NL2031780B1 - Tand voor een baggerwerktuig, tandlichaam voor gebruik in de tand en baggerwerktuig met de tand - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een tand voor een baggerwerktuig, omvattende: een tandlichaam met een extern oppervlak en een inwendige holte met een toegangsopening tot de holte aan een eerste uiteinde in het externe oppervlak, en een koppellichaam. voor bevestiging aan het baggerwerktuig met een invoeglichaam, waarbij het invoeglichaam en de inwendige holte een samenvoegbare vorm hebben voor opname van het invoeglichaam in de holte door de toegangsopening. Het tandlichaam. omvat een uitsparing in het extern oppervlak met een diepte die groter is dan de wanddikte van het tandlichaam, welke uitsparing ten minste deels toegang verschaft tot de holte, waarbij aan twee uiteinden van de uitsparing schouders zijn gevormd voor klikbevestiging van een klem, waarbij het invoeglichaam een met de uitsparing uitgelijnde sleuf omvat in samengevoegde toestand, waarbij in samengevoegde toestand een klem met een klemlichaam en haakelementen vanaf de omtrekszijde van het tandlichaam met het klemlichaam in de uitsparing en de sleuf kan zijn gevoegd en met de haakelementen om de schouders kan zijn geklikt.

Description

P1279/NLpd

TAND VOOR EEN BAGGERWERKTUIG, TANDLICHAAM VOOR GEBRUIK IN DE TAND

EN BAGGERWERKTUIG MET DE TAND

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een tand voor een baggerwerktuig volgens de aanhef van conclusie 1. Voorts heeft de uitvinding betrekking op een tandlichaam als slijtonderdeel van de tand zoals beschreven in conclusie 7 en op een baggerwerktuig met de tand volgens de uitvinding zoals beschreven in conclusie 8.

Een dergelijke tand is in de techniek bekend. Tanden worden vanwege de hoge slijtage onder de bedrijfsomstandigheden tijdens het baggeren regelmatig vervangen. Momenteel geschiedt zulks vaak door een verbindingsmethode waarbij een slijtonderdeel, ook aange- duid als tandlichaam, op een invoeglichaam wordt geplaatst en met een met veel kracht aan te brengen spie of dergelijke op zijn plaats wordt gehouden. Het aanbrengen en het verwijderen van de spie kost zodanig veel kracht dat met name het verwijderen van de spie een ongecontroleerde handeling is waardoor zowel ongelukken kunnen plaatsvinden als materiaal verloren kan gaan. Ook doordat de werkzaamheden op open water plaatsvinden zijn de kansen op het verloren gaan van onderdelen en het optreden van bedrijfsongeluk- ken zeer hoog.

Een dergelijke tand, in het bijzonder de bevestiging van het tandlichaam als slijtonderdeel op het invoeglichaam, behoeft daar- om een verbetering.

In de techniek is geen oplossing beschikbaar om op eenvoudi- ge, snelle en zekere manier een slijtonderdeel van een baggerwerk- tuig of dergelijke te vervangen.

De uitvinding heeft tot doel een verbeterde tand voor een baggerwerktuig en dergelijke te verschaffen. De uitvinding is niet beperkt tot de toepassing op een baggerwerktuig, andere graafwerk- tuigen kunnen profiteren van de tand volgens de uitvinding. De uitvinding betreft tevens de bevestiging van een slijtonderdeel, aangeduid als tandlichaam, aan het bagger- of graafwerktuig.

In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een oplossing te verschaffen waarmee een tandlichaam, dat wil zeggen het slijt-

onderdeel van een tand van een baggerwerktuig, snel en eenvoudig kan worden losgenomen en geplaatst.

De uitvinding heeft tevens tot doel een veiligere oplossing te verschaffen voor het losnemen en plaatsen van een tandlichaam.

Tevens heeft de uitvinding tot doel een baggerwerktuig te verschaffen die een oplossing biedt voor de bestaande problemen bij het vervangen van de slijtonderdelen van de tanden van het baggerwerktuig.

Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde voordelen, verschaft de uitvinding volgens een eerste uitvoerings- vorm een tand die de maatregelen van conclusie 1 bevat. Deze tand heeft het voordeel dat het plaatsen en losnemen van het tand- lichaam snel een eenvoudig kan worden uitgevoerd, zonder veel kracht te hoeven uitoefenen.

Tevens is gebleken dat de uitvinding . Een dergelijke syner- getische werking is volkomen onverwacht.

De uitvinding heeft derhalve betrekking op een tand voor een baggerwerktuig, omvattende: - een tandlichaam met een tussen twee uiteinden gedefinieerde lengte en een loodrecht op de lengte gedefinieerde breedte, welke tandlichaam een extern oppervlak heeft en een inwendige holte met een toegangsopening tot de holte aan een eerste uiteinde in het externe oppervlak, en - een koppellichaam voor bevestiging aan het baggerwerktuig met een extern oppervlak en een door een deel van het externe op- pervlak gevormd invoeglichaam, waarbij het invoeglichaam en de inwendige holte een samen- voegbare vorm hebben voor opname van het invoeglichaam in de holte door de toegangsopening, met het kenmerk, dat het tandlichaam tussen de beide uiteinden een uitsparing in het extern oppervlak omvat met een diepte die groter is dan de wanddikte van het tandlichaam, welke uitsparing ten minste deels toegang verschaft tot de holte, waarbij aan twee uiteinden van de uitsparing schouders zijn gevormd voor klikbevestiging van een klem, waarbij het invoeglichaam een met de uitsparing uitgelijnde sleuf omvat in samengevoegde toestand, waarbij in samengevoegde toestand een klem met een klem- lichaam en haakelementen vanaf de omtrekszijde van het tandlichaam met het klemlichaam in de uitsparing en de sleuf kan zijn gevoegd en met de haakelementen om de schouders kan zijn geklikt. Deze tand biedt het voordeel dat de klem van buitenaf slechts aan de omtrekszijde van de tand is geplaatst en om twee schouders van het tandlichaam klikt waardoor de klem vast is gekoppeld met het tand- lichaam. Doordat de klem tevens in de sleuf van het invoeglichaam is geplaatst kan het tandlichaam niet van het invoeglichaam worden afgeschoven. Met name heeft het hierbij de voorkeur dat de passing van het uitwendig oppervlak van het invoeglichaam en het inwendig oppervlak van de holte van het tandlichaam zodanig zijn dat in hoofdzaak geen speling aanwezig is wanneer beide op een beoogde manier in elkaar zijn gestoken of samen zijn gevoegd. Ook heeft het de voorkeur dat de klem in hoofdzaak geen speling vertoont met de sleuf van het invoeglichaam wanneer het is aangebracht. Evenzo heeft het de voorkeur dat de klem in hoofdzaak geen speling ver- toont met de uitsparing van het tandlichaam wanneer het in de uit- sparing is gevoegd.

Het koppellichaam kan op verscheidene manieren aan het bag- gerwerktuig worden bevestigd. Dit kan middels een losneembare be- vestiging zijn, zoals een bout met eventueel een contramoer of middels een lasbevestiging, wat als een niet-losneembare of conti- nue verbinding kan worden opgevat.

Volgens een voorkeuruitvoeringsvorm van de tand volgens de uitvinding, omvat de klem een klemlichaam van een veerkrachtig ma- teriaal. Dit zorgt ervoor dat de klem voorafgaand aan de plaatsing en na verwijdering na in klemmende positie te zijn geplaatst een in hoofdzaak identieke vorm heeft. De veerkrachtige eigenschap zorgt er bovendien voor dat een kracht nodig is om de klem van vorm te veranderen zoals benodigd is om de klikverbinding te ver- krijgen. Een van buitenaf inwerkende kracht is voorts benodigd om de klem vanuit de klemmende toestand uit de klikverbinding te ver- wijderen. De klem zal derhalve niet zelf de klemmende toestand kunnen verlaten, waardoor een zekere koppeling van tandlichaam en invoeglichaam is verkregen.

Een geschikte klemming kan worden verkregen wanneer het klem- lichaam een klemlichaam omvat dat is gevormd van metaal, rubber, kunststof of een combinatie daarvan. Een deskundige in de techniek is eenvoudig in staat om de klemkracht te bepalen en het materiaal daarop aan te passen of uit te kiezen. Bijvoorbeeld kunnen de dik- te, de aard en de soort materiaal worden gekozen om een optimale of geschikte klemming te verkrijgen. Ook dient het materiaal ge- schikt te zijn voor de omstandigheden waarin het wordt gebruikt, zoals zout zeewater.

Om met verder vergrote zekerheid te verkrijgen dat wordt voorkomen dat een onbedoelde lossing van de klem optreedt, heeft het de voorkeur dat het klemlichaam een veerkrachtig materiaal om- vat en de haakelementen een star materiaal zijn.

Bijvoorbeeld kan het klemlichaam 20 een combinatie van een star materiaal en een veerkrachtig materiaal omvatten en kunnen de haakelementen als een geheel met het starre materiaal van het klemlichaam zijn gevormd. Een dergelijke klem 15 zal eruit kunnen zien als een centraal lichaam van een veerkrachtig materiaal met aan beide uiteinden een star deel dat een vormgeving heeft die ge- schikt is om een klemmende verbinding met de schouder op het tand- lichaam te vormen. Het klemlichaam is derhalve niet beperkt tot het deel dat veerkrachtig is.

Om een geschikte werking van de tand te verkrijgen heeft het de voorkeur dat het koppellichaam een materiaal omvat dat geschikt is voor een lasbevestiging aan een onderdeel van een baggerwerk- tuig. Bij voorkeur is het koppellichaam vervaardigd van metaal, zoals een voor de bedrijfsomstandigheden geschikt metaal of staal.

Volgens een verdere vookreursuitvoeringsvorm heeft de uitvin- ding betrekking op een tandlichaam voor gebruik als slijtonderdeel in de tand volgens de uitvinding en zoals hiervoor beschreven en in de tekening getoond.

Ook heeft de uitvinding betrekking op een baggerwerktuig met een tand volgens de uitvinding en zoals hiervoor beschreven en in de tekening getoond.

De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden uitgelegd. De tekening toont hierbij in:

Fig. 1 een aanzicht van onderdelen van de tand volgens de uitvinding in een gescheiden toestand,

Fig. 2 een aanzicht van onderdelen van de tand volgens de uitvinding in een deels gekoppelde toestand, 5 Fig. 3 een aanzicht van onderdelen van de tand volgens de uitvinding in een geheel gekoppelde toestand,

Fig. 4 een aanzicht van het loskoppelen van onderdelen van de tand volgens de uitvinding vanuit een geheel gekoppelde toestand, en

Fig. 5 toont een doorsnede van de tand volgens de uitvinding in een geheel gekoppelde toestand.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen middels dezelfde ver- wijzingscijfers aangeduid. Echter, de voor een praktische uitvoe- ring van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn niet alle ge- toond, vanwege de eenvoud van de weergave.

Fig. 1 toont onderdelen van een tand 1 die geschikt is voor gebruik in een baggerwerktuig. De tand 1 omvat een tandlichaam 2 met een tussen twee uiteinden gedefinieerde lengte en een lood- recht op de lengte gedefinieerde breedte, welke tandlichaam 2 een extern oppervlak 3 heeft en een inwendige holte 4 (niet zichtbaar in Fig. 1) met een toegangsopening 5 tot de holte 4 aan een eerste uiteinde 6 in het externe oppervlak 3.

Fig. 1 toont voorts een koppellichaam 7 voor vaste bevesti- ging aan een onderdeel 8 van een baggerwerktuig. Het koppellichaam 7 omvat een extern oppervlak 9 en een door een deel van het exter- ne oppervlak gevormd invoeglichaam 10. Het invoeglichaam 10 en de inwendige holte 4 hebben een samenvoegbare vorm voor opname van het invoeglichaam 10 in de holte 4 door de toegangsopening 5.

Het tandlichaam 2 omvat tussen de beide uiteinden een uitspa- ring 11 in het extern oppervlak 3 met een diepte die groter is dan de wanddikte van het tandlichaam 2, welke uitsparing 11 ten minste deels toegang verschaft tot de holte 4, waarbij aan twee uiteinden 12, 13 van de uitsparing 11 schouders 14 zijn gevormd voor klikbe- vestiging van een klem 15. Het invoeglichaam 10 omvat een, in sa- mengevoegde toestand, met de uitsparing 11 uitgelijnde sleuf 16.

Feitelijk kan de uitsparing 11 worden gevormd door een deel van een bovenwand van het tandlichaam 2 te verwijderen, waarbij het tandlichaam 2 tevens twee zijwanden en een bodemlichaam omvat, welke zich alle kunnen uitstrekken tussen de beide uiteinden van het tandlichaam 2. Doordat zoals hiervoor genoemd de diepte van de uitsparing 11 groter is dan de wanddikte van het tandlichaam 2, zal niet slechts een deel van de bovenwand van het tandlichaam 2 zijn verwijderd, maar ook een deel van de beide zijwanden. De schouders kunnen dan zijn gevormd in de resterende delen van de zijwanden. De in het invoeglichaam 10 gevormde sleuf 16 is uitge- lijnd met de uitsparing 11.

In samengevoegde toestand is de klem 15 met een klemlichaam 20 en haakelementen 17, 18 vanaf de omtrekszijde van het tand- lichaam 2 met het klemlichaam 20 in de uitsparing 11 en de sleuf 16 gevoegd en met de haakelementen 17, 18 om de schouders 14 ge- klikt. Hierdoor is de klem 15 op klemmende wijze vast gekoppeld aan het tandlichaam 2 waar die slechts vanaf kan worden genomen door het losklikken van de haakelementen 17, 18 van de schouders 14. Voorts is het lichaam 20 van de klem 15 in de sleuf 16 gele- gen, waardoor het invoeglichaam 10 niet uit de holte 4 kan worden verwijderd.

Een optimale koppeling wordt verkregen wanneer de klem 15 in de breedterichting van het tandlichaam is gelegen tijdens de klem- mende koppeling, dat wil zeggen waarbij een lijn door de beide haakelementen 17, 18 loodrecht is gelegen op de lengterichting van het tandlichaam 2.

Fig. 2 toont de toestand waarbij het invoeglichaam 10 in de holte 4 van het tandlichaam 2 is gevoegd en de sleuf 16 is uitge- lijnd met de uitsparing 11. De klem 15 is als afzonderlijk onder- deel getoond in Fig. 2.

In Fig. 3 is de toestand getoond waarbij alle onderdelen van de tand zijn gekoppeld en een voor bedrijf gerede situatie is ver- kregen.

Fig. 4 toont ten slotte een toestand waarbij de klem 15 mid- dels een schroevendraaier, wat slechts als voorbeeld dient van een eenvoudig op elke technische omgeving aanwezig geschikt gereed- schap, wordt losgenomen door een haakelement 17 van achter de schouder 14 te verwijderen. De vormverandering kan worden verkre- gen door het veerkrachtige materiaaldeel 19 in de klem 15.

In Fig. 5 is een doorsnede getoond van de situatie waarbij alle onderdelen van de tand zijn gekoppeld en een voor bedrijf ge- rede situatie is verkregen. In Fig. 5 is duidelijk zichtbaar dat in deze uitvoeringsvariant de klem 15, meer in het bijzonder het materiaaldeel 19 van de klem 15, in de sleuf 16 van het koppelli- chaam 7 is gevoegd waardoor het koppellichaam 7 en het tandlichaam 2 niet van elkaar kunnen worden gescheiden.

De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen. De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.

De uitvinding strekt zich tevens uit over elke combinatie van maatregelen die hiervoor onafhankelijk van elkaar zijn beschreven.

Claims (8)

CONCLUSIES

1. Tand voor een baggerwerktuig, omvattende: - een tandlichaam met een tussen twee uiteinden gedefinieerde lengte en een loodrecht op de lengte gedefinieerde breedte, welke tandlichaam een extern oppervlak heeft en een inwendige holte met een toegangsopening tot de holte aan een eerste uiteinde in het externe oppervlak, en — een koppellichaam voor bevestiging aan het baggerwerktuig met een extern oppervlak en een door een deel van het externe opper- vlak gevormd invoeglichaam, waarbij het invoeglichaam en de inwendige holte een samenvoegbare vorm hebben voor opname van het invoeglichaam in de holte door de toegangsopening, met het kenmerk, dat het tandlichaam tussen de beide uiteinden een uitsparing in het extern oppervlak omvat met een diepte die groter is dan de wand- dikte van het tandlichaam, welke uitsparing ten minste deels toe- gang verschaft tot de holte, waarbij aan twee uiteinden van de uitsparing schouders zijn gevormd voor klikbevestiging van een klem, waarbij het invoeglichaam een met de uitsparing uitgelijnde sleuf omvat in samengevoegde toestand, waarbij in samengevoegde toestand een klem met een klemlichaam en haakelementen vanaf de omtrekszijde van het tandlichaam met het klemlichaam in de uitsparing en de sleuf kan zijn gevoegd en met de haakelementen om de schouders kan zijn geklikt.

2. Tand volgens conclusie 1, waarbij de klem een klemlichaam omvat van een veerkrachtig materiaal.

3. Tand volgens conclusie 1 of 2, waarbij het klemlichaam een klemlichaam omvat dat is gevormd van metaal, rubber, kunststof of een combinatie daarvan.

4. Tand volgens conclusie 1, waarbij het klemlichaam een veer-

krachtig materiaal omvat en de haakelementen een star materiaal zijn.

5. Tand volgens conclusie 1, waarbij het klemlichaam een combina- tie van een star materiaal en een veerkrachtig materiaal omvat en de haakelementen als een geheel met het starre materiaal van het klemlichaam zijn gevormd.

6. Tand volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het koppel- lichaam een materiaal omvat dat geschikt is voor een lasbevesti- ging aan een onderdeel van een baggerwerktuig.

7. Tandlichaam voor gebruik als slijtonderdeel in de tand volgens een der voorgaande conclusies.

8. Baggerwerktuig met een tand volgens een der conclusies 1 tot en met 6.