NL8006762A - Elektrische schakelaarmechanisme. - Google Patents

Description

/ - 1 -

► -V

t

Elektrische schakelaarmechanisme.

De uitvinding heeft betrekking op elektrische schakelaarmechanismen en meer in het bijzonder op schakelaarmechanismen , die reageren op een versnelling en/of afremming.

5 Het schakelaarmechanisme volgens de uitvinding is bijzonder geschikt om te worden gebruikt in voertuig-regelsysternen voor het detecteren van de versnelling en/of afremming van een voertuig, dat een tevoren bepaald niveau overschrijdt. Het voertuig kan een spoor-10 wegvoertuig of trein zijn met een zich aan boord bevindend snelheidsregelsysteem, dat automatisch in werking treedt in antwoord op stuursignalen. Het mechanisme vo’l-gens de uitvinding kan in dergelijke systemen worden gebruikt als storingsveilige remveiligheidsinrichting ten-15 einde gebruik van de noodrem zo lang mogelijk te laten uitblijven terwijl de bedieningsremmen een tevoren bepaalde afremmingsgraad in stand houden, waarmee de trein tot stilstand zal worden gebracht alvorens deze een spoorsegment bereikt, dat bewaakt wordt met een rood of 20 stopsignaal. Ook kan de inrichting volgens de uitvinding worden gebruikt voor het begrenzen van de versnelling van de trein tot een tevoren bepaald niveau.

Daar de werkingsveiligheid in spoorwegsignaleer-en regelsystemen van primair belang is, moet indien er 25 een storing optreedt het systeem hierdoor in een veilige werkstand worden gebracht. Onder storingsveilige inrichtingen zullen inrichtingen worden verstaan, die een beveiliging verschaffen tegen storingen en in gebreke blijven in een veilige werkstand. Volgens de uitvinding 30 wordt een storingsveilige schakelaar verschaft, die een afremming en/of versnelling detecteert en een storingsveilige werking vertoont. In een treinregelsysteem, waarin gebruik wordt gemaakt van een schakelaarmechanisme volgens de uitvinding, kan worden opgeroepen tot het 35 bedienen van de remmen, waardoor de trein tot stilstand zal worden gebracht, hetwelk een erkende veiligheids-toestand is. Sommige schakelaarinrichtingen zijn erkend q η η β 7 ft 9 - 2 - als storingsveilige inrichtingen in de spoorwegsignaleer-techniek. Een contactstuk van zilver, dat een maak- en verbreekcontact vormt met een contactstuk van met zilver geïmpregneerd koolstof zoals gebruikt in storingsveilige 5 relais, behoren tot dergelijke erkende storingsveilige inrichtingen, daar zij niet worden vastgesoldeerd in de gesloten- of maak-toestand. Volgens de uitvinding wordt een schakelaar verschaft, die een afremming of versnelling van een tevoren bepaalde waarde detecteert, die 10 gebruik kan maken van dergelijke storingsveilige contacten.

Vele treinen, zoals ondergrondse treinen moeten in tegengestelde richtingen rijden zonder te worden omgekeerd. In regelsystemen voor dergelijke treinen is het nodig om de afremming in tegengestelde richtingen te 15 detecteren. Volgens de uitvinding wordt in een integraal schakelaarmechanisme voorzien in middelen voor het detecteren van de afremming, die tevoren bepaalde niveaus niet overschrijdt, in beide tegengestelde richtingen.

Verschillende treinen en verschillende bedie-20 ningen vereisen verschillende tevoren bepaalde te bereiken afremniveaus. Derhalve is het nodig, dat de schakelaar, die de afremming detecteert, gemakkelijk instelbaar is op verschillende gekozen afremmingsniveaus.

Verder wordt volgens de uitvinding een schakelaarmecha-25 nisme verschaft, waarmede een tevoren bepaalde afrem-en versnellingsniveau, die overschreden worden, worden gedetecteerd, welk schakelaarmechanisme gemakkelijk kan worden ingesteld voor het detecteren van versnellings-of afremniveaus, die vereist zijn voor de betreffende 30 trein en het betreffende regelsysteem.

Een inrichting voor het detecteren van een vertraging, geleverd door Westinghouse Brake & Signal Co.Ltd., Chippenham, Groot Brittannië, ipaakt gebruik van met kwik gevulde buizen. Hierbij zijn speciale omhulsels nodig 35 voor dergelijke buizen, die speciale eenheden vereisen, die moeten worden gemonteerd met grote zorgvuldigheid.

Voor het regelen is een draaien van de gehele buis nodig. Een andere inrichting wordt geleverd door Moog Corp.,

East Aurora, New York, in welke inrichting gebruik wordt 8006762 *· 4 - 3 - gemaakt van een slinger voor het detecteren van een afremming. De slinger werkt als microschakelaar met een snapwerking. Dergelijke schakelaars worden niet erkend als storingsveilige inrichtingen. In de microschakelaarin-5 richting worden speciale omhulsels gebruikt, die zorgvuldig moeten wórden gemonteerd teneinde de inrichting tevoren bepaalde afremniveaus te laten detecteren. Er zijn twee inrichtingen nodig voor het detecteren van een afremming in tegengestelde richtingen.

10 De uitvinding heeft ten doel te voorzien in een verbeterd elektrisch schakelaarmechanisme voor voertuigen, in het bijzonder spoorwegvoertuigen, die geschikt zijn om te worden gebruikt bij het regelen van de snelheid van het voertuig tijdens snelheidsveranderingsbewerkingen.

15 De uitvinding beoogt te voorzien in een verbeterd ophefschakelaarmechanisme voor gebruik in een snelheids-regelsysteem van een voertuig, in het bijzonder een spoor-wegvoertuig, teneinde een tevoren bepaalde afremming van het voertuig te waarborgen wanneer de afremming noodza-20 kelijk wordt zoals wanneer een automatisch signaleer-systeem aangeeft, dat het voertuig tot stilstand moet worden gebracht.

Een ander oogmerk van de uitvinding is te voorzien in een ophefschakelaarmechanisme voor voertuigen, 25 in het bijzonder spoortreinen, teneinde te waarborgen, dat een tevoren bepaalde versnelling en/of afremming van het voertuig wordt bereikt.

Nog een ander oogmerk van de uitvinding is te voorzien in een verbeterd schakelmechanisme, dat reageert 30 op een afremming, dat gemakkelijk instelbaar is teneinde een schakelwerking te verschaffen in antwoord op verschillend gekozen afremniveaus.

De uitvinding heeft ook ten doel te voorzien in een verbeterd schakelmechanisme, dat reageert op een af-35 remming en dat werkzaam is in antwoord op een afremming in tegengestelde richtingen of op een afremming en een versnelling in dezelfde richting en dat gemakkelijk instelbaar is voor het verschaffen van een schakelwerking in antwoord op verschillende gekozen afremniveaus in elk 8 0 0 6 76 2 - 4 - van de tegengestelde richtingen of verschillende afrenten versnellingsniveaus in dezelfde richting.

De uitvinding beoogt ook te voorzien in een verbeterd, op een versnelling en/of vertraging reagerend 5 schakelmechanisme voor voertuigen, in het bijzonder spoorwegvoertuigen, dat een storingsveilige werking vertoont en dat elke storing voert naar een veilige werk-stand van de voertuigwerking zoals een volledige stilstand.

De uitvinding beoogt bovendien te voorzien in een 10 verbeterd afrem- en/of versnelling-schakelmechanisme voor voertuigen, in het bijzonder spoorwegvoertuigen, dat met lagere kosten kan worden vervaardigd en geïnstalleerd dan schakelmechanismen, die tot nu toe voor hetzelfde doel beschikbaar zijn.

15 Een verder oogmerk van de uitvinding is te voor zien in een schakelmechanisme, dat reageert op een afremming en/of versnelling en geschikt is om te worden gebruikt in regelsystemen aan boord van een spoorwegvoer-tuig, met welk schakelmechanisme het mogelijk is gebruik 20 te maken van dezelfde contacten als gebruikt worden in conventionele storingsveilige relais voor dergelijke regelsystemen.

Nog een verder oogmerk van de uitvinding is te voorzien in een verbeterd schakelmechanisme, dat reageert 25 op een afremming en/of versnelling voor gebruik in fijn-regelsystemen, dat kan worden geïnstalleerd in hetzelfde rek als andere regelorganen zoals relais van dergelijke regelsystemen.

De uitvinding beoogt tenslotte te voorzien in een 30 verbeterde afremschakelaar voor gebruik in een storingsveilige relaisregelsysteem, waarbij noodremmen worden gebruikt wanneer de stroom hier naar toe is afgeschakeld, welke afremschakelaar alleen een stroomweg naar het storingsveilige relais verschaft wanneer de trein in meer 35 dan een tevoren bepaalde mate afremt teneinde te waarborgen, dat de noodremmen zullen worden bediend indien de afremming van de trein dit niveau niet overschrijdt.

Voor het bereiken van de bovengenoemde oogmerken wordt volgens de uitvinding voorzien in een schakelaar- 8 00 6 76 2 w'“ A.

- 5 - mechanisme met ten minste één stel contacten, die ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn tussen een maakstand en een verbreekstand, waarin de contacten resp. met elkaar in contact en van elkaar gescheiden zijn, waarbij middelen 5 zijn aangebracht voor het bedienen van de contacten vanuit hun ene of andere stand in antwoord op een tevoren bepaalde mate van versnelling af afremming, uitgeoefend op het mechanisme, terwijl de contacten in de ene stand, bijvoorbeeld de verbreekstand, worden gehouden bij af-10 wezigheid van een de tevoren bepaalde mate van versnelling 'en/of afremming. Een dergelijk bedieningsmiddel kan bestaan uit een slinger, die draaibaar beweegbaar is om een ad ten opzichte van het verticale vlak in beide richtingen in antwoord op een afremming en versnelling.

15 De slinger gebruikt dan de zwaartekrachtversnelling als referentie en staat bij afwezigheid van een versnelling of afremming verticaal. Een arm is gemonteerd op de slinger met een tevoren bepaalde schuine stand ten opzichte van het verticale vlak en brengt de contacten 20 naar een andere stand, bijvoorbeeld de maakstand wanneer de slinger over een tevoren bepaalde afstand beweegt naar êén van de tegengestelde richtingen in antwoord op het optreden van een tevoren bepaalde mate van versnelling of afremming. Er kunnen ook twee stellen contacten 25 zijn aangebracht. In dit geval wordt gebruik gemaakt van twee armen, die gedragen worden door de slinger en geplaatst zijn tevoren bepaalde schuine standen ten opzichte van het verticale vlak, die voor elk van de armen verschillend kan zijn, welke armen dan elk één van de 30 twee stellen contacten bedient. De contacten kunnen storingsveilige contacten zijn, die zijn voorgespannen naar een stand, bijvoorbeeld de verbreekstand, die zorg draagt voor een veilige werkingswijze, bijvoorbeeld het gebruikmaken van de noodremmen. De slinger en de stellen 35 contacten zijn gevormd tot een integrale inrichting, die op dezelfde wijze kan worden gemonteerd als een storings-veilig relais in een snelheidsregelsysteem aan boord van een trein. Daar elk van de armen onafhankelijk instelbaar is, wordt het schakelaarmechanisme gemakkelijk inge- 800 6 76 2 - 6 - steld om te reageren op tevoren bepaalde graden van afremming in tegengestelde richtingen of versnelling en afremming in dezelfde richting.

De uitvinding zal hieronder nader worden toege-5 licht aan de hand van de tekening, waarin bij wijze van voorbeeld een gunstige uitvoeringsvorm van het schake-laarmechanisme volgens de uitvinding is weergegeven.

Hierin toont: fig. 1 een doorsnede van een gunstige uitvoerings-10 vorm van het schakelaarmechanisme volgens de uitvinding, genomen volgens de lijn I-I in fig. 2, fig. 2 en 3 dwarsdoorsneden van het schakelaarmechanisme volgens fig. 1 volgens resp. de lijnen. II-II en III-III in fig. 1, en 15 fig. 4 op vergrote schaal een aanzicht van de slinger en het bedieningsarmmechanisme van de schakel-inrichting volgens fig. 1, 2 en 3.

De in fig. 1 en 2 weergegeven schakelinrichting is voorzien van een voetdeel 10 van gegoten metaal, waar-20 aan zijdelings twee stangen 12 en 14 uitsteken. De vrije uiteinden van de stangen 12 en 14 zijn voorzien van schroefdraad. De tegenover gestelde uiteinden van de stangen kunnen zoals in fig. 2 bij 16 is weergegeven gesmeed zijn in verzonken boringen 18 in het voetdeel 10, 25 waar doorheen de stangen 12 en 14 lopen. Door middel van de stangen kan een kap 20 tegen het voetdeel 10 worden gehouden door tussenkomst van Z-vormige overlappende strippen 22 en 24, die worden geschroefd op de van schroefdraad voorziene uiteinden van de stangen 12 en 14. 30 De stangen 12 en 14 worden bij voorkeur gevormd door metalen buizen. Door het smeeddeel 16 aan het einde van de buizen 12 en 14 in het gietstuk wordt verhinderd, dat de buizen worden gedraaid wanneer de strippen 12 en 14 worden vastgeschroefd teneinde de kap 20 op haar plaats 35 te houden.

De kap is een doos met rechthoekige dwarsdoorsnede en aan haar ene uiteinde open, welk geopende uiteinde met haar rand komt aan te liggen tegen het deel 10. De kap is bij voorkeur gevormd van helder kunststofma- 8006762 « 4 - 7 - teriaal, zodat het schakelaarmechanisme 26 zichtbaar, blijft voor keuring. Door openingen 28 in de overlappende stripdelen 22 en 24 kan een draadstreng worden opgenomen, die is dichtgesmolten met lood teneinde te waarborgen, 5 dat aan het schakelaarmechanisme 26 kan worden geknoeid door onbevoegden.

Het schakelaarmechanisme bestaat uit een slinger-constructie 28 en uit twee contactgroepen 30 en 32. De contactgroep 30 heeft een stel normaal gesloten contacten 10 34 en een stel normaal geopende contacten 36. De contact groep 32 bevat een stel voorcontacten 38 en een stel achtercontacten 40. Het mechanisme is in de tekening weergegeven in de stand, waarin de slinger verticaal gericht is, waarbij geen versnellings- of afremkrachten 15 op het mechanisme worden uitgeoefend. Het omhulsel van het voetdeel 10 en de kap 20 is bij voorkeur dezelfde als dat van het storingsveilige relais, gebruikt in fijn-regelsystemen, geleverd door General Raüa/ay Signal Comp., Rochester, N.Y. Het voetdeel is opgenomen en gemonteerd 20 in een houder voor dergelijke relais en kan dus gemakkelijk worden ondergebracht in het regelsysteem aan boord van een trein. De houder wordt gevormd door een bekend in-plugbord. Het mechanisme is op het inplugbord gemonteerd in een richting, die samenvalt met de versnellings- of 25 afremrichting van de trein, zodat de slinger verticaal is bij afwezigheid van afbreek- of versnellingskrachten.

De zwaartekracht wordt gebruikt als referentie bij de werking van het schakelmechanisme en het niet gericht liggen moet worden gecompenseerd door het monteren of 30 door middelen voor het instellen van de bediening van de contactstellen 34-40, die gevormd zijn aan de slinger en later meer in detail worden besproken.

De slinger 28 bevat een voetdeel 42 en;, een steeldeel 44. Gewichten 46 en 48 zijn aan weerszijden van 35 het voetdeel 42 aan de onderzijde van de slinger bevestigd. Een as 50 (zie fig. 4) is bevestigd langs de verticale middellijn van de slinger in het steeldeel 44 door middel van een pen 52, die zijdelings door de steel 44 en de as 50 loopt.

800 6 76 2 - 8 -

Een paar steunen 54 en 56 zijn door middel van solderen bevestigd aan een achterplaat 50. Door middel van moeren en bouten 60 wordt de achterplaat aan het voetdeel 10 bevestigd. De steunen 54 en 56 lopen zijde-5 lings vanuit het voetdeel 10 evenwijdig met elkaar. De legerconstructies in de van schroefdraad voorziene stangen 62 en 64 dragen hierin de uiteinden van gereduceerde diameter van de as 50. Eén van deze uiteinden 66 van gereduceerde diameter is weergegeven in fig. 4.

10 De legerconstructieschroeven bevatten bij voorkeur edelsteenlegers, die tegen de as zijn voorgespannen door middel van veren in de legerconstructie. De legerconstructies worden aan de vrije uiteinden van de steunen 54 en 56 gehouden door middel van moeren 68 en 70.

15 De vrije uiteinden van de steunen 54 en 56 onder de legerconstructies 62 en 66 worden gescheiden gehouden door een bout-moersamenstel 72. De steel 54 van de bout 72 is voorzien van een bus 76 hierop (zie fig. 3.) , waarmede de vrije uiteinden van de steunen 54 en 56 geschei-20 den worden gehouden. De bout 74 en de bus 76 lopen door een boring 78 (zie fig. 2) in het voetdeel 42 van de slinger en vormt een aanslag teneinde een overmatige zwaaibeweging van de vinger te verhinderen, die zou kunnen leiden tot beschadiging van de schakelaarcontacten 25 in de groepen 30 en 32 bij een zeer sterke versnelling of afremming.

De as 50 loopt met de hartlijn horizontaal en loodrecht op de slinger. Wanneer de voorwaartse bewegingsrichting van de trein de richting is, waarnaar 30 toe het gesloten einde van de kap 20 is gekeerd (in de tekening naar links) zal de slinger een zwenkbeweging < in de richting volgens de wijzers van een uurwerk maken wanneer de trein afremt. De slinger zwaait in tegengestelde richtingen, volgens de wijzers van een uurwerk en 35 tegengesteld hieraan, in antwoord op een afremming en versnelling van de trein. Indien de trein bijvoorbeeld een ondergrondse trein is, die aan telkens het einde van haar route niet wordt omgekeerd, zal de slinger zwaaien in de draaizin, tegengesteld aan de wijzers van 800 6 76 2 ^ 4 - 9 - een uurwerk, wanneer de trein afremt en van rechts naar links bewegen. Het slingeren zal in de tegenklokrichting zwaaien wanneer de ondergrondse trein afremt gedurende haar beweging in de tegengestelde richting, dit is in 5 de tekening van links naar rechts.

Volgens de uitvinding wordt een enkel integraal schakelaarmechanisme verschaft, dat detecteert wanneer een dergelijke versnelling en afremming, of afremming in tegengestelde richtingen een tevoren bepaalde graad 10 overschrijdt. Een enkele inrichting volgens de uitvinding in plaats van twee inrichtingen is alles wat nodig is voor het in tegengestelde richtingen detecteren van een versnelling en afremming.

Hieronder volgt een nadere beschouwing van de 15 contactgroepen 30 en 32. Elk van de stellen contacten, waarvoor de nomaal gesloten contacten 34 van de groep 30 kenmerkend zijn, is opgebouwd uit een vast contact 78 en een beweegbaar contact 80. Deze contacten bewegen tussen een maak- en een verbreek-stand. Bij de contact-20 groep 30 is het contactstel 34 in de maakstand en het contactstel 36 in de verbreekstand weergegeven. De contacten zijn storingsveilig doordat zij van een materiaal zijn, dat niet blijft hechten of kleven wanneer een stroom door de contacten gaat. De vaststaande contacten 25 78 zijn bij voorkeur gevormd uit met zilver geïmpreg neerd koolstofmateriaal. De beweegbare contacten 80 zijn van zilver. Deze vormen storingsveilige contacten van hetzelfde type als gebruikt wordt in storingsveilige relais van spoorwegsignaleersysternen en in de techniek 30 als storingsveilig erkend.

De contactgroepen 30 en 32 zelf. kunnen dezelfde constructie hebben als gebruikt wordt in storingsveilige B-relais van spoorwegsignaleersysternen. Elfce groep heeft ruimte voor drie stellen contacten, waarvan er slechts 35 twee worden gebruikt. De contacten worden alle gemonteerd aan de einden van bladveervingers, die gevormd zijn in isolerende blokken 82. Zoals in fig. 1 is weergegeven, is er in het blok 82 ruimte voor drie naast elkaar geplaatste contactgroepen. Hiervan worden slechts twee 8 00 6 76 2 - 10 - groepen gebruikt, terwijl de middengroep is weggelaten. Contacttanden 84 en 86 kunnen deel uitmaken van de veervingers of hiermee geleidend zijn verbonden en worden opgenomen door aansluitdelen voor elk contactstel.

5 Het beweegbare contact 80 van het normaal geslo ten contactstel 84 is bijvoorbeeld gemonteerd aan het uiteinde van een veervinger 88. Het vaste contact 78 wordt vast op haar plaats gehouden door een klem 90 van stijf, materiaal, die zijwaarts uitsteekt aan het blok 82 10 aan de boven- en onderzijden van de veervinger 88. De beweegbare veervinger 86 wordt gevormd door een permanent stel, zodat het beweegbare contact 80 is voorgespannen teneinde contact te maken met het vaste ..contact 78. Het normaal geopende contactstel 36 heeft evenzo een beweeg-15 baar contact aan een veervinger, die in dezelfde richting is voorgespannen als de veervingers 86 van het voorste contactstel 34. Het normaal geopende contact 36 zal dan afzonderlijk worden voorgespannen of het contact hiertussen verbreken.

20 Elk van de veervingers in de contactgroepen zijn voorzien van sleuven 92 en 94 (zie fig. 1). Door deze sleuven lopen in verticale richting druko-rganen 96 en 98. De sleuven in elk van de beweegbare veervingers zijn verder voorzien van rollen 100, die worden opgenomen in 25 inkepingen in de drukorganen. Om de beweegbare veervingers zijn windsels 104 aangebracht teneinde de drukorganen op hun plaats tegen de rollen 100 aangedrukt te houden.

De drukorganen 96 en 98 zijn aan hun ondereinden 30 vaoïzien van voeten 106 en 108. De onderzijde van de voet 106 is naar omlaag gericht en de bovenzijde van de voet 108 naar omhoog gericht. De onderzijde van de voet 106 en de bovenzijde van de voet 108 vormen aanslagen voor organen ter bedienen van de contactstellen 34-40 in de 35 contactgroepen 30 en 32 vanuit de in de tekening weergegeven standen naar hun tegengestelde standen, waarin de normaal gesloten contacten 3-4 en. 40 zijn onderbroken en de normaal geopende contacten 38 en 36 met elkaar contact maken. Dit bedienen van de contacten vindt alleen 8 00 6 76 2 - 11 - plaats wanneer een tevoren bepaalde mate van afremming in de ene richting voor de contactgroep 30 en in de tegengestelde richting voor de contactgroep 32 wordt bereikt. Het orgaan voor het bedienen van de contact-5 groepen 30 en 32 wordt gevormd door de slinger. Aan weerszijden van de slinger zijn steunplaten 110 en 112 aangebracht. Elk van deze steunplaten is draaibaar gemonteerd om de as 50, die gestoken is door in deze steunplaten gevormde openingen. In de platen 110 en 112 zijn boven 10 de as 50 respectievelijk sleuven 114 en 116 gevormd. Door deze sleuven zijn schroefbouten 118 en 120 gestoken, die in de steel 44 van de slinger aan weerszijden hiervan zijn ingeschroefd. Deze schroefbouten kunnen evenals andere bouten en moeren in het mechanisme voorzien zijn van 15 borgringen van een schokbestendig type teneinde stevige verbindingen te verschaffen. Door de platen 110 en 112 om de as 50 te draaien kunnen de platen worden ingesteld onder verschillende schuine hoeken ten opzichte van de verticaal. De schroefbouten 118 en 120 worden dan aange-20 draaid teneinde de platen 110 en 112 in de vooringestelde schuine standen te houden. Vanuit de binnenzijde van elk van de platen 110 en 112 steken in tegengestelde richtingen naar buiten toe schoenen 122 en 124 uit. Armen 126 en 128 zijn aan de platen 110 en 112 bevestigd door tussen-25 komst van steunen 130 en 132, die zijn vastgeklonken aan de schoenen 122 en 124 en een uiteinde van de armen 126 en 128 hiertussen vastklemmen. Het vrije uiteinde v a n de arm 126 beweegt tezamen met de slinger naar een stand, waar zij inslag komt met de onderzijde van de voet 106 30 van het drukorgaan 96 wanneer de slinger zwaait in de richting, tegengesteld aan die van de wijzers van een uurwerk, en doch alleen wanneer de slinger in deze draai-zin zwaait over een tevoren bepaalde afstand, die correspondeert met een tevoren bepaalde mate van afremming of 35 versnelling in afhankelijkheid van de voortbewegings- richting van de trein. De arm 126 maakt geen contact met het drukorgaan 96 wanneer de slinger in de richting volgens de wijzers van een uurwerk zwaait, daar de voet bij het zwaaien in deze richting vrij van de arm is. Evenzo 8006762 - 12 - zal de arm 128 alleen naar de stand, waarin zij in aanslag komt met de voet 108 van het drukorgaan 98 bewegen wanneer de slinger zwaait in de richting volgens de wijzers van een uurwerk over een tevoren bepaalde afstand.

5 De afstand, waarop de zwaaibeweging zich uitstrekt, correspondeert met de tevoren bepaalde mate van versnelling of afremming, waarbij een bediening van de schakelaar-contacten gewenst is. Voor zwaaibewegingen in de richting, tegengesteld aan de wijzers van een uurwerk, is de 10 arm 128 vrij van het drukorgaan, zodat de contactstellen 38 en 40 in de contactgroep 32 blijven in de stand, waarin zij worden gehouden door de voorspanning van de veervingers, bevestigd aan de beweegbare contacten hiervan.

Het blijkt, dat de voorspanning van de veervingers 15 van de beweegbare contacten van de contactstellen 38 en 40 in de tegengestelde richting is als de voorspanning van de beweegbare contacten van de contactstellen 34 en 36. Dienovereenkomstig wordt de groep contacten 30 alleen bediend wanneer een versnelling of afremming in bepaalde 20 richting, die een zwaaibeweging in de richting, tegengesteld aan de wijzers van een uurwerk, van de slinger veroorzaakt, de contacten 34 en 36 van de groep 30 kan bedienen. Omgekeerd kan alleen door een versnelling of afremming, die een zwaaibeweging van de slinger in de 25 richting volgens de wijzers van een uurwerk veroorzaakt, de contacten 38 en 40 van de groep 32 bedienen.

De mate van versnelling of afremming, die een bediening van de contacten zal veroorzaken, wordt gemakkelijk ingesteld door het instellen van de schuine 30 stand van de steunen 110 en 112 ten opzichte van de verticaal. Met deze instelling wordt ook de schuine stand van de armen 126 en 128 ten opzichte van de verticaal ingesteld. Het boveneinde van de steel is bij voorkeur voorzien van een afremgraadverdeling, die correspondeert 35 met verschillende schuine standen ten opzichte van de verticaal. In fig. 2 zijn deze graadverdelingswaarden aangegeven op een schaal van 0-4 mijl per uur per sec.

De bovenzijde van de platen 110 en 112 zijn eveneens voorzien van een schaalverdeling met een vernier-schaal, 8006762 ' ·*> - 13 - die een visuele aanwijzing verschaft van afremgraden tot 0,2 mijl per uur per sec. De wijzer is ingesteld in een stand tussen 1 en 2 mijl per uur per sec. in fig. 2.

De vernier-schaal wijst aan over een schaalverdeling van 5 0,2 mijl per uur per sec. tot 1,2 mijl per uur per sec.

De schuine stand van de arm 126 en van de plaat 128 is vervolgens zodanig ingesteld, dat contacten in de groep 30 worden bediend voor afremwaarden van 1,2 mijl per uur per sec. De arm 128 kan zijn ingesteld op dezelfde 10 afremwaarde of indien gewenst op een andere afremwaarde.

De contactgroepen 30 en 32 worden onafhankelijk van elkaar bediend krachtens de verschillende instellingen van de speelruimte tussen de baan van de armen 126, 128 en de voeten 106, 108 van de drukorganen 96, 98. De armen 126 15 en 128 zijn evenals de veervingers uitgevoerd als blad-veren, die de contacten 34-40 vasthouden en enige door-buiging verschaffen teneinde de contacten te ontlasten van de krachten bij versnellingen af afremmingen, groter dan de nominale waarde. Het gehele schakelmechanisme kan 20 zijn geplaatst op een ijktafel en de verdelingsschaal kan zijn ingeschreven op de platen 110 en 112 en op de steel 44 van de slinger.

De gewichten 46 zijn zodanig gekozen, dat de slinger 28 bij voorkeur een natuurlijke frequentie heeft 25 tussen 2 en 2,5 Hz, zodat het schakelmechanisme niet reageert op vibratieversnellingen. Een verder afzonderen van dergelijke vibratieversnellingen kan worden bereikt met eJéctrische middelen zoals condensatoren, geschakeld over de schakelaarcontacten, indien dit ge-30 wenst is.

Na het bovenstaande is het duidelijk, dat volgens de uitvinding een verbeterd schakelaarmechanisme wordt verschaft, waarmede versnellingen en afremmingen, die tevoren bepaalde waarden overschrijden, worden gede-35 tecteerd, welk mechanisme in het bijzonder geschikt is om te worden gebruikt in treinsnelheidsregelsystemen voor remveiligheidsdoeleinden. Verder zal het duidelijk zijn, dat de uitvinding geenszins is beperkt tot het bovenbeschreven uitvoeringsvoorbeeld, doch dat velerlei 800 6 76 2 - 14 - gewijzigde uitvoeringsvormen kunnen worden ontwikkeld zonder hierbij buiten het kader van de uitvinding te treden. Wanneer bijvoorbeeld aanvullende contactstellen vereist zijn, kunnen zij buiten de contactgroepen 30 en 5 32 worden aangebracht, terwijl ook aanvullende contacten in de groepen kunnen worden aangebracht.

Conclusies.

800 6 76 2

Claims (14)

1. Schakelmechanise, bestaande uit ten minste een eerste stel schakelaarcontacten, die ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn tussen een maakstand en een verbreekstand, waarbij de contacten resp. met elkaar in 5 contact en van elkaar gescheiden zijn, uit een orgaan voor het bedienen van de contacten vanuit de ene naar de andere stand hiervan in antwoord op een tevoren bepaalde graad van versnelling, resp. afremming, uitgeoefend op het mechanisme, terwijl de contacten in de ene stand 10 worden gehouden bij afwezigheid van de tevoren bepaalde graad van deze versnelling, resp. afremming, met het kenmerk, dat dit mechanisme bestaat uit een as, uit een om de as draaibare slinger, die ten opzichte van de verticaal beweegbaar is naar een eerste en een 15 tegengestelde tweede richting in antwoord op resp. een afremming en een versnelling, uit een orgaan, gevormd door een arm, die gemonteerd is op de slinger en een tevoren bepaalde schuine stand ten opzichte van de verticaal inneemt voor het bedienen van de contacten naar 20 de andere stand hiervan wanneer de slinger over een tevoren bepaalde afstand beweegt naar één van de onderling tegengestelde richtingen in antwoord op het optreden van een tevoren bepaalde graad van de versnelling, resp. afremming.

2. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat dit mechanisme verder bestaat uit een tweede stëL schakelaarcontacten, die ten opzichte van elkaar beweegbaar zijn tussen een maakstand en een verbreekstand, waarin de contacten resp. met elkaar 30 in contact en van elkaar gescheiden zijn, uit een orgaan voor het bedienen van het tweede stel contacten vanuit de ene naar de andere stand hiervan in antwoord op een tevoren bepaalde graad avn afremming, resp. versnelling, uitgeoefend op het mechanisme, terwijl dit tweede stel 35 contacten in de ene stand hiervan wordt gehouden bij 800 6 76 2 - 16 - afwezigheid van deze afremming, resp. versnelling, dat het mechanisme verder een orgaan bevat, gevormd door een tweede arm, die gemonteerd is op de slinger en een tevoren bepaalde schuine stand inneemt ten opzichte van de 5 verticaal, voor het bedienen van het tweede stel contacten naar de andere standen hiervan wanneer de slinger over een tevoren bepaalde afstand beweegt naar de andere van de onderling tegengestelde richting in antwoord op het optreden van een tevoren bepaalde graad van afremming, 10 resp. versnelling.

3. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 1 , met het k enmerk, dat het orgaan, gevormd door de arm, op de slinger instelbaar is in verschillende schuine standen ten opzichte van de verticaal voor het 15 kiezen van de tevoren bepaalde graad van versnelling, resp. afremming, waarna het eerste stel contacten wordt bediend naar de andere stand hiervan.

4. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 2, met het k enmerk, dat het orgaan, dat gevormd 20 wordt door de eerstgenoemde arm, op de slinger instelbaar is in verschillende schuine standen ten opzichte van de verticaal voor het kiezen van de tevoren bepaalde graad van versnelling, resp. afremming, waarna het eerste stel contacten wordt bediend naar de andere stand hiervan, en 25 dat het orgaan, gevormd door de tweede arm, op de slinger instelbaar is in verschillende schakelstanden ten opzichte van de verticaal voor het kiezen van de tevoren bepaalde graad van afremming, resp. versnelling, waarna het tweede stel contacten wordt bediend naar de andere stand hiervan.

5. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 3, met het kenmerk, dat de slinger een steel bevat met een hieraan bevestigd gewicht, welke steel is gemonteerd op de as, waarbij het gewicht geplaatst is onder de steel en de steel geplaatst is boven de as, op 35 welke as een plaat draaibaar is gemonteerd, waarbij de arm en de plaat vast aan elkaar zijn bevestigd en in de plaat een sleuf is gevormd, waar doorheen een schroefbout 8 00 6 76 2 - 17 - loopt, die wordt opgenomen in de steel voor het bevestigen van de plaat aan de steel en waarbij de arm kan worden ingesteld in verschillende gekozen schuine standen ten opzichte van de verticaal.

6. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de slinger een steel bevat met een hieraan bevestigd gewicht, welke steel op de as is gemonteerd, waarbij het gewicht onderaan de steel boven de as is geplaatst, dat aan weerszijden van 10 de steel een eerste en een tweede plaat zijn geplaatst, dat de eerstgenoemde am vast bevestigd is aan de eerste plaat en de tweede arm vast bevestigd is aan de tweede plaat, welke platen elk draaibaar gemonteerd zijn op de as en voorzien zijn van sleuven, waar doorheen schroef-15 bouten lopen, die uitsteken in de steel aan weerszijden hiervan voor het bevestigen van de platen aan de steel, en waarbij de eerste en de tweede arm onafhankelijk kunnen worden ingesteld in de verschillende gekozen schuine standen hiervan ten opzichte van de verticaal.

7. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 5, met het kenmerk, dat het eerste stel schake-laarcontacten bestaat uit een vast contact en uit een contact, dat beweegbaar is in tegengestelde bewegingsrichtingen, welk beweegbaar contact gemonteerd is op een 25 veervinger, die het beweegbare contact in de ene richting van de tegengestelde bewegingsrichtingen voorspant teneinde de contacten in de ene stand hiervan te brengen, uit een drukorgaan, dat in ingrijping is met de veervinger en hiermee beweegbaar is naar de andere dan de 30 tegengestelde bewegingsrichtingen, welk drukorgaan voorzien is van een voetdeel, waarvan een vlak, dat naar de andere van de twee tegengestelde bewegingsrichtingen toe gekeerd is, in aanslag komt met de arm wanneer de slinger over de tevoren bepaalde afstand draait in de 35 ene richting voor het bedienen van het eerste stel contacten naar de andere stand hiervan. 800 6 76 2 - 18 -

8. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 6, met het kenmerk, dat het eerstgenoemde stel schakelaarcontacten bestaat uit.een vast contact en een contact, dat beweegbaar is in twee tegengestelde bewe-5 gingsrichtingen, welk beweegbaar contact gemonteerd is op een eerste veervinger, die het beweegbare contact in de ene richting van de twee tegengestelde bewegingsrichtingen voorspant teneinde het eerste stel contacten in de ene stand hiervan te brengen, dat een tweede stel 10 schakelaarcontacten eveneens een vast contact bevat, alsmede een contact, dat beweegbaar is in twee tegengestelde bewegingsrichtingen, uit een tweede veervinger, waarop het beweegbare contact van het tweede stel contacten is gemonteerd, welke tweede veervinger het tweede stel con-15 tacten voorspant in de andere van de tegengestelde bewegingsrichtingen teneinde het tweede contact in de ene stand hiervan te brengen, uit een eerste drukorgaan, dat in ingrijping is met de eerste veervinger en hiermede beweegbaar is, uit een tweede drukorgaan, dat in ingrij-20 ping is met de tweede veervinger en hiermede beweegbaar is, waarbij het eerste drukorgaan voorzien is van een steel, waarvan een vlak, dat gericht is in de tegengestelde bewegingsrichting, in een aanslag komt met de eerstgenoemde arm wanneer de slinger over een tevoren 25 bepaalde afstand draait in de ene richting voor het bedienen van de eerste contacten onafhankelijk van de tweede contacten naar de andere stand hiervan, terwijl het tweede drukorgaan voorzien is van een voetdeel, waarvan een vlak, dat gericht is naar de ene van de tegenge-30 stelde bewegingsrichtingen, in aanslag komt met de tweede arm wanneer de slinger over de tevoren bepaalde afstand draait naar de andere richting voor het bedienen van de tweede contacten naar de andere stand hiervan onafhankelijk van de eerste contacten.

9. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 7, met het kenmerk,, dat dit mechanisme verder een eerste aanvullend stel contacten bevat, dat eveneens bestaat uit een vast contact en uit een contact, dat 8 00 6 76 2 - 19 - beweegbaar is in twee tegengestelde bewegingsrichtingen, welk beweegbaar contact van dit eerste aanvullende stel contacten eveneens is gemonteerd op een aanvullende veervinger, waarbij de veervinger van het beweegbare 5 contact van het eerste stel contacten en die van het beweegbare contact van het eerste aanvullende stel contacten in ingrijping zijn met het drukorgaan en tezamen hiermede beweegbaar zijn, welke veervingers een het eerste stel contacten en het eerste aanvullende stel 10 contacten worden voorgespannen in de ene van de tegengestelde bewegingsrichtingen teneinde de eerste contacten naar de ene van hun standen te brengen en het eerste aanvullende stel contacten naar een andere stand dan die van de eerste contacten te brengen.

10. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat dit mechanisme een eerste aanvullend stel contacten bevat, die eveneens bestaan uit een vast contact en uit een contact, dat beweegbaar is in twee tegengestelde bewegingsrichtingen, 20 welk beweegbare contact van het eerste aanvullende stel contacten ook is gemonteerd op een eerste aanvullende veervinger, waarbij de eerste veervinger van het beweegbare contact met het eerste stel contacten en die van het beweegbare contact van het eerste aanvullende stel 25 contacten beide in ingrijping zijn met het drukorgaan en hiermee beweegbaar zijn, waarbij de eerste veervinger en de eerste aanvullende veervinger zijn voorgespannen in de ene richting van de tegengestelde bewegingsrichtingen naar de eerste contacten in de ene stand hiervan 30 te brengen en de eerste aanvullende contacten te brengen naar een stand, tegengesteld aan de stand van de eerste contacten, dat dit mechanisme verder een tweede aanvullend stel contacten bevat, dat eveneens bestaat uit een vast contact en een contact, dat beweegbaar is in 35 de twee tegengestelde bewegingsrichtingen, welk aanvullend stel contacten eveneens is gemonteerd op een tweede aanvullende veervinger, waarbij de tweede veervinger en de tweede aanvullende veervinger in ingrijping zijn met 8006762 - 20 - het tweede drukorgaan en tezamen hiermede beweegbaar zijn, waarbij de tweede veervinger en de tweede aanvullende veervinger beide zijn voorgespannen in de andere van de tegengestelde bewegingsrichtingen teneinde 5 het tweede contact naar de ene stand hiervan en het tweede aanvullende contact naar een stand, tegengesteld aan deze ene stand, te brengen.

11. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste en de tweede 10 arm zijn bevestigd aan de slinger aan weerszijden hiervan en hieraan zijdelings uitsteken, dat de bewegingsrichtingen van de drukorganen in hoofdzaak verticaal gericht is, en dat het eerste en het tweede drukorgaan. op één lijn liggen met resp. de eerste en de tweede arm.

12. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 11, met het kenmerk, dat dit mechanisme verder een voetsteun bevat, dat zijdelings uitsteekt aan de voet voor het dragen van de as,waaraan de veervinger met êên uiteinde hiervan vrijdragend bevestigd zijn, terwijl 20 zij geïsoleerd zijn van de voet en zijdelings uitsteken in de richting van de vinger, en uit middelen voor het dragen van de vaste contacten vanuit de voet dichtbij bij de beweegbare contacten van hun respectieve contact-stellen.

13. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 8, met het kenmerk, dat de eerste en de tweede arm worden gevormd door bladveren.

14. Schakelaarmechanisme volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de slinger een natuur-30 lijke oscillatiefrequentie van minder dan ca. 2,25 Hz heeft. 8 00 6 76 2