NL7906406A

NL7906406A - Kabelgoot met brandbeveiligingsinrichting.

Info

Publication number: NL7906406A
Application number: NL7906406A
Authority: NL
Original assignee: Graepel Friedrich C
Priority date: 1978-09-11
Filing date: 1979-08-24
Publication date: 1980-03-13
Also published as: IT1123111B; ATA595179A; GB2034535A; CH646549A5; FR2435844A1; SE7906891L; FR2435844B1; BE878643A; AT370261B; DE2839396C3; GB2034535B; DE2839396B2; DK375679A; SE425448B; DK148246B; DK148246C; DE2839396A1; IT7925609A0

Description

' ’ 79 3^10/M/Sdm/asm _ _ ^ f *

Aanvrager : Friedrich C. Graèpel te Loningen, Bondsrepubliek

Duitsland.

Korte aanduiding : Kabelgoot met brandbeveiligingsinrichting.

De uitvinding heeft betrekking op een kabelgoot met brandbeveiligingsinrichting, bestaande uit een goot voor het. opnemen van de kabel en een de goot afsluitend deksel.

Bij de bekende kabelgoten van deze soort is de brandbeveiligings-· 5 inrichting van afzonderlijke bekledingen uit asbest of dergelijk vuurvast materiaal gevormd, die in de vorm van platen de binnenzijde van de de kabel opnemende goot afdekken en op deze wijze in geval van brand moeten verhinderen dat het vuur respectievelijk de hitte de kabel vernielt of tenminste zoveel beschadigt dat door kortsluiting 10 de stroomvoorziening, in geval van levensbelang zijnde toestellen, bijvoorbeeld in ziekenhuizen uitvalt. Een dergelijke inwendige bekleding geeft echter een zeer slechte ventilatie van de binnenruimte van de goot, waar doorheen de kabel loopt, tot gevolg zodat de in de goot aangebrachte kabel onder gelijktijdige verhoging van zijn elek-15 trische weerstand zich dermate kan verwarmen, dat een aanbranden of smeulen van de kabel kan ontstaan.

De uitvinding verhelpt dit en bereikt dit bij een kabelgoot van de aan het Jregin genoemde soort daardoor dat de goot dubbelwandig met ten opzich^ elkaar versprongen ventilatie openingen in de op een 20 afstand van elkaar geplaatste gootwanden is uitgevoerd en de buitensts en/of binnenste gootwanden tenminste aan hun binnenzijde van een door warmte activeerbare isolatielaagvormer zijn voorzien.

Bij deze uitvoering is op eenvoudige wijze door de ventilatieopeningen in de gootwanden een ventilatie van de binnenruimte van de 25 kabelgoot, waar doorheen de kabel loopt, in een zodanige mate gegarandeerd, dat een verwarming van de aangelegde» kabel onder gelijktijdige verhoging van zijn electrische weerstand met zekerheid is uitgesloten. Doordat hierbij de ventilatieopeningen in de op een afstand zpn elkaar geplaatste wanden van de goot ten opzichte van elkaar ver- 7906406 t ‘79 3^10/M/Rdm/asm _ 2 _ 9 * ........ '"11 I I I I ' ' 1 1 1 ' '« sprongen zijn aangebracht is tevens gewaarborgd, dat in geval van brand geen direkt treffen van vlammen op de kabel via de ventilatieopeningen kan voorkomen. Veelmeer worden in een dergelijk geval de door de ventilatie-openingen in de binnen öfe gootwand inslaande vlam-5 men bij de niet van gaten voorziene gedeelten van de binnenste gootwand gebroken* Hiermede gaat een zodanige warmte ontwikkeling gepaard dat de bij voorkeur tenminste aan de binnenzijde van de buitenste .gootwand aangebrachte -vormer voor de isolatie-laag wordt ge-aktiveerd. De vormer voor de isolatie-laag maakt bij aktiveering een 10 thermisch isolerende schuimlaag, die de in het binnenste van de kabelgoot aangelegde kabel tegen beschadiging door hitte beschermt. Afhankelijk van de gewenste intensiteit van de brandbeveiliging voor de kabel kunnen alle gootwanden aan hun binnenzijde, alsmede voor de.buitenste en/of binnenste gootwanden ook aan hun buitenzijde 15 van een vormer voor ee:a isolatielaag zijn voorzien. Bovendien kan ook de deksel die de goot afsluit aan zijn binnen- en buitenzijde van de vormer van een isolatie-laag zijn voorzien.

De aan de binnenzijde van de binnenste gootwanden en indien aangebracht de aan de binnenzijde van de deksel aanwezige vormer voo? 20 de isolatie-laag veroorzaakt in geval van brand een volledig inslui-ten ven dek&e iet binnenste van de kabel^Sel de thermisch isolerende schuimlaag. De aan de buitenzijde op de binnenste gootwanden op de buitenste gootwanden en op de deksel aangebrachte vormer voor een isolatielaag werkt daarbij door het vormen van dienovereenkomstige 25 thermisch isolerende schuimlagen in geval van brand onder daarmede overeenstemende verhoging van de veiligheidstijden extra isolerend.

De vormer voor de isolatie-laag kan uit een twee componenten epoxyhars bestaan, zoals dit bijvoorbeeld door de firma uMetall-30 gesellschaft AGM te Frankfurt/M, onder de aanduiding "Flamarest 1600 BM in’, het verkeer wordt gebracht. Deze vormt in enkele seconden na een hitte inwerking van ongeveer 280 tot 290° een uit een organisch polymeer opgebouwd schuimmateriaal met een veelvoud van de dikte van het op de gootwanden aangebrachte isolatie-laag product, 35 _dat een gewenste warmte isolatie voor de in het inwendige van de 7906406 79 3^10/M/Edm/asm _ 3 _ I-; : i kabelgoot aangelegde kabel bij dienovereenkomstige vuurbestendigheid veroorzaakt.

De uitvinding wordt aan de hand van de bijgevoegde tekening nader toegelicht, waarin: 5 Fig. 1 een dwarsdoorsnede volgens de lijn I-I in fig. 2 van een kabelgoot volgens de uitvinding voorstelt en

Fig. 2 een bovenaanzicht bij het eind van de kabelgoot volgens fig. 1 met een afgebroken deksel voorstelt.

De in de tekening getoonde kabelgoot, die op een op zichzelf 10 bekende gebruikelijke wijze ter plaatse waar hij wordt gebruikt, kan zijn opgehangen is als geheel met het verwijzingscijfer 1 aangeduid en heeft een de goot 1 afsluitend deksel 2. De deksel 2 kan een afzonderlijk constructie deel zijn dat op de goot 1 de afsluiting van de bovenzijde hiervan, bijvoorbeeld op een niet nader getoonde manier 15 wordt vastgeklemd. De goot 1 is dubbelwandig onder toepassing van een binnenste U-profiel 3 en een buitenste U-profiel k uitgevoerd, welk buitenste profiel het binnenste U-profiel 3 aan alle zijde met een zelfde afstand insluit. Het binnenste U-profiel 3 omvat twee tegenover elkaar liggende in de lengte richting verlopende zijwanden 5 en 70 een bodenArand 6, terwijl het buitenste U-profiel 2 tegenover elkaar liggende.'^Se lengte richting verlopende zijwanden 7 ©n een bodem-vand 8 omvat. Door middel van schroefverbindingen 9 met stanshulzen 9a tussen de binnenste bodemwand 6 en de buitenste bodemwand 8 zijn de binnenste gootwanden 5, 6 en de buitenste gootwanden 7, 8 met 25 aan alle zijden een zelfde afstand ten opzichte van elkaar vastgezet. De schroefbouten van de schroefverbindingen 9 strekken zich hierbij door afzonderlijk'·, bij de montage van de kabelgoot op geschikte plaatsen aangebrachte en met elkaar in lijn liggende gaten in de binnenste bodemwand 6 en de buitenste bodemwand 8 uit.

30 In de binnenste gootwanden 5, 6 en in de buitenste gootwanden 7,8 zijn ventilatie-openingen 10 aangebracht die door uitgestanste . gaten van .ronde . of sleufvormige of andere geschikte uitvoering kunnen zijn gevormd. De ventilatie-opening 10 van de binnenste gootwanden 5, 6 zijn ten opzichte van de ventilatie-openingen 10 van de 35 “telkens hier tegenover liggende buitenste gootwanden 7,8 versprongen 7906406 ' 79 3^10/M/Edm/asm — k —

JS

ί aangebracht.

De binnenste gootwanden 5» 6 zijn aan hun binnenzijde 11 en de buitenste gootwanden 7,δ aan hun binnenzijde 12 van een vormer voor een isolatielaag voorzien bijvoorbeeld van een materiaal onder de aanduiding nFlamare&H dat door de Firma "Metallgesellschaft AG” te 5 Frankfurt/M als vormer voor een isolatielaag in het verkeer wordt gebracht. Dit kan door middel van een kwast of door middel van een roller aan de binnenzijde 11 respectievelijk 12 maar ook door spuiten worden aangebracht. Op een zelfde manier kunnen de buitenzijden 13 en 1h van de binnenste gootwanden 5, 6 respectievelijk van 10 de buitenste gootwanden 7» 8 alsmede voorts aok aan de binnenzijde 15 en de buitenzijde 16 van de deksel 2 van een vormer voor een isolatielaag '..'orden voorzien. Wanneer de vormer voor de isolatielaag op de binnenste gootwanden 5, 6 de buitenste gootwanden 7» 8 en/ of de deksel 2 telkens aan de binnenzijde en aan, de buitenzijde 15 moet worden aangebracht, zo is het aan te bevelen het aanbrengen hiervan door dompelen uit te voeren, die doelmatig voor de binnenste gootwanden 5, 6 van het binnenste U-profiel 3 en de buitenste gootwanden 7» 8 van het buitenste TJ-profiel k alsmede zonodig voor de deksel 2 kan worden uitgevoerd voordat de kabelgoot wordt gemonteerd, 20 De binnenste gootwanden 5, 6 van het binnenste TJ-profiel 3 dragen in de lengte-richting van de kabelgoot op een afstand van elkaar aangebrachte afstandstukken 17 uit vuurvast materiaal, bijvoorbeeld . asïbest, waarvan op het onderste deel 18 de in het inwendige van het binnenste U-profiel 3 aangelegde kabels 19 zijn 25 ondersteund. De afstandsstukken 17 kunnen bijvoorbeeld geschikte vormstukken zijn. De kabels 19 zijn door de afstandsstukken 17 met een vrije zijdelingse afstand van de zijwanden 5 en met een vrije afstand boven de bodemWand 6 van het binnenste U-profiel 3 van de goot 1 over het grootste gedeelte van hun lengte gehouden, zodat 30 in deze gobieden een ongehinderd opschuimen in het bijzonder ook van de op de binnenzijde 11 van de bodemwand 6 van het binnenste goot-profiel 3 aangebrachte vormer voor de isolatielaag in geval van brand gewaarborgd is. De afstandstukken 17 "'hebben ' ’ ' tesamen geen nadelige beïnvloeding van de door de vormer van de isolatielaag 7906406 $9 3^10/M/Bdm/asm _ 5 __ .

in geval van brand veroorzaakte thermische isolatie van de kabel 19 omdat de isolatie in bet gebied van de afstandsstukken 19 ten gevolge van bet vuurvaste materiaal eveneens aanwezig is. Ten gevolge van een smalle, bijvoorbeeld beugelvormiga uitvoering, geven de 5 afstandsstukken 17 ook geen nadelige beïnvloeding van de ventilatie van de kabelgoot.

i 9 - conclusies - 790640ft

Claims

79 3^10/M/Rdm/asm _ 6 _ /» CONCLÏÏS IES
1. Kabelgoot met brandbeveiligingsinrichting, bestaande uit een goot voor het opnemen van een kabel en een deksel veor het afsluiten van de goot, met het kenmerk, dat de goot (1) dubbelwandig met tenopzichte van elkaar versprongen ventilatie-openingen 5 (10.) in de op een afstand van elkaar geplaatste gootwanden (5, 6, 7» 8. is uitgevoerd en de buitenste en/of binnenste gootwanden (7, 8, 5, 65 tenminste aan een binnenzijde (12, 11) van een door warmte acti-veerbare isolatielaag-vormer zijn voorzien.
2. Kabelgoot volgens conclusie 1, m e i het kenmerk, 10 dat de buitenste (7, 8) en/of de binnenste gootwanden (5,8) ook aan hun buitenzijde (l4, 13) van een vormer van een Isolatielaag zijn voorzien.
5· Kabelgoot volgens conclusies 1 of 2,met het ken merk, dat ook dè de goot (l) afsluitende deksel (2) aan zijn 15 binnen- (15) en/of buitenzijde (16) van een vormer van een isolatie laag is voorzien.
4. Kabelgoot volgens een óf meer van de conclusies 1-3, me t het kenmerk, dat de vormer van de isolatielaag uit een twee-componenten epoxyhars bestaat, die onder inwerking van warmte een 20 thermisch isolerende schuimlaag vormt.
5. Kabelgoot volgens één of meer van de conclusies 1-4, met het kenmerk, dat de binnenste gootwanden (5, 6) in de lengte-· richting van de kabelgoot met op een afstand van elkaar aangebrachte afstandstukken (17) voor het ondersteunen van de kabel (l9)^S^eeeu 25 afstand van de binnenste gootwanden dragen.
6. Kabelgoot volgens conclusie 5,met het kenmerk, dat de afstandstukken (17) uit vuurvast materiaal bestaan. 7906406