NL8005437A - Systeem en werkwijze voor het loggen van boorputten. - Google Patents

Systeem en werkwijze voor het loggen van boorputten. Download PDF

Info

Publication number
NL8005437A
NL8005437A NL8005437A NL8005437A NL8005437A NL 8005437 A NL8005437 A NL 8005437A NL 8005437 A NL8005437 A NL 8005437A NL 8005437 A NL8005437 A NL 8005437A NL 8005437 A NL8005437 A NL 8005437A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
rock
borehole
log
linear
deriving
Prior art date
Application number
NL8005437A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Dresser Ind
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by Dresser Ind filed Critical Dresser Ind
Publication of NL8005437A publication Critical patent/NL8005437A/nl

Links

Classifications

    • GPHYSICS
    • G01MEASURING; TESTING
    • G01VGEOPHYSICS; GRAVITATIONAL MEASUREMENTS; DETECTING MASSES OR OBJECTS; TAGS
    • G01V11/00Prospecting or detecting by methods combining techniques covered by two or more of main groups G01V1/00 - G01V9/00
    • G01V11/002Details, e.g. power supply systems for logging instruments, transmitting or recording data, specially adapted for well logging, also if the prospecting method is irrelevant

Landscapes

  • Physics & Mathematics (AREA)
  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • General Physics & Mathematics (AREA)
  • Geophysics (AREA)
  • Geophysics And Detection Of Objects (AREA)

Description

* f
Systeem en werkwijze voor het loggen van boorputten.
De onderhavige aanvrage is een voortzetting van de Amerikaanse octrooiaanvrage 949.592 ingediend op 10 oktober 1978.
De uitvinding heeft betrekking op een verbeter-5 de werkwijze en inrichting voor het verkrijgen van informatie door loggen van putten en heeft meer in het bijzonder betrekking op een verbeterde werkwijze en inrichting voor het omzetten van informatie betreffende loggen van putten in een meer bruikbare en informatieve informatie.
10 Het is gebruikelijk bij het zoeken naar petroleum- produkten in aardformaties om boorgaten in deze formaties te boren en om de gesteenten langs de boorgaten te onderzoeken om hierin mogelijke lokaties te bepalen waarin olie of gas kan worden gewonnen. Deze boorgaten worden gewoonlijk onderzocht of gelogd door 15 verplaatsen van een sonde door het boorgat, waarbij de sonde voorzien is van toestellen welke in staat zijn om verschillende gesteen-tekundige parameters te meten en daarna deze metingen naar het aardoppervlak over te brengen voor analyse.
In het eerste begin van het loggen van boorput-20 ten waren de logmetingen betrekkelijk eenvoudig doordat zij sterk beperkt waren door factoren zoals logwerktuigen en toestellen voor het aan het aardoppervlak opnemen. Beperkingen aan zichtbare weergevers voor zulke metingen waren daarom niet van bijzonder belang. Echter, naarmate de kunst van het loggen van boorputten ver-25 beterd werd, zijn werktuigen voor het loggen en toestellen aan het aardoppervlak ingewikkelder geworden zodat grote hoeveelheden van loginformatie worden opgewekt in betrekkelijk korte tijdsduren.
Dit heeft op zijn beurt dikwijls geleid tot de noodzaak van het ontwikkelen van gemakkelijk interpreteerbare zichtbare weergaven 30 van de logbewerkingen in betrekkelijk korte tijdsduren.
C Λ Λ C /77 s 2
Bijvoorbeeld zijn systemen voor loggen van boorputten van het soort als beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 949.592, ingediend op 10 oktober 1978, ontwikkeld voor het tegelijkertijd opwekken en naar het aardoppervlak overdragen 5 van complexe metingen vanaf een aantal logwerktuigen. Niet alleen hebben dergelijke systemen het aantal parameters vergroot welke tegelijkertijd worden gemeten maar, zoals eerder opgemerkt, is de snelheid waarmee deze metingen beschikbaar komen voor verwerking aanzienlijk toegenomen. Dit kan het gevolg zijn van een aantal fac-10 toren, met inbegrip van de grotere snelheid waarmee de sonde nu door het boorgat wordt voortbewogen en dus metingen levert, de toenemend kleinere delen van het boorgat welke onderzocht dienen te worden en de statistische aard van enkele van de meer moderne logwerktuigen.
15 De vraag voor meer effectieve grafische weergave van loginformatie van boorputten is niet alleen opgewekt door het toegenomen aantal en de aankomstsnelheid van de gemeten parameters opgewekt binnen het boorgat, maar ook om andere redenen. Bijvoorbeeld aangezien de wetenschap van het analyseren van loggegevens 20 voortgaat met ontwikkelen, worden meer complexe samenhangen tussen de gemeten parameters ontdekt. Meer in het bijzonder zijn geautomatiseerde loganalysetechnieken ontwikkeld welke nu direkte indicaties aangeven van de samenstelling van belangrijke formaties zoals olie of schaliezones.
25 Het zou dus gewenst zijn om te voorzien in ver beterde methoden voor het automatisch afleiden van zowel kwalitatieve als kwantitatieve indicaties van de gesteentekundige eigenschappen van formaties gedurende het loggen of kort daarna vanuit de complexe loggegevens welke nu worden opgewekt. Het zou ook ge-30 wenst zijn om deze gegevens effectief zichtbaar weer te geven om meer informatief, bruikbaar en snel herkenbaar te zijn uit de log-weergave. Het is gewenst gebleken om bijvoorbeeld afgeleideme-tingen in grafische vorm weer te geven in een uiteindelijk toestel, zoals een videoweergave van hoge beslissende capaciteit waarin 35 verschillende metingen op de juiste wijze geschaald en weergegeven 80 0 5 43 7 3 zijn met referentieroosterlijnen, gesteentekundige symbolen en -numerieke boodschappen, die allen functioneel samenhangen met deze metingen.
Het is ook duidelijk dat als gevolg van de toe-5 genomen volledigheid en samengesteldheid van moderne loggegevens uit boorputten, het in hoge mate gewenst zou zijn om te voorzien in een geautomatiseerd proces waardoor deze grote hoeveelheden gegevens snel kan worden geanalyseerd gedurende de logbewerking voor kwantitatieve en kwalitatieve indicaties van gesteentekundige 10 omstandigheden en weergave in een vereenvoudigde, gemakkelijk begrijpbare vorm teneinde dynamisch aanpassen en regelen van het logproces bijvoorbeeld mogelijk te maken. Meer in het bijzonder zou het gewenst zijn om de logdeskundige te voorzien van een grafische weergave op basis van werkelijke tijdstippen, afgeleid van 15 de verschillende gemeten aardkundige parameters welke een direkte weergave zijn, door middel van gesteentekundige symbolen, van de kwantitatieve en kwalitatieve samenstelling van de formaties welke zojuist door de sonde gepasseerd worden om een permanente weergave daarvan tot stand te brengen gedurende de logbewerking of kort 20 daarna.
Grafische weergaven van functies afgeleid van de verschillende logparameters zijn tot stand gebracht in de werkelijke tijd gedurende de logbewerking of kort daarna, maar hebben verscheidene, belangrijke nadelen. Ten eerste geven deze weer-25 gaven niet onmiddellijk symbolische indicaties van de gesteentekundige formatie. In plaats daarvan berusten zij op interpretatie en analyse van de weergegeven functies door een logdeskundige om de aanwezigheid van Üangwekkende materialen in de formatie en hun betrekkelijke samenstelling te bepalen. Hoewel menselijk interpre-30 tatie van grafische gegevens betreffende logparameters verrassend voldoen, zijn zij desondanks dikwijls onderwerp van fouten als gevolg van factoren zoals de beperkte interpretatieve ervaring van de logdeskundige en dergelijke.
Bovendien wordt de samenstelling van de formatie 35 dikwijls afgeleid van zeer complexe functionele parametersamenhangen 80 05 43 7
—V
% 4 en analysen welke voor een menselijke bestuurder gedurende een logbewerking onmogelijk af te leiden zijn. Bovendien zal na het voltooien van de logbewerking een permanente weergave daarvan niet tot stand gebracht zijn met inbegrip van de resultaten van de 5 analyse in termen van grafische gesteentekundige symbolen welke representatief zijn voor de eigenschappen van de formaties. Aldus is het dikwijls moeilijk om snel van een logkaart, welke vele meters lang kan zijn, bijvoorbeeld snel de gebieden van belang te lokaliseren door het onderzoeken van de weergegeven logkrommen zon-10 der extra zichtbare interpretatieve hulpmiddelen.
Verscheidene pogingen zijn gemaakt om het probleem op te lossen van het tot stand brengen van op werkelijke tijd gebaseerde loggen met grafische symbolen welke de samenstelling van de formatie weergeven afgeleid als een functie van gemeten pa-15 rameters. Geen vein deze oplossingen was te voorzien in de mogelijkheid voor het "bevriezen" van delen van de loggegevens afgeleid over een bepaalde stuk van het boorgat gedurende de logbewerking.
Een deel van de binnenkomende loggegevens afkomstig van dit stuk boorgat wordt weergegeven op een videoscherm of een strookkaartweer-20 gever voor meer gedetailleerde functionele analyse terwijl voortgegaan wordt met het af lei den en vastleggen van bijkomende gegevens. Aldus wordt de logbewerking niet onderbroken terwijl de log-deskundige meer gedetailleerde visuele analyse van gegevens uitvoert en samerihangende aanpassingen tot stand brengt in de log of 25 noteringen met betrekking tot gesteentekundige gegevens. Echter bleek deze gepoogde oplossing ondoelmatig om vele redenen.
Ten eerste kunnen slechts gegevens van gekozen stukken van het boorgat aldus worden geanalyseerd in groter detail terwijl de logbewerking voortgezet wordt. Bovendien is de analyse 30 niet geautomatiseerd en daardoor nog altijd onderworpen aan de hierboven genoemde menselijke beperkingen ten aanzien van ervaring, snelheid en accuraatheid. Aldus kunnen bijvoorbeeld aanpassingen van de logbewerking in antwoord op de analyse dikwijls niet snel genoeg tot stand worden gebracht. Bovendien, bij het voltooien van 35 de log, is een permanente weergave daarvan nog altijd niet tot 8005437 -r 5 t stand gebracht met onmiddellijke grafische symbolen, afgeleid als een functie van de gemeten parameters, gekorreleerd ten aanzien van belangrijke formatiesamenstellingen over het gehele gelogde boorgat.
5 Zelfs wanneer in werkelijke tijd werkende, ge automatiseerde gesteentekundige analyse van de loggegevens wordt gepoogd door middel van moderne digitale bewerkingstechnieken, kunnen verscheidene problemen worden ontmoet welke volgens de uitvinding worden opgeheven. Bijvoorbeeld vereist de complexheid 10 van vele functionele analyses van de gesteentekundige toestand dikwijls snelle, rekenkundige berekeningen van herhalende aard op grote delen van de loggegevens met hoge nauwkeurigheid, hoeveelheid en breed dynamisch bereik om voor zulke analyses commercieel praktische logsnelheden toe te staan. Bovendien, weer gedeelte-15 lijk als gevolg van de inmense ingewikkeldheid van de loggegevens -welke worden behandeld voor visuele weergave, zijn middelen gezocht om de verwerkte gegevens, welke logfuncties volgens gebogen lijnen, gesteentekundige symbolen en dergelijke kunnen omvatten, van digitale vorm om te zetten in een bruikbaar visueel weergave 20 langs de randen in zulk een snelheid dat de logsnelheid niet beperkt wordt. Door de hierboven aangegeven verwerkingstijden welke noodzakelijk zijn voor analyse en weergave van digitale loggegevens, zoals volgens werkelijke tijdgesteentekundige analyse en weergave van loggegevens gedurende de logbewerking werd als onpraktisch 25 beschouwd.
Nog een ander probleem werd dikwijls ontmoet bij de stand van de techniek waardoor tot nu toe dikwijls het uitvoeren van gesteentekundige analyse in werkelijke tijd of onmiddellijk na het voltooien van de logbewerking dan mogelijk maakte. Zulke 30 analyse vereist dikwijls metingen van een aantal logparameters welke elk zijn afgeleid van identieke, gekozen boorgatdiepten. Echter kunnen dikwijls dergelijke vereiste metingen niet alleen opgewekt worden in een enkelvoudige gang van de sonde door het boorgat als gevolg van fysieke beperkingen op het aantal logwerktuigen 35 welke in tandum en dergelijke kan worden samengevoegd. Aldus is 8005437
V
% 6 dikwijls meer dan één tocht van de sonde door het boorgat noodzakelijk.
Echter werd bij de stand van de techniek dikwijls de moeilijkheid ondervonden in het verzekeren dat al deze 5 metingen zijn afgeleid op dezelfde boorgatdiepte, doordat zij niet op basis van afhankelijkheid van de diepte korreleerbaar opgewekt zijn. Bovendien, zelfs indien metingen op het tijdstip zelve werden afgeleid op boorgatdiepten welke korreleerbaar waren met eerdere metingen, hadden bekende logsystemen en werkwijzen geen bekende 10 methode voor het gekorreleerd weergeven of doen samenvallen van metingen op het tijdstip zelve en eerder verrichte metingen gedurende de logbewerking, waardoor zij daarna onmiddellijk verwerkt konden worden en hieruit gesteentekundige conclusies konden worden afgeleid. In plaats daarvan leveren gebruikelijke logsystemen een weer-15 gave gedurende elke gang van de sonde door het boorgat, waarbij elk van deze weergaven dan op korrelatieve wijze weer werd weergegeven tezamen met andere weergaven om een samengevoegde of geconsolideerde weergave of digitale strook van al deze metingen tot stand te brengen welke vereist is voor gesteentekundige analyse.
20 Slechts na tot stand brengen van zulk een samengevoegde strook werd de samenvattende gesteentekundige analyse uitgevoerd, dikwijls vele uren na het afleiden van de laatste logmeting welke voor zulk een analyse vereist is.
Andere belangrijke problemen zijn ook geble-25 ken zelfs bij pogingen om weergaven van loggen tot stand te brengen na het voltooien van de logbewerking met onmiddellijke indicaties van gesteentekundige gegevens zoals daaroverheen aangebrachte symbolen. Het was bekend dat digitale magnetische stroken voor log-metingen gemaakt kunnen worden en daarna kunnen worden bewerkt na 30 voltooien van de logbewerking teneinde functies op te werken welke de samenstelling van de formatie en korrelatieve grafische weergaven daarvan opwekken. Echter is gebleken dat lange bewerkings-tijden dikwijls noodzakelijk zijn om de noodzakelijke functionele samenhangen af te leiden van de complexe logparametermetingen en om 35 daarna korrelatieve elektrische indicaties van gesteentekundige 80 05 43 7 ' Λ * * 7 symbolen op te wekken welke bruikbaar zijn voor een weergeef-toestel. Deze behandelingstijden hebben tot nu toe de waarde van historisch opgewekte loggen met gesteentekundige symbolen ernstig verminderd.
5 Een reden hiervoor is bijvoorbeeld dat kostbaar personeel aan de boorput en werktuigen dikwijls vastgelegd zijn na de logbewerking terwijl de verbeterde logweergave tot stand wordt gébracht voor gebruik bij het bepalen of een opnieuw loggen van het boorgat vereist is of de diepte waartoe een boorgat voltooid 10 dient te worden. Daarom is het duidelijk dat het gewenst is om te voorzien in een systeem en een werkwijze voor het automatisch analyseren van logparametermetingen en opwekken, hetzij gedurende de logbewerking of kort daarna van een permanente weergave van zulk een functionele analyse met inbegrip van direkte indicaties door 15 symbolen van formatiesamenstellingen. Bovendien zou het gewenst zijn om dit te doen met aanzienlijk verminderde tijd voor het bewerken van gegevens teneinde het bovengenoemde, niet noodzakelijke en kostbare vasthouden van personeel en werktuigen te vermijden.
De hierboven genoemde nadelen worden volgens de 20 uitvinding opgeheven en nieuwe methoden en inrichtingen worden geleverd voor het automatisch afleiden, zowel onmiddellijk tijdens een logbewerking als kort daarna, van een grafische weergave van de functionele analyse van de putlogparameters welke, als een resultaat van zulk een analyse, voorzien is van onmiddellijke kwa-25 litatieve en kwantitatieve symbolische indicaties van de samenstelling van formaties die van belang zijn, zoals zones met schalies of koolwaterstoffen.
Als hierboven aangegeven, is het lang gewenst geweest door de industrie dat middelen of methoden worden gevonden 30 voor het tot stand brengen van een compleet gesteentekundig profiel van de materialen rondom het boorgat, niet alleen onmiddellijk van putlogsignalen welke door de sonde worden opgewekt, maar bij voorkeur ook bij de put waar zulke informatie het meest gewenst is.
Met andere woorden, wat gezocht werd is een techniek waarbij de 35 elektrische signalen opgewekt door of van de logsonde volledig 8005437 5 8 kunnen worden bewerkt wanneer zij aan het aardoppervlak worden opgevangen en waardoor dit bewerken op zijn beurt de gewenste gesteentekundige gegevens kunnen leveren voor weergeven en vastleggen terwijl de logsignalen worden opgewekt en zonder enige in-5 terfentie.
Er zijn een aantal verschillende redenen waarom dit echter niet eerder mogelijk was. In de eerste plaats vereist een volledig, of redelijk volledig gesteentekundig profiel het maken van tenminste acht of tien verschillende logmetingen en dit 10 is buiten de capaciteit van elk putlogwerktuig of sonde welke op het ogenblik beschikbaar is. Echter, wanneer een put opnieuw gelogd wordt om de verschillende metingen te maken welke niet gemaakt zijn gedurende de eerste loghandeling, zullen de metingen gemaakt gedurende een tocht van de sonde door het boorgat inherent onsamen-15 voegbaar (vanwege de verschillen in dieptemetingen, stand in het boorgat enz.) met die metingen welke zijn gemaakt gedurende een andere verschillende tocht door hetzelfde boorgat van de sonde. Bovendien wordt deze onverenigbaarheid tussen verschillende metingen versterkt wanneer een logsignaal uit zijn aard verschillend, hetzij 20 in vorm of in substantie is, van een ander verschillend soort logsignaal. Met andere woorden, een van de tijd afhankelijk loggen, zoals een gebruikelijke akoestische snelheidsmeting is in zijn aard verschillend van een van verschijnselen afhankelijke meting zoals een "gamma-gammastraal"log, zelfs wanneer beide logsignalen worden 25 opgewekt gedurende dezelfde beweging van de sonde door het boorgat.
Zelfs indien al deze problemen niet bestaan, zal het echter zeer duidelijk zijn dat zulk een logbewerking een "verkeersprobleem" zal opwekken ten aanzien van zulk een groot aantal binnenkomende gegevensdragende signalen en daarom zullen inge-30 wikkelde signaalbewerkende toestellen noodzakelijk zijn voor het tegelijkertijd hanteren van al deze signalen om een samengesteld uitgaand profiel op te wekken op hetzelfde tijdstip dat de sonde omhoog door het boorgat beweegt. Hoewel computers en andere dergelijke signaalverwerkende toestellen theoretisch in staat zijn om 35 zulk een groot volume aan inkomende gegevens te ontvangen en te ver- 80 05 43 7 , χ A 1 9 werken, zijn dergelijke toestellen niet gemakkelijk te transporteren naar de gemiddelde put.
Tenslotte zelfs indien zulk een computer bij de put beschikbaar zou zijn, dient verder opgemerkt te worden dat 5 geen middelen of methoden tot nu toe beschikbaar waren waarmee de logdeskundige of ander personeel bij de put de bewerking zoals deze wordt uitgevoerd kan waarnemen en besturen en waardoor een gelegenheid om deze inkomende signalen, of gesteentekundige gegevens, te korreleren voordat de sonde zijn weg door het boorgat voltooit 10 en het resulterende gesteentekundige profiel voltooid is. Dit feit is altijd kritisch voor elke logbewerking, aangezien het voor de logdeskundige noodzakelijk is om zijn systeem fijn in te stellen in grotere of kleinere mate bij elke logbewerking en het is bovendien dikwijls noodzakelijk voor één of meer vanzelfsprekende 15 anomalien in de signalen bij het vervaardigen van bijna elke put-logmeting welke wordt tot stand gebracht of vastgelegd. Bij de eenvoudiger systemen, waarbij de logsignalen slechts worden opgewekt om te worden vastgelegd, waarbij zulke vastgelegde signalen later worden bewerkt op een ver verwijderde plaats, stuurt de bedienende 20 persoon het systeem slechts door het aanschouwen van camera's of kaartweergevers.
Zoals hierboven ook is aangegeven, hebben bepaalde nieuwe verbeteringen in de putlogtechnologie oplossingen geleverd voor enige van deze problemen. Bijvoorbeeld bevatten de 25 methoden en het systeem beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 949.592 voorzieningen voor het omzetten van alle logsignalen in digitale vorm voordat zij naar het aardoppervlak worden overgedragen, waardoor zulke signalen kunnen worden verwerkt zonder verdere wijziging of omzetting in vorm. Meer in het bijzonder omvat 30 dit beschreven systeem verder voorzieningen voor het afleiden van alle logmetingen op dezelfde van de diepte afhankelijke basis, ongeacht de aard van.de metingen welke genomen dienen te worden, waardoor al deze metingen in hun aard verenigbaar zijn ten aanzien van verdere bewerking.
35 Het feit dat er een inherente structurele beper- 80 05 43 7
-N
* 10 king is op het aantal verschillende tastelementen, welke kunnen worden opgenomen in een logsonde tegelijkertijd, is nog altijd een beperking voor het aantal verschillende metingen welke gemaakt kunnen worden gedurende een enkelvoudige tocht door het boorgat.
5 Indien de logmetingen allen worden omgezet in digitale vorm en op dezelfde van de diepte afhankelijke basis, kunnen echter deze signalen gemakkelijk worden samengevoegd (korrelatief gecombineerd) omdat zij zijn afgeleid door middel van de technieken beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 054.073, ingediend op 2 juli 1979 10 zelfs wanneer verschillende van zulke logsignalen worden opgewekt gedurende verschillende tochten door het boorgat. Aldus kunnen vijf van de metingen worden afgeleid en opgeslagen door gebruik van zulke technologie en zij kunnen dan worden opgehaald en samengevoegd in of in samenhang met andere samenhangende logmetingen welke 15 zijn opgenomen tijdens een volgende tocht door een boorgat om een basis te leveren voor het afleiden van het volledige gesteentekundige profiel welke gezocht werd.
Deze nieuwe samenvoegtechnieken lossen vanzelfsprekend het verkeersprobleem niet op welke door zulk een oplossing 20 wordt opgewekt en welke ook van belang is ten aanzien van het doel van het leveren van een volledig gesteentekundig profiel van de stoffen van de aarde langs het boorgat. Een verbeterde techniek en betrekkelijk vereenvoudigd systeem voor het hanteren van een dicht verkeer van binnenkomende digitale logsignalen is nu beschikbaar 25 zoals in het algemeen is beschreven in de Amerikaanse octrooiaanvrage 030.056, ingediend op 13 april 1979, waardoor dit niet langer een probleem is.
Het zal duidelijk zijn dat deze logsignalen niet doelmatig kunnen worden verwerkt voor deze doeleinden tenzij een 30 effectieve techniek voor het sturen van de bewerkingen ook geleverd wordt. Hiertoe is dit probleem of het gebrek ten aanzien van de bekende techniek nu opgelost door de onderhavige uitvinding en verbeterde werkwijzen en middelen worden hierdoor geleverd voor het opwekken en weergeven van een zichtbare weergave van een aantal ver-35 schillende gesteentekundige karakteristieken op onmiddellijke tijds- 80 05 43 7 * r • f 11 basis met betrekking tot putlogmetingen waarvan zij zijn afgeleid.
Bij een voorkeursuitvoering van de uitvinding wordt een putlogsysteem geleverd welke in zijn totale ontwerp voorzien is van een sonde welke op te voren gekozen intervallen 5 langs een boorgat elektrische weergaven levert van een gekozen aantal parametermetingen, een logkabel voor het ophangen en verplaatsen van de sonde door het boorgat voorbij de van belang zijnde formaties en circuits aan het aardoppervlak voor het bewerken, vastleggen en weergeven van door de sonde geleverde gegevens. Meer 10 in het bijzonder omvat de sonde bij voorkeur circuits waardoor één of meer van deze metingen worden omgezet of gevormd in freems van digitale weergaven welke op hun beurt worden uitgezonden door de logkabel naar het aardoppervlak in antwoord op een van de diepte afhankelijk stuursignaal. Aan het aardoppervlak worden alle gegevens-15 bevattende signalen opgeslagen voor het achtereenvolgens bemonsteren en bewerken voordat zij worden vastgelegd en weergegeven.
Een bijzonder kenmerk van de uitvinding is het coördineren van verschillende logmetingen om meer informatieve visuele weergaven daarvan te leveren. Bijvoorbeeld is het in toe-20 nemende mate gewenst geworden om onmiddellijk opgenomen en eerder opgenomen loggegevens op te wekken in een zodanige vorm dat zij gemakkelijk kunnen worden gekorreleerd om informatie te leveren welke niet gemakkelijk wordt verkregen door slechts vergelijkend visueel onderzoeken van gegevens verkregen door gebruikelijke 25 technieken, waardoor functionele conclusies kunnen worden afgeleid op een meer nauwkeurige wijze voor het bepalen of een put op een bepaalde diepte voltooid dient te worden of dergelijke.
Daarom, weer verwijzend naar dat deel van het totale systeem dat bestaat uit toe-stellen aan het aardoppervlak, 30 wordt voorzien in een hoofdcontroleur voor het afleiden van de opgeslagen digitale logparametergegevens, hetzij gedurende de logbewer-king of kort daarna en in antwoord op een te voren gekozen logana-lyseprogramma, digitale weergaven van twee te voren gekozen functies daarvan. De functies, zoals de met water gevulde en totale porosi-35 teit worden te voren gekozen zodat elk verschil in him maat bij een 8005437 12 gegeven diepte van het boorgat, na normalisatie ten aanzien van elkaar, geeft de aanwezigheid aan van een bepaalde formatie, samenstelling of kenmerk van belang, zoals koolwaterstoffen in het geval van deze porositeiten.
5 Bijvoorbeeld kunnen gebruikelijke gammastraal, akoestische snelheid en weerstand van de formatiemetingen worden afgeleid door bekende logwerktuigen bij te voren gekozen diepten van het boorgat. De te voren geprogrammeerde controleur kan dan afleiden en opslaan, voor verder bewerken, digitale weergaven op 10 elke diepte van de formatie ten aanzien het volume van de schalie uit de gammastraalmeting, de totale porositeit van de formatie uit de akoestische snelheidsmeting en de schalievolumefunctie en een waterverzadigingsfunctie uit de totale porositeitsfunctie en de weerstandmeting in samenhang met bekende functionele samenhangen 15 tussen de metingen en de samenhangende functies. Op soortgelijke wijze kunnen corresponderende weergaven voor de met water gevulde porositeit van de formatie op elke diepte functioneel worden afgeleid van de totale porositeit en de waterverzadigingsfuncties, bijvoorbeeld, en dan worden opgeslagen voor verder behandelen en weer-20 geven.
Meer in het bijzonder kan opslag van behandelde gegevens voor de waarden voor de totale porositeit worden geleverd. Deze opslag wordt achtereenvolgens gevuld met de digitale weergaven van de totale porositeit van de formatie bij korrelerende op-25 eenvolgende diepten van het boorgat zoals berekend door de controleur uit de gammastraalmetingen en de korrelerende schalievolumen, alsmede akoestische reistijden bij de diepten geleverd door de sonde. Op soortgelijke wijze kan een opslag voor met water gevulde porositeit achtereenvolgens worden gevuld met digitale weergaven van 30 de met water gevulde porositeit van formaties op zulke diepte, zoals berekend uit de functies van de totale porositeit en water-verzadiging afgeleid uit parameters opgewekt door gebruikelijke logwerktuigen op deze diepten.
Bij voorkeur wordt volgens deze uitvinding een 35 visuele weergave tot stand gebracht, waarbij de beide porositeits- 8005437 ' ψ % 4 13 functies van de gemeten logparameters grafisch worden weergegeven als functie van de diepte van het boorgat waarop zij zijn afgeleid.
Beide functies worden tezamen uitgezet op dezelfde vertikale en horizontale assen. Meer in het bijzonder corresponderen bepaalde 5 plaatsen op de vertikale as met bepaalde diepten waarop de parameters en de resulterende functionele waarden werden opgenomen en de horizontale verplaatsing correspondeert met de mate van de afgeleide functies op die diepte.
Een gebruikelijke digitaal uitzettingstoestel 10 is aanwezig welke lichtpunten op de horizontale as van de hierin aanwezige film blootlegt. De punten zijn opgesteld in samenhang met de posities van de digitale "1" van een achtereenvolgens bit-patroon van de I's en O's. Het totaal van deze bits voor een gegeven lijn kan worden voorgekozen om de gewenste horizontale visuele 15 oplossing te bereiken. Een eerste microprocessor haalt uit de opslag de digitale weergave van de waarde van de eerste of rechter functie (van de totale porositeit) bij een eerste boorgatdiepte welke eerder werd berekend uit de akoestische en schalievolumemetingen op die diepte en vervolgens opgeslagen. De microprocessor zal dan in 20 antwoord hierop een eerste bitpatroon of volgorde van deze O's en I's opwekken en opslaan, waarbij het totale aantal van de O's en I's te voren gekozen is zoals eerder opgemerkt. Een digitaal 1 is opgesteld in volgorde op een plaats welke korreleerd met de eerste (totale porositeit) waardefunctie op die diepte en ook korre-25 lerend met de gewenste plaats in een horizontaalvlak voor een representatief lichtpunt op de uitzetfilm.
De eerste microprocessor zal dan op soortgelijke wijze uit een volgende opslag de digitale weergave opnemen van de waarde van de tweede of linker (met water gevulde po-30 rositeit) functie welke berekend is uit de totale porositeit en de verzadiging aan water bij dezelfde eerste diepte. Een tweede bitpatroon zal dan worden tot stand gebracht en opgeslagen in antwoord hierop. Het digitaal "1" wordt weer geplaatst in de series van O's op een punt welke korreleert met de waarde van de tweede (met 35 water gevulde porositeit) functie bij die diepte en het totale 80 05 43 7 14 aantal van deze bits is weer gelijk aan het genoteerde voorgekozen aantal. Dit punt correspondeert ook op soortgelijke wijze met de gewenste plaats in hetzelfde horizontale vlak voor een representatief lichtpunt op de uitzetfilm.
5 Een derde "symbool" bitpatroon welke een beeld vormige of "niet lineaire" zichtbare weergave van de aanwezigheid van een gesteentekundig kenmerk zal worden opgewekt en opgeslagen door de eerste microprocessor teneinde een regelmatig patroon van gesteentekundige symbolen in de vorm van lichtpunten te 10 laten blootstellen in hetzelfde horizontale vlak tussen de beide punten voor functiewaarden wanneer uitgezet. Meer in het bijzonder onttrekt een tweede microprocessor de drie bitpatronen welke aldus zijn opgewekt uit hun respectieve opslagplaatsen, voegt hun tezamen en levert het samengestelde horizontale patroon van 11s en 15 O's aan een digitaal uitzettoestel. Opvolgende stelsels van drie bitpatronen worden elk opgewekt en geconsolideerd voor elk paar van functiewaarden afgeleid bij opvolgende diepten in het boorgat.
Opvolgend opgewekte, geconsolideerde horizontale lijnen worden weergegeven op opvolgende naburige plaatsen langs 20 . de vertikale as van de uitzetfilm. Meer in het bijzonder wordt elke keer een geconsolideerd patroon gebruikt om een horizontale lijn van de film in het uitzettoestel te belichten, waarbij de film over een bepaalde stap in vertikale richting wordt voortbewogen.
De mate van voortbewegen is proportioneel aan het stuk boorgat 25 waarover de volgende functiewaarden en corresponderende paren parameters worden afgeleid en is bij voorkeur constant. Elk opvolgend geconsolideerd patroon, afgeleid van functiewaarden op een boor-gatdiepte nabij de boorgatdiepte corresponderend met het voorgaande patroon, wordt dan gebruikt om een volgende lijn op de film te 30 belichten.
Ten aanzien van het derde (symbool) bitpatroon of niet-lineaire weergave, wordt een matrix, bij voorkeur 16 x 16, gevormd van I's en O's, opgeslagen in een geheugentoestel. De betrekkelijke plaats van de I's en O's vormt een gekozen patroon 35 welke symbolisch is voor de kenmerkende gesteentekundige toestand 8005437 t 15 of kenmerk van de formatie welke weergegeven dient te worden, zoals bepaald door het verschil tussen de beide berekende en gekozen functies.
Bijvoorbeeld kan de aanwezigheid van koolwater-5 stoffen, welke kan worden aangegeven door een genormaliseerde, totale porositeitskrommefunctiewaarde groter dan dat van de met water gevulde porositeit, worden weergegeven als een volledig zwart symbool van 16 lijnen, waarbij elke lijn bestaat uit zestien "I's".
Of anders kan een puntpatroon worden gekozen van zestien lijnen, 10 waarbij elke lijn bestaat uit afwisselende I’s en O's en waarbij de oneven en even lijnen van de matrix aanvangen met respectievelijk O's en I's.
Het derde bitpatroon voor een bepaalde horizontale lijn wordt opgewekt uit deze matrix als volgt. Een horizontaal 15 patroon van I's en O's van een lijn van de matrix wordt gehaald uit de matrixopslag door de eerste microprocessor. De bits van de bitpatroonvolgorde van een bepaalde matrixlijn zal herhaaldelijk worden opgewekt en vervolgens opgeslagen. Echter, voorafgaand aan de opslag, zal elke I's welke kan verschijnen, vervangen worden door 20 een 0. Dit wordt voortgezet totdat het aantal van de aldus opgewekte en opgeslagen O's gelijk is aan het aantal bits welke achtereenvolgens worden opgewekt in de tweede (linker) bitpatroon tot en met de "1''.
Daarna zullen alle I's welke voorkomen in de op-25 nieuw gevoerde matrixlijn worden opgenomen als bits in de opnieuw gevoerde matrixlijn voortgezet achtereenvolgens worden opgewekt en opgeslagen. Dit wordt voortgezet totdat het aantal I's en O's welke aldus tegelijkertijd worden opgewekt en opgeslagen voor het derde bitpatroon gelijk wordt aan het totale aantal O's opge-30 wekt in het eerste (rechter) bitpatroon totaan de 1 van het eerste bitpatroon. Opgemerkt wordt dat deze ”1" correspondeert met de eerste of rechter functiewaarde. Daarna, terwijl de matrixlijn voortzet met herhalen zullen I's weer worden vervangen door O's totdat het gekozen totale aantal bits voor een horizontale lijn is bereikt. 35 Aldus blijkt dat het hierdoor opgewekte derde 80 05 43 7
V
* 16 bitpatroon voor een bepaalde lijn op de uitzetfilm zal bestaan uit een serie van O's totdat de plaats van de "1" van de tweede (linker) bitpatroon bereikt is. Daarna zal een patroon van I's en O's korrelerend met de bepaalde matrixlijn worden opgewekt en op-5 geslagen totdat de matrix voltooid is. De eerste microprocessor vervult bij voorkeur de functie van het opwekken van de hierboven genoemde functionele bitpatronen van de opgeslagen porositeits-gegevens alsmede van de derde symboolbitpatronen. De tweede microprocessor zal tegelijkertijd met het opwekken van de drie bit-10 patronen door de eerste microprocessor, de functie uitvoeren van het te voorschijn halen van deze porositeit en symboolbitpatronen uit hun respectieve opslagplaatsen en een combineren voorafgaand aan het afgeven van de gecombineerde of geconsolideerde bitpatronen aan hulptoestellen.
15 Deze hulptoestellen kunnen gebruikelijke digita le opnemers en een visuele weergave omvatten om een bedienende persoon in staat te stellen om de logbewerking in antwoord op de weergave te sturen en in te stellen. Zij zullen bij voorkeur ook de eerder genoemde grote en kleine schaal digitalefilmuitzetters 20 omvatten voor het weergeven van loggegevens in korrelatie met andere indices zoals suplementair *arieren om meer informatief de gesteentekundige karakters van het aardmateriaal welke van belang is, te beschrijven en weer te geven.
Aangezien elk opvolgende en naburige paar functie-25 waarden wordt gebruikt om eerste en tweede bitpatronen voor het paar op te wekken, wordt een corresponderende naburige matrixlijn gebruikt om een derde (symbool) bitpatroon voor het paar op te wekken. Wanneer voor zestien van deze paren een corresponderende eerste, tweede en derde bitpatronen aldus opgewekt zijn geworden, 30 wordt de achtereenvolgende keuze van de matrixlijnen opnieuw verwerkt waardoor de eerste matrixlijn weer wordt gebruikt voor het volgende paar.
In één vorm van de uitvinding worden methoden en inrichtingen geleverd voor het afleiden van een aantal van de 35 diepte afhankelijke putlogmetingen uit een boorgat voor het aflei- 80 05 43 7 / 17 den van korrelerende gesteentekundige indicaties in vastlegbare vorm op een werkelijke tijdbasis met betrekking tot tenminste een deel van dergelijke putlogmetingen en om te voorzien in een zichtbare of videoweergave van zulke indicaties wanneer zij worden 5 afgeleid. Een kenmerk van de uitvinding omvat het voorzien van in middelen en werkwijzen voor het afleiden van zulke putlogmetingen in digitale vorm, waardoor de voordelen en doeleinden van de uitvinding gemakkelijker worden bereikt. Een ander kenmerk van de uitvinding omvat middelen en werkwijzen voor het afleiden van alle 10 putlogmetingen in digitale vorm en op dezelfde van de diepte afhankelijke basis, waardoor al dergelijke logmetingen naar hun aard verenigbaar zijn ten aanzien van vervolgens verwerken.
Een bijzonder kenmerk van de uitvinding voorziet in het afleiden en vervolgens opslaan van enige van de logme-15 tingen welke later dienen gebruikt te worden om de bovengenoemde samengestelde gesteentekundig profiel van het boorgat af te leiden. Aldus kunnen deze opgeslagen metingen dan worden teruggezocht en korrelerend worden gecombineerd met andere dergelijke metingen welke worden afgeleid gedurende een latere tocht door het boorgat 20 en.deel van de basis te leveren voor de gesteentekundige indicaties welke hiervan afgeleid dienen te worden.
Een ander belangrijk kenmerk van de uitvinding voorziet in middelen en werkwijzen voor het afleiden van zowel kwantitatieve als kwalitatieve indicaties voor de gesteentekunde 25 van de ondergrond welke doorsneden wordt door een boorgat. In het bijzonder worden middelen en werkwijzen geleverd voor het afleiden van dergelijke kwantitatieve indicaties onmiddellijk uit de wijze of de techniek welke wordt gebruikt voor het zichtbaar weergeven van tenminste enkele van de andere gesteentekundige indicaties 30 welke afgeleid dienen te worden. Meer in het bijzonder worden nieuwe weergeefmiddelen en werkwijzen geleverd voor het geven van zichtbare weergaven van zulke gesteentekundige feiten, zowel in lineaire als niet-lineaire of symbolische vorm en ook in een vorm waardoor dergelijke weergaven kunnen worden vastgelegd voor later opzoeken 35 wanneer zij worden opgewekt.
80 05 43 7 \ 18
Volgens andere kenmerken van de uitvinding worden nieuwe middelen en werkwijzen geleverd voor het afleiden van complexe, gesteentekundige samenhangen uit de basisvormende put-logmetingen, maar ook hetzij geheel of gedeeltelijk met tussenfunc-5 tionele samenhangen afgeleid van tenminste enige van de, de basis vormende logmetingen. Meer in het bijzonder worden zowel complexe gesteentekundige functies als eenvoudiger tussenfuncties bij voorkeur afgeleid op een werkelijke tijdsbasis ten opzichte van tenminste enige van de, de basis vormende of oorspronkelijke putlog-10 ingangssignalen en kunnen ook geheel of gedeeltelijk worden weergegeven op werkelijke tijdbasis voor visueel waarnemen door de logdeskundige.
Daarom is een bijzonder kenmerk van de uitvinding te voorzien in een werkwijze voor het onderzoeken van de aard 15 van materiaal van de aarde welke doorsneden wordt door een boorgat, bestaande uit afleiden van tenminste één van de diepte-afhankelijke putlogmeting op gekozen plaatsen binnen en langs het boorgat, afleiden uit de putlogmeting van een functioneel samenhangende meting van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen welke 20 door het boorgat worden doorsneden op de gekozen plaatsen en weergeven van een zichtbare en opneembare weergave van de gesteentekundige meting van de materialen tezamen met een korrelerende indicatie van de diepte van de plaatsen langs het boorgat.
Een ander bijzonder kenmerk van de uitvinding is 25 te voorzien in een systeem voor het onderzoeken van de kenmerken van aardmaterialen welke doorsneden worden door het boorgat, bestaande uit logmiddelen voor het onderzoeken van het boorgat over zijn lengte, tastmiddelen in de logmiddelen voor het afleiden van tenminste één van de diepte-afhankelijk en elektrisch logsignaal 30 van de materialen binnen en op de gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat, signaalverwerkende middelen voor het afleiden uit het elektrische logsignaal van een functioneel samenhangende meting van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen welke door het boorgat worden doorsneden op de gekozen 35 plaatsen en weergeefmiddelen gekoppeld met de signaalverwerkende 8005437 19 middelen voor het elektrisch weergeven van een zichtbaar en weer-geefbare weergave van de gesteentekundige meting tezamen met een gekorreleerde indicatie van de diepte van de plaatsen langs het boorgat.
5 Het is verder een bijzonder kenmerk van de uit vinding om te voorzien in een werkwijze voor het onderzoeken van het karakter van het ondergrondse gesteentemateriaal welke door een boorgat wordt doorsneden, bestaande uit het afleiden van een eerste putlogmeting van het gesteentemateriaal op gekozen plaatsen 10 langs de lengte van het boorgat, daarna afleiden van een tweede putlogmeting van het gesteentemateriaal op de plaatsen langs de lengte van het boorgat, afleiden van een vastlegbare meting van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen op de plaatsen op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot de tweede put-15 logmeting en als een functie van de eerste putlogmeting en weergeven en vastleggen van een zichtbare weergave van de meting van het gekozen gesteentekundige kenmerk.
Ook is een ander bijzonder kenmerk van de uitvinding om te voorzien in een systeem voor het onderzoeken van het 20 karakter van gesteentematerialen doorsneden door een boorgat, bestaande uit logmiddelen voor onderzoek langs de lengte van het boorgat, eerste signaalmiddelen voor het opwekken van een eerste elektrisch logsignaal als een functionele afgeleide van de gesteentematerialen op gekozen plaatsen langs de lengte van het boor-25 gat, tweede signaalmiddelen in de logmiddelen voor het opwekken van een tweede elektrisch logsignaal als een functionele afgeleide van de gesteentematerialen op de plaatsen langs de lengte van het boorgat, signaalverwerkingsmiddelen verbonden met de logmiddelen voor het afleiden van een meetsignaal welke representatief is voor 30 een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen op de plaatsen op een werkelijke tijdsbasis ten opzichte van het tweede logsignaal en als een functie van het eerste logsignaal en weergeef-middelen verbonden met de verwerkingsmiddelen voor het weergeven en vastleggen van een zichtbare weergave van het gesteentekundige 35 meetsignaal. Het is verder een bijzonder kenmerk van de uitvinding 80 05 43 7 20 om te voorzien in een systeem voor het onderzoeken van het karakter van gesteentematerialen doorsneden door een boorgat, bestaande uit tastmiddelen voor het afleiden van een aantal verschillende digitale putlogmetingen van de materialen binnen en langs de lengte 5 van het boorgat, signaalverwerkingsmiddelen verbonden met de tastmiddelen voor het opwekken van een elektrische indicatie van een eerste gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen op de plaatsen als een functie van de gekozen onder de logmetingen en een elektrische indicatie van tweede, andere gekozen ge steentekun-10 dige kenmerken van de materialen als een functie van tenminste één van de logmetingen, weergeefmiddelen verbonden met de verwerkingsmiddelen voor het elektrisch leveren van zichtbare en functioneel korrelerende weergaven van eerste en tweede gesteentekundige kenmerken van de materialen op de plaatsen Icings het boorgat en andere 15 verschillende zichtbare weergaven van de aanwezigheid en de aard van een derde gesteentekundig kenmerk van de materialen als een functie van de weergaven van de eerste en tweede gesteentekundige kenmerken.
Deze en andere kenmerken en voordelen van de 20 uitvinding zullen blijken uit de volgende beschrijving met betrekking tot de bijgaande tekening.
Figuur 1 is een vereenvoudigde functionele weergave van een uitvoeringsvorm van de uitvinding.
Figuur 2A is een andere functionele weergave van 25 de uitvinding met inbegrip van een meer gedetailleerde weergave van het gedeelte betreffende de regelaar van het uitzettoestel van de inrichting volgens figuur 1.
Figuur 2B is een tijddiagram welke de werking van een deel van de inrichting volgens figuur 1 aangeeft.
30 Figuur 3A is een schema van een kenmerkende weergave volgens de uitvinding.
Figuur 3B toont meer gedetailleerd een deel van de weergave volgens figuur 3A.
Figuur 3C is een ander gedetailleerd beeld van 35 een deel van de weergave volgens figuur 3A.
80 05 43 7 t 21
Figuur 3D is weer een ander gedetailleerd beeld van een deel van de weergave volgens figuur 3A.
Figuur 4 is een meer gedetailleerd beeld van een kenmerkende weergave volgens de uitvinding.
5 Zoals hierboven uiteengezet, is de uitvinding gericht op een verbeterd putlogsysteem van het soort als aangegeven in de eerdere Amerikaanse octrooiaanvrage 949.592 waarnaar verwezen wordt voor verdere details van het systeem. Bovendien omvat de uitvinding een bepaalde uitvoeringsvorm van een tweelingpro-10 cessor, microprocessorsysteem van het soort welke in het algemeen is aangegeven in de eerdere Amerikaanse octrooiaanvrage 030.056, ingediend op 13 april 1979 en ook kan hierna verwezen worden voor de details van dit systeem.
Aldus wordt de inhoud van de eerdere aanvrage 15 beschouwd als hierin opgenomen voor alle doeleinden en kenmerken en voor een volledig begrip van de verbeteringen volgens de uitvinding. Het is duidelijk dat figuur 1 van de bijgaande tekening parallel staat aan figuur 2 van de eerdere Amerikaanse octrooiaanvrage 949.592 en dat figuur 2 delen bevat van figuur 1 van de 20 eerdere Amerikaanse octrooiaanvrage 030.056. De werking van het uitgevonden opwekcircuit voor gesteentekundige symbolen en zijn omgeving zijn dus identiek met die volgens de eerdere Amerikaanse octrooiaanvrage met uitzondering van het onderstaande. De eerdere Amerikaanse octrooiaanvragen dienen hiertoe te worden geraadpleegd 25 voor het volledig begrip van het totale digitale putlogsysteem, voor de werking en voor de opstelling daarvan, de gedetailleerde werking en de samenwerking van het symbolenopwekkende circuit met inbegrip van de tweelingprocessor als hierin beschreven.
Figuur 1 toont een vereenvoudigd functioneel 30 diagram van een uitvoeringsvorm van de uitvinding waarbij meer in het bijzonder de logsonde 2 is aangegeven welke bij voorkeur kan zijn voorzien van zulke delen als een radio-aktiviteitsloggedeel-te 2a, een inductieloggedeelte 2b, een akoestisch loggedeelte 2c en een impulsencodemoduleringssysteem 2d, welke allen opgesteld zijn 35 om de betreffende metingen te leveren van de gesteentekundige om- 8005437 > 22 geving van een boorgat in de aarde. Metingen uit deze gedeelten kunnen vanuit het boorgat naar het aardoppervlak worden overgedragen door middel van een gebruikelijke logkabel 3 welke een loopwiel 4 doet roteren om te voorzien in een korrelerende indicatie 5 van de diepte van het boorgat alwaar deze metingen zijn genomen.
Meer in het bijzonder kan het loopwiel 4 ook gekoppeld zijn met een dieptecodeercircuit 6 door een aandrijfas 5 waardoor het diep-tecodeercircuit 6 een functionele korrelerende dieptemeetsignaal 7 zal afgeven naar het gedeelte aan het aardoppervlak van het systeem 10 bij de put in samenhang met metingen geleverd door de logkabel 3.
Zoals eerder opgemerkt is het een kenmerk van het systeem bij de boorput welke functioneel is aangegeven in figuur 1, om volledig gekorreleerde logmetingen te leveren aan een basis-beschouwings- en regelstation zoals beschreven in de Amerikaanse 15 octrooiaanvrage 949.592 ingediend op 10 oktober 1978, waarbij het station op zijn beurt bij voorkeur opgesteld kan zijn op een plaats welke verwijderd is van de put.
Daarom, zoals hierna zal nader worden uiteengezet, zal het systeem bij de put deze metingen decoderen en condi-20 tioneren om korrelerende indicaties te leveren naar het verwijderde basisstation op het tijdstip dat deze metingen worden ontvangen van de logkabel 3 via een communicatieverbinding 15 welke een gebruikelijke telefoonlijn, een radiocommunicatiesatelliet of dergelijke kan zijn.
25 Bovendien kunnen dergelijke signalen ook wor den geleverd naar de klant of de gebruiker bij zijn desbetreffende gebruiksstation (niet getekend). Deze indicaties, welke ook kunnen worden overgedragen naar het gebruiksstation door een dergelijke communicatieverbinding 16 welke het systeem bij de put ver-30 bindt met het gebruiksstation en daarna wordt doorgezonden naar het basisstation door middel van een andere communicatieverbinding (niet getekend), of zij kunnen worden doorgegeven van het basisstation naar het gebruiksstation bij zulk een communicatieverbinding. Opgemerkt wordt dat het systeem bij de put volgens figuur 1 35 onmiddellijk bediend kan worden door het basisstation en dat daarom 80 05 43 7 * 23 de communicatieverbinding 15 ook middelen kan omvatten voor het leveren van stuursignalen vanuit het basisstation naar het systeem bij de put via de communicatieverbinding 15. Eveneens kan de communicatieverbinding worden gebruikt om stuursignalen 5 vanaf het basisstation te leveren naar het gebruiksstation of, in sommige omstandigheden, stuursignalen te leveren van het gebruiks-station naar het systeem bij de put of het basisstation via de communicatieverbinding 16.
Figuur 1 toont een vereenvoudigd functioneel dia-10 gram van de circuits bovenin de put, bestaande uit de inrichting opgesteld bij of onderdeel uitmakende van het systeem bij de put. Zoals hierna in detail zal worden uiteengezet, zijn de delen van de logsonde 2 bij voorkeur aangepast om hun respectieve metingen af te. leveren aan geleiders welke de logkabel samenstellen op 15 een wijze waardoor al de metingen tezamen naar het aardoppervlak worden afgeleverd. Opgemerkt wordt dat de informatie ook van de circuits aan het aardoppervlak kan worden overgedragen naar het boorgat om hierna nader aan te duiden redenen. Bijvoorbeeld kan het gewenst zijn om verschillende zenders en ontvangers welke in 20 het akoestische loggedeelte 2c besturen vanaf het aardoppervlak.
Uit figuur 1 blijkt dat op de juiste tijden en in antwoord op een commandosignaal 44 vanaf de hoofdregelaar 20 bij de put, inschakelcircuits 23 voor de zenders in staat worden gesteld om inschakelsignalen 23a voor de zenders op te wekken om de 25 verschillende circuits in het akoestische loggedeelte 2c van de sonde 2 te sturen. Dit de zender inschakelende signaal 23a kan bij voorkeur worden geleverd door een gebruikelijke lijnstuurcir-cuit 24 welke het signaal 23a koppelt met de geleider binnen de logkabel 3. Zoals aangegeven in figuur 1, wanneer meetsignalen wor-30 den ontvangen van de sonde 2, is de uitgang van de logkabel 3 bij vóorkeur ook aangesloten op een lijnstuurcircuit 24 welke op zijn beurt de signalen doorgeeft als zijn uitgang 24a naar een opstelling van signaalconditioneringscircuits 25 voor filteren, instellen van de toename en andere behandelingen. De geconditioneerde 35 logsignalen 26, welke worden geleverd door de signaalconditionerings- 8005437 > 24 circuits 25, kunnen vervolgens worden geleverd door een schakel-circuit 27 naar hetzij een PCM-buffer-ontvangercircuit 29, of een binaire versterkingsversterker 28 of volgens een ander alternatief, naar een lage snelheid/hoge snelheid analoog naar digitaalomzetter 5 31 en radio-aktiviteitsimpulsentellers 30 langs signalen 27a, 27b of 27c.
Het is bekend dat de uitgangen van een gebruikelijke sonde 2 hetzij in analoge vorm of in geval van radiologische metingen, zullen zijn samengesteld uit impulsen welke in een wille-10 keurige wijze bestaan. Zoals hierna zal blijken, is het echter bijzonder gewenst voor het doel van de onderhavige uitvinding, dat deze signalen aan het circuit aan het aardoppervlak worden geleverd in digitale vorm. Daarom, en zoals meer in het bijzonder aangegeven in figuur 1, omvat de sonde 2 bij voorkeur een impulsen-15 codemodulatie of "PCM"-circuit 20 voor het decoderen van deze signalen in digitale vorm voor afgifte aan het PCM-buffer/ontvangercircuit 29 volgens figuur 1. Indien de signalen niet zo gedecodeerd zijn, kunnen zij echter bij voorkeur gevoerd worden naar een analoog/ digitale omzetter 31 alvorens te worden verwerkt en vastgelegd.
20 Of anders kunnen impulsen afkomstig van radiologische metingen worden gevoerd naar tellers 30 welke dan hun uitgangen in digitale vorm zullen afgeven.
Uit figuur 1 blijkt dat de signalen welke worden opgewekt door het radio-aktiviteitsgedeelte 2a van de sonde 2, 25 overeenkomstig zullen blijken als een reeks van elektrische impulsen welke de aanwezigheid van stralingen aangeven welke afkomstig zijn uit de materialen bij het boorgat rondom de sonde 2 en zullen daarom worden afgegeven aan de impulsentellers 30, welke alternatief, een gedigitaliseerde weergave van deze gegevens leveren als 30 uitgangssignaal 30a.
Aan de andere kant zullen de uitgangssignalen van de inductieloggedeelte 2b en de akoestische loggedeelte 2c van de sonde 2 worden afgegeven aan het aardoppervlak in de vorm van analoge metingen welke gesteentekundige kenmerken van het ma-35 teriaal nabij het boorgat nabij de sonde 2 vertegenwoordigen. Al- 80 0 5 43 7 V t 25 dus zullen dergelijke uitgangen van het schakelcircuit 27 welke het signaal 27c samenstellen, op hun beurt worden omgezet in digitale weergaven van de gegevens welke gewenst zijn. Deze weergaven, welke zijn aangegeven als uitgang 31a, zullen overeenkomstig 5 worden geleid door een leiding 32a naar een ingang van een logsig-naalopnameregelaar 32.
Opgemerkt wordt dat de analoog naar digitaalom-zetter 31 ingangssignalen 27c en 28a ontvangt van zowel het schakelcircuit 27 als de binaire winstversterker 28. De reden hiervan 10 is dat in sommige gevallen de signalen opgewekt door de inductie-loggedeelten 2b en het akoestisch loggedeelte 2c van de sonde 2 voldoende krachtig zijn om onmiddellijk gevoerd te worden naar de analoog naar digitaalomzetter 31. Anderzijds zijn dergelijke signalen dikwijls van zulk een sterkte of alternatief, beïnvloed door 15 de logkabel 3 in zulk een mate dat zij het dynamische bereik van de omzetter 31 overschrijden en daardoor moeten worden aangepast of versterkt voordat zij op de juiste wijze door de omzetter 31 kunnen worden gehanteerd. Daarom zal het schakelcircuit 27 antwoorden door dergelijke signalen te sturen naar de binaire winstversterker 20 28 voorafgaand aan de omzetting van het analoge signaal in digita le vorm in de omzetter 31.
Meer in hét bijzonder is de hoofdregelaar 20 bij de put in staat om een ander stuursignaal 33 te leveren naar het schakelcircuit 27 om zijn uitgangssignaal te sturen hetzij in 25 de vorm van een digitaal signaal 27a naar de PCM-buffer/ontvanger-circuit 29 of in de vorm van een analoog signaal 27c welke wordt geleverd naar de omzetter 31 of de impulsentellers 30. Indien, zoals boven is opgemerkt, het signaal 27c van onvoldoende vermogen is om op de juiste wijze te worden behandeld door de omzetter 30 31, of indien het vermogen te groot is voor het dynamische bereik van de omzetter 31, dan zal de hoofdregelaar 20, volgens programma, een stuursignaal 22 opwekken om te veroorzaken dat het schakelcircuit 27 zijn uitgangssignaal 27b (in plaats van het signaal 27c) afgeeft naar de binaire winstversterker 28.
35 Opgemerkt wordt dat de binaire winstversterker 28 80 05 43 7 26 kan zijn voorzien van een winstregelsignaal 34 welke dient voor het continu aanpassen van de winst van de binaire winstversterker 28 in antwoord op het stuursignaal 33 afgegeven naar de opneem-regelaar 32 van de hoofdregelaar 20. Opgemerkt wordt dat doordat 5 de ingang naar de analoog naar digitaalomzetter 31 periodiek kan worden onderzocht door de hoofdregelaar 20 op een hierna te beschrijven wijze, kan de hoofdregelaar 20 tot stand brengen dat de winstregelsignaal 34 de winst van het binaire winstversterker 28 op de juiste wijze aanpast om te verzekeren dat het ingangssignaal 10 28a wordt gehouden binnen het dynamische bereik van de analoog naar digitaalomzetter 31. Overeenkomstig wordt het versterkte signaal 28a, welke wordt geleverd door de binaire winstversterker 28, dan afgeleverd aan de omzetter 31 in plaats van het uitgangssignaal 27c.
15 Met betrekking tot figuur 1 kan bij wijze van voorbeeld worden aangenomen dat de sonde 2 is samengesteld uit een aantal tastelementen zoals het radio-aktieve loggedeelte 2a, het inductieloggedeelte 2b en het akoestische loggedeelte 2c en dat al deze tastmiddelen continu en tegelijkertijd inhoudsvolle signa-20 len met gegevens leveren aan de logkabel 3. Het verdient de voorkeur dat het systeem bij de put deze signalen sorteert en hanteert op een wijze om ze van elkaar te onderscheiden alsmede deze signalen hanteert in korrelatie met de juiste aanduiding van de diepte waarvan deze signalen afkomstig zijn.
25 Overeenkomstig zullen de analoog naar digitaal omzetter 31, de impulsentellers 30 en het PCM-buffer/ontvanger-circuit 29 allen voorzien zijn van de bijbehorende buffercircuits waardoor deze signalen kunnen worden opgeslagen totdat de hoofdregelaar 20 bij de put zijn commandosignaal 33 opwekt om te veroor-30 zaken dat de opneemregelaar 32 de gekozen componenten onderzoekt.
Na zulk een onderzoek, welke in figuur 1 is aangegeven door het onderzoeksignaal 32c, zal de opspoorregelaar 32 veroorzaken dat het onderhavige of gekozen onderdeel één van de uitgangssignalen 29a, 30a of 31a overdraagt aan de opspoorregelaar 32 welke op zijn beurt 35 zulke signalen voert naar de hoofdregelaar 20 in de vorm van het 8005437 27 uitgangssignaal 32b. Bij het ontvangen van het uitgangssignaal 32b voert de hoofdregelaar 20 zulk een uitgangssignaal naar hetzij de primaire opslag 35 of de secundaire opslag 36 door middel van de ingangssignalen 37.
5 Zoals hierboven is opgemerkt dienen de metingen geleverd door de logsonde 2 te worden gekorreleerd met een indicatie van de diepte waarop deze metingen genomen zijn. Daarom dient te worden opgemerkt dat wanneer de hoofdregelaar 20 zijn stuursignaal 33 opwekt, deze regelaar ook een overeenkomstig dieptegege-10 ven/regelsignaal 21 opwekt om te veroorzaken dat de diepteregelaar 12 de formatie afgeeft welke deze regelaar te voren heeft opgenomen aan de uitgang 11 van de dieptelogika 10. Aldus zal dit gegeven, dat ook wordt gevoerd naar de regelaar 20 door middel van het dieptegegeven/regelsignaal 21, doelmatig worden gekorreleerd 15 met de loggegevensignalen geleverd door de opspoorregelaar 32 in de vorm van het uitgangssignaal 32b. Opgemerkt wordt dat om de dieptelogika 10 de onderhavige informatie te laten leveren aan de diepteregelaar 12, informatie van de dieptedecodeercircuits 6 bij voorkeur kunnen worden overgedragen naar een ontvanger 8 door 20 middel van het dieptemeetsignaal 7 en van de ontvanger 8 naar de dieptelogika 10 op de uitgang 9 van de ontvanger.
In figuur 1 zijn verder visuele weergave en op-neemtoestellen aangegeven welke bij voorkeur kunnen bestaan uit een analoge filmopnemer 39, een visuele weergever 40, een grootscha-25 lig uitzettoestel 41 en een kleinschalig uitzettoestel 42. Informatie welke gewenst is om te worden weergegeven of opgenomen kan worden overgedragen aan deze verschillende weergeef- of opneem-inrichtingen vanaf de hoofdregelaar 20 via het loggegevensinforma-tie-signaal 43. Meer in het bijzonder kan het informatiesignaal 43 30 bij voorkeur worden gevoerd naar een filmopneemregelaar 45 welke de noodzakelijke tussenvlakbewerkingen zal leveren tussen de hoofdregelaar 20 en de digitaal naar analoogomzetter 46 en daarna wordt overgedragen van de regelaar 45 naar de omzetter 46 op de uitgangs-lijn 45a. Na omzetten van de digitale informatie op de lijn 45a 35 door de omzetter 46 in analoge informatie, kan deze analoge infor- 8005437
V
28 matie bij voorkeur worden gekoppeld met de uitgangslijn 46a naar de analoge filmopnemer 39. Opgemerkt wordt dat de opnemer 39 bij voorkeur een gebruikelijke opnemer van het soort met een bekende galvanometer kan zijn welke in het bijzonder bruikbaar is voor 5 het opnemen van grafische gegevens en dergelijke welke samenhangen met putlogbewerkingen.
Op soortgelijke wijze worden gegevens van de hoofdregelaar 20 gevoerd door het informatiesignaal 43 welke ook bij voorkeur in verbinding kan worden gesteld met de continue weer-10 geef regelaar 47 welke deze signalen kan bewerken om uitgangssignalen 47a, 47b en 47c te leveren welke worden overgedragen aan de visuele weergever 40. Meer in het bijzonder en zoals hierna in detail zal worden uiteengezet, kan de continue weergeefregelaar 47 bij voorkeur het informatiesignaal 43 zodanig bewerken dat een visueel beeld 15 van de gewenste putloginformatie wordt opgewekt over een gekozen interval van de diepte van het boorgat welke wordt doorlopen door de sonde 2.
Verder blijkt uit figuur 1 dat het informatiesignaal 43 kan worden gevoerd naar een uitzettoestelregelaar 48 20 voor het bewerken van het gewenste informatiesignaal 43 op een hierna nader te beschrijven wijze, voorafgaand aan het afgeven als een ingangssignaal 48a aan een tussenschakeling 49 voor het uitzet-toestel. De functie van de tussenschakeling 49 is om deze informatie-signalen 43 verder aan te passen voor afgifte als uitgangssignaal 25 49a aan behandelingscircuits zoals een digitaal naar analoogomzetter 50 waarin zij worden omgezet tot een bruikbare analooguitgangssig-naal 50a voor opname op een film binnen de grootschalige uitzet-toestel 41.
Op soortgelijke wijze kan het gewenst zijn om 30 de verschillende informatiesignalen 43 behorende bij de putlog- bewerking weer te geven op een kleinere schaal dan wordt toegepast in de opnemer voor het grootschalige uitzettoestel 41. Daarom kunnen informatiesignalen 43 worden gevoerd in de regelaar 51 voor het uitzettoestel welke deze signalen bewerkt en overdraagt als uitgangs-35 signaal 51a aan de tussenschakeling 52 voor het uitzettoestel waar- 80 05 43 7 29 bij deze tussenschakeling, na bijkomend behandelen van de signalen, deze signalen als uitgangssignaal 52a zal overdragen aan circuits zoals een digitaal naar analoogomzetter 53 waarin zij kunnen worden omgezet tot een analoog uitgangssignaal 53a naar 5 de kleinschalige uitzettoestel 42.
Opgemerkt wordt dat informatiesignalen 43 welke worden geleverd aan de analoogfilmopnemer 39, de kleinschalige en grootschalige uitzettoestellen 41 en 42 alsmede de signalen geleverd aan de visuele weergever 40 bij voorkeur onder regeling 10 van de hoofdregelaar 20 kunnen staan. Daarom kan bij voorkeur de regelaar 20b informatiesignalen 43 leveren om te veroorzaken dat putloginformatie wordt weergegeven en opgenomen in verschillende formaten en vanuit verschillende bronnen. Dit kan bijvoorbeeld omvatten primaire opslag 35 en secundaire opslag 36 welke de hierin 15 opgeslagen informatie kunnen overdragen aan de hoofdregelaar 20 als opslaguitgangssignaal 38 en in antwoord op het ingangssignaal 37.
Opgemerkt wordt dat voor het onderzoeken van de werking van het hierin beschreven geïntegreerde putlogsysteem of 20 voor het trainen van personeel, het gewenst is om de verschillende signalen behorende bij de sonde 2 te simuleren zonder de noodzaak van het werkelijk aanbrengen van de delen van de putlogcircuits welke gewoonlijk hierin aanwezig zijn en zonder de noodzaak van het onderwerpen van de sonde 2 aan hun werkelijke omgeving van een 25 boorgat. Daarom kan volgens figuur 1 een signaalsimulator 54 worden toegepast welke in antwoord op desbetreffende simulatorstuursignalen 55a verschillende testsignalen 56 als hierboven aangegeven kan opwekken welke bijvoorbeeld signalen kunnen omvatten welke gelijksoortig zijn aan die signalen welke kunnen worden verwacht om 30 aanwezig te zijn in de logkabel 3 vanaf de sonde 2. Verder wordt opgemerkt dat deze testsignalen 56 bij voorkeur kunnen worden geleverd aan het lijnregelcircuit 24 en dus soortgelijke signalen op de logkabel 3 te simuleren welke ook kunnen worden afgegeven aan de ingang van het lijnstuurcircuit 24.
35 Terwijl de onderhavige uitvinding automatisch 8005437 30
Uitvoeren van de verschillende taken bij putloggen beoogt onder besturing van de hoofdregelaar 20, zal het duidelijk zijn dat het dikwijls gewenst is om mogelijkheden op te nemen voor menselijk ingrijpen in het geïntegreerde putlogsysteem volgens de uitvinding.
5 Bijvoorbeeld kan het gewenst zijn dat een logdeskundige verschillende functies als uitgevoerd door de hoofdregelaar 20 overheerst om het formaat op de schaal van de informatie geleverd aan de verschillende weergeeftoestellen aan te passen of om onmiddellijk in verbinding te treden met het basisstation of het gebruiksstation.
10 Omgekeerd kan het bovendien gewenst zijn voor de hoofdregelaar 20 om in staat te zijn om informatie af te geven aan een bedienende persoon. Daarom kan een teledrukker 57 bij de put worden voorzien voor zulke communicatie tussen de hoofdregelaar 20 en een bedienende persoon met een ondervraag-antwoordkanaal 58 voor ondervragen 15 of instrueren van de regelaar 20 op gebruikelijke wijze en ook voor het ontvangen van gewenste antwoord hiervan.
Zoals hierboven is opgemerkt, is het een kenmerk van de uitvinding om te voorzien in observatie en regeling van de logbewerkingen bij de put vanuit een verder verwijderd station of 20 gebruiksstation. Daarom is volgens figuur 1 een communicatiemodula-tor-demodulator 59 aanwezig welke informatiesignalen 43 kan sturen naar het basisstation en het gebruiksstation via communicatieverbindingen 15 en 16 onder besturing van een gegevensregelsignaal 60 uit de regelaar 20. Verder wordt opgemerkt dat de modulator-25 demodulator 59 bij voorkeur is aangepast om informatie en stuursignalen te ontvangen van het basisstation en het gebruiksstation via de communicatieverbindingen 15 en 16 waarbij deze signalen verder worden gevoerd naar de regelaar 20 als aangegeven door de gegevens-stuursignalen 60.
30 Figuur 2a geeft een functionele weergever van de uitvinding met inbegrip van een meer gedetailleerde weergave van het deel van de installatie volgens figuur 1 aan het aardoppervlak welke omvat de regelaar 48 voor het uitzettoestel. Gedetailleerde beschrijving van de inrichting volgens figuur 2a zal 35 worden vergemakkelijkt met betrekking tot een illustratieve alge- 8005437 f 31 mene weergave van het soort van visueel beeld welke kan worden tot stand gebracht door de uitgevonden circuits en kan worden opgenomen op de gebruikelijke film in het uitzettoestel 41.
Zulk een beeld is weergegeven in de figuren 3a 5 en 4. In figuur 3a is een groot rechthoekig gebied aangegeven welke een deel vertegenwoordigt van een blootgestelde film in het uitzettoestel 41. Dit gebied illustreert een kenmerkende grafische weergave van logmetingen en symbolen betreffende de samenstelling van de formatie afgeleid over een stuk van het boorgat en 10 tot stand gebracht door de uitgevonden inrichting. De numerieke waarden en de X en Y-assen van de grafiek zijn slechts toegepast voor het vergemakkelijken van de beschrijving van het weergeven van grafische logkrommen en de bijbehorende symbolen.
In het eenvoudige geval volgens figuur 3a is 15 door de uitgevonden inrichting een kromlijnige weergave gegevens van twee functies, een functie betreffende de eerste of totale porositeitskromme en een tweede functie betreffende de met water gevulde porositeitskromme. De X-as correspondeert met de waarden van deze functies en de Y-as correspondeert met de diepte van het 2Q boorgat waarop de waarde van de functie en hun betrokken logpara-meters werden opgenomen. Bij wijze van voorbeeld is de rechter grens van de film willekeurig ingesteld op een waarde 1664 zonder dimensie en zijn de beide functies genormaliseerd met betrekking tot deze schaal en elkaar zodat elk gebied tussen de twee uit- 25 gezette kormmen zal corresponderen met een aanwezigheid van een samenstelling van de van belang zijnde formatie welke hierna in detail zal worden aangegeven.
Met betrekking tot de eerste porositextsfunctie kan worden aangenomen dat de porositeit is afgeleid als een functie 30 van de diepte van het boorgat in samenhang met een willekeurig aantal opzich bekende technieken. Deze kunnen voor een eenvoudig geval omvatten metingen van gammastralen en akoestische reistijden door daartoe bruikbare logwerktuigen over hun opeenvolging van gekozen toenamen van de diepte van het boorgat als beschreven in de 35 Amerikaanse octrooiaanvrage 949.592. De totale porositeit P van 80 05 43 7
V
32
de formatie kan worden bepaald uit de bekende samenhang PT Tlo, - - Vsh x lTsh - V
T ~ T T_ - T
f ma f ma waarbij 5 Tlog = a^oestisc^e reistijd in belangwekken de zone,
T = matrix akoestische reistijd, ma J
= formatie akoestische reistijd, T = schalie akoestische reistijd, 10 V , = formatie schalievolume = GR - GR .
sh min GR - GR . max nun en waarbij GR = log gammastraaltelling in zone van belang, 15 GRmin= U^i^elde minimum gammastraaltelling, (schoon zand, 0 % schalie), GRfflax= niaximum gammastraaltelling (100 % schalie).
Op soortgelijke wijze met betrekking tot de 20 tweede meting P^ van de met water gevulde porositeit kan ook worden afgeleid als een functie van de diepte van het boorgat in samenhang met een aantal bekende technieken. Een eenvoudige techniek is om eerst de waterverzadiging van de formatie af te leiden bij dezelfde toenamen van de diepte van het boorgat als bepaald door
25 S = 1 x R
w w
Pt Rt waarbij: R = weerstand van formatiewater, w R^_ = werkelijke to taal weerstand van ongestoorde formatie.
De met water gevulde porositeit kan dan worden 30 afgeleid van de waterverzadiging en de totale porositeit waarvan de waarden eerder zijn afgeleid en zijn opgeslagen in samenhang met de formule P = P,_ x S .
w t w
Uit figuur 2a blijkt dat een hoofdregelaar 20 aanwezig is bij de put. Toegevoegd aan een coördinerend werken 35 van het totale logsysteem op een wijze als eerder is beschreven in 80 05 43 7 33 de Amerikaanse octrooiaanvrage 949.592, zal de regelaar 20 bij voorkeur voorgeprogrammeerd worden om van de logparameters gemeten door de sonde 2 digitale weergaven af te leiden voor de bovengenoemde functies bij elke toename van de diepte van het boorgat 5 en achtereenvolgens deze weergaven opslaan voor opsporen en verder behandelen door de regelaar 48 voor het uitzettoestel.
Meer in het bijzonder wordt opgemerkt dat de digitale gammastraal, weerstand en akoestische parametermetingen bij voorkeur achtereenvolgens worden opgeslagen in de primaire 10 opslag 35 gedurende de logbewerking wanneer zij worden afgeleid en als een functie van de diepte van het boorgat. De regelaar 20 zal selectief deze metingen opsporen in de opslaguitgang 38 gedurende de logbewerking, waarden voor de bovengenoemde functionele samenhangen hieruit berekenen bij de korrelerende boorgatdiepten 15 en daarna deze waarden terug opslaan in de opslag 35 via het ingangssignaal 37.
Aldus is het duidelijk dat de eerste en tweede krommen als volgens figuur 3a grafische weergaven zijn op het digitale uitzettoestel 41 van de waarden van deze twee afge-20 leide functies van de totale porositeit en de met water gevulde porositeit van de formatie bij gekozen constante toenamen van de diepte van het boorgat. Hoewel de waarden van de krommen bij voorkeur zijn afgeleid als een functie van logparametermetingen bij bepaalde diepten van het boorgat, zal keuze van een juiste Y-as 25 hen continu doen lijken als volgens figuur 3a.
In figuur 3a is de toename van de diepte van het boorgat aangegeven waarbij de genormaliseerde waarden voor de totale porositeit de genormaliseerde waarden voor de met water gevulde porositeit overschrijden en het gebied tussen de krommen 30 is aldus gearceerd als symbool voor het aangeven van een gebied met produceerbare koolwaterstoffen. Terwijl het aangegeven geval enigszins eenvoudig is en meer ingewikkelde functies kunnen worden gebruikt bij de uitvinding welke bijvoorbeeld kunnen worden afgeleid uit een aantal parameters, kan de resulterende grafiek desondanks 35 worden gekorreleerd met de fysische realiteiten van een boorgat.
8005437 * 34
Bijvoorbeeld kan, indien de functiewaarden voor de totale porositeit van de formatie deze waarden voor de met water gevulde porositeit overschrijden, als volgens figuur 3a, aangeven dat de sonde een formatie gepasseerd is met vergrote tussenruimten 5 welke niet gevuld zijn met water maar welke beschikbaar zijn voor het bevatten van koolwaterstoffen. Aldus, door automatisch opleggen van een grafisch gesteentekundig symbool tussen een willekeurig tweetal krommen, waarbij hun betekenis kan worden toegeschreven aan hun verschil in termen van de samenstelling van de for-10 matie, kan aldus een logopname tot stand worden gebracht met zichtbare indicaties van nauwkeurige diepten van de van belang zijnde zones van de formatie, welke snel, gemakkelijk en zichtbaar kunnen worden geïndexeerd voor verdere analyse zonder de noodzaak van eerst dergelijke krommen te interpreteren.
15 Het uitzettoestel 41 volgens de uitvinding is bij voorkeur een digitaal uitzettoestel, welke zoals eerder beschreven, als volgt werkt: conventionele galvanometercircuits zullen veroorzaken dat een elektronenstraal horizontaal veegt over een blootgestelde film met gekozen, bepaalde en op regelmatige 20 afstand van elkaar gelegen horizontale plaatsen, in aantal 1664 in het onderhavige voorbeeld.
Voor elk zulk een veegbewerking, wordt een elektrische volgorde van de digitale I’s en O's opgewekt, dus totaal 1664, waarbij de plaats van een bepaalde 1 of 0 in de volgorde cor-25 respondeert met een korrelerende horizontale plaats op de film.
Aangezien de straal progressief wordt opgesteld bij elke bepaalde plaats, wordt de korrelerende bitplaats in de volgorde onderzocht en indien een 1 aanwezig is, wordt de straal tijdelijk versterkt alvorens voort te bewegen, zodat de film op die plaats wordt aange-30 tast zodat een zichtbare punt van licht ontstaat.
Wanneer een horizontale lijn op de film aldus is blootgesteld aan alle punten waar een 1 te voorschijn komt in de korrelerende volgorde of "bitpatroon" van 1664 "I's" en "O's", zal de film worden voortbewogen door een in fasen werkende motor.
35 Het bovenbeschreven proces zal dan worden herhaald voor een volgen- 8005437 35 de bitpatroon van 1664 "I's" en O's en een volgende horizontale veegbeweging waardoor lichtpunten worden gedrukt op de volgende horizontale lijn op plaatsen welke corresponderen met de plaatsen van de I's op het volgende bitpatroon. Het is daarom duidelijk dat 5 voor elke diepte van het boorgat waarbij logparameters en hun samenhangende functies worden afgeleid om grafisch de functies en de gesteentekundige symbolen hiertussen op de bovenbeschreven wijze weer te geven, een korrelerend bitpatroon van 1664 "I's" en O's zal worden tot stand gébracht.
10 In figuur 3A is een omcirkelt gedeelte van de weergave aangegeven welke in groter schaal in figuur 3B is weergegeven. Een nader onderzoek van figuur 3B toont aan dat het een samenstelling is van het beeld van de kromme van de met water gevulde porositeit volgens figuur 3D gelegd op het gearceerde patroon 15 als het gesteentekundig symbool volgens figuur 3C, waarbij alle 11s van figuur 3C links van de I's in de kromme voor met water gevulde porositeit volgens figuur 3D zijn bedekt of vervangen door O's, hoewel slechts enkele van de O's zijn getekend. Van figuur 3A is het continu herhaald in zowel horizontale als vertikale richting. 20 Op soortgelijke wijze ten aanzien van de tweede kromme, wanneer de rechter grens van de eerste kromme welke de totale porositeit weergeeft, is bereikt zijn alle I's van het symboolpatroon van figuur 3C bedekt en vervangen door O's rechts van de eerste kromme.
Met betrekking totin het bijzonder de figuren 25 3B tot en met 3D, wordt opgemerkt dat hoewel het hier aangegeven beeld bestaat uit I's en O's om het opwekken van bitpatronen weer te geven als toegepast om het grafische beeld volgens figuur 3A te scheppen, in werkelijkheid de I's slechts de zichtbare aanwezigheid van een lichtpunt aangeven op de respectieve plaatsen op de film.
30 Ook wordt opgemerkt dat duidelijkheidshalve niet alle O's zijn getekend, maar slechts die voor drie rijen.
Echter zijn de plaatsen van alle O's vanzelfsprekend doordat het beeld van hét onderhavige voorbeeld bestaat uit een aantal horizontale rijen, waarbij elke rij bestaat uit 1664 op gelijke afstand 35 van elkaar gelegen plaatsen die elk voorzien zijn van een 1 of een 80 05 43 7 36 O, waardoor de rijen vertikaal in eikaars verlengde zijn gelegen om 1664 kolommen te vormen.
Verder blijkt uit de figuren 3B tot en met 3D dat de horizontale rijen van I's en O's slechts delen van de volle-5 dige patronen met 1664 bits weergeven. Echter blijkt uit onderzoek van de figuren 3A tot en met 3D dat bijvoorbeeld een volledig bit-patroon voor de bovenste rij van het beeld van figuur 3A zal bestaan uit 1664 "I's en O's", waarbij I's zijn gelegen op de plaatsen 75, 80, 81, 88, 89 en 90 en de rest van de 1464 plaatsen zijn ge-10 vuld met O's. De I's op de plaatsen 75 en 90 zijn het gevolg van de genormaliseerde functionele waarden voor met water gevulde porositeit en porositeit van 75 en 90 bij die diepte van het boorgat volgens de Y-as. Op soortgelijke wijze zijn de I's op de plaatsen 80, 81, 88 en 89 het gevolg van de herhaalde symboolpatronen vol-15 gens figuur 3C.
Uit figuur 2A blijkt dat een gebruikelijke, slechts te lezen geheugencircuit 63 als -ingangen heeft adressignalen 73 en 75 van corresponderende microprocessors 69 en 71 en ook uitgangen 74 en 76 heeft welke zijn verbonden met de betrokken micro-20 processors 69 en 71. Voorafgaand aan het in werking stellen van de uitgevonden inrichting worden de fasen van het programma opgeslagen in het geheugen 63 welke zal worden gebruikt door de microprocessors 69 en 71 voor het omzetten van gegevens op het informa-tiesignaal 43 naar de hierboven beschreven bitpatronen voor de uit-25 gang naar het uitzettoestel 41. Bovendien zal in het geheugen 63 een gewenst 16 x 16 symbolenbitpatroon zoals aangegeven in figuur 3C worden opgeslagen. Door het aanspreken van het geheugen 63 met een juist aanspreeksignaal 73 of 75 wordt het geheugen 63 in staat gesteld om naar de microprocessors 69 of 71 aan de betrokken uit-30 gang 74 of 76 van het geheugen de volgende programmafase of bitpa-troon van symbolen af te geven op een nog te beschrijven wijze welke gewenst zijn voor het opwekken van de gewenste uitgaande bitpatronen.
Opgemerkt wordt dat het symbolenmatrix van het bitpatroon volgens figuur 3C zodanig gekozen is dat door plaatsen 35 van een identieke matrix welke opgesteld is als die volgens figuur 8005437 37 3C, nabij een willekeurige zijde van de matrix volgens figuur 3C, het patroon zal worden voortgezet in de richting van de toegevoegde matrix. Hoewel slechts een arcering als symbool is getekend, is het duidelijk dat vele zulke patronen kunnen worden ontworpen 5 met een dergelijke eigenschap. Het voordeel van zulk een patroon is, dat omdat een symboolpatroon zoals dat volgens figuur 3C kan worden herhaald om grote gesymboliseerde gebieden tussen de krommen als volgens figuur 3A op te wekken, slechts een betrekkelijk kleine opslagcapaciteit voor symbolenbitpatronen noodzakelijk 10 is.
Zoals hierboven opgemerkt, na de logparameter-gegevens opgewekt door de sonde 2, zoals de weerstand, gammastraal en akoestische metingen, verwerkt zijn geworden door de regelaar 20 gedurende de logbewerking, zal de opslag 35 digitale weergaven 15 bevatten van functiewaarden welke hiervan zijn afgeleid zoals berekeningen van de totale porositeit en met water gevulde porositeit.
Meer in het bijzonder, voor elke gekozen en op regelmatige afstand van elkaar gelegen diepte van het boorgat, zal de sonde 2 korrelerende akoestische, gammastraal en weerstandsmetingen opwekken.
20 Deze metingen kunnen achtereenvolgens worden opgewekt bij elke volgende diepte en opgeslagen in de primaire opslag 35 in de volgorde waarin zij zijn opgewekt. De regelaar 20 zal de metingen uit de opslag 35 opsporen in de volgorde waarin zij zijn afgeleid, de korrelerende respectieve porositeitswaarden hieruit berekenen en 25 de resulterende digitale weergaven van deze waarden in dezelfde volgorde opnieuw opslaan. Aldus zal gedurende de logbewerking de opslag 35 in volgorde van digitale nummers bevatten welke corresponderen met de met water gevulde porositeit bij korrelerende diep-30 ten van het boorgat en een andere korrelerende volgorde van digitale nummers welke corresponderen met de totale porositeit bij deze diepten van het boorgat.
In antwoord op een opslaggegevensignaal 43a van de microprocessor 69 zal de regelaar 20 deze functiewaarden op-35 sporen uit de opslag 35 aan de opslaguitgang 38 en deze afleveren als informatiesignaal 43 naar de microprocessor 69. De micropro- 80 05 43 7 38 cessor 69 zal op zijn beurt de gegevens in de opslag 64 of 65 opslaan op de hierna te beschrijven wijze.
De microprocessor 69 is voorzien van asn opslag-aanspreekcommando 84 welke wordt afgeleverd na elk van de opslagen 5 64 tot en met 68. Wanneer de microprocessor 69 in samenhang met de programmafasen geleverd door de slechts af te lezen geheugenuit-gang 74, gegevens heeft welke opgeslagen dienen te worden in de opslagen 64 tot en met 68, zal het aanspreekcommando 84 veroorzaken dat de betrokken opslagen 64 tot en met 68 deze gegevens ont-10 vangen op de respectieve gegevenslijnen 83, 81 tot en met 79 of 77 en de gegevens opslaan op een aanspreekplaats in het geheugen als bepaald door het commando 84.
Op soortgelijke wijze, wanneer de microprocessor 69 wordt geïnstrueerd in samenhang met de programmafasen op de 15 slechts af te lezen uitgang 74 om gegevens te ontvangen van de opslag 64 of 65 op de respectieve gegevenslijnen 83 of 81, zal een aanspreekcommando 84 veroorzaken dat de betrokken opslagen 64 of 65 deze gegevens aflevert aan de microprocessor 69 of 71 op de gege-venslijnen 83 of 81. Ook wordt opgemerkt dat de microprocessor 20 71 een aanspreekcommandosignaal 93 heeft welke wordt afgegeven naar de opslagen 66 tot en met 68. Wanneer de microprocessor 71 in samenhang met de programmafasen geleverd door de slechts af te lezen geheugenuitgang 76 gegevens van de opslagen 66 tot en met 68 vereist, zal een aanspreekcommando 93 veroorzaken dat de betrokken 25 opslag 66 tot en met 68 gegevens aflevert op de betrokken opslag-uitgang 87 tot en met 89 naar de microprocessor 71.
Meer in betrekking tot de werking van de processors 69 en 71 volgens figuur 2A, wordt opgemerkt dat zij bij voorkeur van bekende soort zijn, welke kunnen werken in twee ver-30 schillende toestanden met inbegrip van een "machinecyclus", welke de functies bepalen welke zij op een bepaald tijdstip uitvoeren. Gedurende een eerste fase of eerste halve cyclus van een complete machinecyclus, zal een bepaalde processor 69 of 71 worden geiso-.werken leerd kan samen/met andere toestellen en daardoor worden beperkt 35 tot het uitvoeren van inwendige berekeningen. In tegenstelling 8005437 39 hiermede, gedurende een tweede toestand of tweede halve cyclus van de machinecyclus, zal de onderhavige processor 69 of 71 niet langer geisoleerd zijn, maar zal worden toegestaan om functies uit te oefenen welke kunnen bestaan uit het ontvangen van informa-5 tie of ingangsgegevens, of overdragen van informatie op uitgangs-gegevens. Het is duidelijk dat toestellen waarin een processor toegang heeft voor hetzij aflezen of schrijven van informatie gedurende zijn tweede halve cyclus kunnen omvatten de geheugens 63 tot en met 68, de regelaar 20, de tussenschakeling 49 voor het uit-10 zettoestel, de weergever 61 of opnemer 62.
Om de tijd te regelen gedurende welke een processor 69 of 71 is in hetzij zijn eerste of tweede toestand, is een klok 70 volgens figuur 2a aanwezig met uitgangen 86 en 85 welke voor dit doel zijn verbonden met de processors 69 en 71. Bij 15 voorkeur wordt een eerste reeks impulsen opgewekt door de klok 70 en afgegeven aan de uitgang 86 van de klok. Een tweede reeks impulsen wordt ook opgewekt door de klok 70 en. afgegeven door de uitgang 85 van de klok, waarbij echter elke impuls van de tweede reeks bij voorkeur plaatsheeft nadat de korrelerende impuls van de 20 eerste reeks plaatsheeft gehad. Opgemerkt wordt dat de impulsen van de eerste reeks impulsen niet omgekeerd dient te zijn van de tweede reeks impulsen. Meer in het bijzonder is de klok 70 bij voorkeur ontworpen zodat de impulsen van één reeks niet de impulsen van de andere reeks overlappen. Ook wordt opgemerkt dat de uitgang 25 86 van de eerste klok correspondeert met de hierboven genoemde eerste halve cyclus en deuitgang 85 van de tweede klok correspondeert met de tweede halve cyclus van een machinecyclus van een processor.
In figuur 2B is een tijddiagram aangegeven welke 30 de toestanden weergeeft waarin de processors 69 en 71 werken in antwoord op het uitgangssignaal 86 van de eerste klok en het uitgangssignaal 85 van de tweede klok. Uit figuur 2b blijkt dat wanneer een uitgangssignaal 86 van een eerste klok wordt geleverd naar de processors 69 en 71, de processor 69 de bovengenoemde in-35 wendige bewerkingen zal uitvoeren, terwijl de processor 71 wordt 8Ö 05 43 7 40 toegestaan om handelingen uit te voeren welke het invoeren of afvoeren van informatie kunnen vereisen zoals toegang tot de geheugens 63, 66 tot en met 68, de tussenschakeling 49 van het uitzettoe-stel, de weergever 61 of de opnemer 62. Ook blijkt uit figuur 2B 5 dat omgekeerd, wanneer een uitgangssignaal 85 van de tweede klok wordt geleverd aan de processors 69 en 71, de situatie omgekeerd is, waardoor de processor 69 hetzij informatie zal ontvangen of overdragen naar de regelaar 20 en de geheugens 63 tot en met 68, terwijl de processor 71 nu inwendige functies uitvoert.
10 Nader onderzoek van de uitgangen 86 en 85 van de klokken naar de processors 79 en 71 toont de wijze waarop dit resultaat wordt bereikt. In het bijzonder wordt opgemerkt dat de processors 69 en 71 op gebruikelijke wijze zijn voorzien van eerste en tweede ingangpoorten zodat wanneer een signaal wordt geleverd 15 aan de eerste ingangspoort, de processor zal worden gecommandeerd om te werken in zijn inwendige toestand, terwijl indien een impuls wordt geleverd aan de tweede ingangspoort, de processor dan in-gangs- en uitgangsfuncties zal uitvoeren. Het blijkt dat de uitgang 86 van de klok is overgedragen naar de eerste ingangspoort van de 20 processor 69 en de uitgang 85 van de klok op soortgelijke wijze is overgedragen naar de tweede ingangspoort van de processor 69.
Echter zijn de uitgangen 86 en 85 van de klokken overgedragen naar de tegenover gelegen ingangspoorten in het geval van de processor 71. Op deze wijze, wanneer een eerste uitgangssignaal 86 wordt 25 opgewekt door de klok 70, zal deze veroorzaken dat de processor 69 werkt in de eerste toestand en de processor 71 werkt in de tweede toestand. Qmgekee-rd, wanneer een uitgangssignaal 85 wordt opgewekt door de klok 70, zal de processor 71 dus werken in de eerste toestand terwijl de processor 69 werkt in de tweede toestand.
30 Reeds is opgemerkt dat een processor 69 of 71 in staat is om informatie overte dragen of te ontvangen slechts na een juist aanspreekcommando 84, 43a of 93 is opgewekt door de respectieve processors 69 en 71. Hieruit volgt dus dat indien deze betrokken aanspreekcommando's voor een bepaalde microprocessor worden 35 opgewekt korreleren met de ontvangst van ingangssignalen bij de 80 05 43 7 41 tweede poort van de microprocessor, het resulterende effect is dat toegang tot de geheugens 63 tot en met 68, de regelaar 20, en de tussenschakeling 49 voor het uitzettoestel, de weergever 61 en de opnemer 62 door de processors 69 en 71 aldus worden geregeld 5 en beperkt tot afwisselende onderhavige halve cycli van de machine als eerder beschreven. Op deze wijze kan elke microprocessor toegang hebben tot identieke geheugenplaatsen om hun achtereenvolgende bewerkingen op gegevens te coördineren om verbeterde gegevens door te voeren op een nog te beschrijven wijze, 10 Met betrekking tot figuur 2A wordt herhaald dat de primaire opslag 35 in volgorde digitale weergaven van functie-waarden voor de totale porositeit en met water gevulde porositeit bevat welke corresponderen met een volgorde van diepten in het boorgat en afgeleid gedurende de logbewerking. Wanneer zulke 15 weergaven beschikbaar zijn voor verder behandelen, zal de regelaar 20 dit aangeven aan de microprocessor 69 door middel van het in-formatiesignaal .43. De microprocessor 69 zal op zijn beurt continu de beschikbaarheid van opslagen 64 en 65 aftasten voor het ontvangen van bijkomende gegevens.
20 In antwoord op indicaties op het signaal 43 dat bijkomende gegevens gereed zijn voor overdracht, zal de microprocessor 69 een opslagstatussignaal 43a opwekken en daardoor de regelaar 20 aangeven of bijkomende gegevens dienen te worden overge-dragen, in afhankelijkheid van de huidige capaciteit van de opsla-25 gen 64 en 65. Indien overmaat opslagcapaciteit bestaat, zullen digitale weergaven van de functiewaarden van de eerste porositeits-kromme worden overgedragen op het informatiesignaal 43 naar de microprocessor 69 en daarna naar de opslag 64 op de gegevenslijn 83. Opgemerkt wordt dat voorafgaand aan zulk een overdracht van 30 gegevens naar de opslag 64, een betrokken aanspreekcommando 84 zal worden opgewekt door de microprocessor 69 en afgegeven naar de opslag 64 om de gegevens op te slaan in de juiste volgorde met betrekking tot de diepte bij een korrelerende geheugenplaats.
Op soortgelijke wijze zullen korrelerende waar-35 den voor de tweede porositeitskromme worden afgegeven op de gegevens- 80 05 43 7 ·» 42 lijn 81 voor opslag in de opslag 65, nadat een onderhavige aanspreek-commendo 84 is afgegeven aan de opslag 65. Indien de opslagen 64 en 65 vol zijn, zal echter de microprocessor 69 alternatief een opslagstatussignaal 43a opwekken en deze aan de regelaar 20 aan-5 geven, welke daardoor geen gegevens zal overdragen tot het tijdstip dat het signaal 43a aangeeft dat de opslagen 64 en 65 opslagcapaciteit hebben voor ontvangen van gegevens.
Wanneer paren van digitale weergaven van functie-waarden voor de totale porositeit en met water gevulde porositeit, 10 waarbij elk paar afgeleid is op een verschillende diepte in het boorgat, aldus achtereenvolgens zijn opgeslagen in de respectieve opslagen 64 en 65 in de volgorde van afleiden bij de korrelerende opvolgende diepten van het boorgat, zal de microprocessor 69 beginnen met afleiden van bitpatronen voor elke waarde als volgt.
15 Uit de figuren 3A en 3D blijkt, bij wijze van voorbeeld, dat een genormaliseerde waarde van "75" voor de met water gevulde porositeit bij een bepaalde diepte van het boorgat is afgeleid door de regelaar 20 voor logmetingen bij die diepte van het boorgat. De digitale weergave van deze waarde van "75" of 1001011, 20 wordt gehaald van de gegevenslijn 83 door de microprocessor 69 uit zijn geheugenplaats in de opslag 64 in antwoord op een corresponderend aanspreekcommando 84.
De microprocessor 69 zal dan, in antwoord op eerder genoemde programmeerfasen geleverd van het geheugen 63 aan 25 de uitgang 64, deze digitale weergave decoderen, een bitpatroon van 74 "O's" gevolgd door een 1 opwekken en dan voortgaan met het opwekken van O's totdat een totaal van 1664 bits opgewekt zijn. Dit bitpatroon zal dan worden afgeleverd op de gegevenslijn 80 naar de opslag 66 tezamen met het corresponderende aanspreekcommando 30 84.
Op soortgelijke wijze, weer volgens de figuren 3A en 3D, blijkt dat een waarde 90 voor de totale porositeit bij deze diepte van het boorgat ook afgeleid is door de regelaar 20 uit logmetingen bij deze diepte en de digitale equivalentie daarvan 35 of 1011010 opgeslagen in de opslag 65. De microprocessor 69 zal de- 8005437 r 43 ze digitale weergave decoderen en een bitpatroon voor de tweede kromme van 89 "O's" gevolgd door een 1 opwekken en vervolgens voortgaan met het opwekken van O's totdat een totaal van 1664 bits zijn opgewekt. Dit bitpatroon, zal op soortgelijke wijze, dan 5 worden afgegeven op de gegevenslijn 79 naar de corresponderende opslag 67 tezamen met het corresponderende aanspreekcommando 84.
Dit proces zal worden voortgezet door de microprocessor 69 waardoor digitale weergaven van paren van functiewaarden, elk paar afgeleid op een verschillende bepaalde en volgende diepte van het boor-10 gat, worden omgezet in bitpatronen van 1664 bits waarbij de ligging van de één in de volgorde van bitpatronen correspondeert met de functiewaarde. Het is dus duidelijk dat de bitpatroonopslagen 66 en 67, gedurende toepassen van de uitgevonden inrichting, aantallen van zulke paren van bitpatronen zal bevatten, waarbij elke waarde 15 van een bepaald paar wordt opgeslagen in zijn respectieve opslag 66 en 67 in volgorde met dezelfde volgorde waarop de functiewaarden werden afgeleid.
Met betrekking tot het opwekken van een derde bitpatroon voor gesteentekundige symbolen, wordt opgemerkt dat een 20 16 x 16 matrix van bits omvattende een gewenst symbool zoals de arcering volgens figuur 3C bij voorkeur opgeslagen is in het geheugen 63. Ook wordt opgemerkt dat bij het opwekken van de eerste en tweede bitpatronen voor de eerste horizontale lijn, digitale weergaven van de eerste en tweede krommen of functiewaarden van 90 en 25 75 zijn opgezocht uit de respectieve opslagen 64 en 65 door de micro processor 69. Nadat de korrelerende eerste en tweede bitpatronen zijn opgewekt geworden door de microprocessor 69 en zijn opgeslagen in de bitpatroonopslagen 66 en 67, zal de microprocessor 69, in antwoord op programmafasen geleverd op de uitgang 74, beginnen met 30 het construeren van de bitstructuur voor de symbolen als volgt.
De microprocessor zal aanvangen met het opwekken van een serie van 75 "O's" welke achtereenvolgens zullen worden geleverd op de gegevenslijn 77 en opgeslagen in geheugen-plaatsen in de opslag 68 corresponderende met opeenvolgende aan-35 spreekcommando's 84. Het 75 bit zal corresponderen met de twee- 80 05 43 7 ♦ 44 de functiewaarde van "75" en zal ook corresponderen met de elfde bit in de vijfde herhaling van een lijn van zestien bits van de matrix.
S*t6
Wanneer de 75 "0" bit opgewekt is geworden en 5 is geplaatst in de opslag 68, zal de microprocessor 69 dan aanvangen met het aan de opslag 78 afgeven van een opeenvolging van I's en O's aanwezig in het geheugen 63 en corresponderende met een horizontale regel op het symbolenpatroon volgens figuur 3C, aanvangend met het twaalfde bit op de regel volgens figuur 3C. Wanneer 10 de zestiende bit in de regel van het symbool is opgehaald uit het geheugen 63 en is geplaatst in de opslag 68, zal de volgorde worden teruggevoerd naar de aanvang van de symboolregel van de matrix, aangezien bijkomende I's en O's in het symboolbitpatroon voor de regel worden afgevoerd uit het geheugen 63 door de microprocessor 69 15 en afgegeven aan de bitpatroonopslag 68.
Opgemerkt wordt dat de microprocessor 69 ook toegang heeft tot de eerste functiewaarde van "90" opgeslagen in de eerste opslag 64 voor gegevens voor de kromme. Een routine wordt verder geleverd in het programma voor de microprocessor 69 zodat de 20 microprocessor 69 zal opmerken wanneer het totale aantal van symbolenbits aldus opgewekt als eerder omschreven, gelijk is aan de eerste functiewaarde van 90, waarna voortgezet wordt met het opwekken O's en afgeven daarvan aan de opslag 68 totdat het totale aantal van deze bits gelijk is aan 1664. In overeenstemming met het 25 zojuist beschreven proces, zal het duidelijk zijn dat de opslag 68 voor bitpatronen nu een opeenvolging van 1664 "O's" en I's zal bevatten. Meer in het bijzonder zullen de I's zijn opgesteld op de bitplaatsen 80, 81, 88 en 89 corresponderende met de plaatsen van I's in een herhaalde volgorde van de eerste regel van het bitpatroon 30 volgens figuur 3C opgesteld binnen de eerste en tweede grenskrommen en aanvangend met de twaalfde bit in de regel.
De hierboven aangegeven fasen zullen daarna als volgt worden herhaald. Een volgende paar van functiewaarden voor de eerste en tweede krommen, afgeleid van parameters gemeten bij een 35 volgende diepte van het boorgat, zullen door de microprocessor 69 80 05 43 7 * 45 worden afgevoerd van de volgende korrelerende geheugenplaatsen van de opslagen 64 en 65. Van deze waarden zal een volgend paar van bitpatronen voor de eerste en tweede krommen op soortgelijke wijzen worden opgewekt door de microprocessor 69 en worden opgeslagen in 5 korrelerende geheugenplaatsen in de opslagen 66 en 67 aangrenzend aan de eerder afgeleide bitpatronen. Een derde of symboolbitpa-troon zal dan worden opgewekt door de microprocessor 69 en opgeslagen in de bitpatroonopslag 68. Echter, in het geval van deze tweede symbolenbitpatroon, zal de tweede regel van de symboolmatrix vol-10 gens figuur 3C in plaats van de eerste regel herhaald worden gebruikt om het symboolpatroon op te wekken tussen dit volgende paar van eerste en tweede functiewaarden welke weer dienen als rechter en linker grens voor het symboolpatroon welke aldus wordt opgewekt en opgeslagen in de opslag 68.
15 Dit proces van opwekken van drie stelsels van horizontale bitpatronen met elk 1664 bits, corresponderende met eerste en tweede functiewaarden afgeleid op een diepte van het boorgat en een symboolpatroon bepaald door de rechter en linker grenzen vastgesteld door de twee functiekrommen, zal achtereenvol-20 gens worden voortgezet voor elk paar van functiewaarden in de opslagen 64 en 65.
Wanneer een stelsel van drie van zulke bitpatronen aldus is opgewekt en is aanwezig in de opslagen 66 tot en met 68 en gereed is om te worden uitgezet in antwoord op een onder-25 havig aanspreekcommendo 93, zullen de drie stelsels van bitpatronen corresponderende met een bepaalde diepte van het boorgat, worden opgehaald uit de opslagen 66 tot en met 68 door de microprocessor 71. Meer in het bijzonder zal het programma voor de microprocessor 71 worden voorzien met een routine voor het combineren 30 van kiezen van de drie bitpatronen in één voor het voorbereiden van het drukken of uitzetten van de regel. Corresponderend genummerde bitplaatsen in de drie bitpatronen worden achtereenvolgens onderzocht en indien een 1 in één van de bitpatronen aanwezig is, za.l een 1 worden aangebracht in de corresponderende, geconsolideerde 35 plaats van het bitpatroon. Deze zal corresponderen met bijvoorbeeld 8005437
V
46 het kiezen van de bovenste regels van figuur 3C en 3D met als resultaat de bovenste regel van figuur 3B, waarbij I's links van de bitplaats 75 zijn leeggemaakt op de eerder beschreven wijze.
Volgens figuur 2 is een opnemer 62 aanwezig welke 5 bij voorkeur een gebruikelijke bekende digitale opnemer is. Wanneer geconsolideerde bitpatronen uit de drie opslagen 66 tot en met 68 zijn geconstrueerd door de microprocessor 71 op de bovenbeschreven wijze, zal de resulterende horizontale regel van bit-patronen worden geleverd door het uitgangssignaal 92 van de micro-10 processor naar de digitale opnemer 62. De aldus tot stand gebrachte digitale strook zal een digitale opname leveren van de aldus tot stand gebrachte grafische logbeelden welke bruikbaar kunnen zijn voor het later verwerken en verdere analyse.
In figuur 2A is ook een weergever 61 aangegeven. 15 Op soortgelijke wijze als bij de opnemer, wanneer de microprocessor 71 de bitpatronen van de opslagen 66 tot en met 68 op de beschreven wijze heeft gecombineerd, zal het geconsolideerde bitpa troon worden afgegeven door de uitgang 91 van de microprocessor naar een visuele weergever 61. Deze visuele weergever 61 is bij 20 voorkeur van het opslaande soort, waardoor wanneer een horizontaal bitpatroon wordt afgeleverd aan de uitgang 91 en wordt weergegeven op de visuele weergever 61, het grafische beeld daarvan gehandhaafd zal blijven wanneer volgende bitpatronen welke corresponderen met naburige diepten van het boorgat worden afgegeven en ook op 25 soortgelijke wijze worden weergegeven. Aldus wordt een visueel beeld zoals volgens figuur 3A beschikbaar voor de logdeskundigen en geeft direkte symbolische indicaties van de samenstelling van de formatie welke wordt doorlopen door de sonde 2 gedurende de log-bewerking.
30 Zoals hierboven beschreven zal het uitgevonden logsysteem bij voorkeur voorzien zijn van een tussenschakeling 49 voor het uitzettoestel, een digitaal naar analoog omzetter 50 en een uitzettoestel 41. Het doel van de tussenschakeling 49 is om de werksnelheid van het uitzettoestel 41 te coördineren met de afgifte 35 van geconsolideerde bitpatronen op de uitgang 48a van de micro- 80 05 43 7 47 processor op te beschrijven wijze. De tussenschakeling 49 zal op zijn uitgang 49a het geconsolideerde bitpatroon voor een bepaalde horizontale regel afgeven aan een gebruikelijke digitaal naar ana-loogomzetter 50 welke op zijn beurt de series van 0 en 1 bits zal 5 omzetten in een horizontaal veegvoltage welke wordt versterkt op tijdstippen korrelerende met het verschijnen van I's in het bitpatroon wanneer zij door de omzetter 50 worden gevoerd. Dit voltage zal als omzetter-uitgang 50a worden afgegeven aan het digitale uitzettoestel 41.
10 Het uitzettoestel 41 bevat bij voorkeur een gebruikelijke logfilm welke dient te worden blootgesteld in functioneel antwoord op het voltage van de uitgang 50a van de omzetter. Meer in het bijzonder zal, in antwoord op elk bitpatroon afgegeven aan de omzetter 50 en omgezet in een veegvoltage, een korrelerende 15 horizontale regel over de film als aangegeven boven in figuur 3A worden blootgesteld in de film van het uitzettoestel 41. De film zal dan worden voortbewogen over een gekozen stap en in antwoord op een volgend geconsolideerd bitpatroon en corresponderende uitgang-signaal 50a van de omzetter zal een volgende horizontale regel op 20 soortgelijke wijze worden blootgesteld. Het is dus duidelijk dat terwijl de film voortgaat met voortbewegen en opvolgende horizontale regels worden blootgesteld, een permanente filmopname van de logbewerking met grafische beelden zoals aangegeven in figuur 3A van twee logfuncties met direkte symbolische indicaties van forma-25 tiesamenstellingen zal dus worden opgewekt voor analyse op een latere datum.
Als reeds is opgemerkt is het een kenmerk van de uitvinding om de functies uitgevoerd door de microprocessors 69 en 71 te coördineren om de doorvoer van gegevens te maximaliseren, 30 hetgeen vereist is als gevolg van de betrekkelijk lange bewerkings-tijden welke noodzakelijk zijn om bitpatronen op te wekken voor de functiekrommen alsmede voor de symbolen.
Het is duidelijk dat gebruikelijke filmuitzet-toestellen, zoals het uitzettoestel 41, een begrensde uitzetsnel-" 35 heid hebben waarbij de bitpatronen kunnen worden omgezet in zicht- 8005437 48 bare lichtbeelden op de hierin aanwezige film. Het is ook duidelijk dat praktische overwegingen het aantal stelsels voor bitpa-tronen beperkt waarbij elk bitpatroon correspondeert met een functie afgeleid op een bepaalde diepte van het boorgat, welke functie 5 op een willekeurig tijdstip aanwezig kan zijn in de opslagen 66 tot en met 68. Het zal dus gewenst zijn om te voorzien in middelen voor het coördineren van de snelheid waarmee de beperkte opslagen 66 tot en met 68 met de snelheid waarbij de microprocessor 71 deze bitpatronen ophaalt voor afgifte naar het uitzettoestel 41 voor 10 drukken. Deze snelheden zullen een functie zijn van de snelheid van het uitzettoestel 41.
Meer in het bijzonder zal het gewenst zijn om te voorzien in een geheugenplaats of "brievenbus" voor beide microprocessors 69 en 71, waardoor de microprocessor 69 het aantal 15 geheugenplaatsen beschikbaar in de opslagen 66 tot en met 68 kan bepalen voor nieuw opgenomen bitpatronen en daardoor kan de microprocessor 71 dit aantal verminderen naarmate de bitpatronen worden opgehaald en gedrukt.
In figuur 2A is een opslagstatusregister 72 20 aangegeven waarvan aanspreek-gegevenssignalen 78 en 90 gaan naar en van de microprocessors 69 en 71. Bij wijze van voorbeeld wordt aangenomen dat elke opslag 66 tot en met 68 een capaciteit heeft voor een beperkt aantal van tien bitpatronen corresponderende met tien op gelijke afstand van elkaar gelegen diepten van het boorgat. 25 Elke keer is een stelsel van drie van dergelijke bitpatronen voor een diepte van het boorgat, bestaande uit een eerste en tweede patroon voor de waarden van de eerste en tweede kromme en een hiertussen gelegen symbolenpatroon, opgewekt door de microprocessor 69 en afgeleverd aan de respectieve opslagen 66 tot en met 68, 30 waarbij de microprocessor 69 door middel van de aanspreek/gegevens-signaal een geheugenplaats van het register 72 aanspreken en het aantal hierin aanwezig met één doen toenemen. Op soortgelijke wijze spoort elke keer de microprocessor 71 een stelsel van dergelijke bitpatronen op en zij worden door het uitzettoestel 41 gedrukt, 35 waarbij de microprocessor 71 door middel van het aanspreek/gegevens- 80 05 43 7 49 signaal 90 dezelfde geheugenplaats zal aanspreken van het register 72 en het hierin aanwezige aantal verminderen met 1.
Het is dus duidelijk dat door het ondervragen van deze geheugenplaats door het aanspreek/gegevenssignaal 78, 5 de microprocessor 69 kan bepalen wanneer capaciteit bestaat in de opslagen 66 tot en met 68 voor een volgend stelsel van bitpatronen afgeleid van de corresponderende digitale weergaven in de opslagen 64 en 65. Indien bijvoorbeeld dit getal 10 is, correspondeert dit met de volle opslagen 66 tot en met 68 zodat geen extra 10 bitpatronen zullen worden opgewekt door de microprocessor 69.
Op soortgelijke wijze kan de microprocessor 71 dezelfde geheugenplaats van het register 72 ondervragen om te bepalen of extra stelsels van bitpatronen in de opslag 66 tot en met 68 uitgezet dienen te worden, en indien dat het geval is zal de 15 microprocessor 71 hun ophalen en afgeven aan het uitzettoestel 41 voor drukken, waarbij het aantal in het register 72 met 1 wordt verminderd voor elk opgehaald stelsel. Wanneer bijvoorbeeld het getal "0" nadert hetgeen correspondeert met het feit dat de microprocessor 69 op het ogenblik geen bitpatronen meer bevat om te wor-20 den opgewekt voor drukken, zal de microprocessor 71 in een ruststand komen en wachten op aankomst van meer bitpatronen in de opslagen 66 tot en met 68.
Het is dus duidelijk dat een middel aanwezig is voor het coördineren van de bewerkingstijd welke vereist is voor 25 de microprocessor 69 om de functies uit te voeren welke bij deze microprocessor behoren zoals het opwekken van bitpatronen op het ogenblik als vereist is om voor de microprocessor 71 en het uit-zettoestel 41 om hun bijbehorende functies van uitzetten van de gegevens en de symbolen uit te voeren.
30 Deze gecoördineerde verdeling van functies tussen de microprocessors 69 en 71, verder verbeterd door het delen van een gemeenschappelijke klok 70 voor de machinecyclus en gemeenschappelijke geheugenplaatsen als hierboven aangegeven, verhoogt de doorvoersnelheid van gegevens behandeld door de microprocessors 35 69 en 71 van de regelaar 20 naar de drukker 41 volgens deüitvinding.
80 05 43 7 ·* 50
Dit resulteert op zijn beurt in corresponderende verminderde vertragingen vanaf het tijdstip waarop de logparameters worden gemeten tot het tijdstip waarop zichtbare opnamen van de functies daarvan met inbegrip van direkte symbolische indicaties van de 5 formatiesamenstelling beschikbaar zijn. Indien gewenst kan dus de logdeskundige deze opname tijdens de werking van de inrichting verkrijgen terwijl de logbewerking voortgaat en aanpassingen in antwoord hierop maken. Of anders kan zulk een opname in het veld tot stand worden gebracht voor verdere analyse van digitale stroken 10 van de logparameters nadat het loggen voltooid is, in kortere tijds-duren dan tot nu toe uitvoerbaar was.
In figuur 4 is een beeld gegeven van een kenmerkend weergaveformulier tot stand gebracht door de opnemer 39, de visuele weergever 40 en de uitzettoestellen 41 en 42 volgens de 15 uitvinding gedurende een logbewerking of kort daarna. Zoals in het volgende nader zal worden uiteengezet, wordt opgemerkt dat èeh zichtbaar beeld wordt geleverd welke grafisch de gesteentekundige samenstelling van de formatie aangeeft met onmiddellijke symbolische indicaties van belangwekkende zones welke gemakkelijk en snel 20 kunnen worden opgespoord.
Opgemerkt wordt dat het symbolenopwekkende circuit bij voorkeur kan zijn voorzien van een alfanumerieke en rooslijncapaciteit welke, hoewel weggelaten in het schematische beeld volgens figuur 3A terwille van de duidelijkheid is aangegeven in 25 figuur 4. In het bijzonder blijkt uit figuur 4 dat de weergave van links naar rechts verdeeld is in vijf vertikale delen: een spoor voor de diepte gevolgd door vier sporen 1 tot en met 4 voor log-gegevens.
Elk gedeelte kan voorzien zijn van een vertikaal 30 en horizontaal systeem van loodrechte roosterlijnen zoals aangegeven in de sporen 1 tot en met 3. De horizontale lijnen kunnen elk op regelmatige intervallen zijn opgesteld welke korreleren met gekozen toenamen van de diepte van het boorgat, zoals 10 foot in figuur 4, om de weergegeven logwaarden voor de kromme in samenhang 35 te brengen met de diepten binnen het boorgat waarop zij zijn afge- 80 05 43 7 51 leid. In een dieptespoor zoals volgens figuur 4 is bij voorkeur een numerieke weergave van de diepten van het boorgat op bruikbare intervallen aangegeven zoals bijvoorbeeld 100 foot als aangegeven door "8400" en "8500", corresponderende met boorgatdiepten 5 van 8400 en 8500 foot. Indien bijvoorbeeld een punt van belang op een weergegeven logkromme lijkt dichtbij de vierde horizontale lijn beneden het getal "8400", zal dit aangeven dat de onderhavige logmeting of functiewaarde afgeleid was op een diepte van 8440 foot binnen het boorgat. Ten opzichte van de vertikale roosterlijnen 10 in de sporen 1 tot en met 3 wordt opgemerkt dat hun functie is te voorzien in een schaal waardoor bepaalde waarden van een weergegeven logmeting of functie kan worden bepaald.
Met betrekking tot de logmetingen volgens figuur 4, wordt opgemerkt dat het spoor 1 gereserveerd is voor weergaven 15 volgens een gebogen lijn van hetzij fundamentele of "rauwe" gegevens zoals gammastraaltellingen zoals hierboven aangegeven en weergegeven als kromme 100, alsmede tussenfuncties zoals de kromme 101 voor het totale volume van het schaliepercentage. Op soortgelijke wijze kan het spoor 2 worden gereserveer voor Sw als hierboven op-20 gemerkt.
Spoor 3 kan worden gereserveer voor uiteindelijke belangwekkende functies welke op hun beurt functies kunnen zijn van andere rauwe gegevens of tussenfuncties, al of niet weergegeven, zoals de gammastraalkromme 100 en/of de waterverzadigings-25 kromme 102. Meer in het bijzonder is in spoor 3 een weergave aangegeven van de kromme 103 voor de totale porositeitsfunctie P uitgezet op dezelfde as en genormaliseerd met betrekking tot de ook hierboven aangegeven kromme 104 voor met water gevulde porositeitsfunctie P .
w 30 Zoals eerder is uiteengezet kan gesteentekundige betekenis worden toegeschreven aan diepten van het boorgat waar de totale porositeit van de formatie groter is dan de met water gevulde porositeit. In het bijzonder zijn dergelijke situaties dikwijls kenmerkend voor de waarschijnlijke aanwezigheid van zones 35 met koolwaterstoffen en de maat van het verschil tussen de functies 80 05 43 7 52 zal korreleren met de maat van de betrokken zone. Uit figuur 4 blijkt dat de symbolenopwekkende circuits volgens de uitvinding arceringen in het spoor 3 hebben geleverd waarbij de waarde van de totale porositeitskromme 103 groter is dan van de met water 5 gevulde porositeitskromme 104, waardoor aldus duidelijk zichtbare en grafische indicaties van mogelijke koolwaterstofhoudende zones van belang worden geleverd zoals aangegeven tussen de boorgatdiepten van 8500 en 8520 foot.
De baan volgens figuur 4 kan worden gereser-10 veerd voor verder afgeleide functies vein gesteentèkundige gegevens van de formatie. Meer in het bijzonder kan de kromme 105 worden gekorreleerd met het percentage van het totale volume voor klei als functie van de diepte van het boorgat, als afgeleid van bekende matematische modellen met gebruik van verschillende putlogme-15 tingen. Op soortgelijke wijze kan de kromme 106 worden afgeleid waardoor, evenals met de krommen 103 en"104 elk horizontaal verschil in maat tussen de krommen 106 en 105 indicatief kan zijn voor het percentagevolume aan kwarts op een bepaalde diepte van het boorgat en daardoor de maat voor het totale volume aan kwarts. Op 20 gelijke wijze als bij spoor 3 kunnen bij voorkeur gesteentekundige symbolen worden gekozen voor het overheersen door de uitgevonden symboolopwekkers onder de gebieden begrensd door de krommen 105 en 106 om zo duidelijke, onmiddellijke en grafische indicaties van gesteentekundige karakteristieken van belang bij een bepaalde boor-25 gatdiepte te leveren. Uit figuur 4 blijkt dat de horizontale arceringen en de diagonale arceringen onder de kromme 105 en tussen de krommen 105 en 106 een duidelijke indicatie bij een boorgat-diepte van 8400 foot geven dat de formatie op die diepte bestaat uit ongeveer 75 % klei en 25 % kwarts.
8005437

Claims (48)

1. Werkwijze voor het onderzoeken van het karakter van aardformaties doorsneden door een boorgat, gekenmerkt door afleiden van tenminste één van de diepte-afhankelijke put-5 meting op gekozen plaatsen binnen en langs de lengte van het boorgat; van de putlogmeting een functioneel samenhangende meting afleiden van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen doorsneden door het boorgat op de gekozen plaatsen 10 en weergeven van een zichtbare en weergeefbare weergave van de gesteentekundige meting van de materialen tezamen met een korrelerende indicatie van de diepte van de plaatsen langs het boorgat.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, gekenmerkt door afleiden van een ander verschillend van de diepte afhankelijke"' putlogmeting op de gekozen plaatsen binnen en langs de lengte van het boorgat; van tenminste één van de gesteentekundige en put-20 logmetingen afleiden van een andere verschillende meting van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen doorsneden door het boorgat op de gekozen plaatsen; en weergeven van een zichtbaar en opneembare weergave van de gesteentekundige metingen tezamen met de diepte-25 indicatie.
3. Werkwijze volgens conclusie 2, gekenmerkt door afleiden van tenminste één van de gesteentekundige metingen als functie van één van de putlogmetingen en afleiden van tenminste één van de putlogmetingen onafhankelijk van de andere van de put- 30 logmetingen.
4. Werkwijze volgens conclusie 3, gekenmerkt doordat tenminste één van de gesteentekundige metingen wordt afgeleid op een werkelijke tijdbasis met betrekking tot tenminste één van de putlogmetingen.
5. Werkwijze volgens conclusie 4, gekenmerkt 80 05 43 7 doordat tenminste één van de gesteentekundige metingen wordt weergegeven en opgenomen op een werkelijke tijdbasis met betrekking tot tenminste één van de putlogmetingen.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, gekenmerkt 5 door weergeven van een zichtbare en opneembare lineaire weergave van tenminste één van de gesteentekundige metingen en weergeven van een zichtbare en opneembare niet-lineaire weergave van de andere van de gesteentekundige metingen in een functionele korrela-tie met de lineaire weergave.
7. Werkwijze volgens conclusie 6, gekenmerkt doordat tenminste één van de putlogmetingen is afgeleid op een historische basis met betrekking tot een andere verschillende van de logmetingen.
8. Werkwijze volgens conclusie 7, gekenmerkt 15 door weergeven van tenminste één van de lineaire en niet-lineaire weergaven.' op een werkelijke tijdsbasis met één van de putlogmetingen en weergeven van de andere van de lineaire en niet-lineaire weergaven op een historische basis met betrekking tot de andere, verschillende van de putlogmetingen.
9. Werkwijze volgens conclusie 8, gekenmerkt doordat de niet-lineaire weergave is afgeleid door de fasen: afleiden van een zichtbare, beeldvormige indicatie van de aanwezigheid van de betrokken van de gesteentekundige kenmerken op de plaatsen langs het boorgat; en 25 weergeven en opnemen van het zichtbare beeld vormige indicatie in een functionele korrelatie met de lineaire weergave van andere gesteentekundige kenmerken als een functionele weergave van de maat van het ene gesteentekundige kenmerk op de plaatsen langs het boorgat.
10. Werkwijze volgens conclusie 9, gekenmerkt door afleiden van een andere, verschillende lineaire weergaven van een andere verschillende gesteentekundig kenmerk van de materialen op de plaatsen langs het boorgat; en weergeven en opnemen van de zichtbare beeldvormige 35 indicatie in een functionele korrelatie met beide lineaire weer- 80 05 43 7 - ¢- gaven als een functionele weergave van de maat van het ene ge-steentekundige kenmerk op de plaatsen langs het boorgat.
11. Systeem voor het onderzoeken van het karakter van aardformaties doorsneden door een boorgat, gekenmerkt door 5 logmiddelen voor het opnemen van de lengte van het boorgat; tastmiddelen in de logmiddelen voor het afleiden van tenminste één van de diepte-afhankelijk en elektrisch logsignaal van de materialen binnen en bij gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat; 10 middelen voor het bewerken van de signalen voor het van het elektrische logsignaal afleiden van een functioneel samenhangende meting van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen doorsneden door het boorgat op de gekozen plaatsen; en weergeefmiddelen verbonden met de signaalbewerkende 15 middelen voor elektrisch weergeven van een zichtbare en opneembare weergave van de gesteentekundige meting^ tezamen met een korrelerende indicatie van de diepte van de plaatsen langs het boorgat.
12. Systeem volgens conclusie 11, gekenmerkt door andere verschillende tastmiddelen voor het afleiden van een 20 ander, verschillend, diepte-afhankelijk en elektrisch logsignaal van de materialen binnen en bij de gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat; middelen in de signaalbewerkende middelen voor het afleiden van tenminste één van de logsignalen en gesteentekun- 25 dige metingen van een andere, verschillende meting van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen doorsneden door het boorgat op de gekozen plaatsen; en middelen in de weergeefmiddelen voor het elektrisch weergeven van een zichtbaar en opneembare weergave van de 30 andere, verschillende, gesteentekundige meting tezamen met de diep-teindicatie.
13. Systeem vólgens conclusie 12, gekenmerkt doordat de tastmiddelen en de signaalbewerkende middelen onderling gekoppeld zijn om tenminste één van de gesteentekundige metingen 35 af te leiden als functie van één van de logsignalen en om de andere 8005437 van de gesteentekundige metingen af te leiden onafhankelijk van de andere van de logsignalen.
14. Systeem volgens conclusie 13, gekenmerkt doordat de signaalverwerkende middelen zijn verbonden met één 5 van de tastmiddelen voor het afleiden van tenminste één van de gesteentekundige metingen op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot tenminste één van de logsignalen.
15. Systeem volgens conclusie 14, gekenmerkt doordat de weergeefmiddelen verbonden zijn met de signaalverwer- 10 kende middelen voor het weergeven en opnemen van de gesteentekundige meting op werkelijke tijdsbasis met betrekking tot het log-signaal.
16. Systeem volgens conclusie 15, gekenmerkt doordat de weergeefmiddelen verder voorzien zijn van middelen voor 15 het tot stand brengen van een zichtbare en opneembare lineaire weer- -- gave van één van de gesteentekundige metingen en een zichtbare en weergeefbare niet-lineaire weergave van de andere van de gesteentekundige metingen.
17. Systeem volgens conclusie 16, gekenmerkt 20 doordat het andere verschillende tastmiddel bestaat uit: middelen welke in antwoord op de materialen op de gekozen plaatsen dienen voor het opwekken van een ander, verschillend, diepte-afhankelijk en elektrisch logsignaal op een historische basis ten opzichte van het eerstgenoemde logsignaal; 25 opslagmiddelen verbonden met de gevoelige midde len voor het ontvangen en vasthouden van het andere logsignaal en middelen verbonden met de opslagmiddelen en de signaalverwerkende middelen voor het opnieuw afgeven van het andere logsignaal naar de signaalverwerkende middelen in met betrekking 30 tot de diepte-korrelatie met de eerste logsignaal.
18. Systeem volgens conclusie 17, gekenmerkt doordat het weergeefmiddel verder verbonden is met het signaalverwerkende middel voor het tot stand brengen en weergeven van tenminste één van de lineaire en niet-lineaire weergaven op een werke- 35 lijke tijdsbasis met betrekking tot één van de logsignalen en de 80 05 43 7 andere van de lineaire en niet-lineaire weergaven op een historische basis ten opzichte van de andere van de logsignalen.
19. Systeem volgens conclusie 18, gekenmerkt doordat het weergeefmiddel verbonden is om een zichtbaar beeld- 5 vormige indicatie te vormen van de aanwezigheid van de betrokken onder de gesteentekundige kenmerken op de plaatsen en om verder in functionele korrelatie met de lineaire weergave van het andere gesteentekundige kenmerk, andere zichtbare beeldvormige indicaties te geven van de mate van de betrokken onder de ge s teentekundige 10 kenmerken op de plaatsen langs het boorgat.
20. Systeem volgens conclusie 19, gekenmerkt doordat de weergeefmiddelen verder bestaan uit: middelen voor het weergeven van een ander, verschillend en zichtbare lineaire weergave van een andere, verschil-15 lende, gesteentekundig kenmerk van de materialen op de plaatsen langs de l-engte-van het boorgat; en middelen voor het weergeven en opnemen van de zichtbare, beeldvormige indicaties in functionele korrelatie met beide van de lineaire weergaven als functionele bepaling van de 20 mate van de ene gesteentekundige kenmerk van de materialen bij de plaatsen langs het boorgat.
21. Werkwijze voor het onderzoeken van het karakter van de materialen van de formatie doorsneden door een boorgat, gekenmerkt door afleiden van een eerste putlogmeting van de 25 materialen op gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat; daarna afleiden van een tweede putlogmeting van de materialen op de plaatsen langs de lengte van het boorgat; afleiden van een opneembare meting van een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen op de plaatsen op 30 een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot de tweede putlogmeting en als een functie van de eerste putlogmeting; en weergeven en opnemen van een zichtbare weergave van de meting van de gekozen gesteentekundige kenmerk.
22. Werkwijze volgens conclusie 21, gekenmerkt 35 doordat de metingen zijn afgeleid in digitale vorm. 8005437
23. Werkwijze volgens conclusie 22, gekenmerkt door afleiden van een indicatie van de aanwezigheid van het gekozen gesteentekundige kenmerk van de materialen op de plaatsen als functie van één van de .putlogmetingen; 5 afleiden van een indicatie van de mate van de gekozen gesteentekundige kenmerk van de materialen op de plaatsen als een functie van één van de putlogmetingen en weergeven en opnemen van een zichtbare weergave van de aanwezigheid en de maat van het gekozen gesteentekundige kenmerk van de materialen op de 10 plaatsen tezamen met een korrelerende indicatie van de boorgat-diepte.
24. Werkwijze volgens conclusie 23, gekenmerkt door afleiden van de indicatie van de maat van de gekozen gesteentekundige kenmerk als een zichtbare lineaire weergave daarvan en 15 afleiden van de indicatie van de afmeting van de gekozen gesteentekundige kenmerk als een in het algemeen niet lineaire zichtbare weergave daarvan.
25. Werkwijze volgens conclusie 24, gekenmerkt doordat de lineaire en niet-lineaire weergaven worden weergegeven 20 en opgenomen in functionele samenhang met de korrelerende indicatie van de boorgatdiepte en tenminste één van de putlogmetingen.
26. Werkwijze volgens conclusie 25, gekenmerkt door afleiden van een van de diepte afhankelijk commandosignaal in korrelatie met de gekozen plaatsen langs de lengte van het boor- 25 gat; afleiden van de putlogmetingen van de materialen op de plaatsen in antwoord op het commandosignaal en weergeven van de lineaire en niet-lineaire weergaven van de aanwezigheid en de maat van het gesteentekundige 30 kenmerk van de materialen op de plaatsen in functionele korrelatie met het diepte-afhankelijke commandosignaal.
27. Werkwijze volgens conclusie 26, gekenmerkt doordat de lineaire en niet-lineaire weergaven worden weergegeven en opgenomen op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot het 35 afleiden van de gegevens van de aanwezigheid en de mate van het 8005437 gesteentekundige kenmerk van de materialen op de plaatsen langs het boorgat.
28. Werkwijze volgens conclusie 27, gekenmerkt doordat de lineaire en niet-lineaire weergaven worden weergegeven 5 en opgenomen op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot het afleiden van de meting van het gesteentekundige kenmerk van de materialen op de plaatsen langs het boorgat.
29. Werkwijze volgens conclusie 28, gekenmerkt doordat de lineaire en niet-lineaire weergaven worden weergegeven 10 en opgenomen op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot het afleiden van de tweede putlogmeting van de materialen langs het boorgat.
30. Werkwijze volgens conclusie 29, gekenmerkt doordat de lineaire en niet-lineaire weergaven worden weergegeven 15 en opgenomen in functionele samenhang met andere verschillende ge- —- steentekundige kenmerken van de materialen op de plaatsen langs het boorgat.
31. Systeem voor het onderzoeken van het karakter van materialen van formaties doorsneden door een boorgat, 20 gekenmerkt door logmiddelen voor het onderzoeken van het boorgat langs zijn lengte; eerste signaalmiddelen voor het opwekken van een eerste elektrisch logsignaal als een functionele afleiding van de materialen op gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat; 25 tweede signaalmiddelen in de logmiddelen voor het opwekken van een tweede elektrisch logsignaal als een fuctio-nele afgeleide van de materialen op de plaatsen langs de lengte van het boorgat; signaalbewerkingsmiddelen gekoppeld met de log- 30 middelen voor het afleiden van een gemeten signaal welke representatief is voor een gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen op de plaatsen op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot het tweede logsignaal en als functie van het eerste logsignaal; en weergeefmiddelen gekoppeld met de verwerkings- 35 middelen voor het weergeven en opnemen van een zichtbare weergave 80 05 43 7 van het gesteentekundige meetsignaal.
32. Systeem volgens conclusie 31, gekenmerkt door middelen in de logmiddelen voor het afleiden van het tweede logsignaal in digitale vorm welke verenigbaar is met de vorm van 5 het eerste logsignaal.
33. Systeem volgens conclusie 32, gekenmerkt door eerste aangeefmiddelen in de signaalbewerkingsmiddelen voor het afleiden van indicaties van de aanwezigheid van het gekozen gesteentekundige kenmerk als een functie van één van de putlog- 10 metingen; tweede indicatiemiddelen in het signaalbewerkings-middel voor het afleiden van indicaties van de mate van de gekozen gesteentekundige kenmerk als een functie van één van de putlog-metingen; 15 diepte-indicatiemiddelen voor het aangeven van de diepte van het boorgat waarop de indicaties van de aanwezigheid en de mate van de gekozen kenmerk werd afgeleid; koppelmiddelen gekoppeld met de weergeefmiddelen voor het afleiden van de indicaties van de diepte van het boorgat 20 en de afgeleide indicaties van de aanwezigheid en de mate van de gekozen gesteentekundige kenmerken naar de weergeefmiddelen voor korrelerend zichtbaar weergeven daarvan.
34. Systeem volgens conclusie 33, gekenmerkt doordat de weergeefmiddelen verder voorzien zijn van een lijnopwek- 25 middel voor het weergeven van de indicaties van de aanwezigheid van gekozen gesteentekundige kenmerken als een zichtbare lineaire weergave daarvan en symboolopwekkende middelen voor het weergeven van de indicaties van de mate van de gekozen gesteentekundige kenmerken 30 als een in het algemeen niet lineaire zichtbare weergave daarvan.
35. Systeem volgens conclusie 34, gekenmerkt doordat de weergeefmiddelen verder bestaan uit tijdmiddelen verbonden met de regelopwekmiddelen en de symboolopwekmiddelen voor het korrelerend weergeven van de indicatie van de boorgatdiepte met de 35 lineaire en niet-lineaire weergaven. 80 05 43 7 *
36. Systeem volgens conclusie 35, gekenmerkt door commandosignaalmiddelen voor het afleiden van een van de diepte afhankelijk commandosignaal in korrelatie met de gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat; 5 poortmiddelen verbonden met de commandosignaal- opwekkende middelen voor het afleiden van putlogmetingen van de materialen op de gekozen plaatsen in antwoord op het commandosignaal; en regelmiddelen verbonden met de tijdmiddelen en 10 de commandosignaalopwekkende middelen voor het opwekken van de weergave van de lineaire en niet-lineaire indicaties van de aanwezigheid en de mate in functionele korrelatie met de van de diepte afhankelijke commandosignaal.
37. Systeem volgens conclusie 36, gekenmerkt 15 doordat de tijdmiddelen verder bestaan uit middelen voor het weergeven van de lineaire en niet-lineaire weergaven of een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot de afgeleide indicaties van de aanwezigheid en de mate van gesteentekundige kenmerken op de gekozen plaatsen.
38. Systeem volgens conclusie 37, gekenmerkt doordat de tijdmiddelen verder bestaan uit middelen voor het weergeven van de lineaire en niet-lineaire weergaven op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot het afleiden van een meetsignaal welke representatief is voor een gekozen gesteentekundig kenmerk 25 van de materialen op de gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat.
39. Systeem volgens conclusie 38, gekenmerkt doordat de tijdmiddelen verder bestaan uit middelen verbonden met de tweede signaalmiddelen voor het afleiden van het tweede elek- 30 trische logsignaal op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot de lineaire en niet-lineaire weergaven.
40. Systeem volgens conclusie 39, gekenmerkt doordat de tijdmiddelen verder bestaan uit middelen voor het weergeven van de lineaire en niet-lineaire weergaven in functionele 35 samenhang met andere verschillende van de gekozen gesteentekundige 8005437 * kenmerken van de materialen op de plaatsen.
41. Systeem voor het onderzoeken van het karakter van de ondergrondse materialen doorsneden door een boorgat, gekenmerkt door tastmiddelen voor het afleiden van een aantal ver- 5 schillende digitale putlogmetingen van de materialen binnen en langs de lengte van het boorgat; signaalverwerkingsmiddelen verbonden met de tastmiddelen voor het afleiden van een elektrische indicatie van een eerste gekozen gesteentekundig kenmerk van de materialen op 10 de plaatsen als een functie van de gekozen onder de logmetingen en een elektrische indicatie van tweede verschillende gekozen gesteen-tekundige kenmerken van de materialen als een functie van tenminste één van de logmetingen; weergeefmiddelen gekoppeld met de verwerkings- 15 middelen voor het elektrisch weergeven van zichtbare en functioneel gekorreleerde weergaven van de eerste en tweede gesteentekundige kenmerken van de materialen op de plaatsen langs het boorgat en een ander, verschillend, zichtbare weergave van de aanwezigheid en de mate van een derde gesteentekundig kenmerk van de materialen als 20 een functie van de weergaven van de eerste en tweede gesteentekundige kenmerken.
42. Systeem volgens conclusie 41, gekenmerkt door commandosignaalmiddelen verbonden met de tastmiddelen voor het afleiden van het aantal logmetingen op gekozen plaatsen langs de 25 lengte van het boorgat.
43. Systeem volgens conclusie 42, gekenmerkt door symboolregelmiddelen voor het veranderen van de andere, verschillende, zichtbare weergave als een functie van tenminste één van de eerste en tweede gekozen gesteentekundige kenmerken.
44. Systeem volgens conclusie 43, gekenmerkt doordat de signaalbewerkingsmiddelen zijn verbonden met de tastmiddelen voor het afleiden van tenminste één van de gesteentekundige kenmerken op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot tenminste één van de putlogmetingen.
45. Systeem volgens conclusie 44, gekenmerkt 80 05 43 7 «· doordat de weergeef middelen verbonden zijn met de signaalverwer-kingsmiddelen voor het weergeven van tenminste één van de gesteen-tekundige kenmerken op een werkelijke tijdsbasis met betrekking tot tenminste éën van de putlogmetingen.
46. Systeem volgens conclusie 45, gekenmerkt doordat de weergeefmiddelen verder middelen omvatten voor het korrelerend weergeven van indicaties van de gekozen plaatsen langs de lengte van het boorgat met de weergaven van de eerste, tweede en derde gesteentekundige kenmerken.
47. Systeem volgens conclusie 46, gekenmerkt door opslagmiddelen verbonden met de signaaibewerkingsmiddelen voor het ontvangen en handhaven van tenminste één van de eMetrische indicaties van het eerste gesteentekundige kenmerk en de gekozen onder de logmetingen; en 15 middelen voor het verbinden van de opslag en signaaibewerkingsmiddelen voor het opnieuw leveren van tenminste één van de elektrische indicaties en de gekozen onder de logmiddelen aan de signaaibewerkingsmiddelen in wat diepte betreft korrelatie met tenminste één van de elektrische indicaties van een tweede 20 gesteentekundig kenmerk en tenminste één van de elektrische indicaties van een tweede gesteentekundig kenmerk en tenminste één van de logmetingen.
48. Systeem volgens conclusie 47, gekenmerkt doordat de weergeefmiddelen verder bestaan uit middelen voor het 25 leveren van de zichtbare weergaven van de eerste, tweede en derde gesteentekundige kenmerken in functionele antwoord op het bewegen van de tastmiddelen langs de lengte van het boorgat. SO 0 5 43 7 -6γ- Verbetering van errata in de beschrijving behorende bij de octrooiaanvrage no. 80-05^37 Ned. voorgesteld door aanvrager dd. 25 november 1980_.___ pag. 39) regel 25 - 01- in plaats van "eerste" " 26 - 02- " " " "tveede" pag. U0, regel 27 - 02 klok- voor "uitgangssignaal" pag. U8, regel 21 - respectievelijke- voor "micro processor". JD/PN. 8005437
NL8005437A 1979-10-12 1980-10-01 Systeem en werkwijze voor het loggen van boorputten. NL8005437A (nl)

Applications Claiming Priority (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
US8440179 1979-10-12
US06/084,401 US4352166A (en) 1978-10-10 1979-10-12 System and method for visual display of well-logging data

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8005437A true NL8005437A (nl) 1981-04-14

Family

ID=22184739

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8005437A NL8005437A (nl) 1979-10-12 1980-10-01 Systeem en werkwijze voor het loggen van boorputten.

Country Status (7)

Country Link
US (1) US4352166A (nl)
CA (1) CA1153066A (nl)
DE (1) DE3038376A1 (nl)
DK (1) DK421480A (nl)
GB (1) GB2060882A (nl)
NL (1) NL8005437A (nl)
NO (1) NO802705L (nl)

Families Citing this family (18)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4456983A (en) * 1979-10-12 1984-06-26 Dresser Industries, Inc. System and method for visual display of well logging data
US4791618A (en) * 1981-08-24 1988-12-13 Schlumberger Technology Corporation Well logging method and system for detecting structural and stratigraphic geological make-up of subsurface formations
FR2520882A1 (fr) * 1982-02-02 1983-08-05 Schlumberger Prospection Procede pour la production d'un enregistrement caracteristique notamment du facies des formations geologiques traversees par un sondage
US4570234A (en) * 1982-07-23 1986-02-11 Baack Richard A Oilfield monitor and recorder
FR2532059A1 (fr) * 1982-08-19 1984-02-24 Schlumberger Prospection Procede et dispositif pour la presentation visuelle, notamment l'enregistrement graphique de resultats de mesures dans un puits
DE3582599D1 (de) * 1984-01-26 1991-05-29 Schlumberger Ltd Quantitative bestimmung von unterirdischen formationseigenschaften durch messung von elementen.
US4903527A (en) * 1984-01-26 1990-02-27 Schlumberger Technology Corp. Quantitative clay typing and lithological evaluation of subsurface formations
GB2163883B (en) * 1984-08-29 1989-02-01 British Aerospace Data processing arrangement
US4686625A (en) * 1984-09-07 1987-08-11 Dresser Industries, Inc. Method and apparatus for generating a display of well logging measurements
FR2647570A1 (fr) * 1989-05-26 1990-11-30 Clot Andre Procede d'interpretation de diagraphies d'imageries de parois de puits utilisant un systeme de traitement et de reconnaissance par vision artificielle
US5864772A (en) * 1996-12-23 1999-01-26 Schlumberger Technology Corporation Apparatus, system and method to transmit and display acquired well data in near real time at a remote location
US6408405B1 (en) * 1998-12-10 2002-06-18 Unisys Corporation System and method for displaying and analyzing retrieved magnetic tape statistics
GB0416878D0 (en) 2004-07-29 2004-09-01 Sensornet Ltd Processing sensing measurements
US7243027B2 (en) * 2005-07-07 2007-07-10 Schlumberger Technology Corporation Method and system to generate deliverable files
US20070213935A1 (en) * 2005-12-29 2007-09-13 Schlumberger Technology Corporation Method and System to Display Well Properties Information
US8164477B2 (en) * 2008-08-12 2012-04-24 Baker Hughes Incorporated Joint channel coding and modulation for improved performance of telemetry systems
CN104914482A (zh) * 2014-03-13 2015-09-16 中国石油化工股份有限公司 一种复杂砂砾岩岩相组合类型定量识别方法
US10333696B2 (en) 2015-01-12 2019-06-25 X-Prime, Inc. Systems and methods for implementing an efficient, scalable homomorphic transformation of encrypted data with minimal data expansion and improved processing efficiency

Family Cites Families (14)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US3638484A (en) * 1968-11-05 1972-02-01 Schlumberger Technology Corp Methods of processing well logging data
US3721960A (en) * 1969-07-14 1973-03-20 Schlumberger Technology Corp Methods and apparatus for processing well logging data
US4010476A (en) * 1970-03-02 1977-03-01 Schlumberger Technology Corporation Methods and apparatus for recording well logging measurements
CA975864A (en) * 1971-04-05 1975-10-07 Jack A. Burke Methods and apparatus for processing well logging data
FR2198660A5 (nl) * 1972-07-31 1974-03-29 Schlumberger Prospection
US4040002A (en) * 1972-08-03 1977-08-02 Schlumberger Technology Corporation Well depth matcher utilizing programmable shifting of well logging data
US3824533A (en) * 1972-09-18 1974-07-16 Dresser Ind Digital count rate meter and depth delay system for well logging
US3895520A (en) * 1973-07-27 1975-07-22 Continental Oil Co Well logging method using well logging tools run through a drill stem test string for determining in-situ change in formation water saturation values
US3976982A (en) * 1975-05-12 1976-08-24 International Business Machines Corporation Apparatus for image manipulation
US4070662A (en) * 1975-11-11 1978-01-24 Sperry Rand Corporation Digital raster display generator for moving displays
FR2381313A2 (fr) * 1975-12-31 1978-09-15 Labo Electronique Physique Enregistrement et visualisation de signaux
US4197590A (en) * 1976-01-19 1980-04-08 Nugraphics, Inc. Method for dynamically viewing image elements stored in a random access memory array
GB1547119A (en) * 1977-12-09 1979-06-06 Ibm Image rotation apparatus
US4157659A (en) * 1978-02-27 1979-06-12 Resource Control Corporation Oil well instrumentation system

Also Published As

Publication number Publication date
DE3038376A1 (de) 1981-04-23
DK421480A (da) 1981-04-13
US4352166A (en) 1982-09-28
GB2060882A (en) 1981-05-07
CA1153066A (en) 1983-08-30
NO802705L (no) 1981-04-13

Similar Documents

Publication Publication Date Title
NL8005437A (nl) Systeem en werkwijze voor het loggen van boorputten.
RU2337404C1 (ru) Компьютерный способ для моделирования во время бурения и визуализации слоистых подземных формаций
US6816787B2 (en) Generating and displaying a virtual core and a virtual plug associated with a selected piece of the virtual core
EP0426563B1 (en) Method and apparatus for logging spontaneous potential
EP2877690B1 (en) Methods and systems for borehole image forward modeling of formation properties
NO327326B1 (no) Fremgangsmate og system for a bringe data i overensstemmelse mellom seismisk og bronnloggeskalaer i 3-D geologisk modellering
US6704656B1 (en) Method, apparatus and computer program product to allow automatic product composition
SE456614B (sv) Sett och anordning for interaktiv ferganalysering av geofysiska data samt anordning for att behandla geofysiska data av tvakoordinatkarakter
US4314339A (en) Method of generating subsurface characteristics models
GB2036391A (en) System and method for well logging
US4456983A (en) System and method for visual display of well logging data
EP0296987B1 (en) Borehole logging methods for detection and imaging of formation structural features
Dickmann et al. Towards the integration of smart techniques for tunnel seismic applications
TW201907367A (zh) 井下岩層特徵立體成像的系統及方法
US6675101B1 (en) Method and system for supplying well log data to a customer
CN104678443A (zh) 一种孤石探测仪及其控制方法
Liu et al. Automatic identification of rock formation interface based on borehole imaging
CN115932845A (zh) 用于煤岩识别的数据生成方法、装置、电子设备及介质
NO20180997A1 (en) Interior seismic data generator
Bhattacharya et al. Integrated detection and investigation of bad borehole section in the Wolfcamp Formation in the Midland Basin using machine learning, petrophysics, and core characterization
Isakow Geotomography with the help of a cutter–loader working organ as a source of imaging waves
Davy et al. Leveraging automated deep learning (AutoDL) in geosciences
Roberts et al. Real-time geosteering in the Tern field for optimum multilateral well placement
Toyobo et al. Benefits of Real-Time LWD Static Borehole Image in Reservoir Navigation Service
NL7907439A (nl) Werkwijze en stelsel voor putlogging.

Legal Events

Date Code Title Description
BV The patent application has lapsed