NL8103581A - Hulpstuk voor een injectie-inrichting. - Google Patents

Description

P & C ? -t ^

' W 5827-1 Ned.dB/LvD

Hulpstuk voor een injectie-inrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een hulpstuk voor injectie-inrichtingen van de soort waarmee injectievloeistof wordt afgegeven 5 door een holle naald. Deze inrichtingen worden gebruikt voor het geven van injecties aan mensen, dieren, bomen, fruit of groente bijvoorbeeld.

Boeren hebben al jaren als routine wormverdrijvende middelen te drinken gegeven aan koeien, schapen en varkens voor het onderdrukken van de gevolgen van ingewandswormen en andere parasitische wormen.

10 Deze dranken worden echter eerst na vrij lange tijd werkzaam. Hoewel het onlangs mogelijk is geworden het zelfde effect te bereiken in veel kortere tijd door het geven van injecties aan het dier, bestaat er tegenzin bij boeren om deze nieuwe methode te gebruiken. Dat komt omdat het niet gebruikelijk is de injectieplaats te steriliseren, hetzij vóór of 15 na de injectie. Bovendien wordt vaak de zelfde naald gebruikt voor het injecteren van een groot aantal dieren zonder dat de naald tussen de injecties in wordt gesteriliseerd, door het grote aantal dieren dat per keer moet worden geïnjecteerd, zodat de injectieplaats vaak geïnfecteerd wordt, hetgeen voert tot een gezwel. In het bijzonder bij 20 schapen worden verschillende routineinjecties gegeven voor het stoppen van verschillende, door clostridiumbacteriën veroorzaakte ziekteverschijnselen en telkens wanneer het dier wordt geïnjecteerd wordt het gevaar daardoor vergroot van afkeuring van het karkas voor menselijke consumptie ten gevolge van gezwellen.

25 Het doel van de uitvinding is het verschaffen van een injectie- inrichting van de genoemde soort, met een hulpstuk waardoor de inrichting kan worden gebruikt door boeren voor injectie van een groot aantal dieren in korte tijd met minimale kans op infectie van de injectieplaats als gevolg daarvan.

30 Dit wordt volgens de uitvinding bereikt met een hulpstuk voor bevestiging aan een injectie-inrichting van de genoemde soort, waarbij injectievloeistof wordt afgegeven door een holle naald, waarbij het hulpstuk is voorzien van organen voor het steriliseren van de naald vóór de inwerking daarvan op de injectieplaats.

35 Hoewel in deze beschrijving het woord steriliseren wordt gebruikt in de zin van het doden van micro-organismen, zoals bacteria of virussen, wordt er op gewezen dat het niet noodzakelijk is dat alle micro-organismen worden gedood, d.w.z. dat de naald absoluut steriel wordt gemaakt. De steriliseringsorganen kunnen bijvoorbeeld een steriliseringsstof bevatten 40 in de vorm van een vloeistof, gel of poeder.

8103581 * . % \ - 2 -

Daar de naald wordt gesteriliseerd voordat deze de huid doorboort, is er weinig kans dat de wond door de naald wordt geïnfecteerd zelfs wanneer de zelfde naald wordt gebruikt voor het uitvoeren van een aantal injecties. Verder kan, wanneer de sterilireringsmiddelen een 5 steriliseringsmassa bevatten, een deel van deze massa, die de naald bekleedt worden overgebracht op de injectieplaats.

De steriliseringsorganen zijn bij voorkeur zodanig aangebracht aan het hulpstuk dat wanneer het hulpstuk wordt bevestigd aan een injectie-inrichting, tenminste het voorste deel van de naald beweegbaar is door 10 de steriliseringsorganen heen vóór het plaatsen van de naald op de injectieplaats. Hierdoor kan de naald worden gesteriliseerd en de injectie worden uitgevoerd in een enkele beweging, zodat een groot aantal injecties in korte tijd kunnen worden uitgevoerd.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvat het 15 hulpstuk een eerste deel, bestemd voor bevestiging aan de injectie-inrichting, en een tweede deel, verbonden met het eerste deel, zodanig dat het heen en weer beweegbaar is ten opzichte van het eerste deel in de lengterichting van de naald, waarbij de steriliseringsorganen worden gedragen doro het tweede deel en liggen in de langshartlijn van de naald wanneer 20 het hulpstuk is bevestigd aan een injectie-inrichting, zodanig dat door de relatieve beweging tussen de beide delen van het hulpstuk de beweging wordt verkregen van de naald door de steriliseringsorganen heen. Veren zijn bij voorkeur aangebracht voor het zodanig voorspannen van de beide ten opzichte van elkaar beweegbare delen, dat zij van elkaar af worden 25 bewogen. Bij het gebruik wordt het tweede deel van het hulpstuk een voudig geplaatst tegen de injectieplaats en wordt het eerste deel bewogen ten opzichte van het tweede deel, waardoor de naald beweegt door de steriliseringsorganen heen naar de injectieplaats.

De steriliseringsorganen kunnen een houder omvatten voor het 30 aanrbengen van een ster-iliseringsmassa in het hulpstuk, welke massa bijvoorbeeld geïmpregneerd is in een lichaam van absorberend materiaal. De houder is bij voorkeur losneembaar van het hulpstuk, zodat deze kan worden vervangen door een nieuwe houder met nieuwe steriliseringsmassa, wanneer dit nodig is.

35 In een bepaalde uitvoeringsvorm volgens de uitvinding omvatten de steriliseringsorganen een radioactieve massa, die zodanig is aangebracht, dat deze in het hulpstuk een radioactief steriliseringsveld veroorzaakt, waardoorheen tenminste het voorste deel van de naald beweegbaar is, wanneer het hulpstuk is bevestigd aan de injectie-inrichting, vóór het 40 plaatsen van de naald op de injectieplaats.

8103581 - 3 - * .

In een andere uitvoeringsvorm omvatten de steriliseringsorganen een reservoir voor steriliseringsvloeistof, verbonden met een mondstuk voor het inspuiten van de vloeistof in een kamer, die wanneer het hulpstuk wordt bevestigd aan de inj:ectie-inrichting/tenminste het voorste deel om-5 geeft van de naald, zodanig dat dit deel van de naald wordt bekleed met de vloeistof vóór het plaatsen van de naald op de injectieplaats.

De uitvinding verschaft ook een injectie-inrichting met een steun voor een holle naald, een reservoir voor injectievloeistof, organen voor het afgeven van injectievloeistof uit het reservoir door de naald, en een 10 hulpstuk met organen voor het steriliseren van de naald vóór het plaatsen van de naald op de injectieplaats.

De uitvinding zal hieronder nader worden toegelicht aan de hand van de tekening, waarin een uitvoeringsvoorbeeld van een injectie-inrichting volgens de uitvinding is weergegeven.

15 Fig. 1 toont schematisch de injectie-inrichting met hulpstuk, welk hulpstuk in doorsnede is weergegeven.

Fig. 2 toont een eindaanzicht van het hulpstuk.

D^e weergegeven inrichting is een injectiepistool 1 van het type dat wordt gebruikt voor het inspuiten van koeien, schapen of varkens. Het pistool 20 1 heeft een naaldhuis 2, een holle metalen naald 3, een reservoir 4 voor injectievloeistof, een zuiger 5, een bedieningshefboom 6 voor het verplaatsen van de zuiger 5, waardoor injectievloeistof aan de naald 3 wordt toegevoerd, een handgreep 7. Een roestvrijstalen bus 9 is met een schuifpassing aangébracht op het naaldhuis 2, waarbij bij voorkeur een niet-weergegeven 25 sleuf is aangebracht in het eind.er.van de bus 9, waardoor dit einde iets kan uitzetten voor het opnemen van het naaldhuis 2.

De bus 9 bestaat uit een eerste buis 10, bevestigd aan het naaldhuis 2, en uit een tweede buis 11, welke telescopisch verschuifbaar is binnen de eerste buis 10. De tweede buis 11 is voorgespannen naar 30 zijn uitgebrachte stand door een terugbrengveer 22 in de eerste buis 10, tussen een ringvormige flens 23 aan de eerste buis 10 en een ringvormige flens 24 aan de tweede buis 11.

Een losneembare kap 12 van kunststof vormt een ruimte 13 voor het opnemen van een steriliseringsmassa en deze kap heeft een vaste passing 35 met het vrije einde van de tweede buis 11. De ruimte 13 bevat een spons 14, die is geïmpregneerd met een steriliseringsgel. Verder omvat de ruimte 13 een verzwakt deel 15 en een opening 16, gelegen in de langshartlijn van de naald 3. De kap 12 is voorzien van trappen 17 op zijn buitenvlak teneinde de kap gemakkelijker te kunnen 'verwijderen van het einde van de tweede 40 buis 11. Indien gewenst kan een reservoir voor steriliseringsmassa worden 8103581 f Λ5 .

- 4 - .

vastgeklemd aan de bovenzijde van hét pistool 11 en kan de steriliserings-massa worden toegevoerd aan de kap 12 uit dit reservoir door middel van een toevoerbuis.

Bij het gebruik van het pistool 1 voor injectie van een dier 5 verzekert men zich er eerst van dat de cilinder 4 een hoeveelheid injeetie-vloeistof bevat en dat een steriliseerkap 12 is bevestigd aan het vrije einde van de tweede buis 11. Het einde van de kap 12 wordt dan geplaatst op de beoogde injectieplaats van het dier en druk wordt uitgeoefend op het pistool waardoor de buizen 10, 11 telescoperen, zodanig dat 10 de punt van de naald 3 beweegt door de ruimte 13 en de huid van het dier doorboort. In het bijzonder doorboort de punt van de naald 3 het verzwakte deel 15 van de ruimte 13, bewegend door de geïmpregneerde spons 14 en vervolgens door de opening 16 in de eindwand van de ruimte 13 . De naald 3 wordt daarbij gereinigd en bekleed met een laag steriliseringsgel voordat 15 deze de huid doorboort. De werking van het doorboren van de huid door de naald kan dienen voor het overbrengen van steriliseringsmassa op de huid, waardoor de injectieplaats wordt gesteriliseerd. Wanneer de naald 3 door de huid is gedrukt tot de gewenste diepte, wordt de hefboom 16 voor het toevoeren van de vereiste dosis injectievloeistof bediend. Bij voorkeur :wordt 20 de tweede buis 11 geleid in de eerste buis 10 door niet-weergegeven gee leidingen, welke iets schuin staan ten opzichte van de langsftartlijn van de eerste buis 10, zodanig dat de buis 11 roteert over een kleine hoek bij het telescoperen van de buizen, waardoor een schraapwerking plaatsvindt op de naald 3 door de spons 24.

25 Wanneer de naald 3 wordt teruggetrokken wordt de tweede buis 11 gedwongen terug te keren naar zijn uitgebrachte stand door de terugbreng-veer 22, zodat de punt van de naald 3 terug beweegt door de spons 14, waarbij opnieuw de naald 3 wordt gereinigd en bekleed met een laag steriliseringsgel. De injectie is dan voltooid en het pistool 1 kan worden ver-30 wijderd van de huid van het dier. Het pistool 1 kan dan worden gebruikt voor het uitvoeren van een tweede injectie, zonder dat verdere instellingen moeten worden gemaakt. Een groot aantal injecties kan worden uitgevoerd met de zelfde naald 3 en de zelfde steriliseerkap 12 zonder noemenswaardige vergroting van het infectiegevaar.

35 Bij een variant van de bovenbeschreven uitvoeringsvorm is de inrichting zodanig, dat de plaats van de ruimte 13 ten opzichte van de naald 3 wordt versteld tussen twee injecties, zodat bij het uitvoeren van de tweede injectie, de punt van de naald 3 beweegt door een ander gebied van de spons 14 dan bij de eerste injectie. Bij voorbeeld kan de inrichting 40 zodanig zijn, dat de ruimte 13 roteerbaar is en de naaldpunt beweegt door 8103581 è - 5 - de ruimte 13 volgens een baan die evenwijdig is aan maar verschoven ten opzichte van. de rotatiehartlijn van de ruimte 13. Na het uitvoeren van de eerste injectie kan de ruimte 13 worden geroteerd om zijn hartlijn over een beperkte hoek vóór het uitvoeren van de tweede injectie, welke ro-5 tatie kan worden uitgevoerd door indexeerorganen die de tweede buis 11 koppelen met de eerste buis 10 en worden bediend door het telescoperen van de buizen.

In plaats van een spons 14, geïmpregneerd met steriliserings-massa, waar doorheen de naaldpunt bij het gebruik passeert, kan een sproei-10 mondstuk zijn aangebracht in de wand van de bus 9 voor het besproeien van de naald met steriliseringsvloeistof of poeder, wanneer een klep wordt bediend door het telescoperen van de buizen 10 en 11. Als verder alternatief kan een steriliseerkap zijn aangebracht, die een radioactieve massa bevat, welke een radioactief steriliseringsveld verschaft, waar doorheen 15 de punt van de naald 3 beweegt vóór een injectie. De radioactieve massa kan de vorm hebben van een radioactieve bekleding van de binnenwanden van de kap, waarbij een afscherming is aangebracht door middel van lood.

Bij de weergegeven uitvoeringsvorm is de bus 9 losneembaar van het pistool 1 teneinde een nieuwe naald 3 in het pistool 1 te kunnen t; 20 plaatsen. Het is echter ook mogelijk de bus uit een stuk te vormen met de rest van de injectie-inrichting, in bijzonder wanneer de injectie-inrichting een wegwerpspuit van kuststof is van het type dat wordt gebruikt voor menselijke injecties. In dat geval kan de steriliseringsmassa zijn geïmpregneerd in een spons aan het einde van een samendrukbare bus van 25 kunststof, die de naald omgeeft en een buigzaam tussendeel heeft, voorzien van sleuven die evenwijdig lopen aan de hartlijn ervan. Bij het uitvoeren van een injectie buigt het buigzame tussendeel naar buiten, waardoor de punt van de naald kan bewegen door de spons voordat de huid wordt doorboord.

30 8103581

Claims (30)

1. Hulpstuk voor bevestiging aan een injectie-inrichting van de soort, waarbij een injectievloeistof wordt afgegeven door een holle naald, met het kenmerk, dat het hulpstuk (9, 12) is voorzien van organen (12) voor het steriliseren van de naald (3) vóór het plaatsen van de naald (3) 5 op een injectieplaats.

2. Hulpstuk volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de steri-liserigsorganen (12) zodanig zijn aangebracht aan het hulpstuk, dat wanneer het hulpstuk wordt bevestigd aan een injectie-inrichting (1), tenminste het voorste deel van de naald (3) beweegbaar is door de sterilise- 10 ringsorganen (12) vóór het plaatsen van de naald (3) op de injectieplaats.

3. Hulpstuk volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat het hulpstuk een eerste deel (10) heeft voor bevestiging aan de injectie-inrichting (1) en een tweede deel (lij , verbonden met het eerste deel, zodanig dat het heen en weer beweegbaar is ten opzichte van het eerste deel in de 15 lengterichting van de naald (3), waarbij de steriliseringsorganen (12) worden gedragen door het tweede deel (11) en liggen in de langshartlijn van de naald (3) wanneer het hulpstuk is bevestigd aan een injectie-inrichting (1) , zodanig, dat door de relatieve beweging tussen de beide delen (10, 11) van het hulpstuk de beweging wordt uitgevoerd van de naald (3) 20 door de steriliseringsorganen (12).

4. Hulpstuk volgens conclusie 3> met het kenmerk, dat veer-organen (22) zijn aangebracht die de ten opzichte van elkaar beweegbare delen (10, 11) van het hulpstuk van elkaar af voorspannen.

5. Hulpstuk volgens conclusie 3 of 4, met het kenmerk, dat de 25 steriliseringsorganen (12) zijn aangebracht nabij maar voorbij het puntige einde van de naald (3) wanneer het hulpstuk wrodt bevestigd aan de injectie-inrichting (1), zodanig dat de naald (3) de steriliseringsorganen (12) binnengaat en daar doorheen beweegt bij de relatieve beweging van de beide delen (10, 11) van het hulpstuk.

5. Hulpstuk volgens een der conclusies 3 tot 5, met het kenmerk, dat de beide delen (10, 11) ten opzichte van elkaar beweegbaar delen zijn van een samendrukbare bus (9) die bij het gebruik de naald (3) van de injectie-inrichting (1) omgeeft.

7. Hulpstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de samen- 35 drukbare bus (9) bestaat uit twee telescoperende buizen (10, 11), die de ten opzichte van elkaar beweegbare delen vormen, waarvan er één is inge-richt voor bevestiging aan de injectie-inrichting (1) en waarvan de andere 8103581 V - 7 - de steriliseringsorganen (12) draagt.

8. Hulpstuk volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat de samendrukbare bus (9) een buigzaam tussendeel heeft, dat de ten opzichte van elkaar beweegbare delen (10, 11) verbindt.

9. Hulpstuk volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat het buig zame tussendeel een aantal over de omtreksrichting verdeelde langsstroken heeft, die de beide delen (10, 11) met elkaar verbinden, welke stroken naar buiten buigen wanneer de beide delen(10, 11) naar elkaar toe worden bewogen.

10. Hulpstuk volgens een der voorgaande conclusies, met het kenmerk, dat de steriliseringsorganen een houder (12) omvatten voor het opnemen van een steriliseringsmassa in het hulpstuk.

11. Hulpstuk volgens conclusie 10, met het kenmerk, dat de houder (12) een lichaam van absorberend materiaal (14) vasthoudt, bestemd 15 voor impregnering met een steriliseringsmassa.

12. Hulpstuk volgens conclusie 10 of 11, met het kenmerk, dat de houder (12) losneembaar is van het hulpstuk.

13. Hulpstuk volgens conclusie 4 en een der conclusies 10 tot 12, met het kenmerk, dat organen zijn aangébracht voor het verstellen van de 20 stand van de houder (12) ten opzichte van de naald (3) wanneer het hulpstuk is bevestigd aan de injectie-inrichting (1) zodanig dat de naald (3) beweegbaar is door verschillende delen van de steriliseringsmassa heen bij opvolgende injecties.

14. Hulpstuk volgens een der voorgaande conclusies, met het 25 kenmerk, dat de steriliseringsorganen (12) een radioactieve massa omvatten, die zodanig is aangebracht, dat binnen het hulpstuk een radioactief steriliseringsveld ontstaat, waar doorheen, wanneer het hulpstuk wordt bevestigd aan een injectie-inrichting (1), tenminste het voorste deel van de naald (3) beweegbaar is vóór het plaatsen van de naald (3) op de 30 injectieplaats.

15. Hulpstuk volgens een der conclusies 1 tot 9, met het kenmerk, dat de steriliseringsorganen (12) een reservoir voor een steriliserings-vloeistof omvatten, dat is verbonden met een mondstuk voor inspuiten van de vloeistof in een kamer, die, wanneer het hulpstuk is bevestigd aan de 35 injectie-inrichting (1), tenminste het voorste deel omgeeft van de naald (3), zodanig dat dit deel van de naald (3) kan worden bekleed met de vloeistof vóór de plaatsing van de naald op de injectieplaats.

16. Injectie-inrichting bestaande uit een steun voor een holle naald, een reservoir voor'injectievloeistof en organen voor het afgeven 40 van injectievloeistof uit het reservoir door de naald, met het kenmerk, dat 8103581 - 8- * dë inrichting verder is voorzien van een hulpstuk (9, 12) , voorzien van organen (12) voor het steriliseren van de naald (3) vóór het plaatsen van de naald (3) ap de injectieplaats.

17. Inrichting volgens conclusie 16, met het kenmerk, dat de 5 steriliseringsorganen (12) zodanig zijn aangebracht ten opzichte van een naald (3) bevestigd aan de steun (2) dat tenminste het voorste deel van de naald (3) beweegbaar is door de steriliseringsorganen (12) heen vóór het plaatsen van de naald (3) op de injectieplaats.

18. Inrichting volgens conclusie 17, met het kenmerk, dat het 10 hulpstuk een eerste deel (10) heeft, bevestigd aan de steun (2) voor de naald (3), en een tweede deel (11), verbonden met het eerste deel (10) zodanig dat het heen en weer beweegbaar is ten opzichte daarvan in de langsrichting van de naald (3) waarbij de steriliseringsorganen (12) worden gedragen door het tweede deel (11) en liggen in de langshartlijn 15 van de naald (3) , zodanig dat door de relatieve- beweging van de beide delen (10, 11) de naald (3) door de steriliseringsorganen (12) heen wordt bewogen.

19. Inrichting volgens conclusie 18, met het kenmerk, dat veer-organen (22) zijn aangebracht, die de ten opzichte van elkaar beweegbare 20 delen (10, 11) van elkaar af voorspannen.

20. Inrichting volgens conclusie 18 of 19, met het kenmerk, dat de steriliseringsorganen (12) zijn aangebracht nabij maar voorbij het puntige einde van de naald (3), zodanig dat de naald :3j de steriliseringsorganen (12) binnengaat en daar doorheen beweegt bij de relatieve beweging 25 van beide delen (10, 11).

21. Inrichting volgens een der conclusies 18 tot 20, met het kenmerk, dat de beide delen (10, 11) bestaan uit ten opzichte van elkaar beweegbare delen van een samendrukbare bus (9) die de naald (3) van de injectie-inrichting (1) omgeeftt. 22. inrichting volgens conclusie 21, met het kenmerk, dat de samendrukbare bus (9) bestaat uit twee telescoperende buizen (10, 11), die de ten opzichte van elkaar beweegbare delen vormen, waarvan er een is bevestigd aan de steun (2) voor de naald (3) en de andere de steriliseringsorganen (12) draagt,

23. Inrichting volgens conclusie (21), met het kenmerk, dat de samendrukbare bus (9) een buigzaam tussendeel heeft dat de beide, ten opzichte van elkaar beweegbare delen (10, 11) met elkaar verbindt. 24. inrichting volgens conclusie 23, met het kenmerk, dat het buigzame tussendeel is voorzien van een aantal over de omtrek verdeelde 40 langsstroken, die de beide delen (10, 11) met elkaar verbinden, welke 8103581 - 9 - stroken naar buiten buigen, wanneer de beide delen (10, 11) naar elkaar toe worden bewogen.

25. Inrichting volgens een der conclusies 16 tot 24, met het kenmerk, dat de steriliseringsorganen een houder (12) omvatten voor het 5 opnemen van een steriliseringsmassa in het hulpstuk.

26. Inrichting volgns conclusie 25, met het kenmerk, dat de houder (12) een lichaam vasthoudt van absorberend materiaal (14), bestemd voor impresgnering met een steriliseringsmassa.

27. Inrichting volgens conclusie 25 of 26, met het kenmerk, dat 10 de houder (12) losneembaar is van het hulpstuk.

28. Inrichting volgens conclusie 19 en een der conclusie 25 tot 27, met het kenmerk, dat organen zijn aangebracht voor het verstellen van de plaats van de houder (12) ten opzichte van de naald (3) zodanig dat de naald (3) wordt bewogen door verschillende delen van de steriliserings-15 massa heen, bij opvolgende injecties.

29. Inrichting volgens een der conclusies 16 tot 28, met het kenmerk, dat de steriliseringsorganen (12) een radioactieve massa bevatten die zodanig is geplaatst dat binnen het hoofdstuk een radioactief steriliseringsveld ontstaat, waar doorheen tenminste het voorste deel 20 van de naald (3) beweegbaar is, die is bevestigd aan de steun (2), vóór het plaatsen van.de naald (3) op de injectieplaats.

30. Inrichting volgens een der conclusies 16 tot 24, met het kenmerk, dat de steriliseringsorganen (12) een reservoir omvatten voor een steriliseringsvloeistof, verbonden met een mondstuk voor het inspui- 25 ten van de vloeistof in een kamer, die tenminste het voorste deel omgeeft van een naald (3), bevestigd aan de stem (2) , zodanig dat dit deel van de naald (3) wordt bekleed met de vloeistof, vóór het plaatsen van de naald (3) op de injectieplaats.

31. Houder voor steriliseringsmassa, bestemd voor gebruik met 30 het hulpstuk volgens conclusie 12 of in de injectie-inrichting volgens conclusie 27, met het kenmerk, dat de houder (12) een ruimte (13) heeft die een steriliseringsmassa bevat, en organen voor het losneembaar verbinden van de ruimte (13) met het hulpstuk.

32. Houder volgens eonclusie 21 met het kenmerk, dat de ruimte 35 (13) een lichaam van absorberend materiaal (14) bevat, dat is geïmpreg neerd met de steriliseringsmassa. ---++--- 40 8103581