomsten worden gebruikt, die in hoofdzaak met die van een van deze deelgeheugens overeenkomt. 4* Inrichting volgens conclusie 3* met het kenmerk, dat de keus van het deelgeheugen kan worden bepaald met behulp van een meting in 35 een deelgebied van het voorwerp (20).
5. Inrichting volgens conclusie3 ,met het kenmerk, dat de 8202920 > -m -14- standbepalingsmiddelen gevoelig zijn voor bijkomende kenmerken zoals watermerken, magnetische kenmerken of dergelijke,
6, Inrichting volgens een van de conclusies 1,,5»met het kenmerk, dat de vergelijkings en/of verwerkingsmiddelen (37; 44) zijn 5 ingericht voor een statistische verwerking van de vergelijkingsuitkom-sten, en op bepaalde tolerantiegrenzen instelbaar zijn, een en ander zodanig, dat bij afwijking buiten deze grenzen het voorwerp (20) wordt afgekeurd,
7, Inrichting volgens een van de conclusies 1,,6, gekenmerkt door 10 een UV-stralingsbron (16) voor het bestralen van ten minste een deel (17) van het voorwerp (20), en door een voor de teruggestraalde flu-orescentiestraling gevoelig onderdeel (18, 19)#
8, Inrichting volgens een van de conclusies 1..7» gekenmerkt door middelen (14, 15) voor het bepalen van de spectrale verdeling van het 15 doorgelaten licht ter bepaling van de kleur van drukpatronen van het voorwerp (20), en door middelen (40, 41) voor het vergelijken van de leesuitkomsten met in een vergelijkingsgeheugen (42) opgenomen vergeli jkingswaarden,
9, Inrichting volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de 20 kleurbepalingsmiddelen een aantal van onderling verschillende kleurfil-ters (15) voorziene meetcellen (14) en een meetcel (14) zonder filter omvatten,
10, Inrichting volgens conclusie 8 of 9» met het kenmerk, dat de kleurvergelijkingsmiddelen zijn ingericht voor het uitvoeren van 25 een over het gehele te onderzoeken voorwerpsoppervlak geïntegreerde kLeurmeting.
11, Inrichting volgens een van de conclusies 1,,10, met het kenmerk, dat middelen voor het normeren van de metingen aan de hand van een lichtsterktemeting van de lichtbron v<5<5r aankomst van het voor- 30 werp (20) zijn aangebracht,
12, Inrichting volgens een van de conclusies 1.,11, met het kenmerk, dat het tussengeheugen (30) is verbonden met middelen (38) voor het afleiden van een afmeting van het voorwerp (20) uit de ge-heugenbezetting in randgebieden van het tussengeheugen, 35 13# Inrichting volgens een van de conclusies 1,,12, gekenmerkt door middelen voor het herkennen van een onderscheidend kenmerk van het voorwerp (20), waarbij de voor het vergelijken van de doorlatend- 8202920 -15- heidswaarden van belang, zijnde vergelijkingsgeheugens (36) op grond van deze herkenning worden uitgekozen.
14, Werkwijze voor het instellen van een inrichting volgens een van de conclusies 1.. 15, met het kenmerk, dat de vergelijkingsgeheü-5 gens (56, 42) worden verbonden met een geheugen, waarin getalgegevens ten aanzien van de verschillende meetpunten zijn opgenomen, welke getalgegevens zijn afgeleid van metingen aan als voorbeeld van aanvaardbare voorwerpen dienende vergelijkbare voorwerpen, terwijl de 10 tolerantiegrenzen voor heb verwerken van de meetuitkomsten worden afgeleid uit de verschillen tussen feillozeen nog juist aanvaardbare voorwerpen, 8202920