NL8100016A

NL8100016A - Chirurgisch weefseldiktemeetinstrument.

Info

Publication number: NL8100016A
Application number: NL8100016A
Authority: NL
Original assignee: Senco Products
Priority date: 1980-02-26
Filing date: 1981-01-06
Publication date: 1981-09-16
Also published as: AU544597B2; ES499783A0; GB2070252A; CA1148352A; FR2476473B1; BE886219A; DD155583A5; BR8008278A; FR2476473A1; AR228441A1; JPS646786B2; JPS56121537A; US4312363A; AU6431780A; SE453793B; SG43786G; ES8201821A1; IT1129897B; DE3101711A1; ZA807148B

Description

» .. * -1-

Chirurgisch weefseldiktemee tins trumant

De uitvinding heeft betrekking op een chirurgisch weefseldikterreetinstrument en meer in het bijzonder op een dergelijk instrument voor toepassing in samenhang met een chirurgischkraminstrument om de afmeting van de te gébruiken 5 kram en de juiste spleet, waarop het instrument ingesteld moet worden, te bepalen.

In de laatste tien jaar waren er een toenemend aantal chirurgen, die krammen gébruikten in plaats van gebruikelijke naaihechtingen in veel inwendige orgaanprocedures, 10 die van de slokdarm tot de endeldarm reikten. Deze trend is grotendeels te wijten aan het feit dat het gébruik van krammen veel gemakkelijker is en een aantal moeilijke procedures eenvoudiger gemaakt worden door het gebruik van krammen. Misschien van zelfs groter belang echter is het feit dat 15 het gebruik van krammen een veel snellere procedure is, die de voor de hechting vereiste tijd en derhalve de tijdsduur dafc de patiënt onder narcose gehouden neet worden aanzienlijk bekort.

Bij de in het voorgaande vermelde voordelen 20 leveren chirurgische krairprocedures ook bepaalde problemen op. Het is bijvoorbeeld nodig om de juiste kramafireting te kiezen voor de dikte van het te voegen weefsel. Bovendien is het heel goed mogelijk dat zelfs indien de juiste kramafireting gekozen wordt, de kram of te strak of te los in het weefsel gevormd 25 zou kunnen worden. Indien de chirurgische krammen te strak gevormd worden, wordt de voor het helingsproces benodigde bloedtoevoer afgesneden en zal het weefsel door necrose aangetast worden. Indien de krammen aan de andere kant te los gevormd worden, kunnen dan bloeding en/of lekkage optreden.

30 Zowel te strak als te los gevormde krammen kunnen ernstige problemen en complicaties veroorzaken.

Het zijn juist deze problenen, die onvermijdelijk aan chirurgisch klemmen verbonden zijn, welke tot de behoefte 8 1 00 0 1 δ -2- aan een instrument om de dikte van door chirurgische kramen te voegen weefsel te meten leiden. Chirurgische krammen zijn in verschillende afmetingen verkrijgbaar. Veel chirurgische kraminstrumenten zijn voorzien van organen die de afstelling 5 van de spleet tussen de patroon of kop, die de krammen bevat, en het aambeeld, waartegen de krammen gevormd worden, veroorloven onder het zodoende bepalen van de mate waarin de krammen vastgeklemd worden. Indien de dikte van het te voegen weefsel bekend is, kunnen krammen van passende af-10 metingen zonder meer gekozen worden en kan de in het voorgaande vermelde spleet goed afgesteld worden.

Juist de aard van levend weefsel maakt het wat moeilijk cm te meten door de zachte elastische en meegevende eigenschappen daarvan. Er zijn studies uitgevoerd om de 15 optimum helingsdruk te bepalen, voor ... ingewandsweefsel bijvoorbeeld. De optimum helingsdruk varieert bij verschillende weefselsoorten. Longweefsel bijvoorbeeld is heel verschillend 'van ingewandsweefsel. De weefselmeetinrichting volgens de uitvinding zou derhalve zo ontworpen moeten worden dat de 20 optimum helingsdruk uitgeoefend wordt tijdens de weefselmset-verrichting voor de betreffende weefselsoort die gemeten wordt.

Dit kan zondermeer gedaan worden en dezelfde beginselen en wijze van werking van het weefselmeetinstrument volgens de uitvinding zou er aan te pas komen bij elke weefselsoort.

25 On een voorbeeld te geven, zal het weefsel meetinstrument volgens de uitvinding beschreven worden in zijn toepassing voor de meting van de dikte van ingewandsweefsel. Tot dusver hebben werkers op dit gebied verschillende soorten chirurgische kramelementen voor intralumenale anastomosis Om 30 ontwikkeld.\ voorbeelden van dergelijke instrumenten te geven, waaraan echter geen beperkende betekenis gehecht moet worden, worden het Amerikaanse octrooischrift 3.552.626 en de'tevens aanhangige Amerikaanse octrooiaanvrage onder serienummer 890.262 getiteld chirurgisch kraminstrument voor intralumenale 35 anastomosis en de tevens aanhangige Amerikaanse octrooiaanvrage 8100016 A * 3 onder serienummer getiteld chirurgisch kramelement voor intralumenale anastomosis genoemd. Deze instrumenten verbinden de buisvormige lichaamsdelen in hoofdzaak in met de einden tegen elkaar aan liggend verband, onder het 5 inwendig aangrijpen van de buisvormige delen en het verwijderen van overmaatgedeelten van de buisvormige delen aangrenzend aan het ringvormige stel of de ringvormige stellen krammen, die door het instrument ingeplant worden, onder toepassing van een cilindrisch ontleedmes of dergelijke.

10 Deze instrumenten zijn er op berekend cm cilindrische patronen of krammen van een of meer afmetingen te gebruiken en zijn voorzien van organen cm de spleet tussen de kramopneempatroon en een ringvormig aambeeldonderdeel, waartegen de krammen gevormd worden, vooraf af te stellen. De aangrenzende buis-15 vormige lichaamsdelen, die onderling verbonden moeten worden, worden binnen de spleet geplaatst. Het weefselmeetinstrument volgens de uitvinding is bedoeld cm gebruikt te worden bij deze als voorbeeld genoemde chirurgische kraraihstruraenten die voorzien zijn vansgeètafstelorganen (zoals bijvoorbeeld 20 die welke beschreven zijn in de laatstgenoemde tevens aanhangige octrooiaanvrage), waarvan de kalibrering identiek is aan die van het weefselmeetinstruinent.

Bij het weefselireetinstrument volgens de uitvinding wordt het weefsel mat een klemwerking vastgehecht, waarbij 25 de feitelijke weefseldikterreting onafhankelijk van de chirurg gemaakt wordt. Het instrument zal, tijdens het meetproces, zich op het te neten weefsel vastklemmen met een kracht die in hoofdzaak gelijk is aan de in het voorgaande genoemde optimum helingsdruk. Dit geldt over een bepaald bereik van 30 weefseldikten. Het instrument heeft tenminste één schaal en aanwi j sorgaan, waarmee de weefseldikte zonder neer en direct door de chirurg afgelezen kan worden. De klemkaken van het instrument zijn zo gevormd dat deze gemakkelijke aangrijping daardoor van ingewandsweefsel verschaffen, waar de toegang 35 beperkt is. Het instrument kan voorzien zijn van een tweede 8100016 * *” .....

-4- schaal waarvan de diameter van ingewandslumens of -buisholten bepaald kan worden voor de keuze van een cilindrische kram-patroon van de juiste diameter.

Volgens de uitvinding is voorzien in een weefseldikte-5 meetinstrument voor chirurgische toepassingen, voorzien van een paar tegenovergestelde weefselaangrijpkaken. Met de hand aan te vatten bedienorganen zijn werkzaam verbonden aan de kaken voor het van elkaar af verplaatsen van de kaken tegen de werking van een meegevend orgaan, dat de kaken naar 10 elkaar toe drukt met een in hoofdzaak constante bepaalde kracht over een bepaald werkbereik van de scheidingsafstand tussen de kaken. Het instrument heeft tenminste één schaal met een daarmee samenwerkende aanwijzing die een directe aflezing van de scheidingsafstand tussen de kaken en zodoende 15 een directe aflezing van de dikte van het weefsel dat daarmee gemeten wordt verschaffen. Het instrument kan voorzien zijn van een andere schaal, waarmee de diameter in de slappe toestand van de te verbinden buisvormige lichaamselementen bepaald kan worden.

20 Bij één uitvoering van het weefselmeetinstrument is het instrument van een tangachtige vorm, waarbij de kaak-bedienorganen uit handgreepelementen bestaan, die zwenkbaar onderling verbonden zijn. De handgreepelementen hébben aan het afgelegen einde van het instrument de samenwerkende 25 schaal- en aanwijsorganen waarvan een directe aflezing van de weefseldikte waargenameny^n^eï^1 zijkant of de achterkant van het instrument. Een van de handgreepelementen kan een andere schaal dragen, waarvan de diameter van een buisvormig orgaan in slappe toestand bepaald kan worden.

30 Bij een tweede uitvoering van het instrument heeft een eerste kaak een met de hand aan te vatten buisvormig verlengstuk. De tweede kaak heeft een verlengstuk in de vorm van een plunjerstelsel dat axiaal verplaatsbaar is binnen het buisvormige verlengstuk van de eerste kaak. Het verleng-35 stuk van de tweede kaak draagt een aanwijzing, die samenwerkt met een schaal op het verlengstuk van de eerste kaak 8100016 -5- 6- é voor directe aflezing van de weefseldikte die gemeten wordt.

De schaal kan uitgerust zijn met vergrotingsorganen, zoals in het volgende beschreven zal worden. Bij deze uitvoering van het weefselneetinstrument kan het buisvormige kaak-5 verlengstuk een andere schaal dragen, waarvan de diameter van een buisvormig orgaan in slappe toestand bepaald kan worden.

De uitvinding wordt in het volgende nader toegelicht aan de hand van in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoor-10 beelden daarvan.

Fig. 1 is een zijaanzicht van één uitvoering van het weefselmeetinstrument volgens de uitvinding.

Fig. 2 is een vooraanzicht van de uitvoering van fig. 1 van links in die figuur beschouwd.

15 Fig. 3 is een achteraanzicht van het instrument van fig. 1 van rechts in die figuur beschouwd.

Fig. 4 is een doorsnede volgens IV-IV in fig. 1.

Fig. 5 is een zijaanzicht overeenkomstig aan fig. 1 en toont het gebruik van het instrument van fig. 1.

20 Fig. 6 is een gedeeltelijke doorsnede overeenkomstig aan fig. 4 en toont de aanbrenging van een zijdelings verschoven kaak.

Fig. 7 is een zijaanzicht van een tweede uitvoering van het weefselmeetinstrument volgens de uitvinding.

25 Fig. 8 is een vooreindaanzicht van het instrument van fig. 7 van links in die figuur beschouwd.

Fig. 9 is een langsdoorsnede van ' het instrument van fig. 7.

Fig. 10 is een doorsnede volgens X-X in fig. 9.

30 Fig. 11 is een zijaanzicht overeenkomstig aan fig. 7 en toont het gébruik van het instrument cm weefseldikte te meten.

Fig. 12 is een zijaanzicht, overeenkomstig aan fig.

11, en toont het gebruik van het instrument cm de diameter 35 van een buisvormig orgaan te bepalen.

8100016 ♦_ * -6-

In het volgende wordt de beste wijze van uitvoering van de uitvinding beschreven.

Een eerste uitvoering van het weefselrreetinstrument volgens de uitvinding is in fig. 1 t/m 6 voorgesteld, 5 waarin aan overeenkomstige delen ook dezelfde verwijzingscijfers verleend zijn. Eerst worden fig. 1 t/m 4 beschouwd. Het instrument zelf is algemeen aangegeven met 1 en omvat een eerste kaak. 2, die een achterwaarts verlengstuk in de vorm van een eerste handgreepelement 3 heeft, en een tweede kaak 4, 10 die een achterwaarts verlengstuk in de vorm van een hand- greepelement 5 heeft. Aan hun vooreinden lopen de kaken 2 en 4 uit in platte weefselaangrijpvlakken 2a resp. 4a.

Zoals uit fig. 1 en 2 blijken zal, hebben de kaken 2 en 4 een dwarsdikte van ongeveer eenderde van die van hun 15 respectieve handgrepen 3 en 5. De eerste kaak 2 en handgreep 3 hébben een afhangend middengedeelte 6 net een dwarse perforatie 6a daardoor. De tweede kaak 4 en zijn handgreep 5 hebben een paar opstaande onderdelen of vorkbenen 7 en 8, die dwarse coaxiale perforaties 7a resp. 8a hébben. Het 20 afhangende element 6 van de eerste kaak 2 en zijn handgreep 3 is er qp berekend cm opgenomen te worden tussen de opstaande onderdelen 7 en 8 van de tweede kaak 4 en zijn handgreep 5 met de perforaties 6a, 7a en 8a coaxiaal. Een zwenkpen 9 is in deze perforaties opgencmen onder het zodoende zwerikbaar 25 verbinden van de eerste kaak en zijn handgreep 3 met de tweede kaak 4 en zijn handgreep 5.

De handgreep 3 van de eerste kaak 2 heeft een langwerpige groef of uitholling 10 op het binnenvlak daarvan gevormd. Deze uitholling 10 is in fig. 1 en 4 weergegeven.

30 Aan het achtereinde van de uitholling 10 is een opstaand tapeind 11 gevormd. De handgreep 5 van de tweede kaak 4 heeft een overeenkomstige langsgerichte groef of uitholling 12 op het. binnenvlak daarvan gevormd (zie fig. 1). Aan het achtereinde van de uitholling 12 is een opstaand tapeind 13 opgencmen, 35 waarbij het tapeind 13 overeenkomstig is aan het tapeind 11 8 1 0 0 0 1 6 -7- * è

Van de handgreep 3. Een bladveer 14 is tussen de handgrepen 3 en 5 qpgencmen. Het einde 14a van de veer 14 is in de uitholling 10 van de handgreep 3 opgenamen en heeft een perforatie 15 daarin gevormd. Het tapeind 11 ±rekt zich 5 door de perforatie 15 uit, zoals in fig. 1 en 4 weergegeven is.

Het einde 14b van de veer 14 is qp overeenkomstige wijze in de groef of uitholling van de handgreep 5 opgenonen.

Het veereinde 14b heeft een perforatie 16 daarin, waardoor het tapeind 13 zich uitstrékt. Het zal duidelijk zijn dat de 10 veer 14 qp zijn plaats tussen de handgrepen 3 en 5 blijven 2al dankzij het feit dat de einden 14a en 14b daarvan in de handgreepgroeven of -uithollingen 10 en 12 opgenamen zijn en door de tapeinden 11 resp. 13 aangegrepen worden.

De veer 14 drukt de handgrepen 3 en 5 uiteen, onder het 15 zodoende samendrukken van de kaken 2 en 4 en hun weefsel-aangrijpvlakken 2a en 4a. Fig. 1 t/m 3 tonen het weefsel-meetinstrument in zijn normale toestand wanneer het niet in gébruik is.

De handgreep 3 heeft aan het afgelegen einde 20 daarvan een paar afhangende elementen 17 en 18. Zoals duidelijk uit fig. 4 opgemaakt kan worden, hébben de elementen 17 en 18 een in hoofdzaak driehoekige doorsnede. De naar elkaar toegekeerde vlakken 17a en 18a daarvan staan in evenwijdig uiteengelegen verband. De buitenvlakken 17b en 25 18b daarvan verlopen schuin naar achter en naar elkaar toe.

Het buitenvlak 17b van het element 17 draagt aanwijzingen in de vorm van een schaal, die algemeen met 19 aangegeven is.

Hét buitenvlak 18b van het element 19 is voorzien van aanwijzingen in de vorm van een identieke schaal, die algemeen 30 met 20 aangegeven is.

De tweede handgreep 5 heeft een opstaand boogvormig onderdeel 21. Zoals gemakkelijk in fig. 4 gezien kan worden, heeft het onderdeel 21 een achterwaartse driehoekige rand, net een vlak 21a in hoofdzaak in één vlak met het vlak 17b 35 van het element 17 en een tweede vlak 21b in hoofdzaak in 8100016 4 * -8- één vlak net het vlak 18b van het element 18. Het onderdeel 21 heeft ook een dun ribvormig rompgedeelte 21c dat net goed past tussen de vlakken 17a en 18a van de elementen 17 en 18.

Het vlak 2la van het element 21 draagt een aanwijslijn 22 5 die met de schaal 19 van het element 17 samenwerkt (zie fig. 1 en 3). Op overeenkomstige wijze draagt het vlak 21b een aanwijslijn 23 die identiek is aan de aanwijslijn 21 en er op berekend is on met de schaal 20 van het element 18 samen te werken. De schalen 19 en 20 zijn uitgezet met tenminste 10 ongeveer 3:1 voor het gemak van de aflezing. Bij de voorgestelde uitvoering zijn de schalen 19 en 20 uitgezet met 4:1.

Om de constructie te complementeren kan de handgreep 3 zaagvormig uitgevoerd zijn zoals met 3a aangegeven is zodat deze gemakkelijk en stevig door de chirurg met de hand aangevat 15 kan worden op een niet slippende wijze. Het handvat 5 kan op overeenkomstige wijze zaagvormig uitgevoerd zijn zoals met 5a aangegeven is. Naar verkiezing kan de handgreep 3 voorzien worden van een andere schaal, zoals algemeen aangegeven is met 24 in fig. 1. De schaal 24 loopt in de lengterichting 20 van de handgreep 3 langs de zijkant daarvan. De andere zijkant van de handgreep 3 kan voorzien zijn van een (niet weergegeven) identieke schaal zodat het instrument van elke zijde af beschouwd kan worden· bij het gebruik. De schaal 24 maakt het voor de chirurg mogelijk om een snelle bepaling van de diameter van een 25 buisvormig lichaamselement, dat gekramd moet worden, uit te voeren zoals in het volgende beschreven zal worden.

Er zijn studies uitgevoerd cm de optimmhelingsdruk voor gehecht ingewandsweefsel te bepalen. Deze druk bedraagt 2 zoals békend is ongeveer 8 g/mm . Bij de als voorbeeld gegeven 30 toepassing, met betrekking waartoe het weefselmeetinstrumant hier beschreven wordt, is het geschikt gebleken bij het meten van ingewandsweefsel cm het instrument er op te ontwerpen cm weefseldikte over een bereik van 0 tot 4 mm te kunnen meten. Uit fig. 1 en 3 zal opgemerkt worden dat de schalen 19 en 20 35 zich over dit bereik uitstrekken. De veer 14 is ontworpen * 8100016 * -9- als een net constante druk werkende veer, waardoor de kaak-vlakken 2a en 4a daartussen opgencmen weefsels met een druk van 8 g/ntti meten bij 1/2 van het werkbereik (d.w.z. bij 2 urn scheiding tussen de vlakken) en voor alle practische 5 doeleinden deze zelfde druk over het gehele werkbereik van 0 tot 4 nm uitoefenen. De kaken 2 en 4 zijn zo gevormd dat hun vlakken 2a en 4a evenwijdig zullen zijn bij 1/2 van het werkbereik (d.w. z. een 2 nm scheiding tussen de vlakken) cm maximum nauwkeurigheid van de weefseldlktemeting te ver-10 zekeren. Het instrument 1 kan van elk willekeurig materiaal vervaardigd zijn (daaronder begrepen kunststof, metaal, combinaties daarvan, of dergelijke) dat geschikt is voor een chirurgische omgeving en gesteriliseerd kan worden door autoclaaf-, etheenoxyde-, bestralings- of andere 15 standaard methodes.

Ifig. 6 is een gedeeltelijke afbeelding overeenkomstig aan die van fig. 4. De in fig. 6 weergegeven uitvoering verschilt van die van fig. 4 doordat de kaak (die met 2b aangegeven is in fig. 6) zijdelings onder een hoek staat. Het zal 20 duidelijk zijn dat bij een dergelijke uitvoering de andere kaak op overeenkomstige wijze onder een hoek zou staan.

Het instrument volgens de uitvinding, voorzien van dergelijke onder een hoek staande kaken, zou gébruikt worden in nauwe omsloten gebieden, waar de toegang beperkt is, cm voldoende 25 zicht te verzekeren.

Nadat het instrument aldus beschreven is, kan het gébruik daarvan als volgt uiteengezet worden. De chirurg, die het instrument 1 op de wijze van een tang aanvat, knijpt de handgrepen 3 en 5 samen, waardoor de kaken 2 en 4 openen 30 tegen de werking van de met constante druk werkende veer 14. Voor de doeleinden van deze beschrijving zal het instrument beschreven worden in zijn toepassing voor de weefseldikte-meting van een ingewandslumen of -buisholte 25 zoals in fig. 5 weergegeven. De kaken 2 en 4 worden zoals weergegeven 35 cm de ingewandsholten 25 geplaatst en daarna wordt de op 8100016 t -·* -10- ins trumenthandgrepen 3 en 5 uitgeoefende druk door de chirurg vrijgegeven. De veer 14 zal de kaakvlakken 2a en 4a een druk laten uitoefenen op de buisholte 25 van ongeveer 2 8 g/irm . Daar de chirurg niet langer druk op de handgrepen 5 3 en 5 uitoefent, is de directe dikteaf lezing in millimeters op de schalen 19 en 20 in sairenhang met de aanwijslijnen 22 resp. 23 geheel onafhankelijk van de chirurg. De inrichting van de schalen 19 en 20 is zodanig dat de directe neetaflezing waargenomen kan worden van elke zijkant van het instrument, 10 of van de achterkant daarvan.

Het zal duidelijk zijn dat bij de in fig. 5 voorgestelde procedure een dubbele dikte van het ingewands lumen weefsel gemeten wordt. Indien twee in hoofdzaak identieke lumens onderling verbonden moeten worden door het chirurgische 15 kleminstrument, kan deze aflezing direct gébruikt worden, waarbij deze beschouwd wordt als de som van de weefseldikte van de twee te verbinden lumens. Indien de twee te verbinden lumens van weefsel van verschillende dikten zijn, kan elk lumen gemeten worden op de wijze, die in fig. .5 weer-2Q gegeven is, en de resulterende aflezing gedeeld worden door 2. Dit zal een weefseldiktemeting voor elk afzonderlijk lumen verschaffen. De resulterende diktemetingen worden dan opgeteld cm de juiste hoogte krairihoogte en de juiste af te stellen spleet tussen de kramopneempatroon of -kop 25 en het aambeeld van het instrument te bepalen. Whnneer de noodzaak dit ingeeft, kan een enkele weefseldikteaflezing direct uitgeyoerd worden door het inbrengen van een van de kaken 2 en 4 in het holle inwendige van het lumen d.w.z. de buisholte.

30 Zoals in het voorgaande aangegeven is, kan het instrument voorzien worden van de schaal 24 langs beide zijden van de handgreep 3. Het zal duidelijk zijn dat een identieke schaal ook aangebracht zou kunnen worden langs beide zijden van de handgreep 5 voor het gemak.

35 Cm de diameter van de buisholte 25 te meten, wordt de 8100016 -11- buis in slappe toestand langs het vlak van de handgreep 3 gelegd met een rand bij de O-aanwijzing van de schaal 24.

De schaal wordt dan af gelezen bij de positie van de andere rand van de buis d.w.z. het lumen. De feitelijke meting 5 in deze instantie is een meting van ongeveer 1/2 van de ontrek van de buis, hetgeen evenredig is aan de buisdiameter. De getallen, die op de schaal 24 voorkomen, geven de verschillende ronde patroon- of kqpdiameters aan, die beschikbaar zijn voor het gebruik bij het chirurgische 10 kraminstrument voor intralumenale anastomosis, daar de patroon of kop tijdens de procedure binnen een van de te verbinden buisholten opgenomen is. Deze procedure maakt de keuze van de juiste kranpatroon- of -kopafineting een eenvoudige zaak, waarbij elk giswerk uitgeschakeld wordt.

15 Vervolgens worden fig. 7 t/m 12 beschouwd, waarin een tweede uitvoering van de weefselmeetinrichting weergegeven is. In deze figuren zijn overeenkomstige delen ook met dezelfde verwij zingscij fers aangegeven.

Éérst worden fig. 7 t/m 10 beschouwd. Het weefsel-20 diktemeetinstrument van deze uitvoering is algemeen met 26 aangegeven. Het instrument omvat een eerste kaak 27, die een weefselaangrijpvlak 27a overeenkomstig aan het weefsel-aangrijpvlak 2a van de kaak 2 van fig. 1 heeft. De kaak 27 strékt zich zijdelings uit vanaf het afgelegen einde van 25 het buisvormige romponderdeel 28. Aan het nabijgelegen einde daarvan heeft het buisvormige romponderdeel 28 een paar diametraal tegenovergestelde, zich zijdelings uitstrékkende flenzen 29 en 3Q.

Het buisvormige romponderdeel 28 heeft een axiale 30 boring 31 van uniforme ronde doorsnede over de gehele lengte daarvan. De boring 31 strékt zich door het nabij gelegen einde naar het buisvormige ronponderdeel 28 uit maar eindigt vlak voor het afgelegen einde daarvan. Het afgelegen einde van het buisvormige ronponderdeel 28 is gesloten en heeft een 35 rechthoekige perforatie 32 daarin gevormd, die met de axiale 8100016 t c -12- boring 31 in verbinding staat.

Het instrument 26 heeft een tweede kaak 33, die een weefselaangrijpvlak 33a evenwijdig aan het weefselaangrijpvlak 27a en in aanliggend verband daarmee heeft wanneer het 5 instrument niet in gébruik is. De kaak 33 heeft een langwerpige schacht 34, die een in een stuk daarmee uitgevoerd deel van de kaak vormt en die een hoek van 90° met de kaak maakt.

Zoals duidelijk in fig. 10 gezien kan worden, heeft de schacht 34 een rechthoekige doorsnede. De rechthoekige per-10 foratie 32 in het gesloten einde van het buisvormige romp-onderdeel 28 is zodanig van afmetingen dat deze de schacht 34 net goed passend opnemen kan met een gli jpassing.

Het instrument 26 heeft ook een langwerpige plunjer, die algemeen met 35 aangegeven is. Aan het nabijgelegen 15 einde daarvan loopt de plunjer 35 uit in een kop 36, die door de chirurg met de duim aangegrepen zal worden, zoals in het volgende beschreven zal worden. Aan het afgelegen einde daarvan loopt de plunjer 35 uit in een cilindrisch gedeelte 37 dat een zodanige buitendiameter heeft dat deze net goed 20 opgencmen' kan worden in de boring 31 van het rompgedeelte 28 met een glijpassing. De plunjer 35 heeft ook een ringvormige flens 38. De ringvormige flens heeft een zodanige buitendiameter dat deze net goed opgencmen kan worden in de boring 31 met een glijpassing. Het zal uit fig. 9 duidelijk zijn dat 25 het cilindrische eindgedeelte 37 en de ringvormige flens 38 er toe dienen cm de plunjer 35 axiaal uitgericht te houden met betrekking tot de boring 31. De ringvormige flens 38 is zo op de plunjer 35 ingesteld dat wanneer de plunjer zich in zijn normale positie bevindt, zoals in fig. 7 en 9 weerge-30 geven is, de ringvormige flens 38 zich aangrenzend aan het nabijgelegen einde van de buisvormige ramp 28 bevinden zal.

Het cilindrische afgelegen eindgedeelte 37 van de plunjer 35 heeft een uitsparing 39 daarin die zodanig van afmeting is dat het vrije einde van de schacht 34 van de 35 kaak 33 daarin opgenomen kan worden. Het vrije einde van de 8100016 Φ ___ -13- schacht 34 wordt aan de plunjer 35 binnen de uitsparing 39 bevestigd door middel van een pen 40 die door coaxiale perforaties in het cilindrische afgelegen einde 37 van de plunjer 35 en het vrije einde van de schacht 34 gaat.

5 De buisvormige ranp 28 heeft een perforatie 41 daarin gevormd (zie fig. 10). De perforatie 41 is zo geplaatst dat deze coaxiaal is met de perforaties in de plunjer 35 en de schacht 34 wanneer deze elementen zich. in hun normale, onbediende toestanden bevinden, zoals in fig. 7 en 9 voorgesteld is.

10 De pen 40 wordt in de coaxiale perforaties van de plunjer 35 en de schacht 34 geplaatst via de perforatie 41 bij de montage van het instrument.

Een met constante druk werkende schroefveer 42 is opgencmen binnen de boring 31 van de buisvormige romp 28 en 15 cmgeeft de schacht 34 van de kaak 33. Eén einde van de veer 42 ligt aan tegen het einde van het cilindrische gedeelte 37 van de plunjer 35. Het andere einde van de veer 42 ligt aan tegen het gesloten afgelegen einde van de buisvormige rcmp 28. Het zal duidelijk zijn dat de veer 42 er toe dient 20 cm de schacht 34 en plunjer 35 steeds naar hun normale posities te drukken en de kaken 27 en 33 naar hm normale gesloten posities.

Vervolgens worden fig. 7 en 10 beschouwd. De buisvormige rcnp 28 heeft een veld 43 gevormd op één zijkant van het 25 instrument, dat zich over in hoofdzaak de lengte van de buisvormige romp 28 uitstrekt. Hst veld heeft een verbreed rechthoekig gedeelte 44. Het rechthoekige gedeelte 44 van het veld 43 heeft een centraal aangebrachte, rechthoekige uitholling 45 net een langsgerichte sleuf 46 die de recht-3Q hoekige uitholling 45 in tweeën deelt. De uitholling 45 is aan weerszijden van de sleuf 46 voorzien van aanwijzingen in de vorm van een schaal die algemeen met 47 aangegeven is.

De sleuf 46 legt een deel van de plunjer 35 bloot.

Dat deel van de plunjer 35, dat blootgelegd is, draagt een 35 aanwijsteken of -lijn 48, die er op berekend is om samen te 8100016 -14- werken met de schaal 47. De schaal 47 en aanwijslijn 48 zullen een directe aflezing van de afstand tussen de weefselaangrijp-kaakvlakken 27a en 33a verschaffen. Te dien einde zal in fig. 7, waarin het instrument zich in zijn normale toestand 5 bevindt, opgemerkt worden dat de aanwijslijn 48 uitgericht is met de O-aanwijzing van de schaal 47. Teneinde de schaal 47 en het aanwijsteken 48 gemakkelijker afleesbaar te maken is een vergrotingslens 49 in de rechthoekige uitholling 45 boven de schaal 47 gemonteerd.

10 Om het instrument te completeren kan een opstaande nok. 50 van het afgelegen einde van de buisvormige romp 28 aangrenzend aan het afgelegen einde van het veld 43 aangebracht worden. Het veld 43 kan verder voorzien zijn van een bijkanende schaal, die algemeen met 51 aangegeven is. De nok 15 50 en de schaal 51 werken samen om een middel te verschaffen, waarmee de diameter van een buisvormig lichaamsorgaan gemakkelijk bepaald kan worden, zoals in het volgende beschreven zal worden.

Nadat deze tweede uitvoering van het weefselmeet-20 instrument beschreven is, kan de werking daarvan als volgt uiteengezet'worden. Weer zal, om voor de toelichting een;, voorbeeld'.'té geven, het instrument 26 beschreven worden in zijn toepassing voor de meting van ingewandslumenweefseldikte.

Het zal duidelijk zijn dat het instrument er gemakkelijk op 25 ontworpen kan, worden om andere weefselsoorten te meten door de keuze van de juiste met constante druk werkende veer 42 en de aanbrenging van een geschikte schaal 47. Ook nu weer, evenals in het geval van de uitvoering van fig. 1 t/m 6, is het instrument 26 voorgesteld met een werkbereik van 0 tot 4 mm. 30 De met constante druk werkende veer 42 is zo gekozen en gevormd dat deze de Raakvlakken 27a en 33a een druk laat.....·; uitoefenen 2 op het weefsel daartussen van ongeveer 8 g/mm over dit werkbereik. Dit wordt bereikt door het toepassen van een schroefveer, die een zeer geringe veersterkte heeft en die veerbelast is 35 tot de juiste kracht bij een spleet tussen de kaakvlakken 27a 8100016 -15- en 33a van 2 nrn. Bij^gevolg is deze kracht door alle practische doeleinden constant over het gehele 4 nm bereik ven het instrument.

!De chirurg vat het instrument met zijn duim op de 5 plunjerkop 35 aan terwijl hij met zijn wijs- en middelvinger de zijdelingse verlengstukken 29 en 30 vastgrijpt. Door uitoefening van een kracht op de plunjer 35 worden de plunjer en schacht 34 van de kaak 33 in de axiale zin van het buisvormige huis 28 vezplaatst. Dit scheidt de kaken 27 en 33 tegen 10 de kracht van de met constante druk werkende veer 42. Met de kaken 47 en 33 open wordt het instrument op de ingewandsbuisholte aangebracht nabij de gekozen kramplaats. Door de kracht op de plunjer 35 op te heffen zal het instrument de ingewandsbuisholte vastgrijpen en daarop vast blijven zitten.

15 Dit is in fig. 11 voorgesteld, waarbij de ingewandsbuisholte gemeten worden zoals bij 52 weergegeven is. Daar de kracht op de plunjer 35 vrijgegeven wordt door de chirurg tijdens de meetverrichting, is de meting onafhankelijk van de chirurg. Wanneer de meting qp de in fig. 11 weergegeven wijze uitge-20 voerd wordt, wordt een dubbele dikte van het buisholteweefsel gemeten. Wanneer twee in hoofdzaak identieke buisholten aaneengekramd moeten worden, kan de aflezing qp de schaal 37 direct gebruikt worden door de bepaling van de juiste krairhoogte en chirurgische kraminstrumentspleet. Wanneer 25 twee ongelijke buisholten verbonden moeten worden, kan elk daarvan qp de aan de hand van fig. 11 beschreven wijze geneten worden en wordt het resultaat voor elk daarvan qp de schaal 47 dan door 2 gedeeld. Dit verschaft een weefsel-dikteaflezing voor elke buisholte, welke aflezingen opgeteld 30 worden on de ' .kraw hoogte en chirurgische kraminstrumentspleet te bepalen. Ook nu weer kan, indien de noodzaak dit ingeeft, een directe enkele dikteaflezing uitgevoerd worden door het inbrengen van een van de kaken 27 en 33 in het open einde van. de buisholte die gemeten wordt. Voor het gemak van de 35 aflezing verdient het de voorkeur dat de vergrotingslens 49 8100016 < * -16- een vergroting van tenminste 2X heeft.

Bij:, de uitvoering van fig. 7 t/m 10 zijn de kaakvlakken 27 en 33 steeds evenwijdig en zijn deze tot een grotere scheiding dan de vlakken 2a en 4a van de kaken 2 5 en 4 van de uitvoering van fig. 1 ±Er. staat. Daar de kaken 27 en 33 verschoven zijn met betrekking tot het instrument 26, kunnen deze gemakkelijk vastgemaakt worden aan ingewands-weefsel in gevallen waar de toegang beperkt is.

De schaal 51, zoals in het voorgaande aangegeven, 10 is bedoeld voor het gébruik bij de meting van de diameter van een ingewandsbuisholte of ander buisvormig lichaams'orgaan. Het gebruik van de schaal 51 is in fig. 12 voorgesteld. De buisholte, die weer met 52 aangegeven is, is langs het veld 43 gelegd in slappe toestand, met een van de randen daarvan 15 tegen de ópstaande nok 50. De positie van de andere rand van de buisholte langs de schaal 51 kan dan gébruikt worden on een directe aflezing langs de schaal te verschaffen.

Evenals in het geval van de uitvoering van fig. 1 is deze aflezing in feite een aflezing van ongeveer 1/2 van de onttrek 20 van de buisholte 52. Daar de onttrek echter in een directe en welbekende betrekking tot de diameter staat, kan de schaal 51 op geschikte wijze afgetékend worden. De schaal 51 zou af getékend kunnen worden in cijfers die millimeters aangeven, evenals in het geval van de uitvoering in fig. 1. De schaal 25 kan ook met andere aanwijzingen afgetekend worden. Bij de in fig. 12 weergegeven uitvoering is de schaal zoals weergegeven met alfabetletters afgetékend, waarbij elk daarvan verband houdt met een beschikbare cilindrische chirurgische krampatroon of -kop van een betreffende diameter.

3Q Hét wordt geacht binnen het kader van de uitvinding te liggen cm het weefselmeetinstrument van fig. 7 t/m 12 van meer dan één schaal 47 en meer dan één schaal 51 te voorzien, die op passende wijze rond de ontrek van de buisvormige romp 28 aangébracht worden. Dit zou een directe af-35 lezing van de weefseldikte en buisvormige lichaamsorgaan- 8100016 -17- diameter op meer dan êên positie van het instrument 26 veroorloven.

Kort samengevat is in het voorgaande een weefseldikte-meetinstrument voor chirurgische doeleinden beschreven, 5 voorzien van een paar tegenovergestelde weefselaangrijp- kaken. Met de hand aan te vatten bedienorganen zijn werkzaam verbonden met de kaken voor het van elkaar af verplaatsen van de kaken. Een meegevend orgaan drukt de kaken naar elkaar toe met een in hoofdzaak constante voorafbepaalde kracht over 10 een voorafbepaald werkbereik van de scheidingsafstand tussen de kaken. Tenminste een schaal met daarmee samenwerkende aanwijzing is aangebracht in samenhang met de kaakbedien-organen hetgeen een directe aflezing verschaft van de dikte van het weefsel, dat gemeten wordt. Het instrument kan 15 voorzien zijn van een andere schaal, waarmee de diameter van buisvormige lichaamselementen in de slappe toestand bepaald kan worden.

Tenslotte wordt opgemerkt dat wijzigingen uitgevoerd kunnen worden in de hier beschreven uitvoeringen van de 20 uitvinding zonder buiten het kader daarvan te treden.

8100016

Claims

1. Weefseldiktemeetinstrument voor chirurgische doeleinden, voorzien van een paar eerste en tweede tegenovergestelde weef selaangrijpkaken, bedienorganen, die werkzaam verbanden zijn met de eerste en tweede kaken cm de eerste 5 en tweede kaken van elkaar af te verplaatsen over een bepaald werkbereik van de scheidingsafstand tussen de eerste en tweede kaken, iteegevende organen cm de eerste en tweede kaken naar elkaar toe te drukken met een in hoofdzaak constante bepaalde kracht over het gehele werkbereik, en 10 tenminste een schaal en daarmee samenwerkende aanwijzing op het instrument, die een directe aflezing van de scheidingsafstand tussen de eerste en tweede kaken verschaffen.

2. Constructie volgens conclusie 1, gekenmerkt door een andere schaal op het instrument, welke schaal er op 15 berekend is cm een diameteraf lezing voor een buisvormig lichaamsorgaan, dat in slappe toestand daar^langs gelegd is, te verschaffen.

3. Constructie volgens conclusie 1, gekenmsrkt doordat het instrument van een tangachtige vorm is, waarbij 2Q de bedienorganen eerste en tweede langwerpige handgrepen omvatten, die zwenkbaar onderling verbonden zijn, en de eerste handgreep uitloopt in de eerste kaak en de tweede handgreep uitloopt in de tweede kaak.

4. Constructie volgens conclusie 1, gekenmsrkt 25 doordat de bedienorganen bestaan uit een hol buisvormig onderdeel, dat een gesloten einde en een open einde heeft, waarbij de eerste kaak zich zijdelings van het holle buisvormige onderdeel aangrenzend aan het gesloten einde daarvan uitstrekt, de bedienorganen ook een langwerpige schacht 30 omvatten, die eerste en tweede einden heeft, en een plunjer, die eerste en tweede einden heeft, de tweede kaak zich zijdelings van de schacht aangrenzend aan het eerste einde daarvan uitstrekt, de schacht zich in het holle buisvormige onderdeel uitstrekt door een perforatie in het gesloten einde 35 daarvan en een glijpassing in de perforatie heeft, de plunjer 8100016 5 >' -19- verschuifbaar gemonteerd is in het holle buisvormige onderdeel met het tweede einde van de plunjer aangebracht buiten en voorbij het open einde van het holle buisvormige onderdeel, het tweedf^iê de schacht en het eerste einde van de plunjer 5 onderling verbonden zijn binnen het holle buisvormige onderdeel, en de plunjer en de schacht axiaal verplaatsbaar zijn binnen het holle buisvormige onderdeel om de kaken naar elkaar toe en van elkaar af te verplaatsen.

5. Constructie volgens conclusie 1, gekenmerkt doordat 10 het werkbereik van 0 tot 4 rem bedraagt en het meegevende orgaan zodanig is dat hierdoor de eerste en tweede kaken een in hoofdzaak constante druk uitoefenen op weefsel daartussen van 8 g/nrn over het gehele werkbereik zodat het instrument gebruikt kan worden cm de dikte van ingewandsweef sel te 15 meten.

6. Constructie volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat het meegevende orgaan bestaat uit een met constante druk werkende bladveer, die cpgenomen is tussen de eerste en tweede handgrepen .net. de einden daarvan vastgemaakt aan 20 respectievelijk de eerste en tweede handgreep.

7. Constructie volgens conclusie 3, gekenmerkt door een paar boogvormige onderdelen, die zich van het vrije einde van de eerste handgreep in naast elkaar uiteen liggend evenwijdig verband naar het vrije einde van de tweede hand- 25 greep uitstrekken, waarbij een enkel boogvormig onderdeel zich van het vrije einde van de tweede handgreep naar het vrije einde van de eerste handgreep uitstrekt, het enkele boogvormige onderdeel een eerste gedeelte heeft, dat verschuifbaar is tussen het paar boogvormige onderdelen van 3Q de eerste handgreep, en een tweede gedeelte, dat verschuifbaar is langs die randen van het paar onderdelen, welke zich. het verst van de kaken af bevinden wanneer de handgrepen naar elkaar toe en van elkaar af verplaatst worden cm de kaken van elkaar af en naar elkaar toe te verplaatsen, elk 35 van het paar onderdelen een schaal draagt, dat het werkbereik 8100016 -20- vertegenwoordigt, en het tweede gedeelte van het enkele onderdeel een paar aanwijzingen heeft, die elk samenwerken met een van de schalen om een directe aflezing van de afstand tussen de eerste en tweede kaken te verschaffen.

8. Constructie volgens conclusie 3, gekenmerkt door dat tenminste een van de handgrepen een schaal op tenminste één zijde daarvan afgetekend heeft, waarbij deze schaal er..op berekend is cm een diameteraflezing van een buisvormig lichaams-orgaan, dat in slappe toestand daarlangs gelegd is, te ver-10 schaffen.

9. Constructie volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat het meegevende orgaan bestaat uit een met constante druk werkende schroefveer, die opgencmen is binnen het holle buisvormige onderdeel en de schacht daarin omgeeft, en één 15 einde van de veer tegen het gesloten einde van het holle buisvormige onderdeel aanligt en hetaandere einde van de veer tegen het eerste einde van de plunjer aanligt,

10. Constructie volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat het holle buisvormige onderdeel een paar met de 2Q hand aan te vatten, diametraal tegenovergestelde, zijdelingse flenzen daarop gevormd heeft aangrenzend aan het open einde daarvan, en het tweede einde van de plunjer uitloopt in een met de hand aan te grijpen kopgedeelte.

11. Constructie volgens conclusie 4, gekenmerkt 25 doordat het holle buisvormige onderdeel een langwerpige langssleuf daarin gevormd heeft, die een gedeelte van de plunjer bloot legt, waarbij het holle buisvormige onderdeel een schaal draagt aan weerszijden van de sleuf, die het werkberëik. vertegenwoordigt, en het blootgelegde gedeelte 30 van de plunjer een aanwijzing draagt, die met de schaal samenwerkt om een directe aflezing van de afstand tussen de eerste en tweede kaken te verschaffen.

12. Constructie volgens conclusie 4, gekenmerkt doordat het holle buisvormige onderdeel een langsgericht uitwendig 35 veld daarop gevormd heeft, waarbij het veld een schaal draagt, m 8100016 -21 a. .> en de schaal er op berekend is om een diameteraflezing van een buisvormig lichaamsorgaan, dat in slappe toestand daarlangs gelegd is, te verschaffen.

13. Constructie volgens conclusie 6, gekenmerkt 5 door een paar boogvormige onderdelen, die zich van het vrije einde van de eerste handgreep in naast elkaar uiteen liggend evenwijdig verband naar het vrije einde van de tweede handgreep uitstrekken, waarbij een enkel boogvormig onderdeel zich. van het vrije einde van de tweede handgreep 10 naar het vrije einde van de eerste handgreep uitstrekt, het enkele boogvormige onderdeel een eerste gedeelte heeft, dat verschuifbaar is tussen het paar boogvormige onderdelen van het eerste verlengstuk, en een tweede gedeelte, dat verschuifbaar is langs die randen van het paar onderdelen, 15 welke zich. het verst van de kaken af bevinden wanneer de handgrepen naar elkaar toe en van elkaar af veiplaatst worden om de kaken van elkaar af en naar elkaar toe te verplaatsen, elk van het paar onderdelen een schaal draagt, die het werkhereik vertegenwoordigt, en het tweede gedeelte van 20 het enkele onderdeel een paar aanwijzingen heeft, die elk samenwerken met een van de schalen om een directe aflezing van de afstand tussen de eerste en tweede kaken te verschaffen.

14. Constructie volgens conclusie 9, gekenmerkt doordat het holle buisvormige onderdeel een paar net de hand aan te 25 vatten, diametraal tegenovergestelde, zijdelingse flenzen daarop gevormd heeft aangrenzend aan het open einde daarvan, waarbij het tweede einde van de plunjer uitloopt in een met de hand aan te grijpen kopgedeelte.

15. Constructie volgens conclusie 11, gekenmerkt door 30 een vergrotingslens, die over de sleuf en de schaal gemonteerd is aan weerszijden van de sleuf on de laatstgenoemde schaal en de daarmee samenwerkende aanwijzing te vergroten.

16. Constructie volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat tenminste een van de handgrepen een schaal op tenminste 35 één zijde daarvan afgetékend heeft, welke schaal erop berekend 8 1 00 0 1 6 ► ς -22- is om een diameteraflezing van een buisvormig lichaamsorgaan, dat in slappe toestand daarlangs gelegd is, te verschaffen.

17. Constructie volgens conclusie 14, gekenmerkt doordat het holle buisvormige onderdeel een langwerpige . 5 langssleuf daarin gevormd heeft, die een gedeelte van de plunjer bloot legt, waarbij het holle buisvormige onderdeel een schaal draagt aan weerszijden van de sleuf, die het werkbereik. vertegenwoordigt, en het blootgelegde gedeelte van de plunjer een aanwijzing draagt, die met de schaal 10 samenwerkt cm een directe aflezing van de afstand tussen de eerste en tweede kaken te verschaffen.

18. Constructie volgens conclusie 17, gekenmerkt doordat het holle buisvormige onderdeel een langsgericht uitwendig veld daarop gevormd heeft, waarbij het veld een 15 schaal draagt, en de schaal er op berekend is om een diameter-aflezing van een buisvormig lichaamsorgaan, dat in slappe toestand daarlangs gelegd is, te verschaffen.

19. Constructie volgens conclusie 18, gekenmerkt door een vergrotingslens, die over de sleuf en de schaal 20 gemonteerd, is aan weerszijden van de sleuf cm de laatstgenoemde schaal en de daarmee samenwerkende aanwijzing te vergroten.

20. Inrichting, in hoofdzaak zoals voorgesteld in de beschrijving en/of tekeningen. 8100016