NL2028303B1 - Inrichting voor het dragen van voorwerpen, vouwplaten en een set daarvan voor het vormen van de inrichting - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een inrichting voor het dragen van voorwerpen op een bovenstuk van een trap, omvattende een draagplateau en een over het bovenstuk te plaatsen huls, waarbij ten minste een van het draagplateau en de huls uit een vouwbaar plaatmateriaal is vervaardigd. Tevens heeft de uitvinding betrekking op vouwplaten voor het vervaardigen van onderdelen van de inrichting en op een set van de vouwplaten. De inrichting volgens de uitvinding is ingericht om te worden geplaatst om het bovenstuk van een huishoudtrap, waardoor een hoog draagoppervlak wordt gecreëerd om voorwerpen, zoals gereedschap of schoonmaakmiddelen, op te plaatsen wanneer een gebruiker op de trap staat.

Description

P689/NLpd INRICHTING VOOR HET DRAGEN VAN VOORWERPEN, VOUWPLATEN EN EEN SET

DAARVAN VOOR HET VORMEN VAN DE INRICHTING De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een inrichting volgens de aanhef van conclusie 1. Tevens heeft de uitvinding be- trekking op vouwplaten voor het vervaardigen van onderdelen van de inrichting en op een set van de vouwplaten. De inrichting volgens de uitvinding is ingericht om te worden geplaatst om het bovenstuk van een huishoudtrap, waardoor een hoog draagoppervlak wordt ge- creëerd om voorwerpen, zoals gereedschap of schoonmaakmiddelen, op te plaatsen wanneer een gebruiker op de trap staat.

Een dergelijke inrichting is niet in de techniek bekend. Het is in de techniek bekend om voorwerpen op de bovenste trede, vaak uitgevoerd als een platform dat de beide scharnierbare delen van een huishoudtrap losneembaar koppelt, van een huishoudtrap te plaatsen.

Een dergelijke bekende manier om voorwerpen te plaatsen is onhandig, omdat een gebruiker diep dient te bukken wanneer hij zelf op een hoge trede staat. Ook heeft dit als nadeel dat de ge- bruiker zelf niet op die bovenste trede kan plaatsnemen.

In de techniek is geen oplossing voor dit probleem bekend.

De uitvinding heeft nu tot doel een inrichting te verschaffen waarmee een gebruiker een draagoppervlak creëert om voorwerpen op een huishoudtrap te plaatsen.

In het bijzonder heeft de uitvinding tot doel een inrichting te verschaffen die naar wens kan worden geplaatst of kan worden verwijderd.

Daarnaast heeft de uitvinding tot doel een dergelijke in- richting te verschaffen die zeer weinig ruimte inneemt wanneer die niet in gebruik is.

Ook heeft de uitvinding tot doel een dergelijke inrichting te verschaffen die in een plaats besparende positie kan worden ge- bracht terwijl die aan de huishoudtrap gekoppeld blijft.

Ter verkrijging van ten minste een van de hiervoor genoemde voordelen, verschaft de uitvinding volgens een eerste uitvoerings-

vorm een inrichting die de maatregelen van conclusie 1 bevat. Deze inrichting heeft het voordeel dat hiermee elke huishoudtrap op eenvoudige wijze kan worden voorzien van een inrichting met een draagoppervlak voor voorwerpen en die eenvoudig weer kan worden verwijderd.

Tevens is gebleken dat de inrichting volgens de uitvinding zeer goedkoop kan worden vervaardigd. Bijvoorbeeld kan deze van karton, MDF of dergelijke worden gemaakt. Een dergelijke synerge- tische werking is zeer voordelig.

De uitvinding heeft derhalve betrekking op een inrichting voor het dragen van voorwerpen op een bovenstuk van een trap, om- vattende een draagplateau en een over het bovenstuk te plaatsen huls, waarbij ten minste een van het draagplateau en de huls uit een vouwbaar plaatmateriaal is vervaardigd. Deze inrichting ver- schaft ten minste een van de hiervoor genoemde voordelen.

Volgens een voorkeursvariant van de inrichting volgens de uitvinding is de huls uit een vouwbaar plaatmateriaal vervaardigd en is het draagplateau aan de huls verbonden. Hierdoor wordt een inrichting verkregen die enerzijds tot een vlakke plaat kan worden uitgevouwen waardoor die vrijwel geen ruimte inneemt en anderzijds een stabiel draagoppervlak creëert. De verbinding is bij voorkeur een door een gebruiker te vormen verbinding tussen de huls en het draagplateau, die vervolgens niet zonder schade aan het materiaal van de inrichting van elkaar kunnen worden gescheiden. Dit levert een inrichting die enerzijds makkelijk door een gebruiker kan wor- den gevormd en anderzijds een veilig en stabiel draagoppervlak.

Een zeer geschikte verbinding wordt verkregen wanneer de huls en het draagplateau middels een hechtmiddel onderling zijn verbon- den.

Een uitstekende stabiliteit wordt verkregen wanneer in de in- richting volgens de uitvinding het draagplateau een aan een boven- zijde gelegen draagoppervlak heeft en een tegenover de bovenzijde gelegen onderzijde, en waarbij de huls aan de onderzijde van het draagplateau is verbonden.

Om de inrichting volgens de uitvinding tot een relatief wei- nig ruimte innemende positie te kunnen brengen heeft het de voor- keur dat de huls scharnierbaar aan het draagplateau is verbonden.

Bij voorkeur kan dit worden verkregen middels een in de onderzijde van het draagplateau voorzien verbindingsvlak dat langs een vouw- lijn is verbonden met de onderzijde van het draagplateau en dat overigens los is van de onderzijde.

Aangezien de huls om het ver- tikale bovenstuk van de huishoudtrap wordt geplaatst en het draag- plateau in de gebruikspositie per definitie een horizontale posi- tie moet innemen om voorwerpen daarop te kunnen houden, steekt de huls na te zijn verbonden met het draagplateau af van dat draag- plateau waardoor de inrichting veel ruimte inneemt.

De scharnie- rende verbinding laat de huls in hoofdzaak evenwijdig aan het draagplateau kantelen naar een opbergpositie waardoor de in- richting minder ruimte inneemt dan in de gebruikspositie.

Als al- ternatieve uitvoeringsvorm kan de kantelbare verbinding worden verkregen door het draagplateau met een enkelzijdig klevende band aan de huls te bevestigen, zodanig dat de kantel- of scharnierlijn wordt verkregen ter plaatse van de positie waar de band overgaat van het draagplateau naar de huls.

Deze band kan bijvoorbeeld een linnen band met een hechtmiddel aan een zijde ervan zijn.

Een ver- der verhoogde zekerheid van een goede verbinding kan worden ver- kregen door een additionele bevestiging of koppeling te voorzien, bijvoorbeeld door het onderling aan elkaar nieten van de onderde- len of door het aan elkaar nieten van de, bijvoorbeeld linnen, band en het plaatvormige materiaal.

De inrichting volgens de uitvinding kan geschikt van een vouwbaar materiaal worden vervaardigd, bijvoorbeeld karton.

Ook andere vouwbare materialen zijn geschikt, bij voorkeur waarbij geen materiaaldefect optreedt wanneer het in een gewenste vorm wordt gevouwen.

Om de stevigheid van de inrichting te verhogen, heeft het de voorkeur dat het draagplateau een dubbele bodem heeft van tegen elkaar aan geplaatste delen van het vouwbare plaatmate- riaal.

De bestendigheid tegen materiaaldefect kan worden verhoogd door ter plaatse van de vouwlijn een beschermende laag bestendig materiaal op het materiaal aan te brengen, bijvoorbeeld het hier- voor genoemde klevende band zoals een linnen band.

Hierdoor wordt het mogelijk alternatieve materialen te gebruiken voor het ver- vaardigen van de uitvinding die op zich moeilijk kunnen worden ge- vouwen zonder defect te raken.

Bijvoorbeeld kan dan een MDF mate-

riaal worden gebruikt, of een ander plaatvormig materiaal dat een voor de uitvinding voldoende hoge stijfheid vertoont.

De uitvinding heeft derhalve tevens betrekking op een uitvoe- ringsvorm waarbij het vouwbaar plaatmateriaal is gekozen uit kar- ton, papier, mdf, hout, kunststof, metaal of een combinatie daar- van.

Voorts heeft de uitvinding betrekking op een inrichting waar- bij het vouwbaar materiaal een kleefband omvat ter plaatse van ten minste een vouwlijn ter bescherming tegen materiaaldefect.

Een draagplateau met verhoogde veiligheid wordt verkregen wanneer het draagplateau wanden heeft van delen van het vouwbare plaatmateriaal. De wanden zorgen ervoor dat voorwerpen die op het draagoppervlak zijn geplaatst er niet makkelijk vanaf glijden of rollen, wat mogelijk zou zijn wanneer de huishoudtrap beweegt ten gevolgen van activiteiten van een gebruiker.

De voorkeur gaat met name uit naar een inrichting waarbij de huls een bovenvlak, twee lange zijvlakken en twee korte zijvlak- ken, alsmede een binnen de lange en korte zijvlakken en op afstand van het bovenvlak gelegen steunvlak omvat. Deze variant maakt een geschikte plaatsing om het bovenstuk van een huishoudtrap moge- lijk. Het steunvlak dat wordt omgeven door de zijvlakken verzekert dat de huls niet met het bovenvlak op de huishoudtrap rust, waar- door het draagplateau een stabielere positionering verkrijgt.

In deze variant heeft het met name de voorkeur dat de beide lange zijvlakken tegenover elkaar van het bovenvlak zijn gelegen en de beide korte zijvlakken eveneens tegenover elkaar van het bo- venvlak zijn gelegen, waardoor het bovenstuk van vrijwel alle huishoudtrappen hierbinnen kan worden opgenomen.

Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een vouwplaat voor het vervaardigen van de huls voor toepassing in de inrichting volgens de uitvinding, welke vouwplaat is voorzien van rillijnen voor het daarlangs vouwen van de vouwplaat. De huls kan eenvoudig langs de rillijnen in de vouwplaat worden gevouwen. Het draagplateau kan op het tijdens gebruik aan de bovenzijde van de huls gepositioneerde vlak worden verbonden, waardoor een draag- oppervlak voor voorwerpen wordt verkregen.

Volgens een verder aspect heeft de uitvinding betrekking op een vouwplaat voor het vervaardigen van het draagplateau voor toe- passing in de inrichting volgens de uitvinding. Ook het draagpla- teau kan uit een vouwplaat worden gevormd, waardoor de gehele in- richting op eenvoudige en plaats besparende wijze kan worden opge- 5 slagen, verkocht en getransporteerd.

Eventueel kan een draagplateau van een ander materiaal of uit een stuk worden gecombineerd met de huls, waarbij de huls uit een gevouwen materiaal is vervaardigd.

Anderzijds kan de huls van een ander materiaal of uit een stuk, worden gecombineerd met het draagplateau, waarbij het draag- plateau uit een gevouwen materiaal is vervaardigd.

Tot slot heeft de uitvinding betrekking op een set van twee vouwplaten zoals hiervoor genoemd voor het vervaardigen van de in- richting volgens de uitvinding, in het bijzonder zowel de huls als het draagplateau.

Bij voorkeur bevat de set zoals hiervoor genoemd tevens een hechtmiddel voor het onderling verbinden van de huls en het draag- plateau.

In het bijzonder heeft het de voorkeur dat het hechtmiddel een dubbelzijdig klevende band is, wat een eenvoudige plaatsing daarvan op een van de huls en het draagplateau mogelijk maakt en het vervolgens aan elkaar verbinden van de huls en het draagpla- teau onderling door de gebruiker laat uitvoeren.

Het materiaal van de vouwplaat kan op voordelige wijze karton zijn, bij voorkeur massief karton met een gewicht van minimaal 240 g/m?, hoewel een hoger soortelijk gewicht de voorkeur heeft, vanwe- ge de hogere stijfheid ervan zodat het draagplateau ook zwaardere klusvoorwerpen kan dragen, zoals potten verf en dergelijke. Andere materialen dan massief karton, die tevens vouwbaar zijn, kunnen ook zeer geschikt voor toepassing in deze uitvinding worden ge- bruikt, bijvoorbeeld gelaagde of gelamineerde materialen. Een voorbeeld daarvan is golfkarton. In het bijzonder heeft het de voorkeur dat de rillijnen diagonaal ten opzichte van de in het golfkarton verwerkte golfrichtingen verlopen. Dat geeft een opti- male stijfheid aan de gevouwen vlakken van het golfkarton. De term diagonaal betekent hier een hoek die afwijkt van 0° en 90° (of veelvouden daarvan) ten opzichte van de in het golfkarton verwerk-

te golfrichtingen.

De rillijnen voor het eenvoudig kunnen vouwen van de vouw- plaat door de gebruiker bestaan uit positieve rillijnen en nega- tieve rillijnen. Een negatieve rillijn is binnen de betekenis van deze beschrijving en bijgevoegde tekeningen, een rillijn die in het vlak van de tekening is gedrukt, terwijl een positieve rillijn een rillijn is die uit het vlak van de tekening naar boven toe uitsteekt.

Een negatieve rillijn is derhalve ingedrukt vanaf de zicht- zijde van de tekening, oftewel de bovenzijde van de tekening, ter- wijl een positieve rillijn derhalve is ingedrukt vanaf de onder- zijde van de tekening.

De uitvinding zal hierna aan de hand van een tekening nader worden uitgelegd. De tekening toont hierbij in: Fig. 1 een schematisch voorbeeld van een vouwplaat voor het vormen van een huls voor toepassing in de inrichting volgens de uitvinding, Fig. 2 een schematisch voorbeeld van een vouwplaat voor het vormen van een draagplateau voor toepassing in de inrichting vol- gens de uitvinding, Fig. 3 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding, en Fig. 4 een perspectivisch aanzicht van een inrichting volgens de uitvinding met alternatieve steunelementen.

In de figuren zijn dezelfde onderdelen middels dezelfde ver- wijzingscijfers aangeduid. Echter, de voor een praktische uitvoe- ring van de uitvinding noodzakelijke onderdelen zijn niet alle ge- toond, vanwege de eenvoud van de weergave.

Fig. 1 toont een bovenaanzicht van een vouwplaat voor het vormen van een huls. De doorgetrokken lijnen zijn positieve ril- lijnen waarlangs de aanliggende vlakken in een eerste richting kunnen worden gevouwen. De gestippelde lijnen zijn negatieve ril- lijnen waarlangs de aanliggende vlakken in de tegenoverliggende tweede richting kunnen worden gevouwen.

De vouwplaat 1 omvat een bovenvlak 2 dat tijdens gebruik naar boven is gericht en waar het draagplateau, dat hierna zal worden besproken, op kan worden bevestigd. Het bovenvlak 2 heeft in de getoonde uitvoeringsvorm een in hoofdzaak rechthoekige vorm met lange zijden 3, 4 en twee kortere zijden 5, 6. De twee lange zij- den 3, 4 worden gevormd door positieve rillijnen, waarlangs het bovenvlak 2 kan worden omgevouwen ten opzichte van de aan de ande- re zijde van die rillijnen 3, 4 gelegen vlakken.

Aan de van het bovenvlak 2 afgekeerde zijde van de lange zij- den 3, 4 zijn twee respectievelijke lange zijvlakken 7, 8 gevormd.

In de getoonde uitvoeringsvorm van Fig. 1 heeft een van de lange zijvlakken 7, 8 aan de beide van een respectievelijk hoekpunt 13, 14 van het bovenvlak 2 afstaande zijranden 15, 16 korte zijvlakken 9, 10 die middels een positieve rillijn 11, 12 op het lange zij- vlak 8 aansluiten. Ook is aan elk kort zijvlak 9, 10 een steunvlak 17, 18 voorzien dat onder het bovenvlak 2 kan worden geplaatst, wanneer de hiervoor genoemde vlakken langs de positieve rillijnen 4, 11, 12 zijn gevouwen. Ook de steunvlakken 17, 18 zijn middels positieve rillijnen elk op de respectievelijke korte zijvlak, 9, 10 aangesloten.

Aan de tegenover de positieve rillijnen 11, 12 gelegen zij- randen bevinden zich steunflappen 21, 22 die middels positieve rillijnen 23, 24 aan de korte zijvlakken 9, 10 zijn verbonden. Ter hoogte van de rillijnen 23, 24 zijn openingen 25, 26 voorzien voor het ontvangen van een verbindingsflap 27, 28 die zijn verbonden aan tegenoverliggende zijranden 29, 30 van het tweede lange zij- vlak 7. Na het langs de positieve rillijnen vouwen van de hiervoor genoemde vlakken en flappen, kunnen de verbindingsflappen 27, 28 in de openingen 25, 26 worden gestoken waardoor een stevige huls- constructie, of huls, is verkregen.

Deze huls kan over een bovenstuk van een huishoudtrap worden geplaatst. Het bovenvlak 2 is hiermede geschikt om een draagpla- teau op te bevestigen waarop voorwerpen kunnen worden geplaatst die een gebruiker van de huishoudtrap gebruikt voor werkzaamheden, zoals schoonmaakmiddelen, verfspullen en dergelijke. De bevesti- ging van het draagplateau en het bovenvlak 2 kan middels een hechtmiddel plaatsvinden dat bijvoorbeeld over in hoofdzaak het gehele bovenvlak 2 kan worden aangebracht.

Een huishoudtrap heeft doorgaand twee stel draagpoten die elk uit twee parallelle staanders bestaan met onderlinge verbindings- elementen, deels uitgevoerd als traptreden. De twee stellen draag- poten staan onder een hoek ten opzichte van elkaar en onder een hoek ten opzichte van de vertikaal. Het bovenstuk is daardoor niet exact vertikaal gelegen. In dat geval kan erin worden voorzien dat de hoek van de rillijn 17; 18 afwijkt van 90° ten opzichte van de rillijn 11; 12. De hoek tussen de rillijnen 11 en 17, respectieve- lijk 12 en 18, is bij voorkeur 90° + de hoek van het bovenstuk van de huishoudtrap ten opzichte van de vertikaal. Hierdoor zullen de beide lange zijvlakken aan weerszijden van het bovenstuk aanslui- tend op en tegen het bovenstuk zijn gelegen en ligt het bovenvlak in het horizontale vlak. Daardoor zal het daarop gemonteerde draagplateau eveneens horizontaal zijn gepositioneerd.

Wanneer de bovenzijde van het bovenstuk, waar de huls op rust, niet in het horizontale vlak is gelegen, maar loodrecht op de richting van het bovenstuk, heeft het de voorkeur een binnen- steunvlak aan de binnenzijde van de huls te voorzien, dat wil zeg- gen binnen de ruimte die wordt gedefinieerd tussen het bovenvlak 2 en de vier zijvlakken 7, 8, 9, 10. Het binnensteunvlak volgens Fig. 1 is feitelijk opgebouwd uit twee afzonderlijke elementen 317 en 31” die gezamenlijk het binnensteunvlak 31 vormen. Aan een van het bovenvlak 2 afgelegen rand 32 van het lange zijvlak 8 zijn in de in Fig. 1 getoonde variant twee tussenvlakken 34’, 34” voorzien die met een positieve rillijn 33 op het vlak 8 aansluiten. Aan de tegenoverliggende rand 35 zijn de afzonderlijke elementen 31’ en 31” voorzien die het binnensteunvlak 31 vormen. De randen 35’ en 35% vormen elk een negatieve rillijn. Aan de van de randen 35’ en 35” afgelegen zijde van de randen 35’ en 35” is een binnenvlak 36 voorzien dat eveneens middels negatieve rillijnen 377, 37” aan de randen 35’, 35” is verbonden. Het binnenvlak 36 heeft in de ge- toonde variant een richting het lange zijvlak 8 uitstekende steun- flap 38 die na vouwing van de vlakken 31, 34 en 36 met de vouwrand 39 tegen de binnenzijde van de rillijn 3 aan zal liggen, zodanig dat het vlak 31 in een vlak zal liggen dat strak aansluit op het bovenstuk van de huishoudtrap.

Fig. 2 geeft een voorbeeld van een vouwplaat 40 voor een draagplateau dat kan worden gebruikt in de inrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding.

Het draagplateau omvat een rechthoekige onderste bodemplaat 41 met aan elke zijde buitenste wandelementen 42, 43, 44, 45 die middels rillijnen 46, 47, 48, 49 onderling zijn verbonden.

De buitenste wandelementen 42, 43, 44, 45 zijn aan hun tegenoverliggende rand middels rillijnen 50, 51, 52, 53 aan bin- nenste wandelementen 54, 55, 56, 57 verbonden.

Een van de genoemde binnenste wandelementen, in de getoonde variant binnenste wandele- ment 54, is aan een bovenste bodemplaat 58. Door de genoemde on- derdelen langs de rillijnen om te vouwen zal de bovenste bodem- plaat 58 tegen de binnenste bodemplaat 41 aanliggen.

De buitenste wandelementen 43, 45 zijn in de richting van de rillijnen 47; 49 aan hun uiteinden voorzien van tussenflappen 59, 60, 61, 62 die tussen de binnenste en buitenste wandelementen 42, 54; 44, 56 wor- den gevoegd voor stevigheid.

De bovenste bodemplaat 58 is aan de omtrekrand voorzien van enkele uitsparingen 72 voor opname van nokken 73 van de binnenste wandelementen 55, 56, 57, eveneens voor verhoging van de stevigheid van de gevouwen constructie.

In de onderste bodemplaat 41 is een scharnierbare flap 63 voorzien die aan het bovenvlak 2 kan worden bevestigd.

Deze flap 63 is scharnierbaar langs rillijnen 64. Een steunelement 65, die scharnierbaar is langs rillijn 66, grijpt na verbinding van de on- derste bodemplaat 41 aan het bovenvlak 2 in een uitsparing 67 zo- dat het draagplateau in een gewenste horizontale positie gehouden wordt.

Het steunelement 65 is niet noodzakelijk.

Bijvoorbeeld kan een vulelement worden bevestigd aan vlak 41 dat aanligt tegen vlak 8, zodanig dat een verplaatsing van het draagplateau ten opzichte van de huls niet mogelijk is.

Optioneel kan zowel aan de zijde van oppervlak 8 als oppervlak 7 een dergelijk vulelement worden voor- zien.

De bevestiging van het ene of de beide vulelementen aan het oppervlak 41 kan middels een hechtmiddel plaatsvinden.

Als optio- nele uitvoeringsvorm kan het ene vulelement of kunnen de beide vulelementen aan het oppervlak 8 of 7 worden bevestigd.

In Fig. 3 is een bovenstuk 68 van een huishoudtrap getoond waarop de inrichting 69 volgens de uitvinding is geplaatst.

De in- richting 69 omvat de huls aangeduid met verwijzingscijfer 70 en het draagplateau aangeduid met verwijzingscijfer 71. De flap 65 zorgt in de gevouwen positie ervoor dat het draagplateau niet van positie kan wijzigen.

In plaats van de flap 65 kan een gevormd element aan de beide oppervlakken 41 en 8 worden bevestigd om een onderlinge verplaatsing te voorkomen.

Ook kan een gevormd element aan de beide oppervlakken 41 en 7 (in de figuur niet zichtbaar) worden bevestigd om een onderlinge verplaatsing te voorkomen.

Tot slot kan een gevormd element aan ten minste een van de oppervlak 41 en 8, respectievelijk 41 en 7, worden bevestigd en aanliggen tegen het andere van die twee oppervlakken om een onderlinge ver- plaatsing te voorkomen.

Ook kunnen twee van dergelijke gevormde elementen worden voorzien waarvan een aanligt tegen of is beves- tigd aan ten minste een van de oppervlakken 41 en 8 en het andere aanligt tegen of is bevestigd aan ten minste een van de oppervlak- ken 41 en 7. De term gevormd element betekent een element dat een zodanige vorm heeft dat het in hoofdzaak niet vervormt wanneer een kracht de oppervlakken 41 en 8, respectievelijk 41 en 7 ten op- zichte van elkaar poogt te verplaatsen.

Fig. 4 toont ten slotte een inrichting volgens de uitvinding en met alternatieve steunelementen 74, 75 om te voorkomen dat het draagplateau kan omklappen wanneer deze aan de huls is bevestigd.

Twee steunelementen 74, 75 zijn elk bevestigd aan enerzijds het draagplateau en anderzijds de huls.

Door de rigide, dat wil zeggen in hoofdzaak vormvaste, uitvoeringsvorm van de beide steunelemen- ten 74, 75 kan het draagplateau niet omklappen of scharnieren ten opzichte van de huls.

Deze variant is met name geschikt wanneer zwaardere voorwerpen op het draagplateau dienen te worden gedra- gen.

De variant volgens Fig. 3, waar het draagplateau scharnier- baar is gepositioneerd ten opzichte van de huls, zodanig dat het vlak 8 richting vlak 41 scharnierend kan worden verplaatst, kunnen aan het vlak 41 en het vlak 8 samenwerkende delen klittenband of iets dergelijks worden bevestigd.

Hierdoor kan de huls vlak tegen de onderzijde van het draagplateau worden gepositioneerd waardoor de inrichting minder ruimte inneemt.

Om die positie te behouden dient het klittenband, waardoor de inrichting eenvoudig en zonder veel ruimte in te nemen kan worden opgeborgen.

Deze mogelijkheid kan met name ook worden gebruikt bij varianten waarbij de in-

richting volgens de uitvinding voor veelvuldig gebruik geschikt is.

Een dergelijke variant is met name te verkrijgen wanneer duur- zaam materiaal wordt gebruikt voor het verschaffen van de huls en het draagplateau, zoals mdf, hardkunststof, hout, metaal en derge- lijke.

Een duurzame en lang houdbare scharnierrand wordt verkregen wanneer de huls en het draagplateau middels een klevende band, bijvoorbeeld een gewoven band met hechtmiddel, onderling zijn ver- bonden.

Bijvoorbeeld is ook een pianoscharnier toepasbaar.

Om de huls ten opzichte van het draagplateau in de gebruiks- positie te fixeren kan een schuifslot worden voorzien aan de on- derzijde van het draagplateau dat in een koppelende toestand deels in de huls is geschoven en in een ontkoppelde toestand uit de huls is verwijderd.

Ook kan een gesp worden toegepast, waarbij een eer- ste deel van de gesp aan de onderzijde van het draagplateau is ge- koppeld en het andere deel van de gesp aan de huls is bevestigd.

Door de beide delen van de gesp te koppelen is het draagplateau vastgekoppeld aan de huls en kan deze niet uit de gebruikspositie worden verwijderd zodat een gebruiker op veilige wijze voorwerpen op het draagplateau kan plaatsen.

Andere koppelmechanismen en technieken kunnen worden toegepast, zoals een haakje aan de onder- zijde van het draagplateau en een oog aan de huls om het haakje in koppelende toestand op te nemen, samenwerkende delen klittenband aan beide onderdelen, een ketting met een haakje, et cetera.

Bij voorkeur wordt een stelbare vergrendeling voorzien zodat de koppe- ling te allen tijde zonder speling is.

De uitvinding strekt zich tevens uit over elke combinatie van maatregelen die hiervoor onafhankelijk van elkaar zijn beschreven.

De uitvinding is niet beperkt tot de hiervoor beschreven en in de figuren getoonde uitvoeringsvormen.

De uitvinding wordt slechts beperkt door de bijgevoegde conclusies.

Claims (16)

CONCLUSIES

1. Inrichting voor het dragen van voorwerpen op een bovenstuk van een trap, omvattende een draagplateau en een over het bovenstuk te plaatsen huls, waarbij ten minste een van het draagplateau en de huls uit een vouwbaar plaatmateriaal is vervaardigd.

2. Inrichting volgens conclusie 1, waarbij de huls uit een vouw- baar plaatmateriaal is vervaardigd en het draagplateau aan de huls is verbonden.

3. Inrichting volgens conclusie 1 of 2, waarbij de huls en het draagplateau middels een hechtmiddel onderling zijn verbonden.

4. Inrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, waarbij het draagpla- teau een aan een bovenzijde gelegen draagoppervlak heeft en een tegenover de bovenzijde gelegen onderzijde, en waarbij de huls aan de onderzijde van het draagplateau is verbonden.

5. Inrichting volgens een der conclusies 1, 2, 3 en 4, waarbij de huls scharnierbaar aan het draagplateau is verbonden, bij voorkeur middels een in de onderzijde van het draagplateau voorzien verbin- dingsvlak dat langs een vouwlijn is verbonden met de onderzijde van het draagplateau en overigens los is van de onderzijde.

6. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het draagplateau een dubbele bodem heeft van tegen elkaar aan ge- plaatste delen van het vouwbare plaatmateriaal.

7. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het draagplateau wanden heeft van delen van het vouwbare plaatmateri- aal.

8. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de huls een bovenvlak, twee lange zijvlakken en twee korte zijvlak- ken, alsmede een binnen de lange en korte zijvlakken en op afstand van het bovenvlak gelegen steunvlak omvat.

9. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij de beide lange zijvlakken tegenover elkaar van het bovenvlak zijn ge- legen en de beide korte zijvlakken eveneens tegenover elkaar van het bovenvlak zijn gelegen.

10. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vouwbaar plaatmateriaal is gekozen uit karton, papier, mdf, hout, kunststof, metaal of een combinatie daarvan.

11. Inrichting volgens een der voorgaande conclusies, waarbij het vouwbaar materiaal een kleefband omvat ter plaatse van ten minste een vouwlijn ter bescherming tegen materiaaldefect.

12. Vouwplaat voor het vervaardigen van een huls voor toepassing in de inrichting volgens een der voorgaande conclusies, welke vouwplaat is voorzien van rillijnen voor het daarlangs vouwen van de vouwplaat.

13. Vouwplaat voor het vervaardigen van een draagplateau voor toe- passing in de inrichting volgens een der conclusies 1-11.

14. Set van twee vouwplaten volgens conclusie 12 en conclusie 13 voor het vervaardigen van de inrichting volgens een der conclusies 1 tot en met 11.

15. Set volgens conclusie 14, voorts omvattende een hechtmiddel voor het onderling verbinden van de huls en het draagplateau.

16. Set volgens conclusie 15, waarbij het hechtmiddel een dubbel- zijdig klevende band is.