NL8101540A - Methode voor de vervaardiging van een snoerstel, snoerstel vervaardigd volgens de methode en inrichting voor het uitvoeren van de methode. - Google Patents

Description

' ·, '* λ ι ΡΗΚ 139 1 NKF Groep (ie Rijswijk "Methode voor de vervaardiging van een snoerstel, snoerstel vervaardigd volgens de methode en inrichting voor het uitvoeren van de methode".

De uitvinding heeft betrekking op een methode voor de vervaardiging van een snoerstel. Een snoerstel is een meeraderige soepele electrische leiding die aan één uiteinde voorzien is van een kontakt-stop. Het andere uiteinde van het snoer bevat de vrije aderuiteinden of 5 is voorzien van een koppelkontaktstop of een toestelkontaktstop. Snoer-stellen worden vooral toegepast voor aansluiting van allerlei electrische apparatuur op het stroomnet. Een snoerstel bevat tenminste twee aders die voor de stroomvoorziening zorgen en meestal een derde ader de zogenaamde aardader die een veiligheidsverbinding is.

10 Iedere ader bevat een rond de geleider aangebrachte rubber- of kunststof isolatie, terwijl de gezamenlijke aders (geïsoleerde geleiders) omsloten zijn met een rubber- of kunststof buitenmantel.

Het is tot dusver niet mogelijk gebleken een snoerstel volledig automatisch, dus zonder menselijk ingrijpen, te produceren.

15 De uitvinding beoogt een methode voor de fabricage van een snoerstel te verschaffen die geheel automatisch verloopt.

Een verdere doelstelling volgens de uitvinding is een veilige en betrouwbare fabricagemethode te verschaffen waarbij met name de aard-geleider van de soepele electrische leiding(snoer) met een optimale mate 20 van betrouwbaarheid wordt aangesloten op de aardbus of aardbeugel van de gewenste kontaktstop.

Volgens nog een andere doelstelling volgens de uitvinding wordt een fabricagemethode voor een snoerstel verschaft waarbij het verkregen product op eenvoudige en doeltreffende wijze kan worden doorge-25 meten.

Deze doelstellingen worden volgens de uitvinding bereikt met een methode voor de vervaardiging van een snoerstel waarbij een elektrisch snoer dat binnen een gemeenschappelijke mantel uit rubber of kunststof, twee of meer geïsoleerde geleiders bevat waarvan één geïso-30 leerde geleider is voorzien van één of meer hulpdraden die in vergelijk met de geïsoleerde geleider een afwijkende magnetische permeabiliteit bezitten, wordt ingevoerd in een inrichting voor detectie van magnetische permeabiliteit, op basis van het verschil in magnetische permeabiliteit 81015 40 A * PHK 139 2 de positie van de van hulpdraden voorziene geïsoleerde geleider wordt bepaald en het snoer in gefixeerde positie volgens een op zich gebruikelijke methode aan tenminste één uiteinde wordt voorzien van een kon-taktstop.

5 In een gunstige uitvoeringsvorm wordt in de methode volgens de uitvinding een electrisch snoer toegepast dat drie geïsoleerde geleiders bevat waarvan de als aardgeleider dienende geïsoleerde geleider is voorzien van de hulpdraad of de hulpdraden.

De geïsoleerde geleiders bevatten een geleidende kern van keper 10 of vertind koper en een isolatie van kunststof zoals polyvinylchloride, • polytheen of rubber. De isolatie van de aardgeleider heeft een gestan-dariseerde geel-groene kleur band die afwijkt van de bruine en blauwe kleur van de stroomgeleiders. De gemeenschappelijke buitenmantel is vervaardigd uit bijvoorbeeld polyvinylchloride, polytheen of rubber.

15 De hulpdraad heeft een van het voomoemde koper of vertind ko per afwijkende magnetische permeabiliteit en bevat in het bijzonder magnetisch of magnetiseer baar materiaal. De hulpdraad kan bij wijze van voorbeeld een textieldraad zijn die is geïmpregneerd met een kunststof waarin deeltjes van een magnetisch of magnetiseerbaar materiaal fijn 20 zijn verdeeld zoals Fe-deeltjes, Fe20.3“deeltjes, CrC^-deeltjes. De hulpdraad kan ook geheel vervaardigd zijn uit kunststof voorzien van de voomoemde deeltjes. De voorkeur gaat uit naar een hulpdraad van ferro-magnetisch materiaal zoals een Fe-draad of een draad van een Fe bevattende alliage, in het bijzonder een staaldraadje.

25 De hulpdraad kan op of in de isolatie van de geïsoleerde geleider zijn bevestigd doch bevindt zich bij voorkeur binnen de isolatie-mantel.

De inrichting voor detectie van de magnetische permeabiliteit is van een gebruikelijk type en bevat in een eenvoudige uitvoeringsvorm 30 een electrische spoel. Ook kan een zogenaamde Hall generator, dat is een halfgeleiderelement voor de bepaling van magnetische veldsterkten worden toegepast. Het uiteinde van het snoer waaraan de kontaktstop wordt bevestigd wordt de detectie-inrichting ingevoerd. Dit uiteinde kan al dan niet over een geringe lengte van bijvoorbeeld enkele centi-35 meters ontdaan zijn van de buitenmantel. In een geschikte praktische uitvoeringsvorm is de buitenmantel over een lengte van 2-3 cm verwijderd en worden de uiteinden van de geïsoleerde geleiders vastgeklemd. De vastgeklemde geleiders worden in de registratie-inrichting geroteerd en ver- 8101540 f ' 1 PHK 139 3 volgens wordt vastgesteld in welke draaipositie van snoer met vastgeklemde geleiders de detectie-inrichting een van te voren ingesteld signaal afgeeft. Hiermede is de ligging van de van één of meer hulpdra-den voorziene geïsoleerde geleider, in het bijzonder van de aardge-5 leider, bekend. Het betreffende signaal kan gebaseerd zijn op de detectie of registratie van een maximale magnetische flux, hetgeen betekent dat de aardgeleider zich bevindt op een zo gering mogelijke afstand van de electrische spoel van de detectie-inrichting en bijvoorbeeld de bovenste van een drietal geïsoleerde geleiders is. Het signaal 10 kan ook zijn afgestemd op de registratie van een minimale flux, waarbij de aardgeleider zich in een onderste positie bevindt.

Het snoer wordt in de voormelde draaipositie, dat is de positie met bekende ligging van de aardgeleider gefixeerd en vervolgens op de gebruikelijke mechanische wijze voorzien van een kontaktstop.

15. Een zodanige methode is bijvoorbeeld bekend uit het Franse octrooischrift 2.282.772, het Duitse Auslegeschrift 1.132.615 en het Duitse Offenlegungsschrift 1.515.753. Hiertoe wordt over een geringe lengte de isolatiemantel van elke geïsoleerde geleider weggesneden en op de vrijgekomen geleiders een kontaktbus of kontaktbeugel gemon-20 teerd. Vervolgens wordt de uit kunststof vervaardigde behuizing aangebracht door de samenstellende delen van het huis, meestal twee delen, onder insluiting van de kontaktbussen en beugels onderling te verbinden. Een veelal toegepaste verbinding is een snapverbinding, een lijnverbinding of een door aansmelten verkregen verbinding. Ook een vast om de 25 bussen of beugels gespoten kunststofhuis is mogelijk.

Het aldus verkregen snoerstel kan op eenvoudige en doeltreffende wijze electrisch worden doorgemeten door aan het vrije uiteinde van het snoer de aardgeleider op de hierboven vermelde wijze met behulp van de detectie-inrichting voor magnetische permeabiliteit te localiseren 30 en vervolgens over de aardgeleider een electrische spanning aan te leggen. Aan het andere uiteinde van het snoer moet op de bus of beugel die met de aardgeleider is verbonden, een electrische spanning worden waargenomen.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de methode volgens de 35 uitvinding wordt een electrisch snoer toegepast waarvan de van één of meer hulpdraden voorziene geïsoleerde geleider, in het bijzonder de aardgeleider, een bundel van electrisch geleidende elementair draadjes . van bijvoorbeeld koper of vertind koper bevat waaraan één of meer hulp- 8101540 * t PHK 139 4 draden zijn toegevoegd.

Met deze maatregel wordt de fabricage van de magnetisch detecteerbare geïsoleerde geleider zoals aardgeleider nagenoeg identiek aan die van de andere geïsoleerde geleiders die eveneens bij voorkeur een 5 bundel van electrisch geleidende elementair draadjes bevatten. De bundel kan de vorm hebben van een litze van samengeslagen elementair draadjes. Eveneens wordt bereikt dat de mechanische eigenschappen van de magnetisch detecteerbare geleider in het bijzonder de treksterkte, rek bij breuk enz. niet sterk verschillen van die van de andere geleiders, zodat 10 de mechanische karakteristiek van het snoerstel zoals de soepelheid ervan niet of slechts in geringe mate wordt gewijzigd bij toepassing van een magnetisch detecteerbare geleider.

Deze gunstige aspecten worden vooral verkregen indien de bundel van elementair draadjes hulpdraden met dezelfde of nagenoeg dezelfde 15 diameter bevat.

Zo is uit proeven vastgesteld dat een geleider die 20 elementair draadjes van vertind koper bevat, die ieder een diameter van 0,20 mm bezitten een breukkracht heeft van 162-164 N. Dezelfde geleider voorzien van een staaldraadje met een diameter van 0,20 mm heeft een breuk-20 kracht van 172-173 N. De rek bij breuk van de eerstgenoemde, geheel uit koper, vervaardigde geleider bedroeg 25,0-27,2%, terwijl de van een staaldraadje voorziene geleider een rek bij breuk van 22,0-26,0% vertoonde.

Bij toepassing van twee staaldraadjes is de breukkracht 183-184 N en de rek bij breuk 23,5 tot 28,7%.

25 De uitvinding heeft tevens betrekking op een inrichting voor het uitvoeren van de bovenomschreven methode, waarbij de inrichting een magnetische detector bevat die electrisch verbonden is met een aandrijfmechanisme voor rotatie van een electrisch snoer, een klemorgaan voor het fixeren van de positie van het electrisch snoer alsmede op 30 zich gebruikelijke middelen voor het monteren van een kontaktstop aan een uiteinde van het gefixeerde electrisch snoer.

Dergelijke gebruikelijke middelen zijn onder meer beschreven in de eerder genoemde publicaties.

In een gunstige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de 35 uitvinding is de magnetische detector via een geheugenelement zoals een microprocessor verbonden met het aandrijfmechanisme.

In een verdere gunstige uitvoeringsvorm is het aandrijfmechanisme een stappenmotor die een van een vertanding voorziene as bevat, welke gekoppeld 8101540 PHK 139 5 / ., peld kan worden aan een schuifelement dat twee evenwijdig op enige onderlinge afstand lopende geleiderails bevat die ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn en aan de naar elkaar toegerichte oppervlakken voorzien zijn van een vertanding die samenwerkt met de vertanding -van de 5 as van de stappenmotor.

De uitvinding wordt met behulp van de tekening nader toegelicht, waarbij figuren 1 en 2 een schematische voorstelling weergeven van de inrichting volgens de uitvinding.

10 In figuur 1 is met het verwijzingscijfer 1 een electrisch snoer weergegeven dat binnen een buitenmantel 2, drie geïsoleerde geleiders 3,4,5 bevat. Iedere geïsoleerde geleider bestaat uit een geleidende kern welke een litze is van 20 elementair draadjes van vertind koper met elk een diameter van 0,2 ran, omgeven met een kunststofiso-15 latie. Eén van de geïsoleerde geleiders bijvoorbeeld geleider 3 heeft een geleidende kern die behalve de 20 koperdraadjes tevens één staaldraad je bevat met een diameter van 0,20 mm. Het electrisch snoer 1 is aan een uiteinde 6 over een lengte van 2-3 cm ontdaan van buitenmantel 2. Snoer 1 wordt vastgehouden tussen twee evenwijdige geleiderails 7, 8 20 van schuifelement 9. De naar elkaar toegekeerde oppervlakken van geleiderails 7, 8 zijn over een deel van de lengte voorzien van een vertanding 10 waarin de vertanding 11 van as 12 van stappenmotor 13 past. Door rotatie van as 12 verschuiven rails 7, 8 ten opzichte van elkaar waardoor het ingeklemde snoer 1 eveneens wordt geroteerd. Het 25 uiteinde 6 van snoer 1 bevindt zich in meetgleuf 14 van de magnetische detektor 15, in casu een electrische spoel.

Vanwege de duidelijkheid zijn de in meetgleuf 14 zich uitstrekkende geïsoleerde geleiders 3, 4 en 5 in parallelle positie weergegeven. In de praktijk zullen de geleiders 3, 4 en 5 gezamenlijk een 30 driehoekige tot cirkelvormige doorsnede hebben. De magnetische detector 15 is via een geheugenelement 16 verbonden met stappenmotor 13. De werking van de inrichting verloopt als volgt.

Het snoer 1 wordt over een lengte van enkele centimeters ontdaan van buitenmantel 2 en via schuifelement 7, waarbij het snoer tussen 35 rails 7, 8 wordt geleid, In de magnetische detector 15 gevoerd zodanig dat het uiteinde 6 van snoer 1 met de uiteinden van aders 3, 4, 5 in meetgleuf 14 ligt. De stappenmotor 13 wordt gekoppeld aan schuifelement 9 waarbij vertanding 11 op as 12 van motor 13 samenwerkt met vertanding 81 01 540 ΡΗΚ 139 6 ψ ψ r t * ......10 van de rails 7, 8. Stappenmotor 13 'wordt in werking gesteld, waarbij as 12 stapsgewijs, met kleine stapjes over 360° wordt geroteerd.

Als gevolg hiervan verschuiven rails 7, 8 ten opzichte van elkaar waarbij het ingeklemde snoer 1 eveneens over 360° wordt geroteerd. Tijdens 5 deze draaiing zal de van een staaldraadje voorziene geïsoleerde geleider 3 in meetgleuf 14 een van te voren ingestelde meetpos it ie bij voorbeeld een onderste positie passeren. De hoekverdraaiing dat wil zeggen het aantal booggraden nodig voor het bereiken van de meetpositie wordt geregistreerd en opgeslagen in het geheugenelement 16. Na de voornoemde 10 rotatie over 360° bevindt het snoer 1 zich weer in de uitgangspositie en wordt vervolgens met behulp van de stappenmotor 13, op indicatie van de in het geheugenelement 16 opgeslagen informatie, teruggedraaid over het hierboven genoemde aantal booggraden dat bij de eerste rotatie nodig was cm de meetpositie te bereiken. In deze positie van het snoer 1 is 15 de ligging van de van een staaldraadje voorziene geïsoleerde geleider 3 (aardgeleider) bekend. De positie van het snoer 1 wordt gefixeerd met behulp van klemorgaan 17, waarna het ingeklemde snoer, net bekende ligging van de aardgeleider, wordt ingevoerd in de op zich bekende inrichting 18 voor het monteren van een kontaktstop aan het gefixeerde 20 snoereinde (figuur 2).

Het in figuur 1 niet weergegeven andere uiteinde van snoer 1 wordt op dezelfde wijze behandeld als bovenstaand is aangegeven. Van dit andere uiteinde wordt eveneens de positie van de van een staaldraadje voorziene geïsoleerde geleider (aardgeleider) bepaald. Vervolgens 25 kan op dit andere uiteinde, met gefixeerde positie van de aardgeleider, op de gebruikelijke wijze een koppelkontaktstop of toestel kontaktstop · worden gemonteerd, waarbij vanzelfsprekend de aardgeleider wordt verbonden met de aardbeugel of aardpen van de kontaktstop. Het snoerstel kan werden doorgemeten door op de aardbeugel van de kontaktstop aan 30 één van beide uiteinden een spanning te zetten die op de aardbeugel van de kontaktstop van het andere uiteinde moet worden waargenomen.

Een volgens de uitvinding verkregen snoerstel dat slechts aan één uiteinde voorzien is van een kontaktstop wordt doorgemeten door eerst aan het vrije snoeruiteinde volgens de beschreven detectie-35 methode de positie van de aardgeleider te bepalen, vervolgens op de aardgeleider een spanning te zetten en tenslotte de aardbeugel van de kontaktstop op de aanwezigheid van spanning te controleren.

8101540

Claims (8)

1. Methode voor de vervaardiging van een snoerstel waarbij een elektrisch snoer dat binnen een gemeenschappelijke mantel uit rubber of kunststof, twee of meer geïsoleerde geleiders bevat waarvan één geïsoleerde geleider is voorzien van één of meer hulpdraden die in ver- 5 gelijk met de geïsoleerde geleider een afwijkende magnetische permeabiliteit bezitten, wordt ingevoerd in een inrichting voor detectie van magnetische permeabiliteit, op basis van het verschil in magnetische permeabiliteit de positie van de van hulpdraden voorziene geïsoleerde geleider wordt bepaald en het snoer in gefixeerde positie volgens een 10 op zich gebruikelijke methode aan tenminste één uiteinde wordt voorzien van een kontaktstop.

2. Methode volgens conclusie 1, waarbij een electrisch snoer wordt toegepast dat drie geïsoleerde geleiders bevat waarvan de als aard-geleider dienende geïsoleerde geleider is voorzien van de hulpdraad of 15 de hulpdraden.

3. Methode volgens conclusie 1 of 2, waarbij een electrisch snoer wordt toegepast waarvan de geïsoleerde geleider die voorzien is van hulpdraad of hulpdraden een bundel van electrisch geleidende elementair draadjes bevat waaraan één of meer hulpdraden zijn toegevoegd.

4. Methode volgens conclusie 3, waarbij de bundel van elementair draadjes 1-3 hulpdraden bevat met dezelfde of nagenoeg dezelfde diameter als de elementair draadjes.

5. Snoerstel verkregen volgens de methode van één van de voor gaande conclusies.

6. Inrichting voor het uitvoeren van de methode volgens één van de conclusies 1-4, welke een magnetische detector bevat die electrisch verbonden is met een aandrijfmechanisme voor rotatie van een electrisch snoer, een klemorgaan voor het fixeren van de positie van het electrisch snoer alsmede op zich gebruikelijke middelen voor het monteren van een 30 kontaktstop aan een uiteinde van het gefixeerde electrische snoer.

7. Inrichting volgens conclusie 6, waarbij de magnetische detector via een geheugenelement verbonden is met het aandrijfmechanisme.

8. Inrichting volgens conclusie 6 of 7, waarbij het aandrijfmechanisme een stappenmotor is die een van een vertanding voorziene as bevat, 35 welke gekoppeld kan warden aan een schuif element dat twee evenwijdig op enige onderlinge afstand lopende geleiderails bevat die ten opzichte van elkaar verschuifbaar zijn en aan de naar elkaar toe gerichte-oppervlakken voorzien zijn van een vertanding die samenwerkt met de vertanding van de 81 01 540 PHK 139 8 w , ί. as van de stapperaiotor. 5 10 15 20 25 30 35 8101540