NL8100576A - Inrichting voor het verwerken van voorwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen. - Google Patents

Inrichting voor het verwerken van voorwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen. Download PDF

Info

Publication number
NL8100576A
NL8100576A NL8100576A NL8100576A NL8100576A NL 8100576 A NL8100576 A NL 8100576A NL 8100576 A NL8100576 A NL 8100576A NL 8100576 A NL8100576 A NL 8100576A NL 8100576 A NL8100576 A NL 8100576A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
operating member
slot
pin
wall
actuator
Prior art date
Application number
NL8100576A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Tno
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Tno filed Critical Tno
Priority to NL8100576A priority Critical patent/NL8100576A/nl
Publication of NL8100576A publication Critical patent/NL8100576A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G06COMPUTING; CALCULATING OR COUNTING
    • G06KGRAPHICAL DATA READING; PRESENTATION OF DATA; RECORD CARRIERS; HANDLING RECORD CARRIERS
    • G06K13/00Conveying record carriers from one station to another, e.g. from stack to punching mechanism
    • G06K13/02Conveying record carriers from one station to another, e.g. from stack to punching mechanism the record carrier having longitudinal dimension comparable with transverse dimension, e.g. punched card
    • G06K13/08Feeding or discharging cards
    • GPHYSICS
    • G07CHECKING-DEVICES
    • G07FCOIN-FREED OR LIKE APPARATUS
    • G07F1/00Coin inlet arrangements; Coins specially adapted to operate coin-freed mechanisms
    • G07F1/02Coin slots

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Theoretical Computer Science (AREA)
  • Lock And Its Accessories (AREA)

Description

> -1-
? I
Inrichting voor het verwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen.
De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het verwerken van voorwerpen met een bepaalde vorm en bepaalde afmetingen, welke inrichting een huis bevat met een aan de vorm en afmetingen van de te verwerken voorwerpen aangepaste invoeropening van waaruit de voor-5 werpen via een ontvangorgaan kunnen worden overgebracht naar een zich binnen het huis bevindend verwerkingsmechanisme.
Dergelijke inrichtingen zijn in vele uitvoeringsvormen bekend en worden bijvoorbeeld toegepast voor het automatisch verwerken van parkeerkaarten, plaatskaarten, credit-cards en dergelijke, welke via een 10 invoerspleet aan de inrichting worden toegevoerd en verder door de inrichting worden verwerkt voor het aanbrengen van gewenste gegevens op de kaarten.
Genoemde inrichtingen zijn in de meeste gevallen voorzien van mechanische of elektronische detectie-inrichtingen, waarmede aan de in-15 richting toegevoerde voorwerpen worden afgetast en via welke de voorwerpen, die voldoen aan de eisen waarvoor de inrichting is ontworpen, verder naar een verwerkingsmechanisme, bijvoorbeeld een stempelinrichting, worden doorgelaten .
Een ernstig nadeel van de bekende inrichtingen is, dat niet 20 kan worden voorkomen dat daarin voorwerpen kunnen worden gebracht, waarvoor de inrichting niet is ontworpen, waaronder voorwerpen die de kwetsbare mechanismen, welke zich in de inrichting bevinden, ernstig kunnen beschadigen.
Vooral inrichtingen die bestemd zijn voor openbaar gebruik zijn een bij uitstek geschikt aantrekkingsobject voor personen, welke 25 trachten de inrichting zijn funktie te laten uitoefenen, met andere voorwerpen, dan waarvoor de inrichting bestemd is. Bovendien vormen deze inrichtingen een geliefd object voor vernielzuchtige personen, welke met allerlei stoffen, voorwerpen en andere middelen, die via de inwerpopening worden ingébracht, trachten de inrichting buiten werking te stellen.
30 De uitvinding heeft tot doel een inrichting te verschaffen waarmede de hierboven genoemde nadelen geheel of althans voor een groot gedeelte, worden vermeden en volgens de uitvinding wordt dit doel bereikt, doordat de invoeropening in de vorm van een zich in hoofdzaak vertikaal uitstrekkende, de in te brengen voorwerpen geheel opnemende sleuf, is aan-35 gebracht in een overigens massief bedieningsorgaan dat in hoofdzaak in horizontale richting verplaatsbaar is in een in een buitenwand van het huis van de inrichting aangebrachtg het bedieningsorgaan nauw omsluitende 8100576 ♦ 1 h -2- opening, tussen een eerste positie, de uitgangspositie, waarin de sleuf zich tenminste met zijn aan de bovenzijde van het bedieningsorgaan uitmondende inlaatopening aan de buitenzijde van de buitenwand van het huis bevindt en een tweede positie waarin de sleuf zich geheel aan de binnen-5 zijde van de buitenwand bevindt en in lijn ligt met het ontvangorgaan, terwijl middelen zijn aangebracht, die zodanig samenwerken met het bedieningsorgaan, dat in de genoemde eerste positie het bedieningsorgaan het in de sleuf aangebrachte voorwerp wordt geblokkeerd tegen verlaten van de sleuf in benedenwaartse richting en in tweede positie wordt vrijgegeven voor het 10 verlaten van de sleuf in benedenwaartse richting, waarbij druk uitoefenende middelen zijn aangebracht welke het bedieningsorgaan vanuit zijn tweede positie naar de eerste positie terugdrukken bij niet bediening van het bedieningsorgaan.
Bij de inrichting volgens de uitvinding bevindt de invoer-15 sleuf voor de in te brengen voorwerpen zich, bij de uitgangspositie van het bedieningsorgaan, buiten de verwerkingsinrichting, zodat in deze positie het inwendige van de inrichting niet van buiten af via de invoersleuf kan worden bereikt. Voorwerpen die in de invoersleuf worden gebracht, en waarvan de vorm en afmetingen overeenkomen met de door de inrichting geaccep-20 teerde vorm en afmetingen, worden, bij de uitgangspositie van het bedieningsorgaan, door daarvoor bestemde blokkeermiddelen in de sleuf gehouden. Bij het brengen van het bedieningsorgaan naar de tweede positie wordt de invoersleuf met het zich daarin bevindende voorwerp in een positie gebracht binnen de inrichting, waarbij het voorwerp wordt vrijgegeven voor het ver-25 laten van de sleuf in benedenwaartse richting, waardoor het voorwerp uit de sleuf in het genoemde ontvangorgaan kan vallen en verder door de inrichting kan worden verwerkt. Bij loslaten van het bedieningsorgaan wordt dit door daarvoor bestemde middelen weer automatisch naar zijn uitgangspositie teruggebracht.
30 In de invoersleuf gebrachte voorwerpen, die niet aan de ge stelde eisen voldoen en welke bijvoorbeeld in de sleuf blijven vastklemmen, vallen niet uit de sleuf als deze zich binnen de inrichting bevindt en worden met de teruggaande beweging van het bedieningsorgaan weer buiten de inrichting gebracht en kunnen weer uit de inwerpsleuf worden verwijderd, 35 zonder dat het nodig is de inrichting te demonteren.
Het gevaar dat vreemde voorwerpen, welke uitstekende delen bevatten, welke aan het verwerkingsmechanisme van de inrichting aanzienlijke schade kunnen toebrengen, binnen de inrichting worden gebracht, is bij de inrichting volgens de uitvinding aanzienlijk verminderd, daar de 4-0 uitstekende delen in de meeste gevallen buiten het bedieningsorgaan steken, 8 1 0 0 5 7 6 I * -3- waardoor, doordat de uitstekende delen bij het verplaatsen van het bedie-ningsorgaan tegen de buitenwand van de inrichting stoten, deze delen worden afgebroken of het bedieningsorgaan niet verder kan worden verplaatst. Verder wordt opgemerkt, dat, doordat het bedieningsorgaan in zowel zijn uitgangs-5 positie als in zijn ingedrukte positie de opening in de buitenwand van de inrichting volledig afsluit, de mogelijkheid van het van buiten af inbrengen van ongewenste stoffen via de invoeropening is uitgesloten.
Een doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting volgens de uitvinding wordt bereikt doordat de invoeropening bestaat uit een zich 10 over de gehele hoogte van het bedieningsorgaan uitstrekkende, aan de bovenen onderzijde van het bedieningsorgaan uitstrekkende, aan de boven- en onderzijde van het bedieningsorgaan uitmondende sleuf, waarbij de middelen voor het blokkeren en vrijgeven van de in de sleuf aangebrachte voorwerpen bestaan uit een orgaan dat zich in de genoemde eerste positie van het be-15 dieningsorgaan in een het ondereinde van de sleuf blokkerende positie be-vindt en in de genoemde tweede positie van het bedieriigsorgaan/het ondereinde van de sleuf vrijgevende positie bevindt.
Daarbij kan op eenvoudige wijze het de sleuf blokkerende en vrijgevende orgaan worden gevormd door de onderrand van de het bedienings-20 orgaan omsluitende opening, door deze aan deze onderrand een zodanige vorm te geven, respectievelijk de invoersleuf in het bedieningsorgaan zodanig aan te brengen dat in de uitgangspositie van het bedieningsorgaan de doorgaande sleuf met zijn aan de onderzijde van het bedieningsorgaan uitmondende opening aanligt tegen de genoemde onferrand en met zijn aan de bovenzijde 25 van het bedieningsorgaan uitmondende inlaatopening buiten de buitenwand van de inrichting ligt, en in de ingedrukte positie van het bedieningsorgaan de doorgaande sleuf met zijn aan de onderzijde van het bedieningsorgaan uitmondende opening in lijn ligt met het binnen de inrichting liggende ontvangorgaan voor het in te brengen voorwerp. Op doelmatige wijze kan 30 volgens de uitvinding het bedieningsorgaan bij deze uitvoeringsvorm vanaf zijn uitgangspositie beweegbaar zijn naar een derde positie, waarin de sleuf zowel met zijn bovenste opening als met zijn onderste opening buiten de buitenwand van het huis ligt, waardoor?1 voorwerpen die in de uitgangspositie van het bedieningsorgaan in de sleuf zijn aangebracht en die men om één of 35 andere reden bij nader inzien niet in de inrichting wil brengen, weer uit de sleuf kan verwijderen.
Een andere doelmatige uitvoeringsvorm kan volgens de uitvinding worden verkregen doordat het de sleuf blokkerende en vrijgevende orgaan bestaat uit een stiftvormig orgaan, dat zich verschuifbaar uitstrekt.
4-0 door een in het onderste gedeelte van het bedieningsorgaan aangebrachte 8100576 -4·- • 1.
boring, die zich in hoofdzaak horizontaaal uitstrekt vanaf een binnenwand van de sleuf naar de dichtstbijzijnde buitenwand van het bedieningsorgaan, welk stiftvormig orgaan een lengte bezit die tenminste gelijk is aan de lengte van de boring vermeerderd met de dwarsafmeting van de sleuf in lengte-5 richting van de boring, terwijl het bij de buitenwand van het bedieningsorgaan liggende uiteinde van het stiftvormig orgaan samenwerkt met middelen voor het verschuiven van het stiftvormig orgaan in de boring, tijdens de beweging van het bedieningsorgaan vanaf de genoemde eerste (uitgangs) positie naar de genoemde tweede positie, en omgekeerd, vanuit respectieve-10 lijk een positie, waarbij het stiftvormig orgaan met zijn uiteinde dat ligt tegenover het bij de buitenwand van het bedieningsorgaan liggende uiteinde aanligt tegen de tegenover de boring liggende binnenwand van de invoer-sleuf naar een positie waarin het genoemde uiteinde ligt in de genoemde boring en omgekeerd.
15 Van een dergelijke uitvoeringsvorm zijn verschillende varian ten mogelijk.
Een goed werkende variant wordt verkregen doordat het stiftvormig orgaan zich uitstrekt in een boring die zich uitstrekt vanaf het naar het inwendige van de inrichting gekeerde oppervlak van het bedieningsorgaan 20 naar de invoersleuf, terwijl de middelen voor het verschuiven van het stiftvormig orgaan bestaan uit een in een vertikaal vlak draaibare hefboom die met één uiteinde is verbonden met het in de nabijheid van de genoemde binnenwand liggende uiteinde van het stiftvormig orgaan, met het daartegenover liggende uiteinde draaibaar is om een horizontale as die is aange-25 bracht op een plaats boven de doorgangsopening van het bedieningsorgaan, en op een plaats tussen de genoemde uiteinden draaibaar om een horizontale as is bevestigd aan het naar het inwendige van de inrichting gekeerde gedeelte van het bedieningsorgaan.
Een andere mogelijke variant kan worden verkregen doordat het 30 stiftvormig orgaan zich uitstrekt in een boring die ziclV^strekt vanaf een zijwand van het bedieningsorgaan naar de invoersleuf, waarbij de boring over een gedeelte dat zich uitstrekt vanaf de genoemde zijwand een vergrote diameter bezit, in welk deel een het stiftvormig orgaan omringende spiraal-veer is aangebracht die met een einde steunt tegen een op het einde van de 35 stift aangebrachte kraag en met het andere uiteinde tegen de in de bij de overgang van het deel van de boring met vergrote diameter en het overige deel van de boring gevormde borst, terwijl de kop van het stiftvormig orgaan rust in een horizontale groef, aangebracht in een tegen de genoemde zijwand van het bedieningsorgaan liggende vast met het huis van de inrich-4-0 ting verbonden wand, welke groef in de bewegingsrichting van het bedienings- 81 0 0 5 7 6 -5- orgaan naar binnen toe een toenemende diepte bezit.
Bij deze varianten wordt het stiftvormig orgaan bij bediening van het bedieningsorgaan in hoofzaak in lengterichting van de boring verschoven .
5 Volgens de uitvinding kan echter ook de inrichting zodanig zijn uitgevoerd dat deze bij bediening van het bedieningsorgaan een zwaaiende beweging maakt in een horizontaal vlak over de dwarsdoorsnede van de sleuf.
Dit kan volgens de uitvinding worden bereikt doordat het stift-10 vormig orgaan zich horizontaal uitstrekt in een boring, die zich uitstrekt vanaf het naar het inwendige van de inrichting gekeerde oppervlak van het bedieningsorgaan naar de invoersleuf, welke boring een dwarsafmeting bezit die in hoofdzaak gelijk is aan de lengte-afmeting van het stiftvormig orgaan, welke lengte-afmeting groter is dan de lengte-afmeting van de boring ver-15 meerderd met de dwarsafmeting van de sleuf, terwijl het stiftvormig orgaan met zijn buiten het bedieningsorgaan liggende uiteinde draaibaar is om een draaiingsas, terwijl middelen aanwezig zijn voor het doen draaien van het uiteinde van de stift om de draaiingsas bij bediening van het bedieningsorgaan. Voor het doen draaien van het stiftvormig orgaan kan deze zodanig 20 zijn uitgevoerd, dat het stiftvormig orgaan is verlengd met een arm, welke zich in onder een stompe hoek ten opzichte van het stiftvormig orgaan in horizontale richting uitstrekt en met zijn uiteinde draaibaar is in een horizontaal verplaatsbaar lager, terwijl de stift op een plaats waar deze samenkomt met de arm draaibaar om een as is bevestigd aan de naar binnen 25 gekeerde buitenwand van het bedieningsorgaan.
Verder wordt volgens de uitvinding een doelmatige uitvoeringsvorm van de inrichting verkregen, doordat de invoersleuf zich in vertikale richting uitstrekt door een cilindervormige bedieningsorgaan, waarvan de hartlijn zich in horizontale richting uitstrekt, welke sleu^Tvanaf één 30 zijde van de buitenrand in het bedieningsorgaan uitstrekt over een afstand die kleiner is dan de diameter van het bedieningsorgaan, zodanig dat in de uitgangspositie van het bedieningsorgaan de genoemde zijde van de buitenwand zich aan de bovenzijde van het bedieningsorgaan bevindt, terwijl middelen zijn aangebracht voor het mededelen van een gedwongen rotatie van het 35 bedieningsorgaan om een horizontale as over een draaiingsas van 180° tijdens het bewegen van het bedieningsorgaan vanuit zijn uitgangspositie naar de ingedrukte positie en omgekeerd.
Voor het geven van de gewenste draaiende beweging van het bedieningsorgaan is volgens een voorkeursuitvoering het bedieningsorgaan 40 aan zijn naar het inwendige van de inrichting gekeerde uiteinde voorzien van een cilindrische busvormige verlenging, waarvan de hartlijn samenvalt' 81 00 57 6 -6- met de hartlijn van het bedieningsorgaan, waarbij het cilindervormige orgaan met zijn busvormige verlenging draaibaar en in axiale richting verschuifbaar is bevestigd op het uiteinde van een horizontale cilindrische as, waarbij tussen het eindvlak van de as en het daartegenover liggende 5 einvlak van het bedieningsorgaan een drukveer is aangebracht; terwijl de as is voorzien van een radiaal uitstekende vaste pen die grijpt in een in de wand van de busvormige verlening van het bedieningsorgaan aangebrachte spiraalvormige groef die zich in axiale richting over een afstand gelijk aan de afstand tussen de genoemde eerste en tweede positie van het bedie-10 ningsorgaan en met een spoed over 180° in omtreksrichting van de bus uitstrekt.
De uitvinding zal thans nader worden uiteengezet aan de hand van de tekening waarin bij wijze van voorbeeld enige uitvoeringsvormen van een inrichting volgens de uitvinding zijn weergegeven.
15 Figuur 1 geeft schematisch een lengtedoorsnede weer door een deel van de buitenwand van de inrichting volgens de uitvinding, met een bedieningsorgaan in uitgangspositie voorzien van een blokkeerinrichting met een stiftvormig blokkeerorgaan.
Figuur 2 geeft een zelfde lengtedoorsnede weer als fig. 1, 20 waarbij het bedieningsorgaan zich in ingedrukte positie bevindt.
Figuur 3 geeft schematisch een lengtedoorsnede weer gelijk aan die van fig. 1 en 2, waarbij het bedieningsorgaan is voorzien van een gewijzigde uitvoeringsvorm van een blokkeerinrichting met een stiftvormig blokkeerorgaan.
25 Figuur 4 geeft schematisch een lengtedoorsnede weer door eén deel van de buitenwand van een inrichting volgens de uitvinding met nog een verder gewijzigde uitvoeringsvorm van een bedieningsorgaan en de daarbij behorende blokkeerinrichting met een stiftvormig blokkeerorgaan.
Fig. 5 geeft een doorsnede weer door het in figuur 4 weer- ..
30 gegeven bedieningsorgaan met blokkeerinrichting, volgens de lijn V-V in fig. 4.
Figuur 6 geeft schematisch een dwarsdoorsnede weer door een deel van de buitenwand van een inrichting volgens de uitvinding met een bedieningsorgaan voorzien van een in een horizontaal vlak weg draaibaar 35 stiftvormig blokkeerorgaan.
Figuur 7 geeft schematisch een lengtedoorsnede weer door een deel van een buitenwand van een inrichting volgens de uitvinding met een bedieningsorgaan, waarvan de doorgaande sleuf blokkeerbaar is door de onderrand van de opening van de buitenwand waarin het bedieningsorgaan is aange-40 bracht. Fig. 7a, b en c geven respectievelijk het bedieningsorgaan weer in 8100576 -7- resp. ingedrukte positie, uitgangspositie en uitgetrokken positie.
Figuur 8a, b en c geven schematisch een lengtedoorsnede weer door een deel van de buitenwand van een inrichting volgens de uitvinding met een cilindrisch bedieningsorgaan met een niet doorgaande sleuf in respec-5 tievelijk uitgangspositie, ingedrukte positie en een positie voor het verwijderen van voorwerpen uit de sleuf buiten de inrichting.
In de figuren zijn overeenkomstige onderdelen met dezelfde verwijzingscijfers aangegeven.
In de figuren 1 en 2 is een gedeelte van een buitenwand van 10 een inrichting volgens de uitvinding weergegeven. De buitenwand 1 is voorzien van een naar binnen ingedrukt gedeelte 2, waarin een opening 3 is aangebracht. In de opening 3 is nauw passend een knopvormig orgaan 4 aangebracht. De knop 4 is voorzien van een inwerpspleet 5, welke zich vertikaal door de gehele knop uitstrekt. De inwerpspleet heeft een dwarsafmeting in 15 het vlak van de tekening welke iets groter is dan de dikte van de te verwerken voorwerpen en iets kleiner dan de dwarsafmeting van de wanden van de opening 3 en een afmeting loodrecht op het vlak van de tekening die ongeveer overeenkomt met de breedteafmeting van de te verwerken voorwerpen. De knop 4 kan met de hand in horizontale richting in de opening worden ver-20 plaatst vanaf de in fig. 1 weergegeven positie en wordt vanaf de in fig. 2 weergegeven positie, bij loslating van de knop, door verder niet weergegeven middelen, weer teruggebracht naar de in figuur 1 weergegeven positie. De spleet 5 is zodanig aangebracht dat deze zich bij de in figuur 1 weergegeven uitgangspositie van de knop 4, buiten het wandgedeelte 2 bevindt, 25 zoals weergegeven in fig. 1 en bij de in fig. 2 weergegeven ingedrukte positie van de knop 4 aan de binnenzijde van het wandgedeelte 2. Er zijn verder niet weergegeven aanslagen aangebracht welke ervoor zorgen dat de knop 4 zich slechts tussen de beide weergegeven posities kan bewegen. In het onderste gedeelte van de knop 4 is een horizontale boring 6 aangebracht 30 die zich uitstrekt tussen de inwerpspleet 5 en de binnenwand 7 van de knop 4. In de boring 6 is een stift 8 aangebracht, waarvan de lengte aanzienlijk groter is dan de lengte van de boring. Aan het binnen de inrichting buiten de knop 4 stekende uiteinde 9 van de stift 8 is het onderuiteinde 10 van een draaihefboom 11 draaibaar om een horizontale as 12 bevestigd. Het 35 bovenuiteinde 13 van de hefboom 11 is draaibaar om een horizontale as 14 bevestigd aan de binnenzijde van de buitenwand 1 van de inrichting. De hefboom 11 is verder op een plaats tussen zijn uiteinden 10 en 13 draaibaar om een horizontale as 17 bevestigd aan het binnenoppervlak 7 van de knop 4.
De werking van de inrichting is als volgt.
40 Bij de in fig. 1 weergegeven positie van de knop 4, bevindt 8100576 -8- de inwerpspleet 5 zich aan de buitenzijde van het buitenwandgedeelte 2 van de buitenwand 1 van de inrichting, welke bijvoorbeeld kan bestaan uit een kaartjesautomaat. De stift 8 strekt zich in deze positie uit door de boring 6 en over de doorgangsopening van de inwerpspleet 5, waarbij de stift ^ met zijn ene uiteinde ligt in een uitsparing 19, die in de tegenover de boring 6 liggende binnenwand van de spleet 5 in lijn met de boring 6 is aangebracht. Bij het inbrengen van een kaart 20, wordt deze in de spleet 5 tegengehouden door de stift 8. Bij het indrukken van de knop 4 wordt de draaiingsas 17 naar binnen bewogen in de richting van de pijl A weergegeven in fig. 1. Daar het uiteinde 13 van de hefboom 11 niet in horizontale richting verplaatsbaar is, voert de hefboom tijdens het indrukken van de knop A een draaiende beweging uit, om de as 14, waarbij de verplaatsing van het gaffelvormig uiteinde 10 van de hefboom ten opzichte van de verplaatsing van het draaipunt 17 groter is en wordt bepaald door v de verhouding van de ^ afstand tussen de draaipunten 12 en 12 en de afstand tussen de draaipunten 17 en 13. Daar de hefboom ten opzichte van het draaipunt 13 draait, en het draaipunt 17 slechts gedwongen een horizontale beweging kan uitvoeren, wordt het orgaan 15 via zijn elastische verbinding 16 door de hefboom naar beneden getrokken naar een positie weergegeven in fig. 2.
2Q De stift wordt door het hierboven uiteengezette bewegings- mechanisme ten opzichte van de knop 4 in horizontale richting naar links getrokken (gezien in de tekening), zodanig, dat bij volledig ingedrukte knop 4 (zie fig. 2) de stift 8 uit de inwerpspleet 5 is getrokken,'waardoor de kaart 20 onder invloed van de zwaartekracht uit de spleet 5 valt en ter 25 verdere verwerking door de inrichting kan worden gevoerd op op zichzelf bekende wijze.
Hierna kan de knop 4 worden losgelaten waarna deze weer naar zijn in fig. 1 weergegeven positie terugkeert.
Voorwerpen die in de spleet 5 bliyen steken worden bij te-30 ruggaande beweging van de knop 4 weer buiten de inrrichting gebracht en kunnen dan worden verwijderd, zonder dat het nodig is de inrichting te demonteren. Bij voorwerpen die schadelijke uitsteeksels bevatten, zodanig dat deze bij het inwerpen in de spleet 5 buiten de knop 4 steken, wordt de knop tegen indrukken geblokkeerd, omdat de buiten de knop stekende uit-35 steeksels tegen de buitenzijde van de wand 2 stoten, of worden deze uitsteeksels tijdens het indrukken van de knop van het voorwerp afgebroken zodat zij verder geen schade binnen de inrichting kunnen veroorzaken.
Figuur 3 geeft een gewijzigde uitvoeringsvorm weer van de blokkeerinrichting weergegeven in fig. 1 en 2. In fig. 3 is de stift 8' 40 gebogen van vorm en strekt deze zich uit door een overeenkomstig gebogen 8100576 * -9- boring 6' in de bedieningsknop ή·. De spleet 5' is in benedenwaartse richting verwijd voor het makkelijker verwijderen van een daarin gebracht voorwerp (kaart) 20 in benedenwaartse richting. Bij voorkeur wordt de spleet 5' aan de ingangszijde zo nauw uitgevoerd dat daardoor juist de voor de in-5 richting bedoelde voorwerpen kunnen passeren, zodat wordt voorkomen dat te dikke voorwerpen kunnen worden ingébracht, die aanleiding zouden kunnen geven tot storingen van de inrichting, In tegenstelling met de uitvoeringsvorm volgens fig. 1 en 2 is de stift volgens fig. 3 vast verbonden met de draaihefboom 11*. Het boveneinde 13' van de hefboom 11' is draaibaar om een 10 horizontale as IA·' bevestigd aan een vast aan de buitenwand 1 van de inrichting bevestigde steun 15'. De hefboom 11' is verder op een plaats tussen zijn uiteinden voorzien van een langwerpige opening 21 en met deze opening draaibaar bevestigd om de horizontale as 17 die is bevestigd aan het naar binnen stekende oor 18 aan het binnenoppervlak 7 van de bedieningsknop, In 15 principe is de werking van het blokkeerorgaan volgens figuur 3 dezelfde als die volgens figuur 2. Bij indrukken van de knop 4 vanuit zijn met getrokken lijnen weergegeven uitgangspositie naar de met streep punt lijnen weergegeven ingedrukte positie wordt de hefboom 11' via de as 17 naar de met streep-punt-lijnen aangegeven positie bewogen. Hierbij voert de hef-20 boom een draaiende beweging uit om de vaste as 14' welke draaiende beweging mede mogelijk is door de langwerpige opening 21, welke de daarbij optredende verplaatsing van de hefboom 11’ ten opzichte van de as 17 mogelijk maakt. Bij deze draaiende beweging beschrijft de stift 8' een beweging langs een cirkelboog die langer is dan de verplaatsing van de as 17. De , 25 cirkelboogvormige beweging van de stift kan onder bepaalde omstandigheden voordelen bieden, in het bijzonder, wanneer een ingebracht voorwerp iets is gezakt in de invoersleuf, doch daarin vast blijft zitten. Bij teruggaande beweging van de knop kan de terugkomende stift, welke een enigszins scheppende beweging maakt, het gezakte voorwerp weer naar boven drukken, 30 Figuur 4 en 5 geven een gewijzigde uitvoeringsvorm weer van de bedieningsknop en de daarbij behorende blokkeerinrichting van de sleuf.
De bedieningsknop 12 bezit een doorgaande spleet 23 die ten opzichte van de spleet 5 en 5' in de in figuren 1 tot en met 3 weergegeven uitvoeringsvormen 90° is verdraaid, dat wil zeggen dat de spleet 22 evenwijdig loopt 35 aan de zijwanden van het bedieningsorgaan 22.
Het bedieningsorgaan 22 is voorzien van een getrapte boring 24, die zich uitstrekt vanaf een zijwand 25 van het bedieningsorgaan 22 tot aan de sleuf 23.
In de boring 24 is een stift 26 aangebraeht waarvan de lengte 40 gelijk is aan de lengte van de boring 24 vermeerderd met de dwarsafmeting 8100576 -10- van de sleuf 23. De stift is aan zijn bij de zijwand 25 van het bedienings-orgaan 22 liggende uiteinde voorzien van een verbrede kop 27 waartegen een in het verbrede gedeelte 28 van de getrapte boring 24 liggende drukveer 29 met een einde steunt, welke met zijn andere einde steunt tegen de in de 5 getrapte boring gevormde borst 30. De verbrede kop 27 van de stift 26 wordt door de veer 26 gedrukt tegen de bodem 31 van een in binnenwaartse richting dieper wordende groef 32, die is aangêbracht in een wand 33 die aanligt tegen de zijwand 25 van het bedieningsorgaan 22. In de in figuur 5 met getrokken lijnen getekende uitgangspositie van het bedieningsorgaan 10 22 bevindt steunt de kop 27 tegen het meest ondiepe gedeelte van de bodem 31 van de groef 32, waardoor de stift 26 in een de sleuf 23 blokkerende positie wordt gedrukt. Bij indrukken van het bedieningsorgaan 22 in de richting van de pijl 34, wordt de stift door de veer 29 met zijn kop 27 tegen de dieper wordende bodem gedrukt waardoor de stift naar buiten wordt 15 gedrukt in de richting van de pijl 35 tot in de met streep-punt aangegeven positie, waarbij de sleuf 23 wordt vrijgegeven en een in de sleuf aangebracht voorwerp de sleuf in benedenwaartse richting kan verlaten. Bij deze uitvoeringsvorm is het echter mogelijk om van buitenaf vloeistoffen via de sleuf 23 in de inrichting te brengen. Om te voorkomen dat deze vloei-20 stof de kwetsbare delen van de inrichting bereikt, verdient het de voorkeur binnen de inrichting een gebogen geperforeerde geleidingswand 41' aan te brengen via welke ingébrachte vloeistof wordt afgevoerd en ingebrachte voorwerpen naar het ontvangstkanaal 59' kunnen worden geleid. In figuur 4 is verder een inrichting weergegeven voor het drukken van het bedieningsorgaan 25 naar zijn uitgangspositie. Deze inrichting bestaat uit een hefboom 36, die met zijn ene uiteinde 37 rust tegen de binnenwand van het bedieningsorgaan 22 en met zijn andere uiteinde draaibaar is om een horizontale as 38. De hefboom staat onder invloed van veerdruk uitgeoefend door de spiraalveer 39. Het om de as draaibare uiteinde is voorzien van eennokvormig uitsteek-30 sel 40, dat samenwerkt met een schakelaar 41. De schakelaar, die ook in alle andere beschreven*^,?te beschrijven uitvoeringsvormen van de inrichting kan worden aangebracht kan dienen voor het in- en uitschakelen van een stroombron, die dient voor het voeden van de inrichting. Verder kan de schakelaar worden toegepast bij inrichtingen met meerdere invoeren en één acceptor 35 voor het programmeren van de inrichting.
In figuur 6 is een bedieningsorgaan 42 weergegeven met een doorgaande sleuf 43 evenwijdig aan de binnenwand 44 van het bedieningsorgaan. Vanaf de binnenwand 44 is in het bedieningsorgaan een brede sleuf 45 aangebracht die zich uitstrekt tot aan de sleuf 43. Door deze sleuf strekt 40 zich horizontaal een stift 46 uit die is verlengd met een arm 47, die zich 81 00 57 6 -11- onder een stompe hoek ten opzichte van de stift 46 in horizontale richting uitstrekt en met zijn uiteinde 4-8 draaibaar is gelegerd in een zich horizontaal uitstrekkende langwerpige sleuf 4-9 die is aangebracht in een steun 50, die vast is bevestigd aan de binnenwand 51 van de inrichting. Op de 5 plaats waar de stift 46 en de arm 47 samenkomen is de stift draaibaar om een verticale as 52 bevestigd aan een aan de binnenwand van het bedienings-orgaan 42 bevestigd oor. Bij het indrukken van het bedieningsorgaan 42 in de richting van de pijl 53 vanuit de in getrokken lijnen getekende uitgangspositie wordt de stift 46 met de arm 47 gedraaid in de door de pijl 54 aan-10 gegeven richting vanuit zijn met getrokkenlijnen getekende blokkeerpositie naar de met puntstreep getekende sleuf 43 vrijgevende positie.
In figuur 7 is een verder gewijzigde uitvoeringsvorm van een inrichting volgens de uitvinding weergegeven. Het bedieningsorgaan 55 is volgens deze uitvoeringsvorm voorzien van een schuin lopende doorgaande 15 sleuf 56. Het bedieningsorgaan is beweegbaar vanuit een uitgangspositie, weergegeven in figuur 7b, waarbij de onderste opening van de sleuf 56 aanligt tegen de onderrand 57 van de in de buitenwand 58 van de inrichting aangebrachte, het bedieningsorgaan nauw omsluitende opening en de bovenste opening van de sleuf buiten deze buitenwand ligt. Vanuit deze uitgangspositie 20 is het bedieningsorgaan 55 beweegbaar naar een in figuur 7a weergegeven ingedrukte positie waarin de sleuf zowel met zijn bovenste &s onderste opening binnen de inrichting ligt en met zijn onderste opening uitmondt in een ontvangstspleet binnen de inrichting. Tevens kan het bedieningsorgaan vanuit de figuur 7b weergegeven positie worden bewogen naar de positie weer-25 gegeven in figuur 7c, waarbij de sleuf zowel met zijn bovenste als onderste opening buiten de buitenwand 58 komt te liggen en voorwerpen uit de sleuf kunnen worden verwijderd voordat zij in de inrichting worden gebracht, hetgeen soms wenselijk is, bijvoorbeeld als men heeft ontdekt dat er een verkeerd voorwerp in de sleuf is gebracht.
30 In fig. 8 is nog een andere mogelijke uitvoeringsvorm weer gegeven. Het bedieningsorgaan bestaat daarbij uit een cilindervormige knop 60, die is voorzien van een sleuf 61, die zich niet geheel over de totale diameter van de knop uitstrekt, dat wil zeggen die slechts aan één zijde open is. De knop 60 bezit aan zijn binneneinde een busvormige verlenging 35 62. Met deze busvormige verlenging 62 is de knop 60 draaibaar aangebracht op het uiteinde van een in axiale richting niet beweegbare, in één richting draaibare as 63. De bus 62 is voorzien van een spiraalvormige groef 64 waarin een vast op de as 63 bevestigde pen 65 steekt. De groef strekt zich in axiale richting over de bus 62 uit over een afstand die gelijk is aan 40 de afstand die het bedieningsorgaan aflegt vanuit een uitgangspositie naar een ingedrukte positie en bezit een spoed die zich over 180° over de om- 81 00 57 6 -12- trek van de bus uitstrekt. Voorts is in de bus 62 een drukveer 70 aangebracht die met een uiteinde steunt tegen het einde van de as 63 en met het andere uiteinde tegen het eindvlak van een in de knop aangebrachte uitholling 66. De knop 60 is aan zijn buitenuiteinde voorzien van een draaibaar, doch 5 in axiale richting geborgde, daarmee verbonden schijf 67.
In de in figuur 8a weergegeven uitgangspositie is de sleuf 61 met zijn opening naar boven gericht en ligt deze buiten de buitenwand 68 van de inrichting . In de sleuf kan een te verwerken voorwerp 69 worden gebracht. Bij indrukken van de knop 60, wordt deze gedwongen gedraaid door be-10 weging van de spiraalvormige groef langs de pen 65. Bij bereiking van de in figuur 8b weergegeven positie is de knop over 180° ten opzichte van de positie in figuur 8a gedraaid en kan het voorwerp 69 de over 180° gedraaide sleuf verlaten. De schijf 67 zorgt er voor dat de draaiende beweging van de knop 69 niet overgebracht worden op de vingers van de bedienings-15 man. Bij loslating van de knop wordt deze door de veer 65 weer naar zijn uit-ganspositie teruggedrukt en daarbij weer over 180° teruggedraaid.
Vanuit de in figuur 8a weergegeven positie kan de knop 60 over 180° in een richting tegenovergesteld aan de draaiing bij indrukken van de knop worden gedraaid naar de in figuur 8c weergegeven positie waar-20 bij de as 63 wordt meegedraaid, doordat de pen 65 aanligt tegen het einde van de groef 64. Hierdoor kan een zich in de sleuf 61 bevindend voorwerp buiten de inrichting uti de sleuf worden verwijderd.
Opgemerkt wordt dat de uitvinding niet is beperkt tot de in de figuren weergegeven en aan de hand daarvan hiervoor beschreven uitvoe-25 ringsvormen doch zich tevens uitstrekt tot gewijzigde uitvoeringsvormen welke voor een deskundige voor de hand liggen en vallen binnen het kader van de uitvinding.
Zo kan de uitvoeringsvorm volgens fig. 3 zodanig worden gewijzigd dat het stiftvormig orgaan bij het indrukken van de bedieningsknop, 30 behalve een cirkelboogvormige beweging ook een zakkende beweging uitvoert en bij loslaten van de knop een cirkelboogvormige beweging gecombineerd met een omhooggaande bweging, waardoor de "scheppende" beweging van de stift wordt versterkt en gezakte en vastzittende voorwerpen weer omhoog kunnen worden gedrukt. Dit effekt kan worden bereikt door het draaiende uiteinde 35 van de hefboom 11' vorkvormig uit te voeren en te laten grijpen om de as 141, zodat de hefboom ten opzichte van de as 14 op en neer kan bewegen. De hefboom is daarbij dan niet voorzien van de langwerpige opening 21. Verder kan de genoemde "scheppende" beweging nog worden versterkt door het bedie-ningsorgaan te bevestigen aan het uiteinde van een binnen de inrichting aan-40 gebrachte zich naar beneden toe uitstrekkende verticale hefboom die mét 8 1 0 0 5 7 6 -13- zijn andere uiteinde draaibaar is om een horizontale draaiingsas. De bedieningsknop voert daardoor bij bediening een cirkelboogvormige beweging uit, waardoor de as 17, waaraan de hefboom 11' is bevestigd een op en neer gaande beweging maakt.
5 Voorts kan bij de uitvoeringsvorm volgens figuur 8 de as 63 niet-draaibaar zijn uitgevoerd, waarbij de bus 62 dan voor het draaien naar de positie volgens figuur 8c is voorzien van een extra geleidings-groef voor de pen 65, welke zich vanaf het buitenuiteinde van de spiraalvormige groef 64 over een cirkelboog van 180° over de omtrek van de bus 10 62 uitstrekt.
8100576

Claims (10)

1. Inrichting voor het verwerken van voorwerpen met een bepaalde vorm en bepaalde afmetingen, welke inrichting een huis bevat met een aan de vorm en afmetingen van de te verwerken voorwerpen aangepaste invoeropening van waaruit de voorwerpen via een ontvangorgaan kunnen worden 5 overgebracht naar een zich binnen het huis bevindend verwerkingsmechanisme, met het kenmerk, dat de invoeropening in de vorm van een zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende, de in te brengen voorwerpen geheel opnemende sleuf, is aangebracht in een overigens massief bedieningsorgaan dat in hoofdzaak in horizontale richting verplaatsbaar is in een in een 10 buitenwand van het huis van de inrichting aangebrachte, het bedieningsorgaan nauw omsluitende opening, tussen een eerste positie, de uitgangspositie, waarin de sleuf zich tenminste met zijn aan de bovenzijde van het bedieningsorgaan uitmondende inlaatopening aan de buitenzijde van de buitenwand van het huis bevindt en een tweede positie waarin de sleuf zich geheel 15 aan de binnenzijde van de buitenwand bevindt, en in lijn ligt met het ontvangorgaan, terwijl middelen zijn aangebracht, die zodanig samenwerken met het bedieningsorgaan, dat in de genoemde eerste positie van het bedieningsorgaan het in de sleuf aangebrachte voorwerp wordt geblokkeerd tegen verlaten van de sleuf in benedenwaartse richting en in tweede positie wordt 20 vrijgegeven voor het verlaten van de sleuf in benedenwaartse richting, waarbij druk uitoefenende middelen zijn aangebracht welke het bedieningsorgaan vanuit zijn tweede positie naar de eerste positie terugdrukken bij niet bediening van het bedieningsorgaan.
2. Inrichting volgens conclusie 1, m e t het k e n - 25. e r k , dat de invoeropening bestaat uit een zich over de gehele hoogte van het bedieningsorgaan uitstrekkende, aan de boven- en onderzijde van het bedieningsorgaan uitmondende sleuf, waarbij de middelen voor het blokkeren en vrijgeven van de in de sleuf aangebrachte voorwerpen bestaan uit een orgaan dat zich in de genoemde eerste positie van het bedieningsorgaan 30 in een het ondereinde van de sleuf blokkerende positie bevindt en in de genoemde tweede positie van het bedieningsorgaan/het ondereinde van de sleuf vrijgevende positie bevindt.
3. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat het de sleuf blokkerende en vrijgevende orgaan wordt ge- 35 vormd door de onderrand van de het bedieningsorgaan nauw omsluitende opening, waarbij de onderrand zodanig is gevormd, respectievelijk de in-voersleuf in het bedieningsorgaan zodanig is aangebracht, dat in de uit- 8100576 .-15- gangspositie van het bedleningsorgaan de doorgaande sleuf met zijn aan de onderzijde van het bedieningsorgaan uitmondende opening aanligt tegen de genoemde onderrand en met zijn aan de bovenzijde van het bedieningsorgaan uitmondende inlaatopening buiten de buitenwand van het huis ligt. 5 4·. Inrichting volgens conclusie 3, met het ken merk, dat het bedieningsorgaan vanaf zijn uitgangspositie horizontaal beweegbaar is naar een derde positie, waarin het zowel met zijn inlaatopening als met zijn aan de onderzijde van het bedieningsorgaan uitmondende opening buiten de buitenwand van het huis ligt.
5. Inrichting volgens conclusie 2,met het ken merk, dat het de sleuf blokkerende en vrijgevende orgaan bestaat uit een stiftvormig orgaan, dat zich verschuifbaar uitstrekt door een in het onderste gedeelte van het bedieningsorgaan aangebrachte boring, die zich in hoofdzaak horizontaaal uitstrekt vanaf een binnenwand van de sleuf naar 15 de dichtstbijzijnde buitenwand van het bedieningsorgaan, welk stiftvormig orgaan een lengte bezit die tenminste gelijk is aan de lengte van de boring vermeerderd met de dwarsafmeting van de sleuf in lengterichting van de boring, terwijl het bij de buitenwand van het bedieningsorgaan liggende uiteinde van het stiftvormig orgaan samenwerkt met middelen voor het ver-20 schuiven van het stiftvormig orgaan in de boring, tijdens de beweging van het bedieningsorgaan vanaf de genoemde eerste (uitgangs)positie naar de genoemde tweede positie, en omgekeerd, vanuit respectievelijk een positie, waarbij het stiftvormig orgaan met zijn uiteinde dat ligt tegenover het bij de buitenwand van het bedieningsorgaan liggende uiteinde aanligt tegen de 25 tegenover de boring liggende binnenwand van de invloersleuf naar een positie waarin het genoemde uiteinde ligt in de genoemde boring en omgekeerd.
6. Inrichting volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat het stiftvormig orgaan zich uitstrekt in een boring die zich uitstrekt vanaf het naar het inwendige van de inrichting gekeerde oppervlak 30 van het bedieningsorgaan naar de jhvoersleuf, terwijl de middelen voor het verschuiven van het stiftvormig orgaan bestaan uit een in een vertikaal vlak draaibare hefboom die met één uiteinde is verbonden met het in de nabijheid van de genoemde binnenwand liggende uiteinde van het stiftvormig orgaan, met het daartegenover liggende uiteinde draaibaar is om een hori-35 zontale as die is aangebracht op een plaats boven de doorgangsopening van het bedieningsorgaan, en op een plaats tussen de genoemde uiteinden draaibaar om een horizontale as is bevestigd aan het naar het inwendige van de inrichting gekeerde gedeelte van het bedieningsorgaan.
7. Inrichting volgens conclusie 5,met het ken- 40. e r k, dat het stiftvormig orgaan zich uitstrekt in een boring, die zich 8100576 -16- uüstrekt vanaf een zijwand van het bedieningsorgaan naar de invoersleuf, waarbij de boring over een gedeelte dat zich uitstrekt vanaf de genoemde zijwand een vergrote diameter bezit, in welk deel een het stiftvormig orgaan omringende spiraalveer is aangebracht die met een einde steunt tegen 5 een op het einde van de stift aangebrachte kraag en met het andere uiteinde tegen de in de bij de overgang van het deel van de'boring met vergrote diameter en het overige deel van de boring gevormde borst, terwijl de kop van het stiftvormig orgaan rust in een horizontale groef, aangebracht in een tegen de genoemde zijwand van het bedieningsorgaan liggende vast met 10 het huis van de inrichting verbonden wand, welke groef in de bewegingsrichting van het bedieningsorgaan naar binnen toe een toenemende diepte bezit.
8. Inrichting volgens conclusie 2,met het kenmerk, dat het de sleuf blokkerende en vrijgevende orgaan bestaat uit een stiftvormig orgaan dat zich horizontaal uitstrekt door een in het onder-15 ste gedeelte van het bedieningsorgaan aangebrachte uitsparing, die zich in horizontale richting uitstrekt vanaf een binnenwand van het bedieningsorgaan, welke uitsparing een dwarsafmeting bezit die in hoofdzaak gelijk is aan de lengte-afmeting van het stiftvormig orgaan, welke lengte-afmeting groter is dan de lengte van de uitsparing vermeerderd met de dwarsafmeting 20 van de sleuf in lengterichting van de uitsparing, waarbij het stiftvormig orgaan met zijn buiten het bedieningsorgaan liggend uiteinde draaibaar is om een verticale draaiingsas, terwijl middelen aanwezig zijn voor het doen draaien van genoemd uiteinde om de draaiingsas bij bediening van het bedieningsorgaan.
9. Inrichting volgens conclusie 8,met het ken merk, dat het stiftvormig orgaan is verlengd met een arm, welke zich onder een stompe hoek ten opzichte van het stiftvormig orgaan in horizontale richting uitstrekt en met zijn uiteinde draaibaar is in een horizontaal verplaatsbaar lager, terwijl de stift op de plaats waar deze samen-30 komt met de arm draaibaar om een verticale as is bevestigd aan de naar binnen gekeerde buitenwand van het bedieningsorgaan.
10. Inrichting volgens conclusie l,met het kenmerk, dat de invoersleuf zich in verticale richting uitstrekt door een cilindervormig bedieningsorgaan, waarvan de hartlijn zich in horizontale 35 richting uitstrekt, welke sliè^vanaf één zijde van de buitenrand in het bedieningsorgaan uitstrekt over een afstand die kleiner is dan de diameter van het bedieningsorgaan, zodanig dat in de uitgangsposities van het bedieningsorgaan de genoemde zijde van de buitenwand zich aan de bovenzijde van het bedieningsorgaan bevindt, terwijl middelen zijn aangebracht voor 40 het mededelen van een gedwongen rotatie van het bedieningsorgaan om een 8100576 '1 -17- horizontale as over een draaiingshoek van 180? tijdens het bewegen van het bedieningsorgaan vanuit zijn uitgangspositie naar de ingedrukte positie en omgekeerd.
11. Inrichting volgens conclusie 10,met het ken-5 m e r k , dat het bedieningsorgaan aan zijn naar het inwendige van het huis gerichte uiteinde is voorzien van een cilindrische busvormige verlenging, waarvan de hartlijn samenvalt met de hartlijn van het bedieningsorgaan, waarbij het cilindervormige orgaan met zijn busvormige verlenging draaibaar en in axiale richting verschuifbaar is bevestigd op het uiteinde van 10 een horizontale cilindrische as, waarbij tussen het eindvlak van de as en het daartegenover liggende eindvlak van het bedieningsorgaan een drukveer is aangebracht, terwijl de as is voorzien van een radiaal uitstekende vaste pen die grijpt in een in de wand van de busvormige verlening van het bedieningsorgaan aangebrachte spiraalvormige groef die zich in axiale rich-15 ting over een afstand gelijk aan de afstand tussen de genoemde eerste en tweede positie van het bedieningsorgaan en met een spoed over 180° in omtreksrichting van de bus uitstrekt. 8100576
NL8100576A 1981-02-06 1981-02-06 Inrichting voor het verwerken van voorwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen. NL8100576A (nl)

Priority Applications (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8100576A NL8100576A (nl) 1981-02-06 1981-02-06 Inrichting voor het verwerken van voorwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen.

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL8100576A NL8100576A (nl) 1981-02-06 1981-02-06 Inrichting voor het verwerken van voorwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen.
NL8100576 1981-02-06

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8100576A true NL8100576A (nl) 1982-09-01

Family

ID=19836978

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8100576A NL8100576A (nl) 1981-02-06 1981-02-06 Inrichting voor het verwerken van voorwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen.

Country Status (1)

Country Link
NL (1) NL8100576A (nl)

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2737035A1 (fr) * 1995-07-18 1997-01-24 Borreca Pascal Dispositif d'introduction de pieces de monnaie ou analogues dans des selecteurs, monnayeurs, etc

Cited By (1)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
FR2737035A1 (fr) * 1995-07-18 1997-01-24 Borreca Pascal Dispositif d'introduction de pieces de monnaie ou analogues dans des selecteurs, monnayeurs, etc

Similar Documents

Publication Publication Date Title
JP3001869B2 (ja) カードゲート機構
EP1018693B1 (en) Card reader
JPS63106091A (ja) カ−ド保障手段を有するチップカ−ド接触装置
JP3060390U (ja) 小売店用秤
NL8100576A (nl) Inrichting voor het verwerken van voorwerken van voorwerpen met bepaalde vorm en afmetingen.
JPH0213354B2 (nl)
EP2947605B1 (en) Gate for a payment interface
BR8906914A (pt) Aparelho para reduzir emperramentos,para uso em uma maquina acionada por moedas
FR2607290A1 (fr) Guichet pour lecteur de cartes
US5174427A (en) Disk-enabled actuator
JPH1185916A (ja) カードリーダ
CA2144200C (en) Delivery access device
SK281099B6 (sk) Zariadenie na čítanie hodnotovej karty
GB1577295A (en) Coin return device
AU766271B2 (en) Coin rolling-type selector
JP4387498B2 (ja) カード処理装置
KR910003603Y1 (ko) 주화 일시 보류 로크장치
JP2007185342A (ja) ストッパ付きメダルセレクタ
WO1998008198A1 (en) Coin dispensing mechanism
JP3782603B2 (ja) キーシステム
JP2000298751A (ja) 自動販売機
JPH0348686Y2 (nl)
US2082037A (en) Coin chute
JP3036571B2 (ja) 自動販売機のコイン返却装置
US1197469A (en) Coin-controlled vending or delivery machine.

Legal Events

Date Code Title Description
A1B A search report has been drawn up
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed