NL8005397A - Bladklassificatiesysteem met een afbuiginrichting. - Google Patents

Bladklassificatiesysteem met een afbuiginrichting. Download PDF

Info

Publication number
NL8005397A
NL8005397A NL8005397A NL8005397A NL8005397A NL 8005397 A NL8005397 A NL 8005397A NL 8005397 A NL8005397 A NL 8005397A NL 8005397 A NL8005397 A NL 8005397A NL 8005397 A NL8005397 A NL 8005397A
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
sheet
deflector
claws
conveyor belts
guide
Prior art date
Application number
NL8005397A
Other languages
English (en)
Original Assignee
Ricoh Kk
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Priority claimed from JP12600479A external-priority patent/JPS5652356A/ja
Priority claimed from JP306680A external-priority patent/JPS56132261A/ja
Priority claimed from JP1980027008U external-priority patent/JPS6211880Y2/ja
Priority claimed from JP2700780U external-priority patent/JPS56128346U/ja
Application filed by Ricoh Kk filed Critical Ricoh Kk
Publication of NL8005397A publication Critical patent/NL8005397A/nl

Links

Classifications

    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H39/00Associating, collating, or gathering articles or webs
    • B65H39/10Associating articles from a single source, to form, e.g. a writing-pad
    • B65H39/11Associating articles from a single source, to form, e.g. a writing-pad in superposed carriers
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H31/00Pile receivers
    • B65H31/24Pile receivers multiple or compartmented, e.d. for alternate, programmed, or selective filling
    • BPERFORMING OPERATIONS; TRANSPORTING
    • B65CONVEYING; PACKING; STORING; HANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL
    • B65HHANDLING THIN OR FILAMENTARY MATERIAL, e.g. SHEETS, WEBS, CABLES
    • B65H2408/00Specific machines
    • B65H2408/10Specific machines for handling sheet(s)
    • B65H2408/11Sorters or machines for sorting articles
    • B65H2408/112Sorters or machines for sorting articles with stationary location in space of the bins and in-feed member movable from bin to bin

Landscapes

  • Engineering & Computer Science (AREA)
  • Mechanical Engineering (AREA)
  • Collation Of Sheets And Webs (AREA)
  • Separation, Sorting, Adjustment, Or Bending Of Sheets To Be Conveyed (AREA)

Description

* ♦ VO 1054
Bladklassificatiesysteem met een afbuiginrichting.
De uitvinding heeft betrekking op een stelsel voor het in groepen delen van vellen, welk stelsel is voorzien van een aantal velopnemende bakken, op een vooraf bepaalde onderlinge afstand verticaal opgesteld, van velgeleidingsmiddelen, die veltransportbanden 5 bevatten, die verticaal zijn gemonteerd langs het inlaateinde van de bakken, van een aantal stellen velscheidingsklauwen, aangebracht langs de veltransportbanden en elk geplaatst tegen een van de velopnemende bakken, en van een afbuigeenheid, verticaal langs de veltransportbanden beweegbaar door de velgeleidingsmiddelen, waarbij 10 beweging van de afbuigeenheid de velscheidingsklauwen opeenvolgend in een werkstand brengt voor het zodoende afbuigen van de vellen, getransporteerd door de veltransportbanden naar de vooraf bepaalde vel ontvangende bakken.
Bij een dergelijk stelsel voor het in groepen delen van vel-15 len, welk stelsel een uitschiet- of sorteerinrichting kan zijn, worden de stellen velscheidingsklauwen, aangebracht op plaatsen overeenkomend met de betreffende velontvangende bakken, gewoonlijk bewogen naar standen, waarin zij het transport van de vellen door de veltransportbanden niet belemmeren. Van slechts één stel vel-20 scheidingsklauwen, welk stel in de stand is geplaatst, waarin een vel moet worden afgebogen, staat het nokoppervlak daarvan aan de achterkant onder druk van een aanraakdeel, bevestigd aan de afbuigeenheid, zodat het stel velscheidingsklauwen voorbij of in het oppervlak reikt van de transportbanden voor het bewegen naar de werk-25 stand.
De fig.i en 2 tonen velscheidingsklauwen en het aangrijp- of aanraakdeel volgens de stand van de techniek. Bij het in fig.i weergegeven stelsel zijn velscheidingsklauwen 62 elk gaffelvormig, waarbij zij een velgeleidingsstuk S2b en een nokoppervlakstuk 62a bevat-30 ten. Van elke velscheidingsklauw 62 wordt door zijn eigen gewicht 80 0 5 39 7 - 2 - gewoonlijk het voorbij het oppervlak reiken van een transportband 7 voorkomen. Een drukpen 66, gekoppeld met een solenolde 49, gemonteerd aan een afbuigorgaan 8, is aangebracht in de met een getrokken lijn weergegeven stand in fig.l, waarin hij tegen een stel 5 velscheidingsklauwen 62 drukt wanneer het afbuigorgaan 8 naar bene den beweegt. Wanneer het afbuigorgaan 8 naar beneden beweegt, worden de nokoppervlakstukken 62a van de velscheidingsklauwen 62 opeenvolgend weggedrukt door de drukpen 66 teneinde de geleidings-stukken 62b tot voorbij het oppervlak van de transportbanden 7 te 10 doen reiken voor het zodoende afbuigen van vellen langs de uitste kende nokoppervlakstukken 62a. Wanneer het afbuigorgaan 8 naar boven beweegt, wordt de' drukpen 66 door de werking van de solenolde 49 naar de met een onderbroken lijn weergegeven stand bewogen, waarin hij op afstand ligt van de velscheidingsklauwen 62. Wanneer 15 dus het afbuigorgaan naar boven beweegt, worden de in de gebruike lijke standen geplaatste velscheidingsklauwen 62 niét geraakt door de drukpen 66.
Voor het uitvoeren van onderhoud en herstel is het echter veelal nodig, dat het afbuigorgaan met de hand naar boven en naar 20 beneden moet worden bewogen door het van de energiebron loskoppelen daarvan. Aangezien de velscheidingsklauwen 62 elk gaffelvormig zijn, is het nodig de drukpen 66 te bewegen naar een stand, waarin deze op afstand ligt van de nokoppervlakstukken 62a van de klauwen 62 wanneer het afbuigorgaan naar boven beweegt. Anders zou de drukpen 25 66 worden gevangen tussen het nokoppervlakstuk 62a en het gelei- dingsstuk 62b van een klauw 62 en een opwaartse beweging voorkomen van het afbuigorgaan. Tijdens de gebruikelijke werking van het stelsel voor het in groepen delen van vellen, wordt het mechanisme voor het naar boven bewegen van het afbuigorgaan 8 bediend wanneer 30 de solenolde 49 voor het naar boven bewegen van het afbuigorgaan 8 niet is bekrachtigd. De solenoids 49 voor het naar boven bewegen van het orgaan 8 wordt dus bekrachtigd gedurende de tijd dat het afbuigorgaan 8 naar beneden beweegt voor het uitvoeren van het uitschieten of sorteren. De tijdsduur, gedurende welke het afbuigor-35 gaan 8 naar beneden beweegt, is langer dan de tijdsduur, gedurende 80 0 5 39 7 ' V ‘ - 3 - welKe het orgaan naar boven beweegt, zodat deze uitvoering onnodig energie-verbrüik veroorzaakt en een ongewenste temperatuurstijging in de machine.
Fig.2 toont een ander bekend stelsel, waarbij een nokplaat 5 64 is gemonteerd aan een as 60, die een stel scheidingsplaten 63 zodanig draagt, dat de nokplaat 64 en de scheidingsplaat 63 afzonderlijke eenheden zijn en in tegengestelde richtingen lopen. De nokplaat 64 is zodanig gevormd, dat wanneer een aangrijppen 66 zowel naar beneden als naar boven beweegt met het afbuigorgaan Θ, de 10 nokplaat 64 gelijkmatig wordt aangegrepen door de aangrijppen 66 voor het bewegen van de velscheidin gsiklauw 62 naar een werkstand (getrokken lijnstandl· zonder dat de aangrijppen 66, bevestigd aan een zijplaat 18 van het afbuigorgaan tegen de nokplaat 64 oploopt.
Bij het naar boven bewegen echter raakt de pen 66 de nokplaten 64 15 opeenvolgend met korte tussenpozen waardoor geluidsproduktie wordt veroorzaakt. Bovendien heeft het uitoefenen van een stootkracht een korte levensduur van de onderdelen tot gevolg.
Aan de andere kant is althans een leiplaat in het algemeen gemonteerd in de bewegingsbaan van vellen voor het geleiden daar-20 van in een stelsel voor het bewegen van vellen. Wanneer de vellen, geleid door de leiplaat worden verwarmd, zoals het geval is met vellen, verwerkt in een kopieerinrichting, neigen de vellen tot opkrullen aan de rand, waarbij de randgedeelten van de vellen neigen tot het vrijlopen van de bewegingsbaan voor het zodoende ver-25 oorzaken van het vastlopen van de vellen.
In een bekend stelsel voor het in groepen delen van vellen wordt, wanneer een moeilijkheid optreedt gedurende het in groepen delen van vellen, het deksel verwijderd door het losmaken van de schroeven en het voor controle en herstel demonteren van de bij de 30 moeilijkheid betrokken machineonderdelen. Nadat de benodigde her stelwerkzaamheden zijn uitgevoerd, worden de machineonderdelen weer gemonteerd. Deze handelingen zijn tijdrovend en vereisen veel manuren.
Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een stel-35 sel voor het in groepen delen van vellen, voorzien van een mecha nisme, dat werkzaam is voor het opeenvolgend bewegen van de vel- on η ς *9 7 - 4 - scheidingsklauwen tot in een wsrkst'and gedurende een neerwaartse beweging van het afbuigorgaan, en het bewegen van het aangrijpor-gaan naar een niet werkzame stand, waarin het wordt uitgesloten van het in aanraking komen met het nokkenorgaan voor het bedienen van 5 elk der velscheidingsklauwen gedurende zijn-opwaartse beweging, waarbij het mechanisme tevens werkzaam is om het, het afbuigorgaan moge-lijk te maken gelijkmatig naar boven te bewegen door het drukken tegen de nokorganen wanneer het aangrijpdeel niet naar de niet-werkzame stand is bewogen.
10 Een ander doel is het verschaffen van een stelsel voor het in groepen delen van vellen, welk stelsel het mogelijk maakt onder houd en herstel gem’ak'kelijk uit te voeren, en moeilijkheden gemakkelijk op te heffen, zodat de tijd, nodig voor onderhoud en herstel van mechanisch uitvallen, kan worden bekort.
15 Nog een ander doel is het verschaffen van een stelsel voor het in groepen delen van vellen, welk stelsel een vellei-inrichting bevat, dat het door middel van een eenvoudig mechanisme mogelijk maakt vellen met een randomkrulling te transporteren zonder het doen optreden van het gaan vastzitten van vellen.
20 Een verder doel is het verschaffen van een stelsel voor het in groepen delen van vellen, welk stelsel een vellei-inrichting be vat, dat het door een eenvoudig mechanisme mogelijk maakt vellen gemakkelijk te bewegen zelfs indien het vastzitten van een vel optreedt.
25 Overeenkomstig de uitvinding is een stelsel verschaft voor het in groepen delen van vellen, welk stelsel is voorzien van een aantal stellen velscheidingsklauwen, verder van een aantal nokorganen voor het verplaatsen van de velscheidingsklauwen, waarbij althans een nokorgaan samenhangt met een stel velscheidingsklauwen 30 voor beweging als een eenheid met de klauwen, van een aangrijpdeel, gemonteerd in een afbuiginrichting voor aangrijping van de nokorganen voor het verplaatsen van de velscheidingsklauwen teneinde de velscheidingsklauwen te bewegen tussen een werkstand en een niet-werkzame stand, van middelen voor het terugstellen van de velschei- 35 dingsklauwen, welke middelen de velscheidingsklauwen gewoonlijk 80 0 5 39 7 r t 4 - 5 - terugdrukken naar de niet-werkzame stand, en van een solenoide voor het bedienen van het mechanisme voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting, welk aangrijpdeel gewoonlijk in een stand wordt gehouden, waarin hij de nokorganen voor het verplaatsen van de vel-5 scheidingsklauwen aangrijpt, en de solenoïde werkzaam is voor het bedienen van het mechanisme voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting en het in een stand houden van het aangrijpdeel, waarin dit is vrijgemaakt vanuit aangrijping met de nokorganen voor het verplaatsen van de velscheidingsklauwen.
10 De uitvinding wordt nader toegelicht aan de hand van de te kening, waarin:
Fig.l en 2 schematische aanzichten zijn van velscheidingsklauwen en het aangrijpdeel, dat in aangrijping kan komen met de klauwen voor het tot stand brengen van hun verplaatsing van een 15 bekend stelsel voor het in groepen delen van vellen, en voorzien van een afbuiginrichting;
Fig.3 een schematisch aanzicht is van een uitvoeringsvorm van het onderhavige stelsel voor het in groepen delen van vellen;
Fig.4 een ruimtelijk aanzicht is van de essentiële gedeelten 20 van het in fig.3 weergegeven stelsel, waarbij de vellei-inrichting en de afbuiginrichting voor onderhoud zijn blootgelegd;
Fig.5 een bovenaanzicht is, gedeeltelijk opengebroken en gedeeltelijk in doorsnede, van de vellei-inrichting en de afbuiginrichting; 25 Fig.S gedetailleerd de onderlinge plaatsing toont van de in fig.3 weergegeven transportband en velscheidingsklauwen, de lei-. plaat en uitstootrollen aan de zijde van de afbuiginrichting, en de uitstootrollen en de bakken;
Fig.7 het aandrijfmechanisme toont voor de afbuiginrichting, 30 gezien vanaf de buitenzijde van de zijplaat;
Fig.8 een ruimtelijk aanzicht is van een gedeelte binnen en buiten de zijplaat van de afbuiginrichting;
Fig.9 een gedeelte van het in fig.3 weergegeven stelsel gedetailleerder toont door verwijdering van de velscheidingsklauwen; 35 Fig.10 een ruimtelijk aanzicht is van de onderste leidelen A Π A 5 3 9 7 - 6 - van de richtingsverandsringsplaatj
Fig.11 een doorsnede is volgens de lijn XI-XI in fig.9j
Fig.12 schematisch de in fig.9 weergegeven afbuiginrichting toont, gezien vanaf de zijde van de bakken; 5 Fig.13 een ruimtelijk aanzicht is van een gedeelte van een andere uitvoeringsvorm van het onderhavige stelsel; fig.14 een doorsnede is van de in fig.13 weergegeven transportbanden;
Fig.15 schematisch nog een andere uitvoeringsvorm toont van 10 het stelsel, voorzien van leiklauwen, aangebracht aan de afbuig- inrichtingszijde in plaats van de velscheidingsklauwen;
Fig.16 een ruimtelijk aanzicht is van het geheel van het stelsel met de in fig.15 weergegeven vellei-inrichting en afbuiginrichting blootgelegd; 15 Fig.17 een ruimtelijk aanzicht is van de vellei-inrichting;
Fig.ia een zijaanzicht is van de in fig.17 weergegeven inrichting;
Fig.19 een bovenaanzicht is van de in fig.17 weergegeven inrichting; 20 Fig.20 een bovenaanzicht is van een gedeelte van het in fig.
16 weergegeven stelsel;
Fig.21 een zijaanzicht is van de afbuiginrichting;
Fig.22 een doorsnede is van een gedeelte van de afbuiginrichting; 25 Fig.23 een doorsnede is van een gedeelte van de veerkoppeling en de elektromagnetische koppeling voor het naar beneden bewegen van de afbuiginrichting en de omgeving daarvan; en
Fig.24 gedetailleerd de opstelling toont van de bovenste lei-plaat en het stangvormige leideel met betrekking tot de leiklauwen 30 van de in fig.15 weergegeven afbuiginrichting.
Een eerste uitvoeringsvorm wordt beschreven aan de hand van de fig.3 - 12. In fig.3 omvat het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen, een aantal vel-opnemende bakken B, verticaal op vooraf bepaalde onderlinge afstanden opgesteld in een aantal lagen, 35 verder een vellei-inrichting 10, die transportbanden 7 bevat, die 80 0 5 39 7 I » f - 7 - verticaal zijn aangebracht langs het inlaateinde van de bakken B, een aantal stellen velscheidingsklauwen 62, elk aangebracht op een plaats overeenkomende met een van de vel-opnemende bakken B, en een afbuiginrichting 8, verticaal beweegbaar langs de transportban-5 den 7 door de werking van de vellei-inrichting 10.
De verwijzing S duidt een vel aan, uitgestoten door een ko-pieerinrichting of een drukinrichting en voorzien van een daarop gekopieerd of gedrukt beeld. Het vel S wordt aanhet stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen geleverd door niet weergegeven vel-10 toevoermiddelen.
Het in het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen door een velinlaat 2 naar binnen gevoerde vel S wordt in hoofdzaak horizontaal toegevoerd, zoals aangegeven door een onderbroken lijn, door een paar toevoerrollen 3, verder een paar leiplaten 4 en een 15 paar afleverrollen 5. Volgens de aanvrage kan het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen een uitschiet-, een sorteer- en dergelijke inrichting omvatten. Het horizontaal bewegende vel S wordt in zijn bewegingsrichting veranderd door de richtingsveran-deringsplaat 6 naar een verticale richting, en wordt aangetrokken 20 tegen de transportbanden 7, die zonder einde zijn gemonteerd in verticale richting voor het aan de afbuiginrichting 8 afleveren van het vel S. Dan wordt het vel S afgebogen door een stel scheidings-klauwen 62, gekozen bewogen naar een werkstand, en een stel leiplaten 9 in de afbuiginrichting 8 teneinde te bewegen langs het gebo-25 gen oppervlak van de platen 9 naar een paar uitstootrollen en R^, welke rollen het vel S uitstoten op een velopnemend oppervlak van een van de bakken B.
Elk der transportbanden 7 wordt gedragen door rollen R^ en die de velleimiddelen 1G vormen. Een vacuumhouder T, die zich 30 in hoofdzaak over het gehele gebied uitstrekt, waarin de vel- opnemende bakken B in verticale richting zijn aangebracht, vormt tevens de vellei-inrichting 10.
De afbuiginrichting 8 wordt geleid door een as 12 voor een beweging in een verticale richting voor het verdelen van de vellen 35 S naar de bakken B. De as 12 vormt tevens de vellei-inrichting 10.
RO 0 5 39 7 - a -
Verwijzende naar fig.4 zijn in hoofdzaak U-vormig gebogen delen 13a en 13b elk bevestigd aan een zijde van de vellei-inrich-ting 10, en elk voorzien van een daaraan bevestigde verticaal zich uitstrekkende as 14, die draaibaar wordt gedragen door een hoofd-5 lichaam van het stelsel 1. De vellei-inrichting 10 kan dus draai baar worden bewogen rond de assen 14. In fig.4 is de vellei-inrichting 10 in een open stand weergegeven, waar de inrichting draaibaar rond de assen 14 naar toe is bewogen. Verder zijn in hoofdzaak l-vormig gebogen delen 15a en 15b elk bevestigd aan de andere 10 zijde van de vellei-inrichting 10 en vastgeschroefd aan een hoofd gestel 160 van de inrichting 10 wanneer deze zich ih een gesloten stand bevindt, zodat 'de vellen op de hiervoor beschreven wijze onder verwijzing naar fig.3 in groepen kunnen worden gedeeld.
De gebogen delen 13a en 15a zijn elk vast gezet aan een van 15 de gebogen gedeelten 16a en 16b aan tegenover elkaar liggende ein den van een draagdeel 16 aan een bovenste einde van de leimiddelen 10. Op soortgelijke wijze zijn de gebogen delen 13b en 15b elk vastgezet aan een van de gebogen gedeelten 17a en 17b aan tegenover elkaar liggende einden van een draagdeel 17 aan het onderste einde 20 van de Isi-inrichting 10. De as 12 van de afbuiginrichting 8 is vastgezet aan de draagdelen 16 en 17 nabij de gebogen gedeelten 16a en 17b. De afbuiginrichting 8 omvat een zijplaat 18, een monteer-plaat 19, die uit een einde daarvan is vastgezet aan de zijplaat 18 en in lengterichting aangebracht met het draagdeel 16, en andere 25 onderdelen, vastgezet aan de zijplaat 18 en de monteerplaat 19.
Een leger 20 is gemonteerd aan de monteerplaat 19 in een gedeelte daarvan nabij de zijplaat 18 voor het verschuifbaar draaibaar legeren van de as 12.
Verwijzende naar de fig.4 en 5 is een steun 21 losmaakbaar 30 bevestigd aan het andere einde van de monteerplaat 19, zoals links in fig.5 weergegeven voor het dragen van een paar rollen 22 en 23 via assen. Wanneer de steun 21 is bevestigd aan de monteerplaat 19 houden de rollen 22 en 23 daartussen randen vast van een kanaal van twee kanalen 0^ en C^, vastgezet tussen de twee draagdelen 16 35 en 17.
80 0 5 39 7 - 9 -
De rollen 22 en 23, die in lichte aanraking worden gehouden met het kanaal voeren samen met het leger 20 de werking uit van het leiden van de afbuiginrichting 8 wanneer deze verticaal beweegt .
5 Door toepassing van de twee kanalen en Cg, vastgezet tus sen de bovenste en onderste draagdelen 18 en 17, is de vacuumhouder T vastgezet tussen de draagdelen 16 en 17.
Verwijzende naar de fig.S, 6 en 7 wordt de vacuumhouder T gevormd door twee verticaal zich uitstrekkende, uitstekende opper-10 vlakken 24 en 25 (zie de fig.8 en 11]. De uitstekende oppervlakken 24 en 25 hebben een breedte, die in hoofdzaak gelijk is aan die van de transportbanden 7,' en zijn voorzien van een aantal verticaal aangebrachte gaten H (zie fig.4, 9 en 11]. De transportbanden 7 zijn geslagen om de rollen en teneinde zodoende zonder einde 15 te bewegen onder het in aanraking houden daarvan met de uitstekende oppervlakken 24 -en 25 van de vacuumhouder T. De vacuumhouder T is dus aangebracht tussen de naar boven en naar beneden bewegende parten van de transportbanden 7, die eveneens zijn voorzien van gaten h langs hun gehele lengte. De vacuumhouder T is voorzien van een 20 aan zijn achterkant bevestigde luchtaanzuigventilator F voor het door de gaten H aanzuigen van lucht gedurende de werking van het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen (zie fig.3, 9 en 113.
Wanneer de lucht wordt aangezogen worden de transportbanden 7 zodanig bewogen, dat de parten van de banden 7 in aanraking met de uit-25 stekende oppervlakken 24 en 25 naar beneden bewegen, zodat de lucht wordt aangezogen door de gaten h in de transportbanden 7 en de gaten H in de uitstekende oppervlakken. Het vel S, waarvan de bewegingsrichting wordt veranderd door de richtingsveranderingsplaat 6 wordt dus innig vastgezet aan de oppervlakken van de transportban-30 den 7 om naar beneden te worden bewogen wanneer de transportbanden 7 naar beneden bewegen zonder daarvan te worden losgemaakt, en naar de afbuiginrichting 8.
De beweging van de transportbanden 7 wordt verkregen door het draaien van de rollen R^ en R^· De rollen R^ draaien samen met een 35 as 27, draaibaar gemonteerd tussen de gebogen gedeelten 16a en 16b 80 0 5 39 7 - 10 - van het bovenste draagdeel 16 en zijn voorzien van een aan een einde daarvan, dat zich uitstrekt vanaf het gebogen gedeelte 16a vastgezet bovenste kettingwiel 23 Czie fig.63. De rollen worden draagbaar gedragen door een as 29, draaibaar gemonteerd tussen de gebo-5 gen gedeelten 17a en 17b van het onderste draagdeel 17. Een onder ste kettingwiel 30 Czie fig.73 wordt draaibaar gedragen door het gebogen gedeelte 17b en op een plaats naast en tegen het bovenste kettingwiel 28. Een ketting 31 Czie fig.8) is geslagen om de twee kettingwielen, waarbij het bovenste kettingwiel 28 wordt aangedre-10 ven door krachtoverbrengingsmiddelen, niet weergegeven, voor het bewegen van de transportbanden 7. De transportbanden 7, gevormd van veerkrachtig materiaal, zoals rubber, worden in aanraking gehouden met de rollen R,j en R2 door een passende mate van aandruk-kracht teneinde onregelmatigheden te voorkomen in hun beweging 15 zonder einde als gevolg van slip of andere moeilijkheden, en het losmaken te vergemakkelijken van de banden 7 wanneer onderhoud wordt uitgevoerd.
De ketting 31, geslagen om de bovenste en onderste kettingwielen 28 en 30 wordt te allen tijde gedurende de werking van het 20 stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen, bBwogen. Beweging van de ketting 31 wordt gebruikt voor het verticaal bewegen van de afbuiginrichting 8 en het toevoeren van het vel S na te zijn afgebogen door de afbuiginrichting 8.
Verwijzende naar de fig.5 en 6 zijn velscheidingsklauwassen 25 60, die zich evenwijdig aan de rolassen 27 en 29 uitstrekken, aan gebracht in een aantal, dat overeenkomt met het aantal vel-opnemen-de bakken B. De velscheidingsklauwassen 60 worden draaibaar gedragen door legers 61, vastgezet aan een zijwand C'^ van het kanaal en een zijwand C’3 van het kanaal C^. Elk der assen 60 draagt een 30 stel velscheidingsklauwen 62. Een aantal stellen velscheidingsklau- wen 62 is dus aangebracht langs de binnenzijde van de transportbanden 7, aangedreven door de aandrijfrol R^, waarbij elk stel op een hoogte is geplaatst die overeenkomt met een van de verticaal opgestelde bakken B.
35 Verwijzende naar de fig.6 en 8 is elk der velscheidingsklau- 80 05 39 7 r * * - 11 - wen 62 gevormd van een Kunstharsmateriaal, waarbij de Klauw een Klauwplaat 63 bevat en een noKplaat 64, welKe platen uit een stuK met elKaar zijn gevormd. Wanneer de velscheidingsKlauw 62 zich in een niet werKzame stand bevindt Cde 2e tot 4e Klauwen, gezien van 5 boven in fig.6 bevinden zich elK in een niét werKzame stand), be vat de Klauwplaat 63 een bovenste oppervlaK 63a, dat zich uitstreKt vanaf een naaf 62a van de Klauw 62 schuin naar beneden naar de vel-transportoppervlaKKen van de transportbanden 7, een plaatvormig uit-steeKsel 63b, dat zich bevindt in het bovenste oppervlaK 63a en 10 zich loodrecht uitstreKt op de as 60 nabij het midden van de breed te van de Klauwplaat 63, een vlaK vellei-oppervlaK 63c, dat in een vlaK ligt met het bovenste oppervlak 63a en in stand overeenkomt met de veltransportoppervlakken van de transportbanden 7 en zich verder naar beneden uitstrekt, en een uitsnijding 63d, gevormd in 15 het midden van het vlakke vellei-oppervlaK 63c. Verder bevindt de noKplaat 64 zich aan een einde of aan beide einden van de nokplaat 62, gezien in de richting van de as 60, zodat de nokplaat 64 en het vlakke vellei-oppervlaK 63c van de Klauwplaat 63 loodrecht op elkaar staan. De nokplaat 64 heeft een nokoppervlak 64a aan de zij-20 de tegenover de zijde, waar zich het vlakke vellei-oppervlak 63c bevindt. De nokplaat 64 is aan zijn bovenste zijde voorzien van een uitsteeksel 64b, dat Kleiner is dan het uitsteeksel 63b van de Klauwplaat 63, en in zijn onderste rand van een uitsnijding 64c met een betrekkelijk grote breedte. De scheidingsklauw 62 heeft dus 25 een iets groter gewicht aan de zijde van de veltransportoppervlak ken van de transportbanden 7 dan aan de andere zijde van de transportbanden 7 met betrekking tot de as 60. Als gevolg hiervan wordt de velscheidingsklauw 62 door zijn. eigen gewicht gedwongen enigszins rechtsom te draaien vanuit de stand, waarin de tweede tot de 30 vierde klauwen 62 van boven in fig.6 zijn geplaatst. Omdat echter de klauwplaat 63 van een velscheidingsklauw 62 aan zijn onderste einde oploopt tegen het bovenste oppervlak 63a van een andere velscheidingsklauw 62, die zich direct daaronder bevindt, worden ge-woonlijk alle velschei'dingsklauwen 62 in een toestand gehouden, 35 waarin de vlakke vellei-oppervlakken 63c van de klauwplaten 63 in 80 0 5 39 7 - 12 - een stand zijn geplaatst, overeenkomende met die van de veltrans-portoppervlakken van de transportbanden 7. Wanneer het zwaartepunt van elke velscheidingsklauw 62 zich bevindt aan de zijde van de veltransportoppervlakken van de transportbanden 7 in plaats van 5 aan de zijde van de as 60, wordt een van de velscheidingsklauwen 62, gedragen door een as 60, onder trekkracht geplaatst door een terugstelveer, gemonteerd tussen het onderste gedeelte van zijn nokplaat 64 en de kanalen (of C^). In ieder geval komt het vlakke vellei-oppervlak 63c van elke klauwplaat 63 in stand in hoofd-10 zaak overeen met de veltransportoppervlakken van de transportban den 7, waarbij hun oppervlakken in een vlak liggen teneinde zodoende het buigen van het naar beneden gevoerde vel S te voorkomen door het plat houden van het vel.
De uitsnijding 64c, gevormd in de nokplaat 64 van een vel-15 scheidingsklauw 62, neemt daarin het uitsteeksel 64d op van de nok plaat 64 van een andere velscheidingsklauw 62, die zich direct daaronder bevindt, zodat de klauwen 62 aangebracht aan de voorkant en de achterkant, verzekeren dat zij zonder moeilijkheden op juiste wijze draaien. Wanneer meer in het bijzonder een velscheidings-20 klauw draait vanuit een niet werkzame stand naar een werkstand, wordt een andere velscheidingsklauw 62, die direct daarboven of daaronder is aangebracht, positief bewogen naar een niet werkzame stand, omdat de uitsnijding 64c van de nokplaat 64 van de eerstgenoemde scheidingsklauw 62 in aangrijping wordt gebracht met het 25 uitsteeksel 64b van de nokplaat 64 van de laatstgenoemde schei- dirgsklauw 62. Het nokoppervlak 64a van elke klauw 62 is m.a.w. zodanig gevormd, dat wanneer de drukpen 66 van de afbuiginrichting 8 zowel naar boven als naar beneden beweegt samen met de afbuiginrichting 8, de drukpen 66 gelijkmatig een nokoppervlak 64a zon-30 der enige belemmering kan aangrijpen.
Zoals weergegeven in de fig.5 en 6 zijn de leiplaten 9 van de afbuiginrichting 8 gemonteerd aan de monteerplaat 19 op plaatsen, die overeenkomen met de uitsnijdingen 63d of met de zijden van de velscheidingsklauwen 62. De monteerplaat 19 is aan zijn 35 eindgedeelte tegenover de zijplaat 18 gebogen voor het verschaffen 80 0 5 39 7 - 13 - van een gebogen gedeelte 19b, waarbij twee assen 32 en 33 evenwijdig aan elkaar draaibaar worden gedragen door het gebogen gedeelte 19b en de zijplaat 18. De as 32 heeft een aantal daaraan bevestigde uitstootrollen Rg, en de as 33 heeft eveneens een aantal daaraan 5 bevestigde uitstootrallen R^. De as 33 drijft de uitstootrollen Rg en R^ aan.
De afbuiginrichting 8 beweegt naar beneden van een bak B naar de volgende bak B. Bij deze neerwaartse beweging van de afbuiginrichting 8 wordt de drukpen 66 in aanraking gebracht met een 10 gedeelte van het nokoppervlak 64a nabij de as 60, waarbij de pen naar beneden schuift langs het nokoppervlak 64a bij het verder naar beneden bewegen van' de afbuiginrichting 8. De velscheidingsklauw 62 wordt dus weggedrukt door de drukpen 66 en draait linksom rond de as 60 in fig.6, zodat wanneer de afbuiginrichting 8 op een voor-15 af bepaalde plaats overeenkomende met de bak B tot stilstand komt, de velscheidingsklauw 62 in een stand is geplaatst (werkstand), waarin het vellei-oppervlak 63c buiten de veltransportoppervlakken uitsteekt van de transportbanden 7. Op dat punt strekken de lei-platen 9 zich gedeeltelijk uit in de uitsnijding 63d in de klauw-20 plaat 63 teneinde de velscheidingsklauw 62 te doen kanteler totdat het voorste einde van de klauwplaat 63 boven het verticale stuk 9b van de leiplaat 9 is geplaatst. Als gevolg hiervan wordt voor het vel S een lei-oppervlak gevormd, lopende van het vellei-oppervlak 63d van de velscheidingsklauw 62 naar de bak B door de leiplaten 9 25 en de uitstootrollen Rg en R^, bevestigd aan de afbuiginrichting 8.
Verwijzende naar fig.9 bevat de hiervoor genoemde richtings-veranderingsplaat 6 twee leiplaten 6a en 6b, gemonteerd tussen het paar toevoerrollen 5 en de transportbanden 7 (bij het bovenste einde van de vacuumhouder Tï. Meer in het bijzonder geleiden de lei-30 · platen 6a en 6b het vel S, toegevoerd door de toevoerrollen 5 naar de transportbanden 7, samenhangende met de vacuumhouder T. Zoals gezien vanaf de zijkant, zijn de leiplaten 6a en 6b gebogen, waarbij de leiplaat 6b, die op de lagere hoogte is geplaatst, aan zijn onderste eindgedeelte is voorzien van twee gebogen stukken 6b’ en 35 6b’, aangebracht aan de rechter- en linkerzijden (zie fig.10). De 80 0 5 39 7 - 14 - gebogen stukken 6b’ zijn gebogen in de richting van de leiplaat 6a voor het vormen van een schuin gedeelte 6c in de doorgang, bepaald tussen de leiplaten 6a en 6b, welke doorgang geleidelijk smaller wordt bij het naar de transportbanden 7 gaan.
5 Een bovenste leiplaat 80 is voor de uitstootrollen Rg en R^ gemonteerd voor.samenwerking met de leiplaten 9 voor het geleiden van het vel S, dat beweegt door de velscheidingsklauwen 62, niet weergegeven in fig.9, en langs het oppervlak van de leiplaat 9 naar de uitstootrollen Rg en R^. De veltransportdoorgang, bepaald door 10 het vellei-oppervlak, gevormd door de velscheidingsklauwen 62 en de leiplaten 9 en de bovenste leiplaat 80 is zodanig gebogen, dat hij breed is bij zijrr inlaatgedeelte maar geleidelijk smaller wordt bij het naar de uitstootrollen Rg en R^ gaan. Armen 81 strekken zich uit vanaf tegenover elkaar liggende..zijden van de onder-15 kant van de bovenste leiplaat 80, en worden onder het schrijlings over de uitstootrollen Rg en R^ staan draaibaar gedragen door pennen 82 en 82, verbonden met de zijplaat 18 en het gebogen gedeelte 19b van de monteerplaat 19 Czie fig.9 en 11). De bovenste leiplaat 80 kan dus de transportdoorgang voor het vel S openen en sluiten.
20 Een gebogen stangvormige geleiding 83, die aan zijn ene ein— de is gemonteerd aan de zijplaat 18, is aangebracht tussen de onderste leiplaten 9 en de bovenste leiplaat 80. De gebogen stangvormige geleiding 83 heeft een korte lengte en reikt niet tot halverwege tussen de zijplaat 18 en het gebogen gedeelte 19a (zie fig. 25 11 en 12). De stangvormige geleiding 83 is zodanig gebogen, dat hij uitsteekt naar de transportbanden 7 in zijn middengedeelte en op afstand daarvan ligt bij zijn einde, gezien in de bewegingsrichting van het vel S (zie fig.8 en 11) of dat zijn middengedeelte op een grotere hoogte is geplaatst en zijn monteereinde op een lagere 30 hoogte, zoals gezien vanuit een andere richting (zie fig.12).
In deze constructie wordt het vel S, zoals uit een beeld-fixeergedeelte van een kopieerinrichting, toegevoerd door de toe-voerrollen 5 naar de transportbanden 7. Hét vel S, verwarmd voor het fixeren van het beeld in de kopieerinrichting, neigt tot om-35 krullen. Het verschaffen echter van de leiplaten 6a en 6b voor het 80 0 5 39 7 » - 15 - geleiden van het vel S vanaf de toevoerrollen 5 naar de transportbanden 7 heeft tot gevolg, dat het vel S zonder moeilijkheden kan worden overgebracht naar de transportbanden 7 zelfs indien het is omgekruld. Neer in het bijzonder heeft het schuine smalle gedeelte 5 6c van de veldoorgang een breedte van ongeveer 2 mm als gevolg van het in de doorgang reiken van de gebogen stukken 6b’ vanaf de onderste lèiplaat 6b, zodat het vel S aan tegenover elkaar liggende zijden daarvan neer wordt gehouden door de gebogen stukken 6b' en verder wordt geleid naar de transportbanden 7 zonder het gaan 1G vastzitten daarvan te veroorzaken. Omdat het vel S vlak is wanneer het door het smalle gedeelte 6c gaat van de veldoorgang aan zijn onderste eindgedeelte, kan het vel S positief worden aangetrokken op de transportbanden 7 door de werking van de vacuumhouder T.
Het vel 5, getransporteerd door de transportbanden 7, wordt 15 gescheiden van de transportbanden 7 door de velscheidingsklauwen 62, die in de werkstand zijn geplaatst, en afgebogen door de lei-platen 9 en 80 naar de vooraf bepaalde bak B. Op dat punt heeft het val S de neiging een omkrulling te ontwikkelen aan zijn randgedeel-te, dat zich buiten de vacuumhouder T .uitstrekt. Wanneer dit het 20 geval is, wordt het vel S geleid terwijl zijn randgedeelte op af stand ligt van het oppervlak van de leiplaten 9, zodat de neiging tot vastzitten van het vel aanwezig is. Het verschaffen echter van de gebogen stangvormige geleiding 83 heeft tot gevolg het opheffen van deze moeilijkheid. Wanneer meer in het bijzonder het vel S aan 25 zijn randgedeelte een omkrulling heeft, neigt zijn randgedeelte tot kromtrekken, zoals weergegeven in fig.ll. Met echter de gebogen stangvormige geleiding 83 op zijn plaats, komt het midden van het voorste eindgedeelte van het vel S in aanraking met het voorste einde van de geleiding 83,waarna het vel naar het eindgedeelte 30 glijdt van de geleiding 83 onder het corrigeren van de omkrulling.
Op deze wijze wordt de omkrulling van het vel S gecorrigeerd wanneer het langs de gebogen stangvormige geleiding 83 beweegt naar de uitstootrollen Rg en R4, zodat het optreden van het gaan vastzitten van een vel kan worden voorkomen. Zelfs indien een vel komt 35 vast te zitten, kan het gemakkelijk worden verwijderd. Aangezien de bovenste lèiplaat 80 de veldoorgang kan openen en sluiten, kan - 16 - \ het vel S, dat vast zit in de doorgang, gemakkelijk worden verwijderd door het bewegen van de bovenste leiplaat 80 naar een stand, waarin deze de veldoorgang opent. Hoewel de gebogen stangvormige geleiding 83 zich bevindt tussen de leiplaten 9 en de bovenste 5 leiplaat 80, is de geleiding 83 gemonteerd aan de zijplaat 18 en in de achterste stand geplaatst, zodat hij het verwijderen van het vel Ξ uit de veldoorgang niet belemmert.
Verwijzende naar de fig.5, 7 en 8 is aan het gedeelte van de as 33, dat zich buiten de zijplaat 18 uitstrekt, een tandwiel 10 gemonteerd, dat aangrijpt in een tussentandwiel 62* gedragen door de zijplaat 18. Het tussentandwiel G2 grijpt aan in een aandrijf- tandwiel G3, dat, zoals weergegeven in fig.5, in hoofdzaak een geheel vormt met een aandrijfkettingwiel 34 en draaibaar is ten opzichte van een huls 36 van een veerkoppeling 35. Het aandrijftand-15 wiel G3 bevat een huls met dezelfde diameter als de huls van een overbrengingsdeel 37, waarbij een veer 38 om de twee hulzen is geslagen. De veer 38 is aan een einde daarvan vastgezet aan de huls 36 en aan het andere einde daarvan aan het overbrengingsdeel 37.
Het overbrengingsdeel 37 is vastgezet aan een uitgangsas 39, die 20 draaibaar is ten opzichte van het aandrijfkettingwiel 34 en het aandrijftandwiel G3· De uitgangsas 39 is verbonden met een ingangs-as 41 van een elektromagnetische koppeling 40, gemonteerd aan de monteerplaat 19 en voorzien van een uitgangsas 42 met een daaraan vastgezet kettingwiel 43. Aan het kanaal C3 is een ketting 44 be-25 vestigd voor het daarlangs bewegen van de afbuiginrichting 8, waar bij het kettingwiel 43 aangrijpt in de ketting 44 [zie fig.5).
Weer verwijzende naar de fig.7 en 8 zijn leikettingwielen 45 en 46 gemonteerd aan de zijplaat 18 en resp.aangebracht boven en onder het aandrijfkettingwiel 34. Zoals weergegeven is het on-30 derste part van de ketting 31 geslagen om het leikettingwiel 45, het aandrijfkettingwiel 34 en het leikettingwiel 46 in de aangegeven volgorde. Gedurende de werking van het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen, draait het aandrijftandwiel G3 te allen tijde rechtsom in fig.7 samen met het aandrijfkettingwiel 34.
35 De huls 36 is in zijn buitenomtreksoppervlak voorzien van 80 0 5 39 7 r * - 17 - verbindingsstangaangrijpgroeven 36a, waarvan er n aanwezig zijn en die zich elk bevinden in een van de plaatsen, verkregen door het in n gedeelten verdelen van de buitenomtrek. Een verbindingsstang 47 bevat een voorste einde 47a, dat in en uit aangrijping wordt 5 gebracht met een van de aangrijpgroeven 36a, zoals weergegeven in fig.7. Regeling van het voorste einde 47a van de verbindingsstang 47 tot in en vanuit aangrijping met een van de aangrijpgroeven 36a wordt tot stand gebracht door middel van een solenoïde 48, gemonteerd aan de zijplaat 18. Wanneer de solenoïde 48 stroomloos is 10 wordt het voorste einde 47a van de verbindingsstang 47 in aangrij ping gebracht met een van de aangrijpgroeven 36a door de werking van een niet weergegeven veer in de solenoïde 48 teneinde het draaien van de huls 36 te voorkomen. Wanneer omgekeerd de soleno-ide 48 is bekrachtigd, wordt een plunjer van de solenoïde 48 naar 15 beneden bewogen tegen de drukkracht van de niet weergegeven veer in de solenoïde 48, zodat het voorste einde 47a van de verbindingsstang 47 uit aangrijping wordt gebracht met de aangrijpgroef 36a van de huls 36 teneinde de huls 36 vrij te laten draaien. Wanneer de huls 36 in dezelfde richting draait als het aandrijftandwiel G^, 20 zoals weergegeven in fig.7 (rechtsom) of wanneer de solenoïde 48 is bekrachtigd, grijpt de veerkoppeling 35 aan wanneer de veer 38 wordt gespannen teneinde kracht over te brengen vanaf het aandrijf-tandwiel Gg naar de uitgangsas 39 via de veer 38 en het overbren-gingsdeel 37. Wanneer de elektromagnetische koppeling 40 aangrijpt 25 wordt het draaien van het aandrijfkettingwiel 34 overgebracht naar het kettingwiel 43. Omdat het kettingwiel 43 aangrijpt in de ketting 44, begint de afbuiginrichting 8 naar beneden te bewegen onder geleiding door de leias 12 en het kanaal C3 langs de ketting 44, vastgezet aan het kanaal C3· De neerwaartse beweging van de 30 afbuiginrichting 8 kan worden onderbroken door het stroomloos ma ken van de solenoïde 48. Dit brengt het voorste einde 47a van de verbindingsstang 47 in aangrijping met een van de aangrijpgroeven 36a van de huls 36 voor het onderbreken van het draaien van de huls 36, zodat de veerkoppeling 35 in een zogenoemde sliptoestand 35 wordt gebracht. Overbrenging van kracht vanaf het aandrijftandwiel 80 0 5 39 7 - 10 -
Gg naar de uitgangsas 39 wordt dus onderbroken voor het zodoende onderbreken van de neerwaartse beweging van de afbuiginrichting 8. Door het bekrachtigen en stroomloos maken van de solenoïde 48 is het mogelijk een met tussenpozen plaats vindende neerwaartse bewe-5 ging te verkrijgen van de afbuiginrichting 8, zodat beweging van de afbuiginrichting 8 op juiste wijze kan worden geregeld teneinde het de inrichting 8 mogelijk te maken tot stilstand te komen in standen, die overeenkomen met de bakken B in een aantal lagen. De afstand tussen de naburige aangrijpgroeven 36a van de huls 36 komt 10 overeen met de afstand tussen de naburige bakken B. Wanneer dus de solenoïde 48 stroomloos wordt gemaakt, wordt het voorste einde 47a van de verbindingssta'ng 47 automatisch in aangrijping gebracht met een van- de aangrijpgroeven 36a van de huls 36 door de werking van de veer in de solenoïde 48. Door het zodanig sturen van het verwij-15 deren van het voorste einde 47a van de verbindingsstang 47 vanuit de aangrijpgroef 36a, dat het verwijderen plaats vindt direct nadat het achterste einde van het vel S vrijkomt van de uitstootrollen en R4 is het mogelijk de afbuiginrichting 8 automatisch naar beneden te bewegen over een afstand, die overeenkomt met de afstand tus-20 sen de bakken B telkens wanneer een vel S vrijkomt van de uitstoot rollen Rg en R^, naar een stand overeenkomende met de volgende vel-opnemende bak B. Bij deze uitvoeringsvorm is een sensor 76 (zie fig.
6) verschaft voor het waarnemen van het van de uitstootrollen R^ en R4 vrijkomen van het achterste einde van het vel S voor het pro-25 duceren van een signaal voor het tot stand brengen van het regelen van het bekrachtigen en stroomloos maken van de solenoïde 48.
Wanneer het aan de onderste bak B leveren van het vel S is voltooid, is voldaan aan een toestand van velverdeling, zoals vooraf ingesteld door de bedienaar. Na het voldoen aan de toestand, 30 wordt een signaal voor het omhoog bewegen van de inrichting gepro duceerd, en wordt de solenoïde 48 stroomloos gemaakt klaar voor een opwaartse beweging van de afbuiginrichting 8. Het signaal voor het omhoog bewegen van de afbuiginrichting ontkoppelt de elektromagnetische koppeling 40 voor het zodoende ontkoppelen van de ingangsas 35 41 en de uitgangsas 42. Het signaal voor het omhoog bewegen van de 80 05 39 7 ƒ - 19 - afbuiginrichting schakelt tevens een andere solenoïde 49 aan de zij-plaat 18 naar een bekrachtigde toestand vanuit een stroomloze toestand [terwijl de afbuiginrichting 8 naar beneden beweegt).
De solenoide 49 heeft een plunjer, verbonden met een verbin-5 dingsstang Caanslagarm) 50, bewogen wanneer de plunjer volgens een heen- en weergaande beweging beweegt. De verbindingsstang 50 is door schroeven aan zijn onderste eindgedeelte vastgezet aan de om-trek van een huls 52 van een veerkoppeling 51 voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting 8. De veerkoppeling 51 heeft een 10 ingangsas, weergegeven bij 52 in fig.5, en uitgevoerd als een een heid met het aandrijfkettingwiel 54. Da veerkoppeling 51 heeft een uitgangsas 59, vastge'zet aan de zijplaat 18 en uitgesloten van draaien. Leikettingwielen 55 en 56 zijn gemonteerd aan de zijplaat 18 op plaatsen boven en onder het aandrijfkettingwiel 65, waarbij 15 een bovenste part van de ketting 31 is geslagen om het leiketting- wiel 56, het aandrijfkettingwiel 54 en het leikettingwiel 55. Het aandrijfkettingwiel 65 draait te allen tijde rechtsom in fig.7.
De veerkoppeling 51 is zodanig geconstrueerd, dat wanneer de huls 52 in een vooraf bepaalde mate rechtsom draait in fig.7, de ingangs-20 as 53 en uitgangsas 59 met elkaar worden verbonden, en dat wanneer de huls 52 linksom draait een zogenoemde sliptoestand optreedt en de ingangsas 53 en uitgangsas 59 worden ontkoppeld. Bij het bekrachtigen van de solenoide 49 doet de verbindingsstang 50 de huls 52 rechtsom draaien voor het met elkaar verbinden van de ingangsas 53 25 en de uitgangsas 59. Zoals gezegd, is de uitgangsas 59 bevestigd aan de zijplaat 18 en uitgesloten van draaien, zodat de ketting 31 wordt geremd door de zijplaat 18 en de afbuiginrichting 8 naar boven beweegt met de ketting 31 onder geleiding door de Mas 12 en het kanaaLC^.
30 Als de elektromagnetische koppeling 40 niet zou zijn aange bracht, zou het kettingwiel 43, dat aangrijpt in de ketting 44, gedwongen worden gedraaid wanneer de afbuiginrichting 8 naar boven beweegt, en zou het draaien van het kettingwiel 43 door de uitgangsas 39 worden overgebracht naar het overbrengingsdeel 37, Als gevolg 35 hiervan zou de veer 38 worden gebroken. Als de veer 38 niet zou worden gebroken, zou de afbuiginrichting 8 dan niet naar boven kun- pn η ς x.Q 7 - 20 -s nen bewegen. In ieder geval is de elektromagnetische koppeling 40 aangebracht voor het opheffen van deze moeilijkheid, en speelt hij een belangrijke rol omdat de uitgangsas 42 en de ingangsas 41 moeten worden losgekoppeld wanneer de afbuiginrichting 8 naar boven be-5 weegt. Wanneer de afbuiginrichting 0 de bovenste grens van zijn beweging bereikt, produceert een niet weergegeven eindschakelaar een signaal voor het neerlaten van de afbuiginrichting, welk signaal de solenoïde 49 stroomloos maakt en de veerkoppeling 51 in de sliptoestand brengt.-Het signaal voor het neerlaten van de afbuig-10 inrichting doet ook de elektromagnetische koppeling 40 aangrijpen waarbij het waarnemen van het achterste einde van het vel S door de sensor de solenoïde 40 bekrachtigt teneinde het de afbuiginrichting 0 mogelijk te maken naar beneden te bewegen onder het tot stilstand komen op plaatsen, die elk overeenkomen met een van de 15 vel-opnemende bakken B.
Met de afbuiginrichting 0 is een tegengewicht 77 Czie fig.5) verbonden, zodat het gewicht van de inrichting 0 in hoofdzaak nul is en de neerwaartse beweging van de inrichting door de zwaartekracht niet optreedt wanneer de inrichting tot stilstand komt gedu-20 rende zijn neerwaartse of opwaartse beweging.
Verwijzende naar fig.7 steekt een as 67 uit vanaf de zij-plaat 10 op een plaats halverwege tussen de plunjer van de soleno-ide 49 en de veerkoppeling 51, met welke as draaibaar een tussenge-deelte is verbonden van een arm 6Θ, die aan een einde daarvan is 25 voorzien van een L-vormig gedeelte 60a, dat verschuifbaar in aan raking is met een bovenste binnengedeelte van een aanslagarm 50, en aan het andere einde daarvan is voorzien van een uitgesneden gedeelte 69, dat draaibaar is rond een as 67 zoals de solenoïde 49 voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting 0. Een as 71 30 strekt zich uit door de zijplaat 18 op een plaats halverwege tus sen de veerkoppeling 35 en het leikettingwiel 46 en is door een leger 72 (fig.5), bevestigd aan de monteerplaat 19, draaibaar gemonteerd. Aan een einde van de as 71, welk einde zich buiten de zijplaat 18 bevindt, is een einde bevestigd van een arm 70, die 35 aan het andere einde daarvan draaibaar het uitgesneden gedeelte 68b 80 0 5 39 7 - 21 - van de arm 68 aangrijpt en door de drukkracht van een veer 69 onder druk staat voor het rechtsom in fig.7 draaien van de as 71.
Aan een einde van de as 71, welk einde zich aan de binnenzijde van de zijplaat 18 bevindt, is een arm 73 bevestigd, die zich schuin 5 uitstrekt naar een plaats tussen de verticaal evenwijdige parten van de transportbanden 7. De arm 73 draagt aan zijn voorste.einde de drukpen 66, die kan aangrijpen op het nokoppervlak 64a van de nokplaat 64 van de velscheidingsklauw 62. Bij de weergegeven en beschreven uitvoeringsvorm, is de drukpen 66 in de vorm van een as, 10 die in de tegengestelde richting van de as 71 van de arm 73 uit steekt en is voorzien van een draaibaar daaraan gemonteerde rol 75 (zie fig.5 en 8). Bij bekrachtigen van de solenoide 49 voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting 8, wordt dus de aanslag-arm 50 in de richting van de pijl B in fig.7 getrokken, waarbij de 15 arm 68 een vooraf bepaalde mate rechtsom draait in fig.7 rond de as 67, terwijl zijn L-vormige gedeelte 68a langs het binnenopper-vlak glijdt van de arm 50 wanneer deze kantelt. De arm 70 doet de as 71 linksom draaien in fig.7, waarbij de aan de as 71 bevestigde arm 73 eveneens linksom draait in fig.7. Als gevolg hiervan wordt 20 de drukpen 66 weg bewogen van het nokoppervlak 64a van de velschei- dingsklauw 62.
Met de voornoemde constructie wordt de elektromagnetische koppeling 40 ingeschakeld en de solenoide 49 voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting 8 stroomloos gemaakt wanneer de 25 afbuiginrichting 8 naar beneden beweegt. Dan wordt de drukpen 66 in een stand gehouden, waarin hij in aanraking is met het nokoppervlak 64a van de velscheidingsklauw 62, waarbij wanneer de afbuiginrichting 8 in een vooraf bepaalde stand voor de bak B tot stilstand komt, de met de bak B samenhangende velscheidingsklauwen 62 30 naar een werkstand worden gebracht, waarin zij voorbij de veltrans- portoppervlakken van de transportbanden 7 uitsteken. Het vel S, dat door de transportbanden 7 wordt getransporteerd, wordt dus door de velscheidingsklauwen 62 in de werkstand afgebogen en door de leiplaten 9 en uitstootrollen R^ en uitgestoten op de velopnemen-35 de bak B. Bij het waarnemen van het uitstoten van het vel S door een sensor 76, wordt de solenoide 48 voor het naar beneden bewegen onnuo 7 - 22 - van de inrichting 8 gedurende een zeer Korte tijd bekrachtigd, zodat de veerkoppeling 35 aangrijpt en de aandrijfKracht van de Ketting 31 wordt overgebracht naar het Kettingwiel 43, dat naar beneden beweegt onder het draaien in aangrijping in de Ketting 44 5 voor het zodoende naar beneden bewegen van de afbuiginrichting 8.
Het voorste einde 47a van de verbindingsstang 47 of aanslagarm, welk voorste einde is losgemaakt vanuit ingrijping met een van de aangrijpgroeven 36a van de huls 36 wanneer de solenolde 48 tijdelijk wordt bekrachtigd, wordt in aanraking gebracht met de omtrek 10 van de huls 36 zodra de solenolde 48 stroomloos wordt gemaakt en komt in aangrijping met de volgende aangrijpgroef 36a wanneer de huls 36 draait voor het zodoende voorkomen van een verder draaien van de huls 36. Dit ontkoppelt de veerkoppeling 35 en maakt het alleen het kettingwiel 34 mogelijk vrij te draaien rond de as 39, 15 zodat de afbuiginrichting 8 op esn vooraf bepaalde plaats overeen komende met de volgende vel opnemende bak B tot stilstand komt. Wanneer de afbuiginrichting 8 naar beneden beweegt, wordt de druk-pen 36 losgemaakt vanuit aangrijping met het nokoppervlak 64a van de nokplaat 64 van de velscheidingsklauw 62 overeenkomende met de 20 voorgaande bak B, zodat de velscheidingsklauwen 62 door hun eigen- gewicht worden teruggetrokken naar een niet werkzame stand op afstand van de veltransportoppervlakken van de transportbanden 7.
Wanneer de vellen naar alle bakken of naar een vooraf bepaald aantal bakken B zijn verdeeld, wordt een regelsignaal uitge-25 geven, dat de elektromagnetische koppeling 40 uitschakelt en de solenolde 49 bekrachtigt voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting 8. Dit doet de veerkoppeling 51 aangrijpen en zet het kettingwiel 54 vast aan de vaste as 59 voor het voorkomen van het draaien daarvan, zodat de afbuiginrichting 8 naar boven beweegt 30 wanneer de ketting 31 naar boven beweegt.
Zodra de solenolde 49 voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting 8 is bekrachtigd, wordt de drukpen 66 weg bewogen vanaf het nokoppervlak 64a van de nokplaat 64 van de velscheidingsklauw 62, waarbij het tegen de nokplaat 64 botsen van de drukpen 35 66 wordt voorkomen, zodat geen geluid wordt geproduceerd wanneer de 80 0 5 39 7 / - 23 - afbuiginriohting 8 naar boven beweegt.
Een niet weergegeven eindschakelaar neemt de aankomst waar van de afbuiginriohting 8 in een stand overeenkomende met de bovenste bak B, en produceert een signaal, dat de solenoide 49 stroom-5 loos maakt en de veerkoppeling 51 verbreekt. Het kettingwiel 54 draait dus vrij en de opwaartse beweging van de afbuiginrichtihg 8 wordt onderbroken.
Wanneer het gewenst is onderhoud en herstel uit te voeren, onderbreekt de bedienaar de stroomtoevoer naar het stelsel 1 voor 20 het in groepen delen van vellen. Dit ontkoppelt de elektromagneti sche koppeling 40 en de veerkoppelingen 35 en 51 teneinde het mogelijk te maken de afbuiginriohting 8 met de hand naar boven en naar beneden te bewegen. In dit geval is de drukpen 66 geplaatst in een stand, waarin hij in aangrijping kan komen met het nokopper-25 vlak 64a van de nokplaat 64 van de velscheidingsklauw 62. De nok- plaat 64 is echter zodanig gevormd, dat wanneer de drukpen 66 naar boven beweegt, de nokplaat 64 de beweging van de drukpen 66 niet belemmert. De afbuiginriohting 8 kan dus gemakkelijk naar wens naar boven of naar beneden worden bewogen.
20 Overeenkomstig de uitvinding worden alleen de velafbuig- klauwen 62, nodig voor het afbuigen van het vel S, in een werkstand gebracht bij de neerwaartse beweging van de afbuiginriohting 8, waarbij andere scheidingsklauwen positief in niet werkzame standen worden gebracht voor het zodoende tot een minimum beperken van het 25 gevaar van een foute werking. Wanneer de afbuiginriohting 8 naar boven wordt bewogen gedurende de werking van het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen, kunnen de nadelen van de stand van de techniek worden opgeheven, t.w. dat de nokplaat en het aangrijpdeel voor het verplaatsen van de velscheidingsklauwen geluid produceren 30 wanneer zij onafgebroken tegen elkaar worden gebracht, en dat de levensduur van de onderdelen wordt verkort. Omdat de afbuiginrich-ting 8 met de hand kan worden bewogen nadat de bedienaar de stroomtoevoer heeft onderbroken naar het stelsel voor het in groepen delen van vellen, kan onderhoud en herstel worden vergemakkelijkt.
35 De nokplaat van de velscheidingsklauw voor het bewegen van «0 05 39 7 - 24 - de Klauw naar de werkstand en niet werkzame stand behoeft niet voor alle velscheidingsklauwen te worden aangebracht, waarbij slechts een nokplaat kan zijn aangebracht vaar een as, die éen aantal velscheidingsklauwen draagt voor een vel-opnemende bak. Ook behoeft 5 de nokplaat niet uit een stuk te zijn voorzien aan een zijde tegen over het vellei-oppervlak van de klauw, zoals bij de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, waarbij een nokorgaan als een afzonderlijke eenheid kan zijn voorzien onafhankelijk van de velscheidings-klauw. In plaats van dat de velscheidingsklauw gewoonlijk in de 10 niet werkzame stand wordt geplaatst door zijn eigen gewicht, kan de trekveer voor het onder druk plaatsen van de velscheidingsklauw worden gebruikt voor 'het terugbrengen daarvan naar zijn niet werkzame stand. De ketting 44 en het kettingwiel 43 kunnen worden vervangen door een heugel en rondselconstructie.
15 De fig.13 en 14 tonen een andere uitvoeringsvorm, die zich onderscheidt van de in de fig.3 - 12 weergegeven uitvoeringsvorm, doordat de bovenste uitstootrol van de afbuiginrichting 8 is weggelaten en in plaats daarvan een bovenste leiplaat 80 met een gebogen oppervlak met in hoofdzaak dezelfde afmeting als een kwart 20 cirkel in aangrijping is met de onderste uitstootrol R^, die is ge maakt van een vervormbaar veerkrachtig materiaal. Wanneer het vel S, gescheiden door de velscheidingsklauwen 62 van de transportbanden 7 en afgebogen langs de leiplaat 9, tussen de bovenste leiplaat 80 en de uitstootrol R^ in wordt gevoerd, wordt de uitstootrol R^
25 vervormd in een mate die overeenkomt met de dikte van het vel S
teneinde het vel S te kunnen aangrijpen en uitstoten. Bij deze uitvoeringsvorm heeft de velscheidingsklauw 62' een zodanige gedaante, dat de klauwplaat 63 en de nokplaat 64 aan weerszijden van de as 60 naar beneden steken. De in de transportbanden 7 gevormde gaten h 30 hebben een ronde gedaante.
Wanneer het nodig is de transportbanden 7 te vervangen of de elektromagnetische koppeling 40 te revideren en herstellen na langdurig gebruik, kan het onderhavige stelsel voor het in groepen delen van vellen zonder moeilijkheden met deze toestand uit de weg. 35 Wanneer een dergelijke noodzaak ontstaat, wordt eerst een achterste deksel 57 (zie fig.3) van het hoofdlichaam van het stelsel verwij- 80 0 5 39 7 » - 25 - derd voor het blootleggen van de vellei-inriohting 10. Dan worden de schroeven, die de gebogen delen 15a en 15b vastzetten aan het hoofdlichaamsgestel 160, verwijderd, waarbij aan de gebogen delen 15a en 15b wordt getrokken voor het door draaien bewegen van de 5 vellei-inriohting 10 en de afbuiginriohting 8 rond de as 14.
Dan wordt de steun 21 losgemaakt van de monteerplaat 19 samen met de rol 22, en het gebogen gedeelte 19b in de tegengestelde richting gedrukt voor het volgens een draaibeweging rond de as 12 doen bewegen van de afbuiginriohting 8. De afbuiginriohting 8 wordt 10 dus pp afstand geplaatst van de vellei-inriohting 10. Door het ver wijderen van de transportbanden 7 kunnen de banden 7, gevormd van veerkrachtig materiaal, gemakkelijk worden verwijderd van de vellei-inriohting 10 door het uitrekken daarvan en bewegen langs het gebogen deel 15a, dat dan een vrij einde is. De banden 7 kunnen wor-15 den gemonteerd door het omkeren van de voornoemde handelingen. On derhoud van de elektromagnetische koppeling 40 en zijn bijbehorende onderdelen, leiplaten 9 en uitstootrollen Rg en kan gemakkelijk tot stand worden gebracht omdat een directe toegang tot deze onderdelen met de hand of een gereedschap kan worden verkregen voor het 20 gerpakkelijk uitvoeren van revisie, herstel en vervanging. De afbuig- inrichting 8 en de vellei-inriohting 10 kunnen even gemakkelijk in hun oorspronkelijke toestanden worden hersteld als waarop zij daaruit zijn verwijderd. Zij worden meer in het bijzonder volgens een draaibeweging bewogen ineen richting tegengesteld aan de richting, 25 waarin zij worden bewogen bij verwijdering vanuit hun oorspronkelij ke toestanden. Dan wordt de steun 21 gemonteerd aan de monteerplaat 19 en worden de gebogen delen 15a en 15b op hun plaats geschroefd aan het hoofdlichaamsgestel 160. De tijd, nodig voor deze handelingen, is zeer kort.
30 De stangvormige geleiding 83, waarvan een middengedeelte zich naar voren uitstrekt naar de richting waarin het vel S wordt getransporteerd, en een eindgedeelte op afstand is geplaatst, maakt het mogelijk het vel S zonder moeilijkheden te transporteren zelfs indien het vel S aan zijn rand een omkrulling heeft ontwikkeld. Het 35 vel S kan dus gelijkmatig worden getransporteerd zonder het veroor- pn η ς vq 7 - 26 - zaken van een velverstopping.
De bovenste leiplaat 80 voor het geleiden van het vel S, losgemaakt van de transportbanden 7 naar de uitstoottollen en R^j kan de veldoorgang openen en sluiten. Zelfs indien een velver-5 stopping optreedt, kan het vel S gemakkelijk worden verwijderd uit de veldoorgang door het bewegen van de bovenste leiplaat 80, zodat het mogelijk is snel het hoofd te bieden aan het optreden van een velverstopping.
Onderhoud van alle onderdelen van het stelsel voor het in 10 groepen delen van vellen kan gemakkelijk tot stand worden gebracht.
In het geval van het optreden van een velverstopping in de uit-stootrollen R3 en R'^,’ de onderste leiplaten 9, enz., kan de moeilijkheid bovendien gemakkelijk worden opgeheven.
Het hiervoor beschreven stelsel voor het in groepen delen 15 van vellen is voorzien van een aantal stallen velscheidingsklau- wen 62, aangebracht op plaatsen overeenkomende met een aantal vel-opnemende bakken B, waarbij de klauwen 62 gewoonlijk in de niet werkzame stand zijn geplaatst, en een afbuiginrichting 8, die het mechanisme bevat voor het naar een werkstand bewegen van de klau-20 wen. Het technische ontwerp, dat de vellei-inrichting 10 en de af buiginrichting 8 gemakkelijk kunnen worden geopend en gesloten, het technische ontwerp van het verschaffen van de stangvormige geleiding 83 teneinde het aan zijn rand omkrullen te voorkomen van het vel S en het technische ontwerp van het bewegen van de boven-25 ste leiplaat 80 voor het openen en sluiten van de veldoorgang, kun nen bij een andere soort stelsels voor het in groepen delen van vellen worden toegepast.
Verwijzende naar de fig.15 - 24 is een andere uitvoeringsvorm weergegeven, waarbij onderdelen, soortgelijk aan die, welke 30 zijn weergegeven in de hiervoor beschreven uitvoeringsvorm, zijn aangeduid door dezelfde verwijzingscijfers.
In fig.15 wordt het vel S, toegevoerd aan het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen, in hoofdzaak horizontaal bewogen door het paar toevoerrollen 3, een paar leiplaten 4 en een 35 paar toevoerrollen 5, zoals aangeduid door een onderbroken lijn.
80 0 5 39 7 9 .
- 27 -
Nadat zijn bewegingsrichting is veranderd door de richtings-veranderingsplaat 6 vanuit de horizontale richting naar de verticale richting, wordt het vel S aangetrokkén tegen de transportbanden 7 zonder einde, die verticaal zijn opgesteld voor een beweging in 5 evenwijdige verticale parten, en geleverd aan de afbuiginrichting 8. Het vel S wordt afgebogen wanneer het beweegt langs het gebogen oppervlak van de leiplaten 9, die in de afbuiginrichting 8 zijn gebouwd, om te worden afgeleverd aan het vel-opnemende oppervlak van de bak 5.
10 Verwijzende naar fig.16 bevat de vellei-inrichting 10 in hoofdzaak U-vormig gebogen delen 13a en 13b, bevestigd aan een zijde daarvan en vastgëzet aan tegenover elkaar liggende einden van de verticaal zich uitstrekkende as 14, draaibaar verbonden met het hoofdlichaam van het stelsel 1 voor het in groepen delen van vellen. 15 De vellei-inrichting 10 kan dus volgens een draaibeweging rond de as 14 worden bewogen, zoals weergegeven in de fig.16 en 20. Verder bevat de vellei-inrichting 10 tevens in hoofdzaak L-vormig gebogen delen 15a en 15b, bevestigd aan de andere zijde daarvan. In de gesloten stand is de vellei-inrichting 10 vastgeschroefd aan het 20 hoofdgestel 160 van het stelsel, zoals beschreven aan de hand van fig.15 teneinde het in groepen delen van vellen te kunnen uitvoeren.
Het U-vormig gebogen deel 13a en het L-vormig gebogen deel 15a zijn vastgezet aan de gebogen gedeelten 16a en 16b, gevormd 25 aan tegenover elkaar liggende einden van het bovenste draagdeel 16.
Op soortgelijke wijze zijn het U-vormig gebogen deel 13b en het L-vormig gebogen deel 15b bevestigd aan de gebogen gedeelten 17a en 17b aan tegenover elkaar liggende einden van het onderste draagdeel 17 Czie fig.17]. De as 12, die de afbuiginrichting 8 draagt, 30 is vastgezet aan het gedeelte van het bovenste draagdeel 16 nabij het gebogen gedeelte 16a, en het gedeelte van het draagdeel 17 nabij het gebogen gedeelte 17b van het onderste draagdeel 17. De afbuiginrichting 8 omvat de zijplaat 18, de monteerplaat 19 die aan een einde daarvan is vastgezet aan de zijplaat 18 en zich in leng-35 terichting van het bovenste draagdeel 16 in samengestelde toestand an 0 5 39 7 - 28 - uitstrekt, en verschillende onderdelen, vastgezet aan de zljplaat 18 en de montserplaat 19. De monteerplaat 19 heeft aan een gedeelte daarvan nabij de zijplaat 18 het leger 20 voor het verschuifbaar dragen van de as 12.
5 De.steun 21 is losmaakbaar gemonteerd aan het andere einde van de monteerplaat 19 en draagt de ral 22 (zie de fig.17 en 19).
De rol 22 is tegen de achterkant geplaatst van het kanaal C^, hetgeen een van de kanalen C^, en C3 is, vastgezet tussen de bovenste en onderste draagdelen 16 en 17 wanneer de steun 21 is gemon-10 teerd.
Zoals weergegeven in fig.19 is· de rol 23 aangebracht op een plaats overeenkomende-met de rol 22, waarbij het kanaal zich daartussen bevindt. De rol 23 is draaibaar gemonteerd door een leger 19a, gevormd door het ombuigen van een gedeelte van de monteer-15 plaat 19. De rollen 22 en 23 worden in lichte aanraking gehouden met het kanaal en oefenen samen met het leger 20 de werking uit van het geleiden van de afbuiginrichting 8, wanneer deze verticaal beweegt.
De vacuumhouder T is vastgezet tussen de bovenste en onder-20 ste draagdelen 16 en 17 door toepassing van het daartussen zich uitstrekkende kanaal C^. Het vel S, waarvan de bewegingsrichting is veranderd door de richtingsveranderingsplaat 6 vanuit de horizontale naar de neerwaartse richting, wordt aangetrokken door de transportbanden 7 door de werking van de vacuumhouder T, zodat het 25 vel S naar beneden kan worden bewogen langs de transportbanden 7 zonder door de zwaartekracht te vallen totdat het de afbuiginrichting 8 bereikt. Gebogen eindranden van de kanalen C^, Cj en be vinden zich op dezelfde hoogte als de uitstekende oppervlakken 24 en 25 van de houder T voor het zodoende dragen van het vel S op 30 een aantal punten en het in een vlakke toestand daarvan houden door het voorkomen van het buigen daarvan bij het naar beneden bewegen.
Thans wordt de constructie beschreven van de afbuiginrichting 8. Een aantal leiklauwen 9 is op onderlinge afstanden gemon-35 teerd aan de monteerplaat 19 en opstaand aangebracht. Zoals weerge- 80 0 5 39 7 r - 29 - geven in fig.22 is een bovenste begineindgedeelte 9a' van een gebogen oppervlak 9a van elke leiklauw 9 aangebracht onder een bandeind-oppervlak CF van het kanaal C1 CC2 en Cg]. Door deze uitvoering wordt het vel S, dat naar beneden beweegt door te worden geleid 5 door het gebogen eindoppervlak CF, gelijkmatig avergebracht naar het gebogen oppervlak 9a en afgebogen in de richting van de pijl E tijdens het bewegen langs het gebogen oppervlak 9a teneinde te worden gegrepen door de uitstootrollen Rg en R^, die in aanraking met elkaar draaien, zodat het vel S in de richting van de pijl K kan 10 worden uitgestoten. Een vel-opnemende bak B is in de richting van de pijl K geplaatst, zodat het vel S in hoofdzaak evenwijdig aan het vel opnemende oppervlak van de bak B wordt afgeleverd.
De uitgangsas 39 van de veerkoppeling 35 is verbonden met de ingangsas 41 van de elektromagnetische koppeling 40, gemonteerd 15 aan de monteerplaat 19, waarbij de uitgangsas 42 van de elektromag netische koppeling 40 is vastgezet aan een kettingwiel 43’. Een ketting 44’ is vastgezet in een uitsparing in het kanaal Cg en strekt zich verticaal uit, waarbij de ketting 44’ is geslagen om het kettingwiel 43’ (zie de fig.22 en 23].
20 Wanneer de solenoïde 48 stroomloos wordt gemaakt, wordt het voorste einde van de verbindingsstang 47 door een veer 48a gedwongen tegen de omtrek te drukken van de huls 38 en aan te grijpen in een van de aangrijpgroeven teneinde het draaien van de huls 36 te voorkomen. Wanneer de solenoïde 48 wordt bekrachtigd, wordt de plun-25 jer van de solenoïde 48 naar beneden bewogen tegen de drukkracht van de veer 48a, zodat de verbindingsstang 47 wordt losgemaakt van-üit aangrijping met de aangrijpgroef in de omtrek van de huls 36 teneinde de huls 38 vrij te laten draaien.
Aangenomen wordt dat de elektromagnetische koppeling 40 30 in aangrijping is. De afbuiginrichting 8 begint zelf naar beneden te bewegen onder geleiding door de as 12 en het kanaal Cg met betrekking tot de ketting 44’, vastgezet aan het kanaal Cg. De neerwaartse beweging van de afbuiginrichting 8 kan worden onderbroken door het stroomloos maken van de solenoïde 48. Door het regelen 35 van de werking van de solenoïde 48 door het naar wens bekrachtigen 80 05 39 7 - 30 - en stroomloos maken daarvan, kan de afbulglnrichting 8 met tussenpozen naar beneden worden bewogen.
Bij het voltooien van het afleveren van het vel S aan de onderste bak B wordt een signaal voor het omhoogbewegen van de af-5 buiginrichting opgewekt, en wordt de solenolde 48 stroomloos ge maakt ter voorbereiding voor het naar boven bewegen van de afbuig-inrichting 8. Het signaal voor het omhoog bewegen van de afbuiginrichting ontkoppelt de elektromagnetische koppeling 40 voor het zodoende losmaken van de ingangsas 41 en de uitgangsas 42. Het sig-10 naai voor het omhoog bewegen van de afbuiginrichting bekrachtigt tevens.de solenoïde 49, gemonteerd aan de zijplaat 18 voor het naar boven bewegen van de afbulglnrichting 8, welke solenoids stroomloos is gebleven tijdens het naar beneden bewegen van dB afbuiginrichting 8. De solenoïde 49 heeft een plunjer, verbonden met de verbindings-15 stang (aanslagarm) 50.
Leikettingwielen 55 en 56 zijn gemonteerd aan de zijplaat 18 op plaatsen resp. boven en onder het aandrijfkettingwiel 54. Een gewoonlijk bovenste part van de ketting 31 is geslagen om het lei-kettingwiel 56, het aandrijfkettingwiel 54 en het leikettingwiel 20 55 in de aangegeven volgorde. Het aandrijfkettingwiel 54 wordt ge dwongen te allen tijde linksom te draaien in fig.21. Wanneer de solenoïde 49 wordt bekrachtigd, doet de verbindingsstang 50 de huls 52 rechtsom draaien voor het met elkaar verbinden van de ingangsas en de uitgangsas van de veerkoppeling 45. De afbuiginrich-25 ting 8 wordt dus door de as 12 en het kanaal in zijn opwaartse beweging met de ketting 31 geleid. Bij het bereiken van het bovenste einde van zijn bewegingsbaan neemt een eindschakelaar de aankomst van de afbuiginrichting 8 waar voor het produceren van een signaal voor het neerlaten van de afbuiginrichting.
30 Het verwijderen van het achterste deksel 57 Czie fig.153 van het hoofdlichaam van het stelsel voor het in groepen delen van vellen legt de vellei-inrichting 10 bloot, zoals weergegeven in fig.19. Schroeven 58, die de gebogen delen 15a en 15b vastzetten aan het hoofdlichaamsgestel 160 worden verwijderd, waarbij de ge-35 bogen delen 15a en 15b in de hand worden gehouden en bewogen in de richting van de pijl J. De vellei-inrichting 10 en de afbuiginrich- 80 05 39 7 - 31 - ting 8 worden door draaien bewogen rond de as 14 naar een open stand.
Dan wordt de steun 21 verwijderd van de monteerplaat 19 samen met de rol 22, en wordt het gebogen gedeelte 19b in de rich-5 ting van de pijl P tegengesteld aan de richting van de pijl J ge drukt. Dit beweegt de afbuiginrichting 8 volgens een draaibeweging rond de as 12 teneinde de inrichting op afstand te brengen van de vellei-inrichting 10. De fig.16 en 20 tonen het resultaat van deze handelingen.
10 Fig.24 toont een wijziging, waarbij de bovenste leiplaat 80 door draaien kan worden bewogen rond de as 82 ten opzichte van de leiplaat 9. Fig.24 'toont tevens met streepstippellijnen de stang-varmige geleiding 83. De bovenste geleiding 80 en de stangvormige geleiding 83 zijn beschreven aan de hand van de fig.9 - 14, zodat 15 geen verdere beschrijving nodig is.
80 05 38 7

Claims (5)

1. Stelsel voor het in groepen delen van vellen, welk stelsel is voorzien van een aantal op vooraf bepaalde onderlinge afstanden boven elkaar geplaatste vel-opnemende bakken, verder van een vel-lei-inrichting, die veltransportbanden bevat, verticaal opgesteld 5 langs een Inlaatelnde van de vel-opnemende bakken, van een aantal stellen velsoheidingsklauwen, opgesteld in een aantal lagen langs de veltransportbanden, waarbij elk stel is aangebracht op een plaats overeenkomende met een van de vel-opnemende bakken, en van een afbuiginricht'ing, verticaal beweegbaar door de vel-lei-10 inrichting langs de veltransportbanden, waarbij een verticale bewe ging van de afbuiginrichting het aantal stellen velscheidingsklau-wen opeenvolgend in een werkstand brengt voor het afbuigen van vellen, getransporteerd door de veltransportbanden naar de bijbehorende vel-opnemende bakken om daarin te worden opgenomen, gekenmerkt 15 door een aantal als een eenheid met de velsoheidingsklauwen werken de nokorganen voor het verplaatsen van de velsoheidingsklauwen, waarbij althans eaivan de nokorganen samenhangt met een stel vel-scheidingsklauwen, verder door aangrijpmiddelen, gemonteerd in de afbuiginrichting en werkzaam voor het in en uit aangrijping komen 20 met de nokorganen voor het bewegen van de velsoheidingsklauwen tus sen een werkstand en een niet werkzame stand, door middelen voor het terugbrengen van de velsoheidingsklauwen, welke middelen de velsoheidingsklauwen te allen tijde dwingen te bewegen naar de niet werkzame stand, en door een solenoïde voor het bedienen van een 25 mechanisme voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting, waarbij de aangrijpmiddelen in aangrijping zijn met een van de nokorganen voor het verplaatsen van de velsoheidingsklauwen, en de solenoïde voor het naar boven bewegen van de afbuiginrichting werkzaam is voor het bedienen van het mechanisme voor het naar bo-30 ven bewegen van de afbuiginrichting en het in een stand houden van de aangrijpmiddelen op afstand van de stand, waarin deze in aangrijping zijn met de nokorganen voor het verplaatsen van de vel- 80 05 39 7 - 33 - scheidingsklauwen.
2. Stelsel volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de afbuig-inrichting en de vellei-inrlchting door draaien kunnen worden bewogen rond een einde van een hoofdlichaam van het stelsel, waarbij de - 5 afbuiginrichting door draaien kan worden bewogen rond een einde van de vellei-inrichting.
3. Stelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de vellei-inrichting verder een vacuumhouder omvat met een afmeting, die zich uitstrekt langs althans de afmeting van de verticaal in 10 een aantal lagen opgestelde vel-opnemende bakken, waarbij de vel- transportbanden in evenwijdige verticale parten rond de vacuumhouder bewegen.
4. Stelsel volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat de · afbuiginrichting een paar uitstootrollen omvat, aangebracht bij 15 een inlaateinde van de bakken en gedragen door de afbuiginrichting, verder leimiddelen voor het leiden van een vel, gescheiden van de transportbanden door de velscheidingsklauwen om te worden overgebracht naar de uitstootrollen, en een stangvormige geleiding, aangebracht tussen bovensts en onderste leiplaten van de leimiddelen 20 en vastgezet aan een einde van de afbuiginrichting, welke stang vormige geleiding zodanig is gevormd, dat zijn middengedeelte zich uitstrekt in de richting, waarin elk vel wordt getransporteerd en zijn eindgedeelte op afstand ligt van deze richting.
5. Stelsel volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de boven- 25 ste leiplaat van de leimiddelen voor het geleiden van een vel, gescheiden van de transportbanden door de velscheidingsklauwen om te worden overgebracht naar de uitstootrollen, kan worden bewogen voor het openen en sluiten van een veldoorgang, die deel uitmaakt van de afbuiginrichting. 1 80 05 39 7
NL8005397A 1979-09-29 1980-09-29 Bladklassificatiesysteem met een afbuiginrichting. NL8005397A (nl)

Applications Claiming Priority (8)

Application Number Priority Date Filing Date Title
JP12600479 1979-09-29
JP12600479A JPS5652356A (en) 1979-09-29 1979-09-29 Collator apparatus
JP306680 1980-01-17
JP306680A JPS56132261A (en) 1980-01-17 1980-01-17 Blank deviating device for registering machine
JP1980027008U JPS6211880Y2 (nl) 1980-02-29 1980-02-29
JP2700780U JPS56128346U (nl) 1980-02-29 1980-02-29
JP2700780 1980-02-29
JP2700880 1980-02-29

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL8005397A true NL8005397A (nl) 1981-03-31

Family

ID=27453773

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL8005397A NL8005397A (nl) 1979-09-29 1980-09-29 Bladklassificatiesysteem met een afbuiginrichting.

Country Status (6)

Country Link
US (1) US4349190A (nl)
CA (1) CA1151585A (nl)
DE (1) DE3036674C2 (nl)
FR (1) FR2466414A1 (nl)
GB (1) GB2059397B (nl)
NL (1) NL8005397A (nl)

Families Citing this family (12)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4548398A (en) * 1980-11-21 1985-10-22 Donald L. Snellman Collator
GB2164322B (en) * 1984-09-13 1988-01-13 Ncr Co Apparatus for pocketing documents in vertically aligned pockets
GB2185463B (en) * 1985-12-20 1989-11-15 Ricoh Kk Sorter
DE3808332A1 (de) * 1988-03-12 1989-09-21 Helmut Steinhilber Sortiergeraet fuer blaetter aus papier oder dergleichen
JPH0725465B2 (ja) * 1988-07-11 1995-03-22 三田工業株式会社 ソーター
US5342034A (en) * 1993-04-27 1994-08-30 Xerox Corporation Mailbox/compiler architecture
NL1012924C2 (nl) * 1999-08-27 2001-02-28 Ocu Technologies B V Werkwijze en inrichting voor het selectief afleggen van bedrukte vellen op boven elkaar gelegen dragers.
US7289741B2 (en) * 2003-08-26 2007-10-30 Ricoh Company Ltd. Image forming apparatus, unit for installation in the image forming apparatus, and administration system monitoring use state of the image forming apparatus
US7496326B2 (en) * 2004-12-22 2009-02-24 Ricoh Company, Ltd Electrostatic attraction device and image forming apparatus using the same
JP5433177B2 (ja) * 2008-07-04 2014-03-05 京セラドキュメントソリューションズ株式会社 用紙排出装置および画像形成装置
JP2020011464A (ja) * 2018-07-19 2020-01-23 京セラドキュメントソリューションズ株式会社 画像形成装置
CN110342320B (zh) * 2019-08-22 2024-05-28 成都理工大学 多层滚轴式自动装订储存箱

Family Cites Families (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US2661209A (en) * 1949-06-18 1953-12-01 David C Mcgalliard Sheet distributor
GB1510809A (en) * 1974-12-09 1978-05-17 Xerox Corp Sheet sorting apparatus
US4026540A (en) * 1975-06-10 1977-05-31 Lawrence Frederick J Selective tray sheet sorting machine
US4068837A (en) * 1976-09-29 1978-01-17 International Business Machines Corporation Paper hold-down device for collector
JPS5593764A (en) * 1978-12-29 1980-07-16 Ricoh Co Ltd Collater

Also Published As

Publication number Publication date
DE3036674A1 (de) 1981-04-16
GB2059397A (en) 1981-04-23
DE3036674C2 (de) 1984-11-29
FR2466414B1 (nl) 1985-03-15
FR2466414A1 (fr) 1981-04-10
CA1151585A (en) 1983-08-09
GB2059397B (en) 1983-05-25
US4349190A (en) 1982-09-14

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US4285508A (en) Collator
NL8005397A (nl) Bladklassificatiesysteem met een afbuiginrichting.
US4114349A (en) Automatic sorting, conveying and packing mechanism for photographic prints
DE2029276C3 (de) Vorrichtung zum Fördern eines Stapels hochkantstehender flachiger Gegenstande
KR102245014B1 (ko) 샘플 블랭크들을 회수하기 위한 디바이스, 제거 스테이션 및 시트 형태의 요소들을 처리하기 위한 기계
US20100200165A1 (en) Method And Apparatus For Manufacture And Inspection Of Swatch Bearing Sheets Using A Vacuum Conveyor
US4406449A (en) Apparatus for depositing sheets in a stack
JP7080901B2 (ja) 端材取り出しステーション、加工機械、及び加工機械のサンプルブランクの品質管理の方法
US5499806A (en) Collating machine
CA2223215C (en) Apparatus for processing folded printed products
JPH05238630A (ja) 印刷物を収集または丁合いし、そして綴じるための方法およびこの方法を実施するための装置
KR19990006900A (ko) 평면형 가공물의 컨베이어내의 분류장치
US3228273A (en) Sheet delivery mechanism
US10351380B2 (en) Diverter conveyor
JP2008169044A (ja) 順次重ねられたシートのスタックを整列するための装置と方法
KR102246745B1 (ko) 샘플 블랭크들을 배출하기 위한 디바이스 및 방법, 제거 스테이션 및 시트 형태의 요소들을 처리하기 위한 기계
JP4478838B2 (ja) 印刷物抜取装置及びその印刷物抜取方法
US4364504A (en) Feeding device
US2852989A (en) Stacker and delivery mechanism for paper products and the like
JPH11334242A (ja) 枚葉紙様材料用の丁合いシステムおよび丁合い方法
US7740129B2 (en) Apparatus for conveying sheet-type flat items
CN110626832A (zh) 一种转移输送机
USRE20194E (en) Method of and apparatus fob
JPH0115870B2 (nl)
JPH03256797A (ja) ソーター綴じ装置

Legal Events

Date Code Title Description
BT A document has been added to the application laid open to public inspection
A85 Still pending on 85-01-01
BV The patent application has lapsed