NL8200197A

NL8200197A - Vleugelklepconstructie en vliegtuig, voorzien van zulk een constructie.

Info

Publication number: NL8200197A
Application number: NL8200197A
Authority: NL
Original assignee: Fokker Bv
Priority date: 1982-01-20
Filing date: 1982-01-20
Publication date: 1983-08-16
Also published as: EP0084396A2; EP0084396B1; EP0084396A3; US4494716A; DE3364791D1

Description

-1- 7 * N.0. 30333

Vleugelklepconstructie en vliegtuig, voorzien van zulk een constructie

Vliegtuigen zijn veelal voorzien van beweegbare kleppen aan de vleugel om de draagkracht en/of de luchtweerstand van de vleugel te vergroten. De kleppen strekken zich vaak over een groot deel van de lengte van de vleugel uit, meestal aan 5 de achterzijde, ook wel aan de voorzijde of langs beide zijden. Zij worden met behulp van een aantal ophangmechanismen door de primaire vleugelconstructie gedragen, welke mechanismen door een aandrijfmotor de kleppen automatisch of op menselijk commando doen bewegen.

10 Bij grote vliegtuigen kan men twee of meer afzonderlijke kleppen ongeveer in eikaars verlengde langs dezelfde vleugelrand toepassen, elk met eigen ophang- en aandrijfmechanismen en meestal met een gemeenschappelijk aandrijfsysteem. Het is bekend zulke kleppen mechanisch te verbinden.

15 De uitvinding beoogt voor zulke gevallen de veiligheid bij storingen in een dergelijk ophang- en aandrijfsysteem te verhogen.

Hiertoe wordt volgens de uitvinding in de eerste plaats voorgesteld een vleugelklepconstructie voor een vliegtuig met 20 tenminste twee ongeveer in elkanders verlengde aangebrachte en mechanisch verbonden vleugelkleppen met eigen aandrijving en ophanging zo uit te voeren dat de ene klep verbonden is t met een bij beweging van die klep t.o.v. die andere klep verplaatsbaar deel, reikende tussen in die verplaatsingsrichting 25 ter weerszijden daarvan aangebrachte aanslagen aan de andere klep ter begrenzing van de slag van dat verplaatsbare deel. Storingen in ophangsysteem of aandrijfsysteem van één klep hebben dan minder ernstige gevolgen omdat de aangrenzende klep die ene klep althans in hoofdzaak op zijn plaats blijft hou-30 den, terwijl toch kleine verschillen in synchronisatie van de aandrijving zonder bezwaar kunnen optreden.

Bij voorkeur wordt zulk een constructie zo uitgevoerd, dat die tussen elkaar reikende delen samenwerken met aan of nabij één daarvan aangebrachte schakelmiddelen, door het an-35 dere van die delen nabij de einden van die slag bediend, om 8200197 -2- het klepaandrijfmechanisme te stoppen en/of een storing te signaleren.

Daardoor wordt de veiligheid sterk verhoogd, daar men nu tenminste gewaarschuwd wordt als er een storing optreedt, ter-5 wijl men bij gebruik van de schakelmiddelen om de aandrijving te stoppen kan voorkomen dat de storing ernstiger wordt bij verdere beweging der kleppen door overmatig schranken en daarmee gepaard gaande hoge krachten.

Elke klep heeft normaal op twee plaatsen, soms op meer, op die plaatsen een 10 een ophanging en meestal ook/aandrijving. Toepassing van de uitvinding betekent dus dat men storingen in alle vier de ophangingen en aandrijvingen in uit werking beperkt en de veiligheid daarvan garandeert.

Men kan een constructie volgens de uitvinding op één of 15 meer plaatsen tussen de kleppen aanbrengen en de onderlinge bewegingsmogelijkheid in meer dan één richting laten beperken. Het eerst in aanmerking komt echter een toepassing ongeveer in het koordevlak der kleppen, d.w.z. dat onderlinge bewegingen in de eerste plaats in een richting in dat vlak daardoor wor-20 den beperkt.

De uitvinding betreft ook een vliegtuig met zulk een verbind ingsconstructie.

De uitvinding zal thans nader worden toegelicht aan de hand van bijgaande tekeningen. Daarin is: 25 Fig. 1 een schematisch aanzicht loodrecht op twee aangrenzende vleugelkleppen in een de voorkeur verdienende uitvoeringsvorm van de uitvinding;

Fig. 2 een schematisch aanzicht en doorsnede volgens de lijn II - II in Fig. 1; 30 Fig. 3 een schematisch achteraanzicht volgens de pijl III in Fig. 1; en

Fig. 4 een meer constructief uitgewerkt aanzicht en gedeeltelijk doorsnede van de hefboom met aangrenzende delen van Fig.1.

Twee vleugelkleppen 1 en 2 moeten gezamenlijk bewegen en 35 zijn elk voorzien van eigen niet getekende ophang- en bewegings-mechanismen bij 3, 4, 5 en 6. Hier is aangenomen dat er een gemeenschappelijke aandrijfmotor voorbij 22 in het vliegtuig voor beide kleppen is, vanwaar een beweging bijv. draaiend via assen 23, bijv. met cardankoppelingen, naar de mechanismen 3 40 - 6 aan de vleugel wordt overgebracht. Elk mechanisme 3-6 8200197

V

>

V

-3- kan van bekende uitvoering zijn, bijv. een stangenmechanisme of een wagentje- railconstructie.

Storingen in de as 23 kan men gemakkelijk met synchroinrich-5 tingen op de einden constateren, maar het wordt wel zeer complex voor elke aandrijving en ophanging van de kleppen een dergelijke of andere controle-inrichting in te bouwen.

De twee kleppen 1 en 2 worden nu in de eerste plaats tegen evenwijdige beweging uit hun vlak t.o.v. elkaar en tegen 10 langsbewegingen van elkaar af verbonden door een driehoekige schalm 7. Deze schalm ligt in een vlak ongeveer loodrecht op het koorde vlak 8 van de klep (Fig. 2). In elk hoekpunt heeft deze schalm een scharnierverbinding met een der kleppen 1, 2, bij 9 en 10 met klep 2 en bij 11 door een kogelscharnier met 15 klep 1. Deze verbinding laat toe dat i # de ene klep in een vlak loodrecht op het vlak van schalm 7 enigszins t.o.v. de andere klep bewegen kan en met zijn lengteas iets kan kantelen t.o.v. 20 de lengteas van de andere klep. De verbinding geeft een goede doorleiding van krachten ongeveer loodrecht op het koordevlak 8 en in lengterichting der kleppen .

Een stang 14 verbindt door kogelscharnieren aan beide uit-25 einden een punt 15 aan klep 2 met een hefboom 16 aan klep 1.

Die stang 14 ligt ongeveer in het koordevlak 8 der kleppen. De hefboom 16 is om een gewoon éénassig scharnier 17 aan klep 1 draaibaar, reikt tot tussen twee aanslagen 18, 19 aan die klep en steekt daar voorbij uit tot tussen twee schakelaars 20 en 21. 30 Aldus worden bij storingen de kleppen 1 en 2 voor het doorleiden van krachten ongeveer in hun koordevlak verbonden, echter met een zekere onderlinge speling, bepaald door de afstand van de aanslagen 18, 19 tot de hefboom 16. Normaal blijft hefboom 16 ongeveer midden tussen de aanslagen staan omdat de ophang-35 en bewegingsmechanismen 3 - 6 de kleppen in voor- en achterwaartse beweging nauwkeurig dirigeren. Indien echter in één van deze mechanismen 3-6 een verbinding breekt, kan de betreffende klep gaan schranken en slaat hefboom 16 tegen één der aanslagen 18, 19, hetgeen het schranken tot een veilige 40 waarde zal beperken.

8200197 . ' -4-

De schakelaars 20 en 21 zijn zo opgesteld, dat zij in werking komen even vóór het aanslaan van hefboom 16 tegen de bijbehorende aanslag 18 of 19. Via een elektrische signaalleiding, die bijv. langs de scharnieren van het ophangmechanisme 4 tot 5 in het vliegtuig wordt geleid, kan door een aanslagsignaal van één dezer schakelaars het klepaandrijfmechanisme gestopt worden, waardoor het verder schranken wordt verhinderd. Tevens kan hieraan een waarschuwingssignaal worden ontleend om te melden dat er een storing is.

10 De ruimte tussen de kleppen kan desgewenst met een flexi bele elastische afdichting rondom het beschreven mechanisme ' zo worden afgesloten, dat de kleppen zich als een vloeiend ge heel gedragen.

Uiteraard kan het voordeel verdienen die randen der klep-15 pen dichter bij elkaar te brengen en het beschreven mechanisme ten dele binnen de kleppen in plaats van t.o.v. de randen uitstekend aan te brengen.

De inrichting volgens de uitvinding leent zich goed voor kleppen als getekend, die niet precies in elkanders verlengde 20 liggen, ook wanneer de aandrijfmechanismen de kleppen niet precies dezelfde slag geven. Zo kan het in het getekende geval de voorkeur verdienen om de bewegingsmechanismen 3 en ΐ steeds dezelfde slag te geven en mechanisme 5 een grotere slag te laten afleggen dan mechanisme 6.

25 In Fig. 4 is te zien hoe de aanslagen 18 en 19 met de schakelaars 20 en 21 tot een gemakkelijk aan te brengen, los te maken en te controleren eenheid zijn samengevoegd. De hefboom 16 werkt hier niet direkt zelf op de aanslagen, maar onder tussenschakeling van een "klepel" 28, die bij 29 scharnierend 30 is ondersteund en twee wanddelen 24· en 25 heeft, die als vork-tanden om het einde van hefboom 16 grijpen. Het lichaam 28 wordt op zijn plaats gehouden door de rolletjes 26 en 27, die elk door een vrij sterke veer op hun getekende plaats in een huisdeel van de schakelaar 20 resp. 21 worden gehouden.

35 Zodra de hefboom 16 nu draait tot tegen wanddeel 24- of 25 van lichaam 28 kan hij dit lichaam om as 29 verdraaien, waarbij een van die wanddelen het betreffende rolletje 26 of 27 tegen de veerwerking indrukt om na een geringe verdere uitslag de bijbehorende schakelaar 20 of 21 te bedienen, juist 40 voordat lichaam 28 met een wanddeel 24 of 25 tegen de bijbehorende aanslag 18 of 19 komt.

82 0 0 1 9 7

Claims

1. Vleugelklepconstructie voor een vliegtuig met tenminste twee ongeveer in elkanders verlengde aangebrachte en mechanisch verbonden vleugelkleppen met eigen aandrijving en ophanging, met het kenmerk, dat de ene klep verbonden 5 is met een bij beweging van die klep t.o.v. die andere klep verplaatsbaar deel, reikende tussen in die verplaatsingsrich-ting ter weerszijden daarvan aangebrachte aanslagen aan de andere klep ter begrenzing van de slag van dat verplaatsbare deel.

2. Constructie volgens conclusie 1, met het ken merk, dat die tussen elkaar reikende delen samenwerken met aan of nabij één daarvan aangebrachte schakelmiddelen, door het andere van die delen nabij de einden van die slag bediend, om het klepaandrijfmechanisme te stoppen en/of een storing te 15 signaleren,

3. Constructie volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de bedoelde ene klep scharnierend verbonden is met een hefboom, die op een afstand van dat scharnierpunt scharnierend verbonden is met de andere klep en met een 20 ten opzichte daarvan uitstekend deel met die aanslagen samenwerkt .

4·. Constructie volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat die scharnierende verbinding van de ene klep met de hefboom aan de andere klep een scharnierstang omvat, die 25 zich ongeveer evenwijdig aan het koordevlak der kleppen uitstrekt, terwijl de hefboom om een as ongeveer loodrecht op het koordevlak kan scharnieren.

5. Constructie volgens conclusie 2, 3 of 4, met het kenmerk, dat tussen de aanslagen aan de bedoelde andere 30 klep een scharnierend door die klep gedragen vorkvormig lichaam is aangebracht, waarbij het verplaatsbare deel aan de bedoelde ene klep tussen die tanden van dat lichaam grijpt en bij verplaatsing daarmee in contact komt om het vorkvormige lichaam te doen scharnieren, welke tanden aan hun buitenzijde elk met 35 één der aanslagen samenwerken en elk rusten tegen een taster, die bij indrukking door de betreffende vorktand tegen veer- 82 0 0 1 9 7 C'· ï' -6- druk in wordt verplaatst om een schakelaar te bedienen.

6. Vliegtuig met een constructie volgens een der voorgaande conclusies. \ 8200197