NL8202335A - Inrichting voor het op de plaats vasthouden van een lichaam met drijfvermogen ten opzichte van een ander lichaam. - Google Patents

Description

4 NO 31165 £

Inrichting voor het op de plaats vasthouden van een lichaam met drijf-vermogen ten opzichte van een ander lichaam .

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het op de plaats vasthouden van een lichaam, met drijfvermogen, zoals een schip, ten opzichte van een ander lichaam, zoals een boei, een toren, een kade, enz. welke plaatsbepalende inrichting bestaat uit een 5 stijve arm, die is bevestigd aan één van de beide.Jichamen, zoals bijvoorbeeld aan de boei, enz. en waarvan het andere einde via een verbindingsorgaan beweegbaar is bevestigd aan het andere lichaam, zoals het schip, welk verbindingsorgaan door een gewicht onder spanning wordt gehouden.

10 Een dergelijke inrichting is bekend bijvoorbeeld uit de ter inzage gelegde Nederlandse octrooiaanvrage 7901416, in het bijzonder fig.

13.

Bij deze bekende inrichting wordt een arm toegepast, die scharnierend is bevestigd aan het ene lichaam en aan zijn daarvan afgekeerde 15 diep onder water reikende uiteinde is voorzien van een gewicht dat via een kabel is opgehangen aan het andere lichaam dat ten opzichte van het eerstgenoemde lichaam;-' op zijn plaats moet worden gehouden. Beweegt het laatstgenoemde lichaam weg van de gewenste plaats dan wordt het géwicht opgetild. De kabel waaraan het gewicht hangt komt dan onder een hoek 20 te staan ten opzichte van de verticaal en de grootte van deze hoek is bepalend voor de uit het gewicht af te leiden horizontale terugstelcom-ponent die moet dienen om het weggedreven lichaam naar zijn plaats terug te brengen. In de meeste gevallen gaat het daarbij om het op afstand houden van een tanker ten opzichte van een afmeerboei. Boei en tanker 25 kunnen aan hevige bewegingen worden blootgesteld en bij 'de bekende inrichting bevindt het gewicht zich dan ook op grote diepte onder de bodem van het schip teneinde ervoor te zorgen dat het gewicht niet in aanraking kan komen met het schip, ook niet wanneer het schip naar de boei toe beweegt.

30 Door de grote lengte van de kabel,-waaraan het gewicht hangt, is een vrij grote verplaatsing van het schip nodig om een terugstel-kracht op te kunnen wekken, die in staat is de verstorende krachten tegen te werken en het schip, ondanks zijn grote massa, terug te brengen. Deze bekende inrichting werkt dus als een slappe veer.

35 In de op dezelfde dag als de onderhavige aanvrage ingedieade

Nederlandse octrooiaanvrage (onze ref. NO 31147) (t.n.v dezelfde -aanvraag- 8202335 J τ .. ... — ------ -2- ster) is reeds voorgesteld het bevestigingspunt van de arm met het door het gewicht belaste verbindingsorgaan of kabel op een hoger niveau te plaatsen waardoor de slappe veer kan worden veranderd in een stijve veer.

5 Hierbij blijft het gewicht echter nog steeds op grote diepte.

De onderhavige uitvinding beoogt niet alleen de bezwaren van een slappe veer te ondervangen, maar beoogt tevens overplaatsing van het gewicht naar een andere plaats dan de diep onder water gelegen plaats.

10 Dit doel wordt overeenkomstig de uitvinding bereikt doordat het gewicht is geplaatst op een plaats van de arm, die is gelegen tussen diens einden respectievelijk voorbij het bevestigingspunt van het verbindingsorgaan en dit bevestigingspunt zich ver boven de bodem van het schip, in het bijzonder nabij het wateroppervlak, bevindt. Met het 15 voorstel van de onderhavige uitvinding wordt dus niet alleen de effectieve lengte van het verbindingsorgaan wezenlijk korter gemaakt, waardoor een stijve veer wordt verkregen, maar wordt bovendien het gewicht omhoog gebrabht door het op de arm te plaatsen. Bij plaatsing tussen de scharnierende bevestiging van de arm aan het ene lichaam en het verbindings-20 punt van de arm aan het verbindingsorgaan ontstaat een hefboomverhouding die ongunstiger is dan bij de bekende bevestiging van het gewicht aan het uiteinde van de arm. Het gewicht komt echter wel terecht op een plaats, die conflicten met het schip uitsluit en die, zoals bij voorkeur het geval zal zijn bij een geheel boven water gelegen arm, volledig' toe-25 gankelijk is. Bovendien krijgt men door het gewicht verplaatsbaar te maken weer de mogelijkheid de stijfheid van de veer in te stellen.

Het is nu uiteraard ook mogelijk het gewicht voorbij het verbindingspunt van verbindingsorgaan en arm aan te brengen op een verlenging van de arm in welk geval de hefboomverhouding gunstiger is.

50 Een zeer eenvoudige oplossing verkrijgt men wanneer bij twee lichamen met drijfvermogen en verankering door middel van ankerkettingen de draaitafel van de ankerkettingen op de arm of armen steunt.

De kettingen vormen dan het gewicht of een deel daarvan.

Maakt men van de ankerkettingen gebruik dan zijn volgens de 55 uitvinding meerdere doeltreffende uitvoeringsvormen mogelijk. Zo kan het ene lichaam met drij fvermogen een boei zijn waaraan éên of meer armen zijn bevestigd en de draaitafel die de ankerkettingen draagt kan zich aan de arm respectievelijk tussen de armen bevinden. Men kan de boei dan uitvoeren als een enkel cilindrisch lichaam met horizontale langsas, 40 gelegen in de langsrichting van de arm of armen, maar men kan de boei 8202335 t» * ' -3- ook laten bestaan uit twee cilindrische lichamen, die evenwijdig aan elkaar zijn geplaatst en elk zijn voorzien van een stijf daaraan bevestigde arm waartussen de draaitafel van de ankerkettingen is bevestigd.

Past men één cilindrisch lichaam toe als boeilichaam dan 5 ontstaat een boei, die gemakkelijk de bewegingen van het schip volgt.

Past men twee lichamen toe dan ontstaat een boei met grote eigen stabiliteit. In beide gevallen is de boei volledig toegankelijk vanaf het schip.

Past men twee armen toe dan zijn deze bij voorkeur flexibel 20 of universeel scharnierbaar bevestigd aan het ene lichaam en nabij de uiteinden met elkaar flexibel of via universele scharnieren verbonden door een dwarsverbinding, terwijl elke arm een gewicht draagt.

Bij alle uitvoeringsvormen volgens de uitvinding kunnen de arm respectievelijk de armen en/of de gewichten bestaan uit met 25 waterballast vulbare respectievelijk ledigbare lichamen. Er ontstaat daardoor een afmeerinrichting, die bij geledigde ballastruimten een drijf vermogen heeft, zodat de verbinding met het af te meren schip gemakkelijk tot stand kan worden gebracht waarna door het ballasten het gewenste gewicht ontstaat om het schip op zijn plaats te houden.

2o Opgemerkt wordt dat uit het Britse- octrooischrift 3.155.069 een boei kekend is met een om een verticale as draaibaar daaraan bevestigde gevorkte arm waarin een gewicht hangt. De uiteinden van de arm zijn door middel van afmeerkabels aan het schip bevestigd dat verder via een boegdraad is verbonden met het om een horizontale as zwaaibare 25 gewicht. Hierbij werkt het gewicht niet via de arm en de afmeerkabels op het schip, doch alleen via de boegdraad.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van de tekeningen.

Fig. 1 toont schematisch in zijaanzicht het aan de uitvinding 30 ten grondslag liggende principe.

Fig. 2 toont in perspectief een uitvoeringsvorm.

Fig. 3 toont in perspectief een andere uitvoeringsvorm.

Fig. 4 toont in zijaanzicht een verdere uitvoeringsvorm en

Fig. 5 het daarbij behorende bovenaanzicht.

' 33 Fig. 6 toont een verdere uitvoeringsvorm in zijaanzicht en

Fig. 7 het daarbij behorende bovenaanzicht.

Fig. 8 toont nog een uitvoeringsvorm in bovenaanzicht.

Fig, 1 toont een vast" opgesteld lichaam 1, zoals een kade of toren, en een schip 2, dat hieraan is afgemeerd. Het schip wordt op 4Q afstand van de kade 1 gehouden door een of meer armen 3 waarvan het ene uiteinde bij 4 scharnierend om een horizontale as is bevestigd aan de 8202335 -4- / i kade 1 en waarvan het andere uiteinde 5 scharnierend is verbonden met een verbindingsorgaan 6, dat de vorm kan hebben van een kabel, ketting of stang en dat met zijn boveneinde 7 scharnierend is bevestigd aan het schip 2. Op deze arm of armen staat een gewicht 8, dat ervoor zorgt, 5 dat in het verbindingsorgaan 6 een trekspanning bestaat, die bij verplaatsingen van het schip 2 ten opzichte van de kade 1 zorgt voor een terugstelcomponent.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 2 is het schip 2 afgemeerd aan een boei, die bestaat uit een cilindrisch lichaam 9 waaraan vast zijn 2Q bevestigd twee armen 10 en 11 waarvan de uiteinden bijl.12 en 13 zijn bevestigd aan verbindingsorganen 14 respectievelijk 15, die eveneens kunnen bestaan uit kabels,kettingen of stangen envwaarvan de boveneinden bij 16 en 17 zijn bevestigd aan het schip 2.

Tussen de armen bevindt zich een verbinding 18 waarin is 25 gelegerd een draaibare krans of draaitafel 19 die de ankerkettingen 20 draagt. Deze ankerkettingen vormen het gewicht dat op de armen 10 en 11 is geplaatst, de verbindingsorganen 14 en 15 onder trekspanning brengt en dus de terugstelcomponent levert.

Bij de uitvoeringsvorm van fig. 4 en 5 wordt een normale boei 2Q 21 toegepast, die is vastgelegd met ankerkettingen 22 en een draaitafel 23 draagt. Aan deze draaitafel zijn via bolscharnieren of flexibele verbindingen, althans via scharnieren die ten minste een horizontale schar-nieras hebben, en die zijn aangeduid bij 24 en 25, armen 26 en 27 bevestigd waarvan de uiteinden 28, 29 weer via een verbindingsorgaan 30 zijn 25 opgehangen aan het schip 2.

Tussen deze armen kan zich een flexibele afstandhouder 31 bevinden.

De armen 26,27 dragen gewichten 32, 33 die eventueel als in langsrichting verplaatsbare cilinders zijn uitgevoerd. jq Bij de uitvoeringsvorm van fig. 6 en 7 wordt een boei 34 toe gepast, die met ankerkettingen 35 is vastgelegd en een draaitafel 36 heeft die êên geheel vormt met een arm 37, die vorkvormig uiteenloopt in de uiteinden 38 en 39 die zijn opgehangen met het verbindingsorgaan 40 respectievelijk 41 aan het schip. Deze arm 37 kan hol zijn uitgevoerd met y- een ballastruimte 42 en er kan zo gewenst nog een extra gewicht 43 op worden geplaatst.

De uitvoeringsvorm van fig. 8 toont een boei, die bestaat uit twee lichamen 44, 45 met drijfvermogen , een daartussen geplaatste verbinding 46 met draaitafel 47 voor de ankerkettingen 48 . De uiteinden 4Q van deze armen 44, 45 zijn weer met verbindingsorganen 49, 50 aan het 8202335 • . i s -5- schip 2 bevestigd. Deze armen zijn voorzien van ballastruimten 51,52 die de terugstelkrachten kunnen leveren.

8202335

Claims (7)

1. Inrichting voor het op de plaats vasthouden van een lichaam met drijfvermogen, zoals een schip, ten opzichte van een ander lichaam, zoals een boei, een toren, een kade, enz. welke plaatsbepalende inrichting bestaat uit een stijve arm, die is bevestigd aan één van de beide 5 lichamen, zoals bijvoorbeeld aan de boei enz. en waarvan het andere einde via een verbindingsorgaan beweegbaar is bevestigd aan het andere lichaam, zoals het schip, welk verbindingsorgaan door een gewicht onder spanning wordt gehouden, met het kenmerk, dat het gewicht is geplaatst op een plaats van de arm, die is gelegen tussen 10 diens einden respectievelijk voorbij het bevestigingspunt van het verbindingsorgaan en dit bevestigingspunt zich ver boven de bodem van het schip, in het bijzonder nabij het wateroppervlak, bevindt.

2. Inrichting volgns conclusie l,met het kenme k, dat bij twee lichamen met drijfvermogen en verankering door middel van ankerket- 15 tingen de draaitafel van dé ankerkettingen qp de'arm of armen steunt.

3. Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het ene lichaam met drijfvermogen een boei is waaraan een of meer armen zijn bevestigd en de draaitafel, die de ankerketitngen draagt, zich aan de armen respectievelijk tussen de armen bevindt. 20.

4. Inrichting volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de boei een enkel cilindrisch lichaam is met horizontale langsas gelegen in de langsrichting van de arm of armen.

5. Inrichting volgens conclusie 3,met het. kenmerk, dat de boei bestaat uit twee cilindrische lichamen evenwijdig aan elkaar en 25 elk voorzien van een stijf daaraan bevestigde arm waartussen de draaitafel van de ankerkettingen is bevestigd.

6. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat bij toepassing van twee armen deze flexibel of universeel scharnier-baar zijn bevestigd aan het ene lichaam, nabij de einden met elkaar 30 flexibel of via universele scharnieren zijn verbonden door een dwarsverbinding en elke arm een gewicht draagt.

7. Inrichting volgens een of meer der voorgaande conclusies, met 8202335 -7- τ * het kenmerk, dat de arm respectievelijk armen en/of de gewichten bestaan uit met waterballast vulbare respectievelijk ledigbare lichamen. 82 0 2 3 3 5-