NL8202608A - Vulpijpvulventiel. - Google Patents

Description

» - « ΐ' i

825019/AA

Korte aanduiding: Vulpijpvulvêijtiel

De uitvinding heeft betrekking op een vulpijpvulvéntiel voor het vanuit een reservoir atmosferisch of onderatmos-ferisch met een vloeistof vullen van een houder, zoals bijv. een fles, omvattende een vertikaal huis, een door het huis 5 in vaste verbinding daarmee aangebrachte vertikale van een spreidorgaan voorziene gasbuis, die zich tot onder het huis uitstrekt, een om de gasbuis op afdichtende wijze binnen het huis verschuifbare veerbelaste huls, voorzien van een met de mond van de te vullen houder samenwerkend aandruk-10 stuk, dat overgaat in een het onderste gedeelte van.de gasbuis omgevende en daarmee een ringvormig vulkanaal vormende vulbuis, die in verbinding staat met het reservoir en voorzien is van afsluitmiddelen, die de vloeistofstroom door de vulbuis blokkeren indien het aandrukvlak zich ten 15 opzichte van het huis in de onderste positie bevindt.

Vulpijpventielen van deze soort zijn bekend uit de praktijk. Het op het ondereinde van de gasbuis aangebrachte spreidorgaan is daarbij voorzien van een aan de omtrek daarvan aangebrachte ring van veerkrachtig materiaal, 20 waarmede de vulopening afdichtend wordt afgesloten wanneer de vulpijp zich in de onderste stand bevindt.

Wanneer een te vullen fles tegen het aandrukoppervlak van de vertikaal beweegbare huls van het vulventiel wordt aangedrukt, wordt deze huls over enige afstand tegen veer-25 druk in naar boven bewogen, waardoor de vulopening vrij komt.

De uitstromende vloeistof wordt dan door het spreidorgaan naar de binnenwand van de flessenhals geleid en stroomt langs de wand naar beneden. De vorm van het spreid-30 orgaan is van het grootste belang om bij een bepaalde combinatie van de vloeistofeigenschappen (viscositeit, neiging tot schuimvorming), diameterverhouding vulpijp/ flessenhals, vorm van de flessenhals (bijv. vernauwend of niet constante doorsnede) zowel een ongestoorde aanstroming van de vloeistof langs de wand van de fles als ook een nauwkeurig bepaalde en constante afvulhoogte te bereiken. Het 8202608 -2-

4 *V

' I

gevolg hiervan is dat er zowel rotatiesymmetrische spreid-organen worden gebruikt, als spreidorganen die ten dele rotatie-asymmetrisch zijn.

De uit stromingstechnische overwegingen noodzakelijke 5 vormgeving van het spreidorgaan wordt vaak ongunstig beïnvloed door de aanwezigheid van de op dezelfde plaats aan te brengen afdichtingsring. Verder is deze afdichtingsconstruc-tie kwetsbaar, in het bijzonder wanneer dunwandige vulbuizen worden toegepast, die in het bijzonder voor flessen met een 10 dunne hals worden toegepast.

Bij niet rotatie-symmetrische spreidorganen kan het onder bepaalde omstandigheden noodzakelijk zijn om in de gaspijp even boven het spreidorgaan eenzijdig een dwarsgat aan te brengen dat bij geopend en in werking zijnd vulven-15 tiel zich juist onder de onderrand van de vulpijp bevindt om te bereiken dat er geen grote spreiding in de bereikte vul-niveau's gaat ontstaan en de fles altijd wordt gevuld tot de hoogte waarop dit dwarsgat zich bevindt. Dergelijke vul-ventielen voorzien van de bekende afdichting ter plaatse 20 van het spreidorgaan hebben echter de volgende nadelen wanneer de vulmachine niet in gebruik is en het reservoir nog is gevuld: - bij het aanwezig zijn van een onderdruk boven de vloei-stófspiegel in het reservoir wordt vloeistof die ter plaat- 25 se van het dwarsgat vanuit de vulpijp in de gaspijp lekt als een mist omhoog gezogen en ontgast, waardoor bijv. bij alcoholhoudende vloeistoffen een aanzienlijke daling van het alcoholpercentage kan optreden.

- bij het aanwezig zijn van ten minste atmosferische druk 30 boven de vloeistofspiegel in het reservoir treedt eveneens vloeistoflek via het dwarsgat naar de gaspijp op, doch deze wordt nu niet weer teruggezogen, doch druppelt naar beneden weg, waardoor vloeistofverlies optreedt dat in het bijzonder bij vulmachines met een groot aantal 35 vulventielen daardoor aanzienlijk kan zijn.

De uitvinding heeft ten doel een vulpijpvulventiel te verschaffen dat deze nadelen niet heeft.

8202608

Vi .....

-3-

Het vulpijpvulventiel volgens de uitvinding heeft daartoe als kenmerk, dat de afsluitmiddelen boven het spreidorgaan en separaat daarvan aangebracht zijn. De vormgeving van het spreidorgaan bij een zodanig uitgevoerd 5 vulpijpventiel kan nu zonder rekening te moeten houden met de afsluitfunktie optimaal worden aangepast aan alleen stromingstechnische eisen. Het spreidorgaan is dus relatief gemakkelijk aan bepaalde eisen met betrekking tot de soort vloeistof en de vorm van de houder aan te passen en een-10 voudig en goedkoop te vervaardigen. Het spreidorgaan kan overigens zodanig uitgevoerd zijn, dat wanneer de huls met daaraan de vulbuis zich in de onderste positie bevinden speling aanwezig is tussen het spreidstuk en de vulbuis, zodat geen slijtage optreedt aan de vulbuis en het spreid-15 orgaan als gevolg van het veelvuldig op en neer schuiven van de huls.

De afsluitmiddelen worden bij voorkeur gevormd door een naar beneden konisch uitlopend ringvormig steunvlak van de huls en door een aan dit vlak complementair steun-20 vlak van de gasbuis. Bij een dergelijke uitvoering zijn relatief grote afdichtingsvlakken te verkrijgen, waarbij de maattoleranties een relatief geringe rol spelen.

Ter verkrijging van een veerkrachtige en goede afdichting zijn de onderling complementaire steunvlakken bij 25 voorkeur voorzien van een veerkrachtig afdichtingselement.

Teneinde het vulpijpvulventiel geschikt te maken voor het vullen van houders met verschillende vormen en voor het daarvan vullen met verschillende soorten vloeistoffen is bij voorkeur het gedeelte van de gasbuis onder de af-30 sluitmiddelen en/of het onderste gedeelte van de vulbuis uitwisselbaar uitgevoerd.

De uitvinding wordt toegelicht aan de hand van de tekening. In de tekening toont: fig. 1 een uitvoeringsvorm van het vulpijpvulventiel 35 volgens de uitvinding, en fig. 2 een alternatief van een gedeelte van het in fig. 1 getoonde ventiel.

8202608 0 -<· * i -4-

Het in fig. 1 getoonde vulpijpventiel omvat een ruimte 1, waarin de naar een houder te transporteren vloeistof verzameld is, of dat via een buis in verbinding staat met een in de figuur niet getoond reservoir met willekeurige 5 vorm . Boven het vloeistofniveau in de ruimte 1 of het reservoir mondt een vertikale gasbuis 2 uit, waarbij de ruimte boven het vloeistofniveau onder atmosferische druk of onder een lagere druk gehouden wordt. De gasbuis 2 is door middel van een verbindingsstuk 3 centraal bevestigd 10 binnen een doorgang 4 van een huis 5. Binnen de doorgang 4 is een buisvormige verschuifbare huls 6 aangebracht met een doorgang 7 en voorzien van een afdichtingsring 8, ter voorkoming van vloeistoflek tussen de tegenoverelkaar liggende wanden van huis 5 en huls 6. De huls 6 wordt door middel 15 van niet-getoonde veermiddelen naar beneden gedrukt.

De huls 6 gaat via een aandrukstuk 9 over in een vulbuis 10. Onder het aandrukstuk kunnen een aantal tussenringen 11 en een aandrukring 12 vanbijvoorbeeld veerkrachtig materiaal aangebracht zijn.

20 De gasbuis 2 is binnen de doorgang 7 voorzien van een verdikt gedeelte 13 met een kegelvormig bovenoppervlak 14, dat tegen een complementair steunvlak 15 van een breder gedeelte van de doorgang 7 kan steunen.

Het gedeelte van de gasbuis 2 beneden de verdikking 13 25 wordt gevormd door een buisdeel 16 dat in de verdikking 13 geschroefd kan worden. Het ondereinde van het buisdeel 16 is voorzien van een spreidorgaan 17, dat een kegelvormig bovenoppervlak 18 heeft. Het spreidorgaan kan echter ook . een andere vorm hebben, zoals het in fig. 2 getoonde spreid-30 orgaan 17'. Het spreidorgaan 17' is voorzien van een excentrische in vertikale richting verlopende doorgang 20, die aan de bovenzijde overgaat in een onderste buisdeel 16' van de gasbuis 2 en die voor het verkrijgen van een gewenst afvulniveau voorzien is van een dwarsboring 21.

35 De werking van het vulpijpvulventiel is zodanig, dat voor het vullen van een fles de vulopening van de fles onder de vulbuis 10 gepositioneerd wordt, waarna een 8202608 -5- < Λ relatieve verplaatsing van de fles in de richting van de aandrukring 12 uitgevoerd wordt, zodat de huls 6 naar boven geschoven wordt en de te transporteren vloeistof vanuit de ruimte 1 via de doorgang 4, de doorgang 7 en de doorgang 5 19 tussen de vulbuis 10 en de gasbuis 16 over het bovenvlak 18 van het spreidorgaan 17 in de fles gevoerd wordt.

Tijdens het transport van de vloeistof binnen de fles zorgt het bovenvlak 18 van het spreidstuk 17 voor een zodanige spreiding van de vloeistof dat het naar de zijwanden 10 van de fles gericht wordt en langs deze zijwanden verder naar beneden loopt totdat de fles tot het gewenste niveau gevuld is.

Zodra het gewenste afvulniveau van de fles bereikt is, wordt de fles naar beneden verplaatst, zodat de huls 6 als 15 gevolg van veerdruk eveneens naar beneden verplaatst wordt, zodat het steunvlak 14 tegen het steunvlak 15 komt te liggen waardoor de vloeistofdoorgang 7 wordt afgesloten.

Zowel de vulbuis 10 als het buisdeel 16 van de gasbuis 2 met het spreidorgaan 17 is bij voorkeur uitwisselbaar, 20 zodat het vulventiel op eenvoudige wijze kan worden aangepast aan eisen die gelden met betrekking tot verschillende vormen van de flessen en de eigenschappen van de te transporteren vloeistoffen.

- Conclusies - 8202608

Claims (5)

1. Vulpijpvulventiel voor het vanuit een reservoir atmosferisch of onderatmosferisch met een vloeistof vullen van een houder, zoals bijv. een fles, omvattende een vertikaal huis, een door het huis in vaste verbinding daarmee 5 aangebrachte vertikale van een spreidorgaan voorziene gas-· buis, die zich tot onder het huis uitstrekt, een om de gasbuis op afdichtende wijze binnen het huis verschuifbare veerbelaste huls, voorzien van een met de mond van de te vullen houder samenwerkend aandrukstuk, dat overgaat in 10 een het onderste gedeelte van de gasbuis omgevende en daarmee een ringvormig vulkanaal vormende vulbuis, die in verbinding staat met het reservoir en voorzien is van af-sluitmiddelen, die de vloeistofstroom door de vulbuis blokkeren indien het aandrukvlak zich ten opzichte van het 15 huis in de onderste positie bevindt, met het kenmerk, dat de afsluitmiddelen boven het spreidorgaan en separaat daarvan aangebracht zijn.

2. Vulpijpvulventiel volgens conclusie 1, m e t het kenmerk , dat de afsluitmiddelen gevormd worden door 20 een naar beneden konisch uitlopend ringvormig steunvlak (15) van de huls (6) en door een aan dit vlak complementair steunvlak (14) van de gasbuis (2).

3. Vulpijpvulventiel volgens conclusie 2, m e t het kenmerk , dat ten minste een van de onderling com- 25 plementaire steunvlakken voorzien is van een veerkrachtig afdichtingselement.

4. Vulpijpvulventiel volgens conclusie 1, 2 of 3, m e t het kenmerk, dat het gedeelte (16) van de gasbuis onder de afsluitmiddelen uitwisselbaar is. 30

5. Vulpijpvulventiel volgens conclusie 1, 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat het aandrukstuk met de vulbuis of de vulbuis afzonderlijk uitwisselbaar van de huls is aangebracht . 8202608