NL8004268A - Overbrenging voor een windmolen. - Google Patents

Description

i > * -¾ *. “ \ VO 752

Betr.: Overbrenging voor een windmolen.

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het overbrengen van vermogen van een windmolen.

Bekende windmolens bezitten een door de wind gedreven propellor en een overbrenging voor de beweging van de propellor aan een gebruiker, 5 zoals dit vereist is.

Een overbrenging is noodzakelijk omdat de propellor normaliter op een aanzienlijke hoogte boven de grond is opgesteld terwijl deze een hoeksnelheid heeft koppel levert welke niet bruikbaar zijn, welke grotere hoeksnelheden en lagere koppels dan gebruikelijk voor een 10 propellor wenst.

Deze overbrengingen, welke de propellor zodanig met de gebruiker verbindt dat de afstand wordt overbrugd en een gewenste snelheids-overbrenging wordt verkregen, zijn normaliter van het mechanische type en omvatten een aantal tussenassen welke gekoppeld zijn door 15 stellen conische wielen alsmede vertragende tandwieloverbrengingen en/of snelheidsvariatoren.

Deze manier van overbrengen heeft verschillende technische nadelen, maakt veel geluid, trilt, is duur in onderhoud en heeft een laag rendement.

20 Het doel van de uitvinding is de geschetste nadelen te onder vangen door te voorzien in een overbrenging met zodanig functionele karakteristieken, dat de geschetste nadelen ondervangen worden.

De overbrenging volgens de uitvinding is gekenmerkt doordat deze omvat: een pomp welke wordt aangedreven door de propellor voor 25 het opwekken van een fluïdum stroom onder druk en een fluïdum motor welke wordt gevoed door die fluïdum stroom onder druk zodat deze gaat draaien en bruikbaar is voor de afnemer.

Verdere bijzonderheden van de uitvinding worden onder verwijzing naar de tekening besproken. Daarin is schematisch een doorsnede door 30 een windmolen volgens de uitvinding weergegeven.

Door 1 is de windmolen aangeduid welke bestaat uit een door de wind gedreven propellor. 2 en een overbrenging, als geheel aangeduid door 3, voor het omzetten van de beweging van de propellor 2 naar een gebruiker h, welke schematisch is aangeduid.

35 De propellor 2 is op een as 5 gespied welke draaibaar is om een 800 42 68 • -2- in hoofdzaak horizontale as door tussenkomst van een toren 6, welke op rollagers 8 is gemonteerd aan de hovenzijde van een steunconstructie 7 zodat deze toren om een verticale as draaibaar is en zich op de wind kan instellen.

5 De overbrenging 3 omvat een pomp 8 welke in de toren 6 is ge monteerd en welke wordt aangedreven door de as 5 van de propellor 2 teneinde een fluïdum stroom onder druk te produceren, alsmede een fluïdum motor 95 welke wordt gevoed door de fluidum stroom onder druk zodat deze gaat draaien en op zijn beurt de gebruiker k aandrijft, welke 10 via een koppeling, zoals schematisch door de streeplijnen 10 aangeduid, met het systeem is verbonden.

De pomp 8 en de fluidum motor 9 zijn onderling verbonden door een toe- en afvoerpijp 11 respectievelijk 12, zodat een gesloten circuit 13 wordt gevormd waarin het fluidum in de richting van de pijlen f 15 stroomt.

De pijpen 11, 12 zijn voorzien van een draaibaar spruitstuk 1U van bekend type, waardoor de toren 6 op de constructie 7 kan draaien zonder dat speciale pijpen, bijvoorbeeld flexibele pijpen noodzakelijk zijn.

De overbrenging 3 omvat voorts een reservoir 15 voor het 20 fluidum, bij voorkeur olie, als deze wordt gebruikt voor hydrodynamische circuits, en een circuit 16 voor het handhaven van een vooraf bepaalde druk in de terugvoerpijp 12. Het circuit omvat een kleine hulpkop 17 welke wordt aangedreven door de as 5 van de propellor 2 via een toeren vermenigvuldiger18 van bekend type, bij voorkeur doch niet noodzake-25 lijkerwijs met een snelheidsverhouding van 10.

De pomp 17 veroorzaakt een fluidum stroom van het reservoir 15 via een pijp 19 en pompt dit via een pijp 20 naar de terugvoerpijp 12.

Het circuit 16 heeft voorts een drukregelklep 21, welke met de pijp 12 is verbonden en een vooraf bepaald druk niveau kan handhaven.

30 De pijpen 11, 12 zijn onderling verbonden door een veiligheids klep 12, welke het mogelijk maakt dat fluidum van de pijp 11 naar de pijp 12 komt, wanneer de druk in de pijp 11 een vooraf bepaald niveau overschrijdt.

De pijpen 11, 12 zijn onderling verbonden terwijl een normaliter 35 gesloten poortklep 23, welke met de hand wordt bediend.

Poortklep 23 2k gaat open wanneer de windmolen in werking wordt gesteld en sluit wanneer de propellor zijn volle snelheid heeft be- 800 42 68 -3- • 1 « reikt. Op deze wijze kan de propellor aanlopen en ook "bij een lage windsnelheid werken.

Een verzamelpijp 2k, welke via een verdeelklep 25 wordt vertakt in twee alternatief werkende pijpleidingen 2β, 27 voert de overstroom 5 van de klep 21, via filters 28, 29, naar het reservoir 15. Warmte uitwisselaar 30 bevindt zich in de pijp 2h voor het koelen van het fluidum.

De pomp 8, de fluidum motor 9 en de kleppen 21 en 22 zijn voorzien van vloeistof verzamelleidingen 31, welke naar de pijp 2h voeren.

De propellor as 5 is voorzien van een aandrijving 32 voor een 10 generator 33, welke voorziet in electrisch vermogen extra signaleren en regeldoeleinden.

De fluidum motor 9 is bij voorkeur van het variabele en verplaatsbare type, en is op bekende, niet weergegeven wijze voorzien van middelen voor het veranderen van zijn stand als gevolg van een regelsignaal. 15 Verder is het mogelijk de gebruiker h met constante vooraf bepaalde snelheden aan te drijven en de hoeksnelheid van de propellor te veranderen.

De gebruiker ^ en de fluidum motor 9 welke deze aandrijft kan op enige afstand van de steunconstructie 7 zijn opgesteld waarbij de pijpleidingen 11, 12 indien nodig langer uitgevoerd worden.

20 De gebruiker h kan meervoudig zijn elk met een eigen fluidummotor 9 of een aantal fiuidummotoren welke alle bijvoorbeeld parallel worden gevoed via de pijpleidingen 11, 12.

De overbrenging volgens de uitvinding heeft het voordeel dat deze geluidsarm is, praktisch geen onderhoud behoeft en een hoog rendement 25 heeft. Verder voordeel moet worden gezien in de omstandigheid dat het mogelijk is door wind energie gebruikers van verschillend type aan te drijven met een ruime mogelijkheid voor het regelen van de snelheden.

80042 68

Claims (5)

1. 2. Overbrenger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de pomp en de fluïdum motor verbonden zijn door toe- en afvoerpijpen, welke een gesloten circuit vormen.
2. 3. Overbrenger volgens conclusie 2, met het kenmerk, dat de pijp leidingen welke de pomp en de motor onderling verbinden voorzien zijn van een draaibaar spruitstuk. k, Overbrenger volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat voorts een circuit aanwezig is voor het handhaven van een voorafbepaalde druk 15 in de terugvoerpijp, welk circuit een pomp omvat welke wordt aangedreven door de propellor als hij verbonden is met de terugvoerpijp terwijl in de terugvoerpijp een drukregelklep aanwezig is.
3. 5. Overbrenger volgens conclusie 1-2, met het kenmerk, dat de toe- en afvoerpijpen verbonden zijn door een veiligheidsklep.
4. 6. Overbrenger volgens conclusies 1-2, met het kenmerk, dat de toe- en afvoerpijpen verbonden zijn door een normaliter gesloten poort-klep welke opent om de propellor vanuit de ruststand in werking te kunnen stellen.
5. 7. Overbrenger volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de 25 fluïdum motor van een variabele en verplaatstbaar type is en voorzien van middelen voor het veranderen van de verplaatsing als gevolg van een bedieningssignaal. 800 4 2 68