NL8102725A

NL8102725A - Inrichting voor het bevestigen van een dompelpijp.

Info

Publication number: NL8102725A
Application number: NL8102725A
Authority: NL
Original assignee: Estel Hoogovens Bv
Priority date: 1981-06-05
Filing date: 1981-06-05
Publication date: 1983-01-03
Also published as: NL185612C; DE72041T1; EP0072041B1; EP0072041A2; US4456157A; EP0072041A3; DE3267126D1

Description

4 HO 453 « INRICHTING TOOR HET BSVESTIGM VAN EEN DOMPELPIJP Door aanvraagster wordt als uitvinder genoemd: W.A. De Jong te Castricum

De uitvinding he eft betrekking op een inrichting voor het af-5 neenibaar hevestigen onder afscherming tegen luchtzuurstof van een dompelpijp nit vuurvast materiaal in het veriengde van een holle tuit uit eveneens vuurvast materiaal, welke tuit is gevat in een metalen hevestigingsring met een kops af dichtvlak waarhi j de dompelpijp met een verbrede feop hangt in een metalen draagring welke, met 10 daaraan bevestigde draagkappen, door middel van bevestigingsmiddelen verticaal verst eld kan worden·

Dompelpijpen worden veelal toegepast bij het uitgieten van vloei-baar staal of andere vloeibare metalen op plaatsen waar de gietstraal afgeschermd moet worden van zuurstof uit omgevingslucht. Een voorbeeld 15 biervan is het gieten van staal vanuit een vat in de gietvorm van een gietmachine, dooh 00k vele andere toepassingen van dompelpijpen voor soortgelijke doeleinden zijn denkbaar0

Daar dompelpijpen aan slijtage onderhevig zijn is het van belang dat zij eenvoudig en snel verwisselbaar bevestigd kunnen worden# Ge-20 bleken is echter dat daarbij in de praktijk problemen kunnen ontstaan. Deze problemen bestaan daarin dat de aansluiting van de dompelpijp op de holle tuit, welke elementen immers beide uit keramisch materiaal bestaan, een niet volledige luchtdichte bevestiging wordt ver-kregen# Deze kan 00k moeilijk eompleet luchtdicht worden gemaakfc van-25 wege de hoge temperatuur waarbij giettuit en dompelpijp zich bevinden tijdens het gieten van bijvoorbeeld staal, De onderdruk welke tijdens gieten in de dompelpijp heerst leidt daarop tot aanzuigen van lucht langs de aansluitkier, hetgeen niet slechts leidt tot verbranding van staal een legeringselementen in de gietstraal, met alle ongewenste 81 02 72 5 2 HO 453 S' - metallurgische gevolgen van dien, doch tevens tot een degradatie van het vuurvaste materiaal ter plaatse. Hit laatste kan tenslotte leiden tot het bezwijken van de dompelpijp*

De uitvinding stelt zich nu ten doel deze bezwaren te verhelpen.

5 Tevens wordt daarmee beoogd om een plaatselijke koeling te bewerk-stelligen van de draagring, waardoor deze minder aan vervorming blootstaat. Op zijn beurt leidt dit dan weer tot een betere aanlig-ging tussen dompelpijp en draagring, hetgeen weer ten goede komt aan de mechanische belasting van de dompelpijp en derhalve aan de levens-10 dnur ervan.

De uitvinding bestaat nu daarin dat een metalen manchet over een cylindrisch manteldeel van de draagring, tot tegen het kopse afdichtvlak van de bevestigingsring beweegbaar is, onder vrijlating van de ringvormige spleet met de dompelpijp, waarbij deze ringvormi-15 ge spleet via een gat door de wand van de manchet in verbinding staat met een aansluitstuk voor de toevoer van een schermgas, en dat de onderrand van de manchet is uitgevoerd met een aantal oploopvlakken welke bij verdraaiing van de-manchet deze over de draagtappen in axiale riohting doen bewegen.

20 Opgemerkt wordt dat het vermijden van lekkage op aansluitplaat- sen tussen vuurvaste elementen met behulp van de toevoer van een schermgas ter plaatse op zichzelf een bekende techniek is. Tot nu toe echter was geen constructie bekend welke met zeer eenvoudige goedkope en compacte middelen dit doel 00k kon bereiken bij de aan-25 sluiting van een verwisselbare dompelpijp op een giettuit.

Daar de manchet beweegbaar is over de draagring, en omdat hij tot tegen de bevestigingsring wordt bewogen, wordt de ringvormige spleet tussen dompelpijp en manchet begrensd door de aansluitingen tussen de manchet en de bevestigingsring, resp. de aansluiting 30 tussen de manchet en de draagring. Teneinde het verbruik van schermgas, bijvoorbeeld Argon te beperken kan het zinvol zijn om hittebestendige pakkingringen aan de brengen ter plaatse van het cylindrische manteldeel van de draagring en ter plaatse van het contactvlak tussen manchet en het kopse afdichtvlak van de bevesti-35 gingsring. De kwaliteit van deze pakkingen is dan bepalend voor het verbruik aan schermgas. Opgemerkt wordt overigens wel dat bij minder /3 8102725 ' 3 ΪΓ'._ ^ HO 453 gebruik van het schermgas de koelende werkipg ervan ook minder wordt, zodat in de praktijk een compromis moet worden gezocht tussen gasver-bruik en koeling. Gebleken is dat door toepassing van de nieuwe inrichting lekkage van luchtzuurstof langs de aansluiting van de 5 gietpijp op de tuit volledig kan worden uitgesloten, hetgeen leidt tot een aanmerkelijke verbetering van de kwaliteit van het gegoten staal en tot een aanzienlijke tiesparing op gietpijpen.

Een goede afdiohting, in combinatie met goed glijdende eigen-schappen van de manohet over de draagring kan verder volgens de 10 uitvinding worden verkregen indien grafiet pakkingringen worden ge-bruikt welke verzonken zijn aangebracht in het cylindrische mantel-deel van de draagring en in de bovenrand van de manohet.

Teneinde de manohet omhoog te hewegen tot tegen de vlakke kopse rand van de bevestigingsring dient de manohet verdraaid te 15 worden. Hiertoe kan hij zijn voorzien van afzonderlijke handgrepen.

Sen constructief eenvoudige oplossing wordt daarbij echter verkregen indien het aansluitstuk voor schermgas als handgreep voor het ver-draaien van de manohet is uitgevoerd.

De uitvinding wordt vervolgend toegelioht aan de hand van een 20 tweetal figuren.

Fig· 1 toont de inrichting volgens de uitvinding in langsdoor-snede.

Fig. 2 toont de manohet deels in aanzicht, deels in doorsnede.

In fig. 1 is met verwijzingscijfer 1 een holle tuit uit vuur-25 vast materiaal afgebeeld, waartegen een dompelpijp 2 eveneens uit vuurvast materiaal is bevestigd. Kiit 1 wordt op zijn plaats gehou-den door een bevestigingsring 3» welke schematisch is afgebeeld.

Deze ring 3 heeft een naar beneden gerioht kops afdiohtvlak. Dompelpijp 2 hangt met een verdikte kop in een draagring 4» eft wel zodanig 30 dat zowel dompelpijp 2 als draagring 4 met een konisoh vlak 5 zijn uitgevoerdo De vorm van de naar beneden verlengde draagring 4 is zodanig gekozen dat hij voldoende stijfheid bezit en dat een vergroot oppervlak voor afvoer van warmte naar de omgeving kan zorgdragen. Aan weerszijden van de draagring 4 zijn twee draagtappen 6 aangebracht 35 waarmee de draagring omhoog geheven kan worden totdat gietpijp 2 aanligt tegen tuit 1. Het heffen van de draagring kan met ieder hier-

A

8102725 HO 453 4 τ - =3¾ toe geschikt middel geschieden, In de fig· zijn schematisch haken 7 aangegeven welke om de draagtappen grijpen, (in het bovenste cylinders che mantelvlak van draagring 4 is een manchet 8 geschoven. Deze manchet laat een spleetvormige ruimte vrij met de verbrede kop van 5 dompelpijp 2, Een pakkingring 9 ait hittebestendig grafietmateriaal is in een uitsparing in de bovenrand van manchet 8 aangebracht, en een soortgelijke pakkingring 10 is aangebracht in een uitsparing in het cylindrische manteldeel van draagring 4· Bij de beweging van de manchet 8 in de pijlriohting blijft een redelijke afdichting tussen 10 manchet en draagring gewaarborgd, en sluit de manchet 8 door middel van pakkingring 9 af tegen bevestigingsring 3. De spleetvormige ruimte tussen de manchet 8 en dompelpijp 2 is hierdoor afgesloten van de omgevingslucht. Wordt nu deze ruimte door middel van aansluitstuk 11 verbonden met een bron van Argon onder overdruk, dan wordt toe-15 treding van luchtzuurstof in de spleet tussen dompelpijp 2 en tuit 1 geheel vermeden. Verier heeft de toegevoerde Argon een koelende werking op de manchet 8·

Het heffen van manchet 8 geschiedt door het verdraaien van aansluitstuk 11, waardoor oploopvlak 14 over draagtap 6 beweegt, 20 en daarbij de manchet opheft. Hoewel aansluitstuk 11 in een vlak is getekend met de draagtappen 6, is dit aansluitstuk in werkelijk-heid onder een zodanige hoek ten opzichte van de draagtappen aangebracht dat bij de gehele verdraaiing van de manchet aansluitstuk 11 buiten het meridiaanvlak door de draagtappen blijft, 25 In fig, 2 is manchet 8 deels in aanzicht en deels in doorsnede afgebeeld. Hieraan is te zien dat de onderrand van de manchet is voorzien van twee oploopvlakken 13, welke eindigen in een kwart-circelvormige uitsparing 14· De oploopvlakken 13 strekken zich uit over 90° van de omtrek van de manchet, Een doorboring 12, ter plaat-30 se waarvan aansluitstuk 11 wordt aangelast, bevindt zich op een plants aan de omtrek van de manchet waar langs zich de oploopvlak-kan 13 niet uit strekken,

. A

8102725

Claims

1. Inrichting voor het afneembaar bevestigen onder afscherming tegen luchtzuurstof van een dompelpijp uit vuurvast materiaal in het ver-lengde van een ho lie tuit uit eveneens vuurvast materiaal, welke tuit is gevat in een metalen bevestigingsring met een kops afdicht-5 vlak, waarbij de dompelpijp met een verbrede kop hangt in een metalen draagring welke, met daaraan bevestigde draagtappen, door middel van hevestigingsmiddelen verticaal versteld kan worden, met het ken-merkt dat een metalen manchet over een cylindrisch manteldeel van de draagring, tot tegen het kopse afdichtvlak van de bevestigingsring, 10 heweegbaar is, onder vrijlating van een ringvormige spleet met de dompelpijp, waarbij deze ringvormige spleet via een gat door de wand van de manohet in verbinding staat met een aansluitstuk voor de toevoer van een schermgas, en dat de onderrand van de manchet is uitgevoerd met een aantal oploopvlakken welke bij verdraaiing van 15 de manchet deze over de draagtappen in axiale richting doen bewegen.

2. Inrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat hittebestendige pakkingringen zijn aangebracht ter plaatse van het cylindrische manteldeel van de draagring en ter plaatse van het contactvlak tussen de manchet en het kopse afdichtvlak van de bevestigingsring. 20

3* Inrichting volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat grafietpakkingringen verzohken zijn aangebracht in het cylindrische manteldeel van de draagring en in de bovenrand van de manchet·

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk. dat het aansluitstuk voor schermgas is uitgevoerd als handgreep voor het ver— 25 draaien van de manchet· 8102725