NL8105290A - Inrichting voor het opstellen van een anker. - Google Patents

Inrichting voor het opstellen van een anker. Download PDF

Info

Publication number
NL8105290A
NL8105290A NL8105290A NL8105290A NL8105290A NL 8105290 A NL8105290 A NL 8105290A NL 8105290 A NL8105290 A NL 8105290A NL 8105290 A NL8105290 A NL 8105290A NL 8105290 A NL8105290 A NL 8105290A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
anchor
index head
resilient
resilient arms
arms
Prior art date
Application number
NL8105290A
Other languages
English (en)
Other versions
NL189873B (nl
NL189873C (nl
Original Assignee
Halliburton Co
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Halliburton Co filed Critical Halliburton Co
Publication of NL8105290A publication Critical patent/NL8105290A/nl
Publication of NL189873B publication Critical patent/NL189873B/nl
Application granted granted Critical
Publication of NL189873C publication Critical patent/NL189873C/nl

Links

Classifications

    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B23/00Apparatus for displacing, setting, locking, releasing or removing tools, packers or the like in boreholes or wells
    • E21B23/004Indexing systems for guiding relative movement between telescoping parts of downhole tools
    • E21B23/006"J-slot" systems, i.e. lug and slot indexing mechanisms
    • EFIXED CONSTRUCTIONS
    • E21EARTH OR ROCK DRILLING; MINING
    • E21BEARTH OR ROCK DRILLING; OBTAINING OIL, GAS, WATER, SOLUBLE OR MELTABLE MATERIALS OR A SLURRY OF MINERALS FROM WELLS
    • E21B23/00Apparatus for displacing, setting, locking, releasing or removing tools, packers or the like in boreholes or wells
    • E21B23/02Apparatus for displacing, setting, locking, releasing or removing tools, packers or the like in boreholes or wells for locking the tools or the like in landing nipples or in recesses between adjacent sections of tubing

Landscapes

  • Geology (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mining & Mineral Resources (AREA)
  • Environmental & Geological Engineering (AREA)
  • Fluid Mechanics (AREA)
  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Geochemistry & Mineralogy (AREA)
  • Earth Drilling (AREA)
  • Piles And Underground Anchors (AREA)
  • Joining Of Building Structures In Genera (AREA)
  • Snaps, Bayonet Connections, Set Pins, And Snap Rings (AREA)
  • Percussive Tools And Related Accessories (AREA)

Description

% - 1 -
Inrichting voor het opstellen van een anker.
Bij het horen, behandelen en in produktie houden van putten voor olie of natuurlijk gas is het dikwijls gewenst en soms noodzakelijk om verscheidene werktuigen of andere toestellen opgehangen aan een pijpenkolom op te stellen 5 en te verankeren op een bepaald niveau in de boorput. Zulk een handeling is noodzakelijk in olieputten,. bijvoorbeeld en niet daartoe beperkt, wanneer een produktieformatie met grind wordt gepakt,wanneer een formatie chemisch behandeld wordt, een put gecementeerd wordt, een pakker opgezet wordt of een put 10 getest wordt. Een aantal verschillende toestellen ontworpen voor het uitvoeren van deze handeling zijn bekend, waarbij verschillende benaderingen zijn toegepast.
Het Amerikaanse octrooisehrift 2.673.61h beschrijft een inrichting voor het verankeren van werktuigen 15 in een .put, waarbij de inrichting gebruik maakt van spieen om het anker op de bepaalde niveaus in de put op te stellen en waarbij grendelklauwen het vasthouden. Echter zijn de groeven in de putbekleding welke de spieen aangrijpen op verschillende niveaus, allen verschillend en het anker kan slechts op één 20 niveau aangrijpen per manouvreercyclus in de put en het anker kan slechts worden opgehaald door trekken van de pijpenkolom, bevestigen van een vangtoestel en weer terug in de put neerlaten om het anker aan te grijpen. De Amerikaanse octrooisehriften 3.057.^07 en 3.507.329 beschrijven dergelijke inrichtingen 25 welke enigszins verbeterd in de werking zijn maar nog altijd de zelfde bovengenoemde nadelen bezitten.
De Amerikaanse octrooischriften 3.1+55«3δ1 en 3.519.07^ en 3.603.392 en 3.783.9^1 en k.059-150 beschrijven inbouwtoestellen of verankeringstoestellen waarbij mechanisch 30 of hydraulisch bediende remsloffen worden gebruikt om de werk tuigenkolom in de put op te stellen en te verankeren. Het toepassen van remsloffen staat echter niet nauwkeurig opstellen toe en kan bovendien leiden in het vastlopen van de werktuigen- 8 1 0.5 2 9 0
fc. % M
- 2 - kolom in de put indien de remsloffen niet los kunnen komen.
De Amerikaanse octrooischriften 3·93Τ·279 en U.139*059 beschrijven toestellen die.gebruik maken van uitsteekvingers om de werktuigenkolom op een bepaald niveau op 5 te hangen wanneer de vingers een schouder in de putbekleding aangrijpen. Terwijl voorzien wordt in een positief middel voor het lokaliseren in de put, voorzien geen van beide octrooischriften in een middel om de opstelvingers in een teruggetrokken stand te vergendelen om een schouder in de bekleding door 10 te laten of om meer dan één niveau per manouvreercyclus in de put te bezoeken. - - -
Het Amerikaanse octrooischrift 1+. 105.069 heeft hetrekking op een terugtrekmechanisme welke lijkt op dat / ...
van de onderhavige uitvinding, daarvoor gebruik bij het han-15 teren van een cementeer- of grindmof. Het opstellen van de hier in beschreven werktuigenkolom wordt bereikt door loggen van de standen van de moffen en hangen van de werktuigenkolom op mof-hulzen op verschillende niveaus met permanent vrijgelaten veer-armen hetgeen balanceren noodzakelijk maakt van het gewicht 20 op de werktuigenkolom om te verzekeren dat de mof niet opnieuw gesloten wordt. Geen afzonderlijk ankerwerktuig wordt gebruikt, zodat de moffen niet open kunnen blijven wanneer de werktuigenkolom neergelaten wordt en de verende vingers dienen door de moffen op elk niveau worden gedwongen.
25 He Amerikaanse octrooiaanvrage 107-753 van de onderhavige aanvrager en hierin opgenomen, beschrijft een meer doelmatig opstel- en ankermechanisme voor een werktuigkolom.
In het kort beschrijft de aanvrage een werkwijze en een inrichting voor het lokaliseren van een werktuigenkolom op een bepaald 30 niveau in een boorput, verankeren van de kolom op dat niveau en voortgaan van dat niveau naar een ander nivèau in de boorput, hetzij een hoger of een lager niveau in dezelfde manouvreercyclus. Het toestel bestaat uit een tweedelig verankertoestel bestaande uit een ankertoestel opgenomen in een bekleding of 35 omhulling en een samenwerkend inwendig ankeropsteltoestel welke 8105290 \ <. ·* ë - 3 - bevestigd is aan een werktuigenkolom. Het ankertoestel heeft in hoofdzaak dezelfde inwendige "boring als de bekleding boven en onder dit toestel met een ringvormige, omhoog gerichte schouder op zijn binnenwand, waarbij gebieden met vergrote dia-5 meter aanwezig zijn zowel boven als onder de schouder. De anker- opsteller is voorzien van omhoog reikende, verende armen met aan hun uiteinden radiaal buitenwaarts uitstekende, omlaag gerichte schouders. Wanneer deze schouders in aanraking komen met de ringvormige schouder van een ankertoestel, houdt de anker-10 opsteller de werktuigenkolom in positie. Om de ankeropsteller vrij te nemen, kan gezorgd worden dat een schraapblokstelsel de verende armen aangrijpt en samendrukt waarbij het schraapblokstelsel verschuifbaar is aangebracht boven de verende armen om daardoor de armen vrij te maken van het ankertoestel door het-15 zij heen en weergaande of roterende en heen en weergaande bewe ging van de werktuigenkolom zoals is aangegeven in een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding. Nog een andere uitvoeringsvorm van de uitvinding is ook beschreven en maakt gebruik van zowel roterende als heen en weergaande beweging om de ankerop-20 steller aan te grijpen en los te nemen van het ankerwerktuig en maakt gebruik van spieen op de ankeropsteller welke samenwerken met groeven op het ankertoestel om de ankeropsteller op zijn plaats te houden. Al deze uitvoeringsvormen bezitten het vermogen van het bezoeken van meervoudige lokaties bij één 25 manouvreereyelus van een werktuigenkolom in de put, waarbij de werktuigenkolom op elke lokatie wordt vastgehouden en vervolgens losgelaten en de werktuigenkolom opnieuw wordt opgesteld op een ander niveau dat hoger of lager is dan het eerste niveau. De ankers voor een afzonderlijke uitvoeringsvorm zijn dezelfde op 30 elk niveau en geen extra mechanisme anders dan het anker en de ankeropsteller zijn noodzakelijk voor het gebruik van de inrichting.
Hoewel de uitvoeringsvormen van de inrichting als beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 107.753 35 op bruikbare wijze in vele gevallen werken, is de betrouwbaar- 8105290
V
-ikheid in boorputten welke afwijken van de vertikaal een belangrijk probleem. Omdat de verende armen, welke de ankerschouder aangrijpen, op hun plaats worden gehouden door slechts hun eigen veerkracht en het gewicht van de kolom, bestaat de neiging voor 5 de ankeropsteller om los te laten wanneer deze niet gecen treerd is in de bekleding aangezien de verende vingers aan êén zijde buiten aanraking kunnen zijn met de ankerschouder en de andere vingers kunnen worden teruggetrokken van het anker door de zijwaartse kracht van het gewicht van de kolom in een afge-10 bogen boorgat.
In het algemeen leiden de bekende inrichtingen aan een aantal gebreken en het toepassen van een bepaald soort mechanisme om een probleem op te heffen resulteert dikwijls in de onoplosbaarheid van een ander probleem. De 15 moeilijkheid die het eerst wordt ontmoet, is het onvermogen om de juiste gewenste plaats in een boorgat te lokaliseren, hetgeen inherent is met het gebruik van sloffen. Wanneer dat probleem is opgelost door het toepassen van spieen of uitsteekvingers, bezitten de bekende toestellen het onvermogen om meer dan êén 20 niveau per manouvreercyelus in de put te onderzoeken. Vele bekende toestellen vereisen twee manouvreercycli per lokatie, een om het anker vast te zetten en een ander om het anker los te nemen. Indien men enig bekend werktuig toepast welke in staat is om meervoudige lokaties te bezoeken, zelfs met meer-25 voudige manouvreercycli, staat men voor het probleem van het aanbrengen van verschillende vernauwingen of opzetschouders van verschillende afmetingen en vorm in de bekleding of de omhullende kolom, hetgeen noodzakelijkerwijs zowel de installatie als het toe te passen inventaris van onderdelen ingewikkeld 30 maakt. Sommige toestellen welke het onderzoek van verscheidene niveaus per manouvreercyelus toestaan, zijn afhankelijk van het toepassen van een betrekkelijk grote kracht om los te nemen en kunnen ingrijpen in de werking van andere werktuigen in de bekleding. Tenslotte, een bekend toestel welke het vermogen 35 bezit om nauwkeurig de. gewenste niveaus te onderzoeken en meer- 8105290 V * * - 5 - voudige niveaus per manouvreercyclus mogelijk maakt, ontbeert een positieve, niet verende betrouwbare verankering.
In tegenstelling hiermede worden alle bovengenoemde nadelen en beperkingen van de stand van de techniek 5 door de uitvinding opgeheven door te voorzien in een werkwijze en een inrichting voor het opstellen van een werktuigenkolom op een bepaald niveau in een boorgat, positief verankeren van de kolom op dat niveau en voortgaan vanaf dat niveau naar een ander niveau in de boorput, welk laatste niveau hoger of lager is 10 dan het eerste niveau, in dezelfde manouvreercyclus. De uit vinding voorziet in een positief losneembare en terugtrekbare ankeropsteller bevestigd aan een werktuigenkolom, welke samenwerkt met een ankertoestel of een aantal in hoofdzaak Identieke ankertoestellen van het soort zoals reeds beschreven is inde 15 Amerikaanse octrooiaanvrage 107-753. Dit ankertoestel,zoals eerder opgemerkt, bezit in hoofdzaak dezelfde inwendige boring als de bekleding hierboven en hieronder, met een ringvormige, omhoog gerichte schouder op zijn binnenwand, waarbij gebieden met vergrote diameter aanwezig zijn zowel onder als boven de 20 schouder aan de binnenzijde van het werktuig. De uitgevonden an keropsteller omvat omhoog uitstekende verende armen met radiaal buitenwaarts uitstekende, omlaag gerichte schouders aan hun uiteinden. De verende armen worden natuurlijk buitenwaarts gedrukt naar een vrijgeefstand, bij welke stand de schouder van het 25 eerder beschreven ankertoestel wordt aangegrepen. Echter, in tegenstelling tot de bekende ankeropsteller volgens de Amerikaanse octrooiaanvrage 107-753, worden de verende armen volgens de uitvinding positief buitenwaarts gedrukt naar een vrijgeefstand door een deel van een verschuifbare indexkopstelsel welke ge-30 orienteerd is in een eerste stand onmiddellijk boven de verende armen. Wanneer het gewenst is om de verende armen los te nemen van het ankertoestel, wordt het ankertoestel heen en weer bewogen, waardoor dit indexkopstelsel heen en weer wordt bewogen en wordt geroteerd over een bepaalde boog, waarbij de indexkopstel-35 sel dan de verende armen aangrijpt en samendrukt in zijn tweede, 8105290 - 6 - * * geroteerde stand, waardoor aldus de verende armen- losgenomen worden van het ankertoestel. Verder heen en weer "bewegen van de werktuigenkolom 'al tot gevolg hebben, het weer heen en weer bewegen en roteren van de indexkopstelsel, grendelen van de 5 verende armen in een vrij geef stand. De ank er opsteller volgens de uitvinding bezit dus het vermogen van het onderzoeken van meervoudige lokaties met een werktuigenkolom in een manóuvreer-cyclus in de put, het positief vergrendelen van de werktuigenkolom op een lokatie en het vervolgens positief terugtrekken 10 van de verende armen, vrijmaken van de werktuigenkolom en het opnieuw opstellen op een ander niveau dat hoger of lager is gelegen dan het eerste niveau. Geen beweging anders dan het heen en weer bewegen van de werktuigenkolom is noodzakelijk voor het veranderen van de ankeropsteller uit de vrij geef stand naar de 15 terugtrekstand en het vergrendelen van het werktuig in elke stand.
Het is dus duidelijk dat de uitgevonden inrichting en werkwijze vele nieuwe voordelen biedt ten opzichte van de stand van de techniek zonder de daarbij behorende 20 nadelen.
De uitvinding zal nader worden beschreven in de volgende beschrijving met betrekking tot de tekening.
De figuren 1A en 1B zijn vertikale doorsneden van de uitgevonden ankeropsteller in zijn vergrendelde, terug-25 getrokken stand nabij een ankertoestel in een bekledingskolom.
De figuren 2A, 2B en 2C zijn vertikale door sneden van de uitgevonden ankeropsteller in zijn eerste, niet vergrendelde, vrijgeefstand bij het aangrijpen van het ankertoestel.
30 Figuur 3 is een vertikale doorsnede van de uitgevonden ankeropsteller in zijn tweede, vergrendelde vrijgeef stand bij aangrijpen van het ankertoestel.
Figuur U is een doorsnede langs de lijn van figuur 2A.
35 Figuur 5 is een doorsnede langs de lijn 5-5 8105290 - 7 - van figuur 2B.
Figuur 6 is een ontwikkeling van de continue J-spleet toegepast om het indexkopstelsel volgens de uitvinding te roteren van zijn vergrendelde teruggetrokken stand naar zijn 5 vergrendelde vrij geef stand.
In de tekening geven de figuren 2A, 2B, 2C, U, 5 en 6 in het bijzonder de uitgevonden ankeropsteller. De ankeropsteller 130 is opgesteld binnen een bekleding 3b op een plaats waar het ankertoestel 32 is opgesteld. De bekleding 3¾ 10 kan op zijn beurt zijn opgesteld binnen een omhulling 36 in een niet getekend boorgat. Of anders kan de bekleding 3¾ worden gestoken in een open boorgat. Naar beneden toe vanaf de getekende top-van de bekleding gaat de boring 33 van de bekleding 3b voort tot het ankertoestel 32, waar het gelijkmatige inwen-15 dige ringvormige oppervlak Uo, bepaald door een bovenste schuin oppervlak b2 alsmede een onderste3 uitstekend schuin oppervlak ίώ leidend naar een ringvormige uitsparing h6 is opgesteld.
Aan het onderste uiteinde van de uitsparing k6 is opgesteld een binnenwaarts reikende omhoog gekeerde ringvormige schouder U8, 20 waar beneden zich bevinden het axiale oppervlak 50 en een buitenwaarts hellend oppervlak 52 gevolgd door een tweede ringvormige uitsparing 5^·· Beide oppervlakken b6 en 5b hebben een boring groter dan die, van de bekleding 3^. Beneden de uitsparing 5b leidt het binnenwaarts scheef staande oppervlak 56 naar de 25 onderste boring 58 welke in hoofdzaak dezelfde diameter heeft als de boring van de bekleding 38. Opgemerkt wordt dan een an-kerwerktuig 32 opgesteld is in de put zodat een werktuigkolom 60 waaraan de ankeropsteller 130 is bevestigds op de juiste wijze zal worden opgesteld om de behandeling van een put tot 30 stand te brengen zoals het zuurmaken, cementeren of met grind verpakken via andere werktuigen op de werktuigenkolom 60 in samenwerking met werktuigen in de bekleding 3^· Bijvoorbeeld kan men wensen om een isolerende grindpakker over een grindmof op te stellen. Eveneens kan een cementeermof worden opgesteld.
35 Bovendien is het duidelijk dat de uitgevonden ankeropsteller 8105290 * ï· -8.- niet “beperkt is tot .het toepassen met een ankertoestel opgenomen in een bekleding, maar kan worden gebruikt met een anker-toestel welke een deel is van een omhulling in eén niet bekleed gat op dezelfde wijze als aangegeven met betrekking 5 tot een bekleding.
Volgens de figuren 2A, 2B en 2G wordt de ankeropsteller 130 in de bekleding 3¾ neergelaten met de werktuigenkolom 6θ. Indien gewenst kan de werktuigenkolom 60 een boring 62 hierdoorheen bezitten met boringen 16k, 166 en 168 10 waardoor fluiden omlaag en omhoog door het inwendige van de werktuigenkolom kunnen worden overgevoerd. De ankeropsteller 130 is met schroefdraad bevestigd aan de werktuigenkolom 60 door het overgangsorgaan 1TQ» dat op zijn beurt met schroefdraad bevestigd is aan een bovenste doorn 172 en een vloeistofafdichting 15 wordt hiertussen geleverd door een 0-ring 17¾ opgesteld in een ringvormige uitsparing in het overgangsorgaan 170. Het overgangsorgaan 170 is vast bevestigd aan de bovenste doorn 172 door middel van grendelpennen 176.
Het onderste deel van de bovenste doom 172 20 omvat een radiaal reikende drükschouder 180 met bovenste en onderste ringvlakken 182 en 18¾. Het onderste oppervlak 18¾ van de bovenste doorn 172 is axiaal nabij de doornovergang 186 welke is geschroefd op een J-spleetdoorn 188 en hieraan vergrendeld is door instelschroeven 190 - Rondom het ondereinde, van 25 de bovenste doorn 172 en de verbinding van de doornaanpassing 186 en de J-spleetdoorn 188 is het indexkopstelsel bestaande uit de indexkopuitsteeksel 192 en de indexkop 19¾. De indexkopuitsteeksel 192 en de indexkop 19¾ zijn aan elkaar geschroefd met hiertussen een 0-ring 196, waarbij instelschroeven 198 de 30 beide onderdelen samen vergrendelen. De indexkop 19¾ (en daar door het gehele indexkopstelsel) is gespied op de'J-spleetdoorn 188 met de spiebus 200. Drukrollagers 202 en 20¾ zijn vergrendeld binnen het indexstelsel, waarbij de bovenste lager 202 steunt tegen het bovenste ringvormige oppervlak 182 op de bovenste doorn 35 172 terwijl het onderste lager 20¾ steunt op de onderste ring- 8105290 i a \ - 9 - oppervlak 184 op de bovendoorn 172. Het doel en de -werking van de druklagers 202 en 204 zal hierna -worden beschreven met betrekking tot de werking van de voorkeursuitvoering. De 0-ringen 206 dichten af tussen de verlenging 192 van de indexkop en de 5 bovenste doorn 172 en 0-ringen 208 dichten af tussen de J-spleet- doorn 188 en de indexkop 194. Het ondereinde van de indexkop 19^ omvat een aantal radiaal op afstand van elkaar gelegen, omlaag buitenwaarts hellende oppervlakken 210' waartussen zijn opgesteld een aantal radiaal op afstand van elkaar gelegen, 10 axiaal georienteerde groeven 212 op het uitwendige oppervlak van de indexkop 194 (zie figuur 4). De groeven 212 hebben hellende onderste vooreinden 214 welke reiken naar het ondereinde van de indexkop 194. Openingen 216 in de hellende oppervlakken 210 bevorderen het stromen van fluïdum in de bekleding wanneer de 15 werktuigenkolom 60 wordt opgehaald of neergelaten en de ring vormige ruimte 217 staat communicatie tussen de openingen 216 toe.
Beneden het indexkopstelsel, is het uitsteek-lichaam 218 verschuifbaar aangebracht op de J-spleetdoorn 188 20 en is geschroefd op het doomlichaam 220 met J-spleetpennen 222 welke grijpen in de continue J-spleet 224 in de J-spleetdoorn 188. Het uitsteeklichaam 218 is vergrendeld aan het doornlichaam 220 door middel van vastzetschroeven 226. Het bovenste deel van het uitsteeklichaam 218 omvat uitsteekvingers 228 welke 25 zijn getekend bij aangrijpen van de ringvormige uitsparing 230 in het uitwendige van de J-spleetdoorn 188. Het veeropstellichaam 232 met een aantal omhooggerichte veerarmen 234 is hierop gespied aan het doornlichaam 220 als getekend bij 236.Elk van de verende amen 234 is voorzien van een tussen, radiaal buiten-30 waarts reikende schouder 238 met schuine voor- en achterranden en hierin gebed een carbideknoop. Aan het bovenstuk van elke veerarm 234 bevindt zich een uitsteeksel 240 met een onderste, radiaaJ/Vlak oppervlak 242 en een uitwendig, axiaal vlak oppervlak 244 en een geleidelijk radiaal binnenwaarts hellend vlak 246 35 voerend naar een gepunte punt 248. De zijdelingse oppervlakken 8105290 - 10 - 250 van de uitsteeksels 2U0 hellen buitenwaarts vanaf een smalle, axiaal vlak binnenvlak 252 (zie figuur 5)· Opgemerkt wordt dat de punten 2^8 van de veerarmen 23^ zijn opgesteld op een geringere straal dan die van de radiaal buitenste stukken 5 van de hellende.oppervlakken 210 op de indexkop 1Sb. Het op- stellichaam 232 wordt op zijn plaats gehouden op het doorn-lichaam 220 door een afstandlichaam 25^·, welke wordt gesteund door het schraapbloklichaam 256 dat geschroefd is aan het ondereinde van de doornlichaam 220. Het schraapbloklichaam 256 10 is vergrendeld op het doornlichaam 220 door grendelpennen 258, waarbij een afdichting wordt bereikt tussen de beide onderdelen door een 0-ring 260.
Het ondereinde van de J-spleetdoorn 188 omvat een radiale schouder 189 welke verschuifbaar is binnen de ver-15 grote boringwand 221 van het doornlichaam 220 en een afdichting daartussen wordt tot stand gebracht door 0-ringeh 191· Om een vacuumvergrendeling te vermijden, hetgeen het heen en weer bewegen van de J-spleetdoorn 188 ten opzichte van het doornlichaam 220 zou verhinderen, staan radiale doorgangen 223 in het doorn-20 lichaam 220 in verbinding met een ringvormig kanaal 255 in het afstandlichaam 25^, welke ringvormige doorgang op zijn beurt voert naar radiale doorgangen 257 in het afstandlichaam 25^, welke in verbinding staan met het uitwendige van het werktuig.
Een aantal sehraapblokken 262 worden buiten-25 waarts gedrukt tegen de bekleding 3b door veren 26b vergrendeld in axiale uitsparingen 266 in het schraapbloklichaam 256 en worden in de axiale uitsparingen 266 gehouden door houders 268 bevestigd door bouten 270.
De rest van de werktuigenkolom 60, in het 30 algemeen aangeduid door 272 en met hierdoorheen een boring 271+ reikt beneden de anker opsteller 130 in de bekleding 3!+.
Met betrekking tot de figuren 1A, 1B, 2A, 2B, 2C, 3 en 6 zal de werking van de voorkeursuitvoering nu nader worden beschreven.
35 De ankeropsteller 130 heeft drie standen, 8105290 - 11 - “ * bij voorkeur aangeduid als verkstanden. De figuren 1A en 1B tonen de ankeropsteller 130 in zijn vergrendelde teruggetrokken stand, waarbij buitenwaarts gedrukte verende armen 23^ worden samengedrukt door de indexkop De figuren 2A, 2B en 5 2C tonen de niet vergrendelde vrijgeefstand van bet werktuig, waarbij verende armen 23^ zijn vrijgegeven door de indexkop 19^ en radiaal buitenwaarts zijn bewogen als gevolg van een inherente druk. Figuur 3 toont de vergrendelde vrijgeefstand van het werktuig waarbij de verende armen 23^ in een vrijgeefstand 10 worden gehouden door de indexkop 19^· De ankeropsteller 130 wordt omgezet van de ene stand naar de andere door heen en weer bewegen van de werktuigkolom 60, hetgeen het axiaal schuiven en roteren van het indexkopstelsel tot stand brengt en in het bijzonder de indexkop 19^ door bewegen van de J-doorn 188 bin-15 nen het doomlichaam 220. De schuivende aangrijping van de continue J-spleet 22b volgens figuur 6 door de J-spleetpennen 222 levert een roterende kracht om de indexkopstelsel te roteren. Rotatie van de indexkoppen ten opzichte van de werktuigkolom 60 wordt toegestaan door het niet aangrijpen van de bovenste 20 doom 162 met de J-spleetdoorn 188 en vergemakkelijkt door het gebruik van roldruklagers 202 en 20b waarbij het eerstgenoemde lager de rotatie toestaat van de indexkop 19^· gedurende omhoog bewegen van de werktuigkolom 60 en het laatstgenoemde lager-rotatie toestaat gedurende omlaag bewegen van de werktuigkolom 25 60.
Wanneer de ankeropsteller 130 wordt neergelaten in de bekleding 3½ door de werktuigkolom 60 bevindt deze zich in zijn niet vergrendelde vrijgeefstand als aangegeven in de figuren 2A, 2B en 2C. De verende armen 23^· staan niet in 30 aangrijping met de indexkop 19^ en worden buiten aangrijping gehouden door de inwerking van de uitsteekvingers 228 en de ringvormige uitsparing 230 op het uitwendige van de J-spleetdoorn I88. De pennen 122 op het doornlichaam 220 bevinden zich in de standen 222a in de continue J-spleet 22b als aangegeven in de 35 ontwikkeling van de J-spleet volgens figuur 6. Wanneer de anker- 8105290 w v - 12 - opsteller 130 zich "bevindt nabij de gewenste anker welke aangegrepen dient te worden, zoals het anker 32, wordt het bewegen van de werktuigkolom 60 beëindigd door aangrijpen van de ringvormige schouder i+8 op het anker 32 met de schouders 2h2 aan" 5 de bodem van de .uitsteeksels 2k0 aan de einden van de verende armen 22>b.
Nadat de verende armen 23^· het anker 32 hebben aangegrepen, wordt een bepaald gewicht gelegd op de werktui-génkolom 60, bijvoorbeeld i+000 pound, waarbij het gewicht 10 veroorzaakt dat de uitsteekvingers 228 buitenwaarts bewegen .
uit de ringvormige uitsparing 230 op het uitwendige van de J-spleetdoorn 188, waardoor aldus de ankeropsteller telescopisch beweegt en de indexkop 19U naar de verende armen 23^ wordt gebracht. Wanneer de ankeropsteller 130 zich bevindt in de niet 15 vergrendelde vrijgeefstand volgens figuur 2, zijn de verende armen 23^· niet radiaal in register met hetzij de hellende oppervlakken 210 of de axiale groeven 212 op de indexkop 19^ , maar bevinden zich eerder hiertussen. Wanneer de J-spleetdoorn 188 omlaag beweegt in antwoord op het toepassen van gewicht op 20 het werktuigkolom 60, voeren de hellende randen 22ba van de continue J-spleet 22^ de pennen 222 naar de standen 222b, hetgeen resulteert in een gedeeltelijke rotatie van de indexkop 1$Λ naar een stand waarbij de axiale groeven 212 in register zijn met de verende armen 23^-. Wanneer deze partiele rotatie vroeg 25 in de axiale beweging van de J-spleetdoorn 188 plaatsheeft, wordt deze voltooid op het ogenblik dat de indexkop 19^ en de . verende armen 23^+ contact maken. Deze rotatie van de indexkop 19^· wordt vergemakkelijkt door de onderste drukrollager 20k, waarop wordt gewerkt bij rotatie door.....de onderste ringvormige 30 oppervlak 181+ van de drukschouder 180, waarbij de J-spleetdoorn 188 niet bevestigd is aan de bovenste doorn 172. Rotatie van het onderste deel van de ankeropsteller 130 wordt weerstaan door de wrijvingskrachten van de schraapblokken 262 aan de binnenzijde van de bekleding 3^. Axiaal bewegen van de J-spleetdoorn 35 188 wordt vergemakkelijkt door de doorgangen 223, 255 en 257 8105290 - 13 - welke in verbinding staan met het uitwendige van het werktuig, waardoor toegestaan wordt dan vloeistof stroomt tussen de ringvormige kamer 289 (zie figuur 1B), de J-spleet 22^ en de boorput, waardoor drukopbouw of vacuum wordt vermeden tussen de 5 J-spleetdoorn'188 en het doornlichaam 220.
Opgemerkt wordt dat, als praktische maatregel, de bedienende persoon in staat is om na te gaan of de index-kop 19^ zal roteren om in register te komen met de axiale groeven 212 of het hellende oppervlak 210 met de verende armen 10 23h door de radiale stand van de indexkop aan het oppervlak wanneer de ankeropsteller 130 is gestoken in de boorput. Vanzelfsprekend is het gewoonlijk gewenst om de ankeropsteller 130 gereed te hebben om te roteren tot in aangrijping met de axiale groeven 212 en de verende armen 23^ bij slechts omlaag bewegen 15 van de werktuigkolom 60. Echter, indien de stand van de indexkop 19^ niet aanvankelijk genoteerd is, of indien de werktuigkolom 60 heen en weer getrokken dient te worden voorafgaand aan het in aanraking komen met het gewenste eerste anker (bijvoorbeeld, indien het gewenste eerste anker niet het bovenste anker 20 in de boorput is), zal een omhoog en omlaag bewegen van de werk tuigkolom 60 verandering veroorzaken van de ankeropsteller 130 tussen de gegrendelde terugtrekstand volgens figuur 1 en de vergrendelde vrijgeefstand volgens figuur 3 al naar gewenst is. Voor deze discussie wordt aangenomen dat de eerste omlaaggaande heen 25 en weergaande beweging van de werktuigkolom 60 zal resulteren in dat de ankeropsteller 130 wordt gebracht in de vergrendelde vrijgeefstand volgens figuur 3.
Wanneer de verende armen 23^· in register zijn met de axiale groeven 212, grijpen de uitsteeksels 2^0 de 30 indexkop 19^» waarbij het in register zijn met de groeven 212 verder wordt bevorderd door de voorranden 21b welke geleidelijk mogelijk niet geexpandeerde veerarmen radiaal buitenwaarts drukken. Zulk een toestand van een of meer niet uitgestoken, hoewel vrijgelaten, verende armen kan mogelijk plaatshebben in 35 een afgebogen boorgat, als eerder opgemerkt. Aangezien het niet 8105290 - -lil· - ongebruikelijk is op een boorgat tot 70° van de vertikaal af-buigt, kan het gewicht van de werktuigkolom zelfs de sterkste veerarmen aanzienlijk samendrukken. Radiaal buiten register zijn van de verende armen 23^ met een axiale groef 212, hetgeen plaats-5 hebben gedurende het bewegen van de werktuigkolom 6θ in het boorgat als gevolg van buigen wanneer het werktuig in zijn ontgrendelde vrijgeefstand is, wordt gecompenseerd door de buitenwaarts hellende zij-oppervlakken 250 van de uitsteeksels 2h0, welke de neiging hebben om de verende armen 23^· in register te 10 brengen met de axiale groeven 212 wanneer de indexkop 19^ omlaag beweegt. De ankeropsteller 130 wordt gehouden in de vergrendelde vrijgeefstand volgens figuur 3 door het gewicht van de werktuigkolom 60 en het aangrijpen van de schouders 2k2 op de uitsteeksels 2k0 van de verende armen 23^· met de schouder k8 van het 15 anker 32. Op dit ogenblik kan de bedienende persoon voortgaan met een handeling in het boorgat zoals het met grind pakken of cementeren, en is daarbij verzekerd dat de werktuigkolom 60 op de juiste plaats zal worden gehouden gedurende deze handeling.
Om de ankeropsteller ΐβθ los te nemen van het anker 32, wordt 20 de werktuigkolom 60 omhoog heen en weer bewogen, hetgeen resul teert in een relatief omlaag bewegen van de pennen 222 in de continue J-spleet 22k naar de stand 222c, waarbij weer de indexkop 1$k gedeeltelijk wordt geroteerd. De J-spleetpennen 222 worden geleid naar de stand 222c door de hellende randen 22Ub 25 van de J-spleet. Rotatie gedurende omhoog heen en weer bewegen wordt vergemakkelijkt door de roterende werking van het bovenste ringvormige oppervlak 1^2 van de drukschouder 180 van de bovendoorn 172 op het drukrollager 202. Omhoog heen en weer bewegen resulteert in het losnemen van de verende armen 23^· door 30 de indexkop 19^·· Vervolgens omlaag heen en weer bewegen van de werktuigkolom éo resulteert in een andere gedeeltelijke rotatie van de indexkop 19^· en samendrukken van de uitsteeksels 2k0 op de verende armen 23^ door de hellende oppervlakken 210 op de indexkop 19^·, waarbij gedeeltelijke rotatie weer plaatsvindt 35 vroeg bij de axiale beweging van de J-spleetdoorn 188 vanwege de 8105290 - 15 - vorm van de continue J-spleet 22¾. Aan het eind van de neerwaartse beweging zullen de pennen 222 vergendeld zijn in de stand 222d, waarbij zij hier geleid zijn door de hellende randen van de continue J-spleet 22¾. Opgemerkt wordt dat de punten 5 2h8 van de verende armen 23¾ opgesteld zijn op een straal welke minder is dan die van de buiteneinden van de hellende oppervlakken 210 zodat de hellende oppervlakken 210 altijd in een stand zijn om de verende amen samen te drukken.
' Samendrukken van de verende amen 23¾ resul- 10 teert in de vergrendelde teruggetrokken stand van de ankerop- steller 130 volgens de figuren 1A tot en met 1C, waarbij de ankeropsteller 130 neergelaten kan worden door het anker 32 naar een lageranker zonder dat gevaar bestaat van opnieuw aangrijpen van het anker 32 door de verende armen 23¾. Wanneer de 15 ankeropsteller 130 opgesteld is nabij een ander anker, zal omhoog heen en weer bewegen van de werktuigkolom 60 resulteren in uitsteken van de ankeropsteller in de niet-vergrendelde vrijgeef stand volgens figuur 2, waarbij het werktuig in de uitgestoken stand wordt gehouden door de uitsteekvingers 228 in de 20 ringvormige uitsparing 230. Vervolgens omlaag bewegen zal resulteren in dat de vrijgegeven verende amen 23¾ het anker aangrijpen en het plaatsen van gewicht naar het aangrijpen zal resulteren in een opnieuw telescoperen van de ankeropsteller 130, een gedeeltelijk roteren van de indexkop 19¾ en het inste-25 ken van de uitsteeksels 2^ in de axiale groeven 212, waardoor de ankeropsteller 130 zal worden vergrendeld in het anker, opnieuw als aangegeven in figuur 3·
Opgemerkt wordt dat wanneer de ankeropsteller 130 wordt verwijderd uit de put aan de werktuigkolom 60, dat 30 dan de indexkop 19¾ weggetrokken wordt van de verende amen 23¾, resulteren in de ontgrendelde vrijgeefstand van het werktuig volgens de figuren 2A, 2B en 2C. In dit geval zullen de verende amen 23¾ niet blijven hangen in de bekleding of de ankers vanwege de aanwezigheid van de tussensehouders 238 welke het inwen-35 dige oppervlak van de bekleding en de ankers aangrijpen en daar- 8105290 - 16 - bij de verende armen 23^ binnenwaarts drukken. Deze drukkende werking vindt ook plaats wanneer de ankeropsteller 130 omlaag beweegt in bet boorgat,, indien de ankeropsteller 130 in een vrijgegeven, ontgrendelde stand zou zijn. Bovendien hebben de 5 hellende oppervlakken 2bè op de buitenzijde van de uitsteeksels 2b0 de neiging om de verende armen 23^· binnenwaarts te drukken wanneer zij in aanraking komen met een willekeurig deel van een anker of de bekleding.
Uit de voorgaande beschrijving van de voor-10 keursuitvoering van de uitvinding en de werking daarvan, blijkt dat de onderhavige uitvinding voorziet in een inrichting en werkwijze voor het opstellen en verankeren van een werktuigkolom op verscheidene niveaus in een boorput. Vanzelfsprekend kan de werkwijze en de inrichting worden toegepast wanneer het gewenst 15 is om een pijpenkolom in een boorput met een bekleding of ver huizing te lokaliseren of te verankeren en is niet beperkt tot handelingen zoals met grind verpakken of cementeren. Wijzigingen in de hier beschreven inrichting en werkwijze zijn -vanzelfsprekend voor een gebruikelijke deskundige. Bijvoorbeeld kan 20 het aantal schraapblokken, verende armen en bijbehorende hellen de oppervlakken en axiale groeven worden gewijzigd. In het laatste geval zou het aantal kanalen in de continue J-spleet gewijzigd dienen te worden. De schraapblokken kunnen worden gedrukt door schroefveren of elastomeren in plaats van bladveren. 25 De J-spleet zal kunnen worden opgenomen in het doornlichaam met de pennen uitstekend uit de J-spleetdoorn in plaats van de beschreven uitvoeringsvorm. Bovendien, in plaats van verende armen, kunnen verende klauwen met tapse randen gericht naar de indexkop en een onder snij ding om te grendelen, met de axiale 30 groeven op de indexkop worden toegepast.
8105290

Claims (23)

1. Inrichting voor het opstellen en verankeren van een verktuigkolom op tenminste één lokatie in een "boorput met een hierin opgestelde pijp, gekenmerkt door een 5 anker bevestigd aan de pijp op de genoemde tenminste ene lokatie in de put en een ankeropsteller bevestigd aan de verktuigkolom en voorzien van aangrijpmiddelen en grendelmiddelen voor het selectief vergrendelen van de aangrijpmiddelen met het anker.
2. Inrichting volgens conclusie 1 vaarbij de 10 tenminste ene lokatie een aantal lokaties omvat en de tenminste ene anker een aantal ankers omvat bevestigd aan de pijp op het aantal lokaties.
3. Inrichting volgens conclusie 2, vaarbij het aantal ankers in hoofdzaak identiek is.
15 U. Inrichting volgens conclusie 1 vaarbij de grendelmiddelen in staat zijn om selectief de aangrijpmiddelen aan de ankers te vergrendelen in antvoord op beveging van de verktuigkolom.
5. Inrichting volgens conclusie U vaarbij de 20 beveging een axiale beveging is.
6. Inrichting volgens conclusie 1 vaarbij de aangrijpmiddelen bestaan uit een aantal verende amen met een vergrendelde vrijgeefstand en een teruggetrokken stand en bestemd voor het aangrijpen van het anker in de vergrendelde vrij- 25 geefstand vanneer in de buurt daarvan opgesteld.
7. Inrichting volgens conclusie 6 vaarbij de grendelmiddelen verder bestaan uit een indexkop bestemd om de vergrendelde vrijgeefstand en de teruggetrokken stand van tenminste êén van de verende amen tot stand te brengen.
8. Inrichting volgens conclusie 7 voorzien van schouders aan het anker, vaarbij de schouders bestemd zijn om het aantal verende armen aan te grijpen bij de vergrendelde vrijgeefstand.
9. Inrichting volgens conclusie 8 gekenmerkt 35 door schouders op de tenminste ene verende am, vaardoor het 8105290 - 18 - aantal Terende armen in de vergrendelde vrijgeefstand de schouder van het anker aangrijpt.
10. Inrichting volgens conclusie 9 vaart ij de schouder van de anker radiaal binnenwaarts reikt vanaf de pijp, 5 vaarbij de schouder van de verende arm radiaal buitenvaarts reikt vanaf het aantal verende armen en de buitenste rand van de schouders van de verende armen opgesteld zijn op een straal velke groter is dan de straal bepaald door de binnenrand van de schouder van het anker wanneer het aantal verende armen zich bevindt in 10 de vergrendelde vrijgeefstand en de buitenste rand van de schou ders van de verende armen zijn gelegen op een straal velke kleiner is dan de straal van de binnenrand van de schouder van het anker vanneer het aantal verende armen in de teruggetrokken stand is.
11. Inrichting volgens conclusie 7 waarbij de indexkop voorzien is van een aantal hellende oppervlakken velke radiaal op afstand zijn gelegen met een aantal axiale groeven, vaarbij de indexkop axiaal en roteerbaar verschuifbaar aan-gebraeht is op de ankeropsteller, welke indexkop de teruggetrok-20 ken en*de vergrendelde vrijgeefstanden tot stand brengt van het aantal verende armen door axiaal bewegen naar de verende armen, waarbij de teruggetrokken stand tot stand wordt gebracht door contact van de verende armen via de hellende vlakken en de vergrendelde vrijgeefstand tot stand wordt gebracht door contact 25 van de verende armen met de axiale groeven.
12. Inrichting volgens conclusie 11, waarbij de tenminste ene lokatie bestaat uit een aantal lokaties en de tenminste ene anker bestaat uit een aantal in hoofdzaak identieke ankers bevestigd aan de pijp op het aantal lokaties.
13. Inrichting volgens conclusie 11 waarbij de ankeropsteller verder voorzien is van spleten en pennen om de indexkop te roteren in antwoord op axiaal bewegen van de verk-tuigkolom. ik. Inrichting volgens conclusie 13 waarbij 35 de spleten en de pennen de indexkop roteren om de verende armen 8105290 - 19 - in register te brengen met de hellende oppervlakken in een stand en met de axiale groeven in een andere stand.
15- Inrichting volgens conclusie 1¼ waarbij de indexkop opnieuw in register wordt gebracht in antwoord op 5 een opwaartse en neerwaartse axiale beweging van de werktuig- kolom.
16. Inrichting volgens conclusie 13 waarbij de spleten een continue J-vormige spleet vormen en de pennen bestaan uit tenminste één pen voor de J-spleet. 10 17· Inrichting volgens conclusie 16 waarbij de continue spleet behoort bij de indexkop en de pen is bevestigd aan de ahkeropsteller, waarbij de rotatie van de indexkop tot stand wordt gebracht door glijdend aangrijpen van de rand van de continue spleet met de pen. 15 18.Ahkeropsteller bruikbaar voor bevestigen aan een werktuigkolom opgesteld in een boorgat, voorzien van verende armen en een indexkop bestemd voor het positief radiaal uitsteken en terugtrekken van de verende armen in antwoord op heen en weer bewegen van de werktuigkolom. 20 19· Ahkeropsteller volgens conclusie 18, waarbij de indexkop voorzien is van hellende oppervlakken welke radiaal op afstand zijn gelegen met axiale groeven, waarbij de verende armen positief worden teruggetrokken door contact met de hellende oppervlakken en positief worden uitgestoken door contact met 25 de axiale groeven.
20. Ahkeropsteller volgens conclusie 19, waarbij de indexkop axiaal en radiaal beweegbaar is ten opzichte van de verende armen.
21. Ahkeropsteller volgens conclusie 20, 30 waarbij de indexkop axiaal en radiaal beweegt bij het bewegen van de verende armen tussen de positief teruggetrokken stand en de positief uitgestoken stand.
22. Ahkeropsteller volgens conclusie 21, waarbij de indexkop axiaal en radiaal beweegt in antwoord op 35 verschuivende aangrijping van de pennen en de spleten, waarbij 8105290 * « - 20 - één van de pennen en.de spleten zijn “bevestigd aan de verende amen en de andere pen en spleet zijn bevestigd aan de indexkop.
23. Ankeropsteller volgens conclusie 22 5 waarbij de verschuifbare aangrijping van de pennen en de sple ten tot stand wordt gebracht door axiaal bewegen van de werk-tuigkolom. 2b. Ankeropsteller bestemd om te worden opgesteld in een boorput voor het selectief aangrijpen van an-10 kers aangebracht in een pijp in de borput, waarbij de ankers voorzien zijn van radiaal binnenwaarts reikende ringvormige schouders en de ankeropsteller voorzien is van een .doorn met een indexkop bevestigd daaraan en een continue spleet aan het oppervlak daarvan en.een doorn lichaam met verende armen daar-15 aan met radiaal buitenwaarts reikende schouders en een overlangse boring waarbinnen de doorn axiaal en radiaal verschuifbaar is, waarbij het lichaam van de doorn voorzien is van hieraan bevestigde pennen die reiken in de continue spleet‘op de doorn, waardoor heen en weerbewegen tussen de doorn en het lichaam van de 20 doorn resulteert in axiaal en radiaal bewegen tussen de index kop en de verende amen en positief uitsteken en terugtrekken van de verende amen voor aangrijpen en losnemen van de ankers.
25. Anker volgens conclusie 2b waarbij het doornlichaam voorzien is van schraapblokken aan het uitwendige 25 daarvan.
26. Ankeropsteller volgens conclusie 2b voorzien van koppelmiddelen voor het koppelen van de ankeropsteller aan een werktuigkolom en drukrollagers bestemd voor het vergemakkelijken van de rotatie tussen de indexkop en de werktuig- 30 kolom...
27· Ankeropsteller volgens conclusie 2b voorzien van radiaal op afstand van elkaar gelegen, hellende oppervlakken en axiale groeven op de indexkop waarbij radiaal en axiaal bewegen van de indexkop resulteert in register brengen 35 en aangrijpen van de verende amen met hetzij de hellende opper- 8105290 - 21 - vlakken of de radiale groeven op de indexkop waarbij aangrijpen van de verende armen met de axiale groeven resulteert in uitsteken van de verende armen en met de hellende oppervlakken resulteert in terugtrekken van de verende armen. 5 .28. Werkwijze voor het opstellen van een werk- tuigkolom op een aantal lokaties in een boorputs bestaande uit a) opstellen van in hoofdzaak identieke ankers op het aantal lokaties in de boorput, b) bevestigen van de ankeropsteller aan de 10 werktuigkolom, c) bewegen van de ankeropsteller op de werktuigkolom tot in de buurt van een van het aantal ankers, d) grendelend aangrijpen van één van de ankers door de ankeropsteller, 15 e) loskoppelen van de ankeropsteller van êên van de ankers, f) bewegen van de ankeropsteller op het werktuigkolom naar een andere lokatie, g) vergrendelend aangrijpen van de ankerop- 20 steller op de nieuwe andere lokatie.
29. Werkwijze volgens conclusie 28, waarbij de werktuigkolom heen en weer wordt bewogen om de ankeropsteller vergrendelend aan te grijpen en los te nemen. 8105290
NLAANVRAGE8105290,A 1980-11-24 1981-11-23 Inrichting voor het opstellen en verankeren van een werkpijpserie in een buizenserie van een boorput. NL189873C (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US20962080 1980-11-24
US06/209,620 US4364430A (en) 1980-11-24 1980-11-24 Anchor positioner assembly

Publications (3)

Publication Number Publication Date
NL8105290A true NL8105290A (nl) 1982-06-16
NL189873B NL189873B (nl) 1993-03-16
NL189873C NL189873C (nl) 1993-08-16

Family

ID=22779533

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NLAANVRAGE8105290,A NL189873C (nl) 1980-11-24 1981-11-23 Inrichting voor het opstellen en verankeren van een werkpijpserie in een buizenserie van een boorput.

Country Status (12)

Country Link
US (1) US4364430A (nl)
AU (1) AU545935B2 (nl)
BR (1) BR8107615A (nl)
CA (1) CA1161751A (nl)
DE (1) DE3145922A1 (nl)
DK (1) DK519281A (nl)
ES (1) ES507374A0 (nl)
GB (1) GB2087956B (nl)
IT (1) IT1142072B (nl)
NL (1) NL189873C (nl)
NO (1) NO813971L (nl)
SE (1) SE8106984L (nl)

Families Citing this family (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4633952A (en) * 1984-04-03 1987-01-06 Halliburton Company Multi-mode testing tool and method of use
US4840229A (en) * 1986-03-31 1989-06-20 Otis Engineering Corporation Multiple position service seal unit with positive position indicating means
US4949788A (en) * 1989-11-08 1990-08-21 Halliburton Company Well completions using casing valves
US4979561A (en) * 1989-11-08 1990-12-25 Halliburton Company Positioning tool
US5029644A (en) * 1989-11-08 1991-07-09 Halliburton Company Jetting tool
EP0539040A3 (en) * 1991-10-21 1993-07-21 Halliburton Company Downhole casing valve
US5381862A (en) * 1993-08-27 1995-01-17 Halliburton Company Coiled tubing operated full opening completion tool system
US5566763A (en) * 1994-08-26 1996-10-22 Halliburton Company Decentralizing, centralizing, locating and orienting subsystems and methods for subterranean multilateral well drilling and completion
US6948561B2 (en) * 2002-07-12 2005-09-27 Baker Hughes Incorporated Indexing apparatus
US20040238185A1 (en) * 2003-05-30 2004-12-02 Rothers David E. Selective running tool with separation feature
US7997344B2 (en) * 2007-09-11 2011-08-16 Baker Hughes Incorporated Multi-function indicating tool
CN101649721B (zh) * 2008-12-25 2011-10-19 上海东方液压件厂 一种液压旋转锚头
US8528641B2 (en) * 2009-09-03 2013-09-10 Baker Hughes Incorporated Fracturing and gravel packing tool with anti-swabbing feature
US8967255B2 (en) 2011-11-04 2015-03-03 Halliburton Energy Services, Inc. Subsurface release cementing plug

Family Cites Families (16)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2431751A (en) * 1941-06-09 1947-12-02 Landes H Hayward Apparatus for cementing wells
US2673614A (en) * 1949-10-14 1954-03-30 Otis Eng Co Anchoring assembly for oil tools
US2988177A (en) * 1957-04-23 1961-06-13 Baker Oil Tools Inc Well bore drag assembly
US3057407A (en) * 1959-04-21 1962-10-09 Otis Eng Co Anchoring devices for well tools
US3209832A (en) * 1963-11-06 1965-10-05 Camco Inc Well packer responsive to tubing reciprocation
US3455381A (en) * 1966-06-03 1969-07-15 Cook Testing Co Packer holddown and release apparatus
US3519074A (en) * 1968-10-28 1970-07-07 Schlumberger Technology Corp Setting tool apparatus
US3507329A (en) * 1968-11-25 1970-04-21 Harold Brown Co Locating and anchoring device for well tools
US3603392A (en) * 1969-09-15 1971-09-07 Schlumberger Technology Corp Well packer anchor
US3783941A (en) * 1971-11-22 1974-01-08 Schlumberger Technology Corp Anchoring mechanism for a well tool
US3746093A (en) * 1972-05-26 1973-07-17 Schlumberger Technology Corp Releasable locking system for a well tool
US3856081A (en) * 1972-10-02 1974-12-24 Otis Eng Corp Locking devices
US3937279A (en) * 1974-12-23 1976-02-10 Otis Engineering Corporation Retractable landing shoulder for downhole devices
US4059150A (en) * 1976-02-09 1977-11-22 Brown Oil Tools, Inc. Anchoring assembly
US4105069A (en) * 1977-06-09 1978-08-08 Halliburton Company Gravel pack liner assembly and selective opening sleeve positioner assembly for use therewith
US4139059A (en) * 1977-12-12 1979-02-13 W-K-M Wellhead Systems, Inc. Well casing hanger assembly

Also Published As

Publication number Publication date
DE3145922A1 (de) 1982-07-08
AU7731181A (en) 1982-06-03
NL189873B (nl) 1993-03-16
DE3145922C2 (nl) 1988-09-01
NL189873C (nl) 1993-08-16
ES8207268A1 (es) 1982-09-01
GB2087956B (en) 1985-06-26
ES507374A0 (es) 1982-09-01
NO813971L (no) 1982-05-25
AU545935B2 (en) 1985-08-08
SE8106984L (sv) 1982-05-25
CA1161751A (en) 1984-02-07
DK519281A (da) 1982-05-25
US4364430A (en) 1982-12-21
IT1142072B (it) 1986-10-08
IT8125256A0 (it) 1981-11-24
BR8107615A (pt) 1982-08-17
GB2087956A (en) 1982-06-03

Similar Documents

Publication Publication Date Title
EP1218619B1 (en) Packer system
NL8105290A (nl) Inrichting voor het opstellen van een anker.
CA2322075C (en) Packer with equalizing valve and method of use
CA2009810C (en) Retrievable bridge plug and packer
CA2393744C (en) Tools and methods for use with expandable tubulars
US7694745B2 (en) Modular well tool system
US9051813B2 (en) Well treatment apparatus, system, and method
CA2639869C (en) Wellhead isolation sleeve assembly
US6357528B1 (en) One-trip casing cutting &amp; removal apparatus
US4369840A (en) Anchor and anchor positioner assembly
GB2158128A (en) Well test apparatus and methods
WO1995005522A1 (en) Method and apparatus for setting hydraulic packers and for placing a gravel pack in a well
GB2272774A (en) Deep bores: completion test tool
CA2066996A1 (en) Retrieving tool for downhole packers utilizing non-rotational workstrings
WO2006016102A1 (en) Downhole cleaning apparatus
CA3003147C (en) Wellbore material continuous hardness testing methods and tools
US5267617A (en) Downhole tools with inflatable packers and method of operating the same
US2331185A (en) Cementing tool
US3910352A (en) In-tubing safety valve well tool
US4469178A (en) Well gravel packing method
US5573064A (en) Automatic catch apparatus and method
US20020157824A1 (en) Downhole tool
US2970470A (en) Method and apparatus for use in wells
AU2004203212B2 (en) Tools and Methods for use with Expandable Tubulars
US1919350A (en) Oil well cleaning device

Legal Events

Date Code Title Description
A85 Still pending on 85-01-01
BA A request for search or an international-type search has been filed
BB A search report has been drawn up
BC A request for examination has been filed
V1 Lapsed because of non-payment of the annual fee

Effective date: 19960601