NL8201200A - Werkwijze voor het vervaardigen van gesloten kleinverpakkingen. - Google Patents

Description

V # i» ,· Η.Ο. 50973

Werkwijze voor het vervaardigen van gesloten kleinverpakkingen.

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het vervaardigen van gevulde en gesloten kleinverpakkingen, in het bijzonder voor levensmiddelen, waarbij uit een eindloze kunststoffolie door diep-trekken houderkolommen worden gevormd, aansluitend samenhangend worden 5 gevuld en met een eindloze metaalfolie worden afgedekt, waarna de kunst-stoffolie en de metaalfolie in het gebied van de houderomtrek met elkaar worden verzegeld, en tenslotte de houders door uitstansen van elkaar worden gescheiden.

Bij bekende werkwijzen van dit type worden bij het verzegelen 10 de kunststoffolie- en de metaalfolie niet slechts in het gebied van de omtrek van de houder maar ook langs de folieranden en op bepaalde plaatsen tussen de houders onderling verzegeld. Bovendien ligt het hete verzegelings-gereedschap op een zo geringe afstand van de folies, dat bij het verzegelen tussen de omtrekken van de houders ongecontroleerde verdere verzegelings-15 verbindingen ontstaan. Dit heeft het nadeel, dat het na het uitstansen van de houders achterblijvende rooster geen terugwinning van de verschillende foliematerialen mogelijk maakt, omdat beidé folieresten aan elkaar hechten. Zelfs als bij het uitstansen erop wordt gelet zo weinig mogelijk restfolie te laten staan, verkrijgt men op den duur een belangrijk materiaal-20 verlies.

Bij de bekende werkwijzen worden in de regel uit het totale verband samenhangende houdergroepen gestanst. Een verzegeling aan de achterblijvende langsrand van de folies en de achterblijvende verbindingen tussen de houdergroepen zijn juist door de afvalbesparende uitvoering zo 25 onstabiel dat zij in geordende vorm slechts gemeenschappelijk verder kunnen worden geleid en voor het afvoeren "verzameld" kunnen worden, bij voorkeur door opwikkelen op een rol. Al naar de vorm van de houders in de houderkolommen ontstaan bij de latere scheiding in afzonderlijke delen nogmaals onbruikbare resten.

30 Het doel van de uitvinding is een werkwijze van het hierboven aartphaalde type en een inrichting voor het uitvoeren van deze werkwijze met eenvoudige middelen zo te vormen dat op economische wijze de bij het stansen onstane folieresten weer verwerkt kunnen worden.

Dit doel wordt volgens de uitvinding voor de werkwijze verschaft 35 doordat uitsluitend in het direkte’randgebied van de houderopeningen wordt verzegeld, bij het uitstansen van de houders de verzegelvlakken volledig 8201200 ?v *· -2- eveneens worden uitgestanst, verder bij het uitstansen van de folieën roosters worden verkregen, en de folieën voor het weer vormen worden gescheiden.

Bij de werkwijze volgens de uitvinding blijven na het uitstansen 5 van de houders twee roosterfoliebanen over, die niet verbonden op elkaar liggen en dienovereenkomstig gescheiden verder kunnen worden geleid. Op eenvoudige wijze kan elk folierooster op zichzelf worden opgewikkeld. Een afzondering van de houders reeds bij het eerste uitstansen bespaart verdere handelingen voor het scheiden van de houderkolommen en heeft bovendien 10 het voordeel dat een dichter en daarmede meer stabiel folierooster kan worden verder geleid. Bovendien vervalt door de mogelijkheid van het terugwinnen de dwang bij de uitvoering van de houders bij de plaatsing in kolommen aandacht te besteden aan een zo gering mogelijke hoeveelheid snijafval.

De houders kunnen wat betreft hun vorm vrijer worden uitgevoerd. Hierdoor 15 kunnen de houders naar willekeur aan praktische eisen worden aangepast, zoals de vraag naar verpakkingen of ook de vorm van de dieptrekgereedschap-pen. Ook aan de optische indruk kunnen concessies worden gedaan.

t

De uitvinding verschaft ook een inrichting voor het uitvoeren van bovengenoemde werkwijze met een toevoerinrichting voor een kunststof-20 folie, een dieptrekinrichting, een vulinrichting, een toevoerinrichting voor een eindloze afdekfolie, een te verwarmen verzegelingsinrichting met verzegelingsuitsteeksels, die steeds om een draaglichaam een met de omtrek van de houder overeenkomstige gesloten verzegelingsrand bezitten, en met een scheidingsgereedschap. Deze inrichting heeft het kenmerk, dat als 25 enkele verzegelingsdelen draaglichamen met verzegelingsranden voor de houderranden aanwezig zijn en de draaglichamen een zodanig hoogte bezitten, dat hetdraaglichaam over het resterende gebied van de folieën nergens een verzegelende inwerking van warmte uitoefent en dat het scheidingsgereedschap bestaat uit een doorslagpons.

30 Een voldoende hoogte van de draaglichamen waarborgt, dat niet door de warmteinvloed van verdere delen van de verzegelingsinrichting ongewenste verbindingsplaatsen tussen het metaalfolie en het kunststoffolie ontstaan. Slechts op deze wijze is een volledige scheiding van de folie-roosters achter de doorvalpons verzekerd.

35 Op eenvoudige wijze is voor elk folierooster een opwikkelin- richting aanwezig. De ontstane rollen kunnen op eenvoudige wijze weer verder worden verwerkt.

De werkwijze volgens de uitvinding wordt aan de hand van een 8201200 -7 * -3- uitvoeringsvoorbeeld van de inrichting beschreven, welk uitvoeringsvoor-beeld schematisch in de tekening is weergegeven.

Figuur 1 toont in zijaanzicht een inrichting voor het vervaardigen van gevulde kleinverpakkingen.

5 Figuur 2 toont een bovenaanzicht op het in fig. 1 met II aange geven deel.

Met de in fig. 1 schematisch weergegeven inrichting worden voor het gebruik gerede kleinverpakkingen 1 voor koffieroom vervaardigd. Hiertoe wordt een kunststoffolie 2 vanaf een rol 2a door middel van een niet weer-10 gegeven toevoerinrichting aan een met 3 aangegeven dieptrekgereedschap toegevoerd. De bewegingsrichting van de kunststoffolie 2 is in de fig. 1 en 2 door middel van de pijl A aangegeven. In het dieptrekgereedschap 3 worden tussen in de richting van de pijlen B en C in en uit elkaar beweegbare delen 3a en 3b van de inrichting kolomsgewijze houders la gevormd; 15 dat in fig. 1 in de richting A slechts twee houders achter elkaar en in fig. 2 slechts twee naast elkaar liggende houders zijn weergegeven, is ter vereenvoudiging. Het aantal, van de in één doorgang te vervaardigen houders resp. kleinverpakkingen is binnen het kader van de afmetingen van de verpakking of de inrichting zeer willekeurig.

20 De kunststoffoliebaan 2 met de daarin gevormde houders la door loopt bij het verdere verloop een slechts aangeduid vulstation 4-, waarin aan elke houder la een gedoseerde hoeveelheid koffieroom 5 wordt toegevoerd ,

Achter het vulstation 4, gezien in de bewegingsrichting A wordt 25 een metaalfolie 6 vanaf een rol 6a in de richting νρη de pijl A met niet cl weergegeven middelen zo toegevoerd, dat hij afdekkend tenminste op de houderkolommen in de kunststoffolie 2 komt te liggen. Beide foliën 2 en 6 komen gemeenschappelijk in een verzegelingsinrichting 7. Deze bezit in een schematisch weergegeven bovenste deel 7a , dat in de richting van de 30 pijl E beweegbaar is, ongeveer buisvormige draaglichamen 8 met cirkelvormige verzegelingsranden 8a. Deze diameter a is tenminste zo groot als de diameter b van de bovenste opening van de houders la en overtreft deze slechts met breukdelen van milimeters. De betrekking tussen de messen a en b alsmede de buitendiameter c van de verzegelingsranden blijkt uit fig. 2, station 35 7, waarop de aluminiumdekfolie de zich het bij het verzegelen ontstane ringvormige verzegelingsvlak 9 aftekent. Het blijkt dat het ringvormige verzegelingsvlak 9 zich dicht om de bovenste houderrand uitstrekt. Bij het verzegelen worden de houders la van onderaf door een tegenhouder 7b onder- 8201200

ί V

-4~ t /· ƒ steund, die in de richting van de pijl F beweegbaar is.

De in het gebied van de houder steeds verbonden folieën 2 en 6 worden nu aan een scheidingsgereedschap 10 toegevoerd, dat als doorval-pons is uitgevoerd. In de schematische uitvoering volgens fig. 1 is slechts 5 het bovenste deel van de pons weergegeven met de ponsvormen 11, waarvan de plaatsing overeenkomt met de houderkolommen. De omtrek van elke stansvorm 11 is in fig. 2 uit de na het stansen in de folieën achterblijvende openingen duidelijk. De ongeveer druppelvormige omtrek van de openingen 12 wordt gevormd uit een cirkelboog 12a van meer dan 180° en een ongeveer tangentiaal 10 daarop aansluitende driehoek 12b. De diameter d van de cirkelboogomtrek 12a is zoveel groter dan de diameter c, dat bij het stansen het verzegelings-vlak 9 volkomen uit de foliebanen 2 en 6 wordt losgemaakt en op de af te voeren kleinverpakking 1 achterblijft. Het verzegelingsvlak 9 sluit dan de houder la volledig. Door de vorm van het stansgereedschap, dat wil 15 zeggen de driehoek 12b, blijft buiten het verzegelingsvlak 9 op de gerede kleinverpakking 1 een ongeveer driehoekige afscheurneus lb achter. Daar liggen het kunststoffolie 2 en het metaalfolie 6 niet verbonden op elkaar.

Het metaalfolie kan dus gemakkelijk afzonderlijk worden gegrepen. De na het stansen gerede kleinverpakkingen 1 komen in een opvanghouder 13, die 20 in fig. 1 onder de pons 10 is aangegeven. Natuurlijk kunnen de kleinverpakkingen ook na het ponsen op een transportband of dergelijke vallen en van daaraf aan een verpakkingsstation worden toegevoerd.

Het metaalfolie 6 en het kunststoffolie 2 bestaat nu steeds slechts uit een samenhangend rooster 6b resp. 2b. De tussen de bij het 25 ponsen onstane openingen 12 achterblijvende roosterdelen zijn natuurlijk belangrijk smaller dan duidelijkheidshalve in fig. 2 is weergegeven. De folieroosters 6b resp. 2b worden, als in fig. 1 weergegeven, gescheiden van elkaar afgevoerd. Het kunststoffolie rooster 2b beweegt naar beneden, ! het metaalfolie rooster 6b naar boven. Elk folierooster wordt volgens 30 op zichzelf bekende niet weergegeven wijze tot een rol 6c resp. 2c opgewikkeld. Deze rollen worden aan een inrichting voor het opnieuw vormen van folieën toegevoerd.

De uitvinding is niet beperkt tot het uitvoeringsvoorbeeld. Ook als niet afzonderlijke kleinverpakkingen, maar een verbinding van twee of 35 meer samenhangend blijvende houder wordt uitgestanst, kan door overeenkomstige uitvoering van de verzegelingsranden en van de ponsvormen worden gewaarborgd, dat de achterblijvende folieroosters nergens met elkaar verbonden zijn en gescheiden verder kunnen worden bewogen. De inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze kan wat betreft de afzonderlijke stations 8201200 -5- > in ruime mate variëren, zodat de afzonderlijke gereedschappen ook slechts schematisch zijn weergegeven. Van belang is het afstemmen van de vormen resp. van de grootte van de houderrand, het verzegelingsvlak en de ponsvorm op elkaar op de bovenbeschreven wijze. De genoemde afmetingen gelden natuur-5 lijk ook voor andere vormen van de omtrek van de gerede kleinverpakking';, bijvoorbeeld een cirkelvormige bovenste rand zonder neus.

Binnen het kader van de uitvinding kunnen de niet verbonden folieroosters ook eerst gemeenschappelijk worden opgewikkeld, en op een andere plaats worden gescheiden, als bijvoorbeeld ruimteproblemen dit 10 vereisen. Verder kan ook een rooster, in het bijzonder het kunststofrooster, direkt na het scheiden aan een haksdLnrichting worden toegevoerd.

8201200

Claims (4)

1. Werkwijze voor het vervaardigen van gevulde en gesloten kleinverpakkingen, in het bijzonder voor levensmiddelen, waarbij uit een eindloze kunststoffolie door dieptrekken houderkolommen worden gevormd, aansluitend samenhangend worden gevuld en met een eindloze metaalfolie worden 5 afgedekt, waarna de kunststoffolie en de metaalfolie in het gebied van de houderomtrek met elkaar worden verzegeld, en tenslotte de houders door uitstansen van elkaar worden gescheiden, met het kenmerk, dat uitsluitend in het direkt randgebied van de houderopeningen wordt verzegeld, bij het uitstansen van de houders de verzegelvlakken volledig eveneens 10 worden uitgestanst, verder bij het uitstansen in de folieën roosters worden verkregen, en de folieën voor het weer vormen worden gescheiden.

2. Inrichting voor het uitvoeren van de werkwijze volgens conclusie 1 met een toevoerinrichting voor een kunststoffolie, een diep-trekinrichting, een vulinrichting, een toevoerinrichting voor een eindloze 15 afdekfolie, een te verwarmen verzegelingsinrichting met verzegelingsuit-steeksels, die steeds om een draaglichaam een met de..omtrek van de houder overeenkomstige gesloten verzegelingsrand bezitten, en met een scheidings-gereedschap, met het kenmerk, dat als enkele verzegelingsdelen draaglichamen (8) met verzegelingsranden (8a) voor de houderranden aanwezig 20 zijn en de draaglièhamen (8) een zodanige hoogte bezitten, dat de draag-lichamen over het resterende gebied van de folièën nergens een verzegelende inwerking van warmte uitoefent en dat het scheidingsgereedschap bestaat uit een doorslagpons.

3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, 25 dat voor de folieroosters gescheiden aftrekinrichtingen aanwezig zijn.

4·. Inrichting volgens conclusie 3,met het kenmerk, dat voor elk folierooster (2b resp. 6b) een opwikkelinrichting aanwezig is. 8201200