NL2027658B1 - Transportsysteem omvattende meerdere transporteenheden voor het transporteren van producten - Google Patents

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een transportsysteem omvattende meerdere transporteenheden omvattende een chassis, een eerste en tweede roIvormig omlooporgaan onderling parallel en op afstand aan het chassis voorzien, een om de omlooporganen geslagen transportband die een draagvlak voor een product vormt, een eerste vulstuk tussen het eerste en tweede omlooporgaan, en een tweede vulstuk dat tussen het eerste vulstuk en tweede omlooporgaan aan het chassis is bevestigd, waarbij het eerste vulstuk zodanig met het eerste omlooporgaan is verbonden dat het eerste vulstuk en het eerste omlooporgaan gezamenlijk dwars op de eerste rotatie-as naar het tweede omlooporgaan toe en daarvan af verplaatsbaar aan het chassis zijn voorzien, en een Iosneembaar afstandsorgaan dat in gebruik passend tussen het eerste en tweede vulstuk is voorzien, waarbij een vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan is bepaald a|s gevolg van het tussen het eerste en tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan.

Description

Korte aanduiding: Transportsysteem omvattende meerdere transporteenheden voor het transporteren van producten Beschrijving De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een transportsysteem omvattende meerdere transporteenheden voor het transporteren van producten, en op een werkwijze voor het plaatsen van een transportband op een transporteenheid van een dergelijk transportsysteem.

US 1,347,121 heeft betrekking op een inrichting voor het verstellen van de spanning van een eindloos transporteurdoek.

KR 20190081775 A heeft betrekking op een apparaat voor het vervangen van een band van een transporteur. Het apparaat heeft een complex verstelmechanisme voor het wijzigen van een afstand tussen aandrijfrollen.

Een verder bekend transportsysteem heeft meerdere transporteenheden voor het transporteren van producten, waarbij elke transporteenheid een chassis heeft, een eerste en een tweede rolvormig omlooporgaan die onderling parallel en op afstand roteerbaar rond een respectievelijke eerste en tweede rotatie-as aan het chassis zijn voorzien, en een transportband heeft die om de twee omlooporganen is geslagen en een draagvlak voor een product vormt. Hierbij kunnen de transporteenheden in een trein, zoals een eindloze trein, opeenvolgend zijn voorzien en langs een vast transporttraject verplaatsen. Alternatief kunnen de transporteenheden zodanig zijn verschaft dat deze onafhankelijk van elkaar kunnen verplaatsen tussen een toevoerlocatie en een afvoerlocatie.

Een doel van de onderhavige uitvinding is het verschaffen van een transportsysteem waarvan transporteenheden op eenvoudige en efficiënte wijze kunnen worden voorzien van transportbanden.

Een verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een transportsysteem met transporteenheden met een eenvoudige constructie ten aanzien van het aanbrengen of vervangen van transportbanden ervan.

Een weer verder doel van de uitvinding is het verschaffen van een verbeterd transportsysteem.

Een of meer van de genoemde doelen is/zijn bereikt met het transportsysteem volgens de onderhavige uitvinding, omvattende meerdere transporteenheden voor het van een toevoerlocatie naar een afvoerlocatie transporteren van producten. Elke van de meerdere transporteenheden omvat een chassis, een eerste en een tweede rolvormig omlooporgaan die onderling parallel en op afstand roteerbaar rond een respectievelijke eerste en tweede rotatie-as aan het chassis zijn voorzien, en een transportband die om de twee omlooporganen is geslagen en een draagvlak voor een product vormt. De transporteenheid kan hierbij een aandrijfinrichting omvatten voor het roterend aandrijven van een of beide van de omlooporganen ten behoeve van het in een transportrichting van de transportband aandrijven van de transportband. Elke transporteenheid omvat verder een eerste vulstuk, voorzien tussen het eerste en tweede omlooporgaan, en een tweede vulstuk, dat tussen het eerste vulstuk en het tweede omlooporgaan aan het chassis is bevestigd. Het eerste vulstuk is zodanig met het eerste omlooporgaan verbonden dat het eerste vulstuk en het eerste omlooporgaan gezamenlijk in een richting dwars op de eerste rotatie-as naar het tweede omlooporgaan toe en van het tweede omlooporgaan af verplaatsbaar aan het chassis zijn voorzien. Elke transporteenheid omvat verder een losneembaar afstandsorgaan dat in gebruik passend tussen het eerste en tweede vulstuk is voorzien, waarbij een vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan, dat wil zeggen tussen de respectievelijke rotatie-assen daarvan, is bepaald als gevolg van het tussen het eerste vulstuk en het tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan.

Een effect van het transportsysteem volgens de uitvinding is dat door het verschaffen van de beide vulstukken en het losneembare afstandsorgaan, op uiterst eenvoudige en efficiënte wijze een transportband om de omlooporganen van een transporteenheid kan worden geslagen, aangezien in niet-geplaatste toestand van het afstandsorgaan het eerste omlooporgaan naar het tweede omlooporgaan kan verplaatsen zodat ruimte wordt gecreëerd voor het eenvoudig om de omlooporganen plaatsen van de transportband. Vervolgens kan het afstandsorgaan tussen de vulstukken worden geplaatst, waardoor de bedrijfstussenafstand tussen de omlooporganen is bepaald. Deze bedrijfstussenafstand is zodanig vooraf bepaald dat in geplaatste toestand van het afstandsorgaan de transportband op een spanning binnen een gewenst bereik is. Doordat de lengte van transportbanden gangbaar voldoende nauwkeurig blijkt, hebben de uitvinders zich gerealiseerd dat het op een vooraf bepaalde specifieke spanning brengen van de transportband en het vervolgens aan het chassis vastzetten van de omlooporganen, waarbij de uiteindelijke afstand tussen de omlooporganen uit deze handeling van het op spanning brengen volgt, niet nodig is.

Volgens de uitvinding kan de onderlinge afstand op de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand worden gebracht door middel van het plaatsen van het afstandsorgaan.

Hierbij is een specifieke actieve instelling van de spanning in de band dus niet nodig; deze volgt uit het op de bedrijfstussenafstand brengen van de omlooporganen middels het afstandsorgaan en de spanning wordt daarmee verondersteld binnen een gewenst bereik te zijn.

Hierbij kan enige variatie in spanning aan de orde zijn bijvoorbeeld als gevolg van lengtetolerantie van de transportband.

Het eerste omlooporgaan hoeft dus na plaatsing van de transportband niet aan het chassis tegen verplaatsing in de transportrichting te worden vastgezet aangezien de bedrijfstussenafstand is bepaald door aanwezigheid van de vulstukken en het afstandsorgaan tussen de beide omlooporganen en verplaatsing van het eerste omlooporgaan weg van het tweede omlooporgaan is begrensd door de spanning in de transportband.

Op deze wijze is een verbeterd transportsysteem verschaft, waarvan transporteenheden op eenvoudige en efficiënte wijze kunnen worden voorzien van transportbanden.

De vulstukken en het afstandsorgaan kunnen zeer eenvoudig ontworpen onderdelen zijn.

In dit kader wordt opgemerkt dat het bij dergelijke transportsystemen met gangbaar een groot aantal transporteenheden, van tientallen of zelfs honderden transporteenheden, van belang is om transportbanden efficiënt te kunnen plaatsen dan wel wisselen.

Dit is volgens de uitvinding bereikt.

In een uitvoeringsvorm is het afstandsorgaan plaatvormig en/of langwerpig.

In een uitvoeringsvorm is het eerste vulstuk langwerpig en/of plaatvormig.

In een uitvoeringsvorm is het tweede vulstuk langwerpig en/of plaatvormig.

Hierdoor kunnen de genoemde onderdelen gezamenlijk effectief een steunvlak voor de transportband vormen hetgeen bijvoorbeeld een draagvermogen van de transportband vergroot.

In een uitvoeringsvorm zijn het afstandsorgaan en/of het eerste vulstuk en/of het tweede vulstuk door middel van extrusie gevormd.

In een uitvoeringsvorm omvatten het eerste en tweede vulstuk elk een langsgeleiding en omvat het afstandsorgaan aan tegenovergelegen langszijden ervan een respectievelijk geleide-orgaan geconfigureerd voor samenwerking met de langsgeleidingen.

Een effect hiervan is het efficiënt en bedrijfszeker tussen het eerste en tweede vulstuk kunnen aanbrengen van het afstandsorgaan door middel van het tussen het eerste en tweede vulstuk schuiven van het afstandsorgaan.

Hierbij zijn de geleide-organen dus geleid langs de langsgeleidingen. Een eenvoudige combinatie van langsgeleiding en geleide-orgaan kan zijn gevormd door een messing en groef geleiding.

In een uitvoeringsvorm strekken, de respectievelijke langsgeleidingen van het eerste en tweede vulstuk zich parallel aan de eerste en tweede rotatie-assen uit. Dit maakt een vanaf een zijkant van de transporteenheid aanbrengen van het afstandsorgaan op eenvoudige wijze mogelijk.

In een uitvoeringsvorm vormen het eerste en tweede vulstuk en het afstandsorgaan gezamenlijk een steunvlak voor de transportband.

In een uitvoeringsvorm omvat het chassis twee tegenovergelegen langwerpige chassisdelen, bij voorkeur gevormd uit een plaat, waartussen het eerste en tweede omlooporgaan, het eerste en tweede vulstuk en het afstandsorgaan zich uitstrekken, bij voorkeur alle dwars op de uitstrekkingsrichting van de chassisdelen.

In een uitvoeringsvorm is hierbij in ten minste een van de chassisdelen een uitsparing voorzien waardoorheen het afstandsorgaan kan passeren ten behoeve van het tussen het eerste en tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan. Dit maakt het aanbrengen van het afstandsorgaan op uiterst eenvoudige wijze mogelijk.

De uitvinding heeft tevens betrekking op een werkwijze van het plaatsen van een transportband op een transporteenheid van een bovenomschreven transportsysteem volgens de uitvinding. De werkwijze omvat: a) het om het eerste en tweede omlooporgaan aanbrengen van de transportband terwijl het afstandsorgaan los is van de transporteenheid en het eerste en tweede omlooporgaan op een onderlinge afstand zijn die kleiner is dan de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand, b) het vergroten van de onderlinge afstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan door het eerste omlooporgaan gezamenlijk met het eerste vulstuk weg van het tweede omlooporgaan te verplaatsen, om zodoende ruimte te maken voor het afstandsorgaan tussen het eerste en tweede vulstuk, c) het passend tussen het eerste en tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan als gevolg waarvan de bedrijfstussenafstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan wordt bepaald.

In een uitvoeringsvorm omvat stap a) het in een toestand van de transporteenheid waarbij slechts een van de twee chassisdelen met het eerste en tweede omlooporgaan is verbonden aanbrengen van de transportband, waarna het tweede van de twee chassisdelen met het eerste en tweede omlooporgaan wordt verbonden. Dit is met name voordelig bij plaatsing of vervanging van een eindloze transportband.

5 In een uitvoeringsvorm wordt het vergroten van de onderlinge afstand volgens stap b) gerealiseerd door het eerste omlooporgaan en het eerste vulstuk gezamenlijk, optioneel met een gereedschap, tegen een spanning in de transportband in weg van het tweede omlooporgaan te verplaatsen waardoor de onderlinge afstand ten minste gelijk wordt aan de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand.

In een uitvoeringsvorm wordt het vergroten van de onderlinge afstand volgens stap b) wordt gerealiseerd door het volgens stap c) aanbrengen van het afstandsorgaan. Dit kan bijvoorbeeld effectief worden gedaan door het afstandsorgaan wigvormig uit te voeren en de vorm van het eerste en/of tweede vulstuk hierop aan te passen.

Voordelen van de werkwijze volgens de uitvinding en genoemde uitvoeringsvormen daarvan zijn analoog aan de genoemde voordelen van het systeem volgens de uitvinding. Uitvoeringsvormen van het systeem volgens de uitvinding zijn analoog van toepassing op de werkwijze volgens de uitvinding, en vice versa.

De uitvinding is hieronder in meer detail omschreven aan de hand van de beschrijving van voorkeursuitvoeringsvormen van systemen volgens de uitvinding, onder verwijzing naar de navolgende schematische figuren. Hierin toont: - Figuur 1a, 1b en 1c meerdere transporteenheden van respectievelijke voorkeursuitvoeringsvormen van een transportsysteem volgens de uitvinding; - Figuur 2 in 3-dimensionale weergave een deel van een transporteenheid dat onderdeel kan uitmaken van de transportsystemen volgens figuren 1a-1c; - Figuur 3 de transporteenheid volgens figuur 2 in een andere toestand ten opzichte van die volgens figuur 2; en - Figuur 4 de transporteenheid volgens figuur 2 in een weer andere toestand ten opzichte van die volgens figuur 2 en 3.

De zeer schematisch in figuren 1a-1c getoonde transporteenheden 2; 102; 202 maken deel uit van respectievelijke transportsystemen 1; 100; 200 die meerdere dergelijke transporteenheden hebben voor het transporteren van producten

3, waarbij elke transporteenheid een door een transportband 4; 104; 204 gevormd draagvlak 5; 105; 205 voor een product 3 heeft. De transportband kan door een op de transporteenheid zelf voorziene aandrijfinrichting zijn aangedreven zoals voor het in een transportrichting van de transportband van de transporteenheid af bewegen van een product.

Transporteenheden 2 zijn onafhankelijk van elkaar verplaatsbaar, zoals in een ruimte tussen een toevoerlocatie en een afvoerlocatie, en kunnen bijvoorbeeld autonoom geleide voertuigen betreffen met een verplaatsingsinrichting 10, waarbij afzonderlijke transporteenheden door middel van een centrale aansturing van het systeem 1 kunnen worden aangestuurd. Het transportsysteem 1 kan tientallen of honderden van dergelijke transporteenheden 2 omvatten. Transporteenheden 102 van transportsysteem 100 zijn ingericht om bij wijze van een trein, al dan niet fysiek onderling gekoppeld, langs een vast traject 106 te worden verplaatst, zoals bijvoorbeeld over rails of een andere geleiding. Het transportsysteem 100 kan tientallen of honderden van dergelijke transporteenheden 102 omvatten. De transporteenheden kunnen hierbij eveneens elk een verplaatsingsinrichting 110 hebben, of kunnen zijn aangedreven door langs het transporttraject voorziene verplaatsingsinrichtingen. Transporteenheden 202 van transportsysteem 200 zijn stationair op chassisdelen 212 ervan opgesteld waarbij de transportbanden 204 zodanig in de transportrichting 208 zijn gericht dat producten over de transporteenheden 202 heen in de transportrichting kunnen worden getransporteerd door middel van het in de transportrichting aandrijven van de respectievelijke transportbanden 204 ervan. Het transportsysteem 200 kan tientallen of honderden van dergelijke transporteenheden 202 omvatten.

Hieronder zal in het kader van het in meer detail beschrijven van de transporteenheden 2, 102, 202 telkens worden verwezen naar transporteenheid 2, hoewel de beschrijving analoog toepasbaar is op transporteenheden 102 en 202.

In figuur 2, 3 en 4 is de transporteenheid 2 zonder de verplaatsingsinrichting 10 getoond, en zonder transportband 4 zodat onderdelen van de transporteenheid 2 binnen de omloop van de transportband 4, oftewel tussen de beide omlooporganen 186, 18, duidelijk zichtbaar zijn. De transporteenheid 2 heeft een chassis 14. Het chassis 14 is hierbij met de verplaatsingsinrichting 10 verbonden. Verder heeft de transporteenheid 2 een eerste rolvormig omlooporgaan 16, in het onderhavig uitvoeringsvoorbeeld in de vorm van een rol, en een tweede rolvormig omlooporgaan 18, in het onderhavig uitvoeringsvoorbeeld ook in de vorm van een rol, die onderling parallel en op afstand roteerbaar rond een respectievelijke eerste rotatie- as 17 en tweede rotatie-as 19 aan het chassis 14 zijn voorzien. Meer specifiek heeft het chassis 14 twee tegenovergelegen langwerpige chassisdelen 26 waartussen het eerste 16 en tweede 18 omlooporgaan, het eerste 20 en tweede vulstuk 22 zich uitstrekken en waarmee de genoemde onderdelen zijn verbonden. De transportband 4 is om de twee omlooporganen 18, 18 geslagen waarbij een of beide omlooporganen 16, 18 kunnen zijn aangedreven om zodoende een bovenste deel van de transportband, dat in bedrijf een product kan dragen, in een transportrichting 8 te laten verplaatsen. Hiertoe heeft de transporteenheid een verder niet getoonde aandrijfinrichting.

De transporteenheid 2 heeft tussen de beide omlooporganen 16, 18 een eerste vulstuk 20, althans in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld langwerpig gevormd middels extrusie. Het vulstuk 20 strekt zich langs het eerste omlooporgaan 16 uit en is plaat vormig om zodoende de transportband 4, of althans een bovenste deel van de transportband dat in bedrijf een product draagt, te ondersteunen tijdens bedrijf. De transporteenheid 2 heeft verder een tweede vulstuk 22, tussen het eerste vulstuk 20 en het tweede omlooporgaan 18, in het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld eveneens langwerpig, plaat vormig voor het ondersteunen van de transportband 4. In het onderhavige uitvoeringsvoorbeeld strekt het tweede vulstuk 22 zich langs het tweede omlooporgaan uit. Het eerste vulstuk 20 is zodanig met het eerste omlooporgaan 16 verbonden dat het eerste vulstuk 20 en het eerste omlooporgaan 16 gezamenlijk in de dwarsrichting 8, dwars op de eerste rotatie-as 17 ten opzichte van het tweede omlooporgaan 18 verplaatsbaar aan het chassis zijn voorzien, in een richting naar het tweede omlooporgaan toe en daar van weg. Dit is bewerkstelligd door het omlooporgaan 16 via koppelplaatjes 24 met het eerste vulstuk 20 te verbinden, waarbij het samenstel van omlooporgaan 16, vulstuk 20 en koppelplaatjes 24 in sleuven 28, 29, 30 in de beide chassisdelen 26 heen en weer in de transportrichting 8 kan verplaatsen. Het tweede omlooporgaan 18 is roteerbaar, en tegen verplaatsing in de transportrichting 8 geborgd, aan het chassis 14 bevestigd.

Elke transporteenheid 2 heeft verder een afstandsorgaan 32 dat passend tussen het eerste vulstuk 20 en tweede vulstuk 22 is of althans kan zijn voorzien. Het afstandsorgaan 32 is plaatvormig en losneembaar. Het eerste 20 en tweede 22 vulstuk en het afstandsorgaan 32 vormen gezamenlijk een steunvlak voor de transportband 4. In gebruik wordt een vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand 34 tussen de rotatie-assen van het eerste en tweede omlooporgaan bepaald, dat wil zeggen vastgelegd, als gevolg van het tussen het eerste en tweede omlooporgaan, oftewel binnen de omloop van de transportband 4, aanbrengen van het afstandsorgaan 32. Het afstandsorgaan 32 strekt zich daarbij dus eveneens tussen de chassisdelen 26 uit, althans in een geplaatste toestand ervan zoals getoond in figuur 2, en strekt zich dwars op de uitstrekkingsrichting van de chassisdelen en parallel aan de rotatie-assen van de omlooporganen uit. In een van de twee chassisdelen 26, in het aanzicht volgens de figuren het voorste chassisdeel 26, is een uitsparing 36 voorzien (zie figuur 3) waardoorheen het afstandsorgaan 32 kan passeren ten behoeve van het tussen de vulstukken 20, 22 aanbrengen van het afstandsorgaan 32. Dit laatste is getoond in figuur 4, waarin het afstandsorgaan 32 deels tussen de vulstukken 20, 22 is geschoven en nog verder kan worden geschoven om het afstandsorgaan aan te brengen. Wanneer figuren 2 en 3 worden vergeleken, is duidelijk dat het eerste omlooporgaan 16 in figuur 3 dichterbij het tweede omlooporgaan 18 is dan in figuur 2. Met andere woorden een onderlinge afstand tussen de omlooporganen is dan kleiner dan de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand. Dit is mogelijk omdat in de toestand van de transporteenheid 2 volgens figuur 3 het afstandsorgaan 32 niet geplaatst is, dat wil zeggen los is van de transporteenheid. Hierdoor ontstaat de mogelijkheid voor de combinatie van het eerste omlooporgaan 16 en eerste vulstuk 20 om naar het tweede omlooporgaan 18 toe te schuiven, geleid door de sleuven 24, 28 en 30 zoals hierboven toegelicht. Dit vergemakkelijkt het plaatsen van een nieuwe transportband. In een eerste variant kan dit plaatsen van de transportband door een van de chassisdelen 26 te verwijderen en een eindloze transportband om de omlooporganen 18, 18 aan te brengen door deze vanaf de zijde waar geen chassisdeel 26 aanwezig is om de omlooporganen 18, 18 te schuiven. Daarna kan het weggenomen chassisdeel 26 weer worden gemonteerd. In een tweede variant kan dit door een transportband die twee vrije uiteinden heeft om de omlooporganen te slaan en de uiteinden aan elkaar te bevestigen.

Vervolgens, dat wil zeggen bij beide hierboven genoemde varianten van het plaatsen van een transportband, kan het afstandsorgaan 32 via de uitsparing 36 tussen de beide vulstukken 20, 22 worden geschoven, dus in de ruimte binnen de omloop van de transportband. De combinatie van omlooporgaan 16 en eerste vulstuk

20 kan daartoe eerst, optioneel met een daartoe geschikt gereedschap, van het tweede omlooporgaan 18 weg worden gedwongen om zodoende ruimte te maken voor plaatsing van het afstandsorgaan 32. Hierdoor wordt de transportband 4 op spanning gebracht. Deze spanning kan iets verhoogd zijn om meer ruimte te maken voor eenvoudigere plaatsing van het afstandsorgaan. Nadat het afstandsorgaan 32 is geplaatst, en optioneel het gereedschap is weggenomen, bepaalt het afstandsorgaan een bedrijfstussenafstand tussen de omlooporganen. Hierbij hoeft het eerste omlooporgaan 16 in principe niet voor verplaatsing in de transportrichting 8 te worden vastgezet aan het chassis 14, aangezien het al tegen verplaatsing naar het tweede omlooporgaan 18 toe is geblokkeerd door aanwezigheid van het afstandsorgaan 32 en tegen verplaatsing van het tweede omlooporgaan 18 weg is begrensd door de transportband 4 die om de omlooporganen is geslagen.

Om plaatsing van het afstandsorgaan 32 te vergemakkelijken en teneinde het afstandsorgaan 32 effectief tussen de beide vulstukken aan te kunnen brengen omvatten het eerste 20 en tweede vulstuk 22 elk een langsgeleiding 21 respectievelijk 23. Het plaatvormig afstandsorgaan heeft hierbij aan tegenovergelegen langszijden een respectievelijk geleide-orgaan 38, 39 geconfigureerd voor samenwerking met de langsgeleidingen 21, 23. Zoals getoond strekken zich de respectievelijke langsgeleidingen 21, 23 van het eerste en tweede langwerpig vulstuk 20, 22 zich parallel aan de eerste en tweede rotatie-assen 17, 19 uit. Het afstandsorgaan 32 kan dus parallel aan de rotatie-assen tussen de vulstukken worden geschoven. In een alternatieve uitvoeringsvorm kan het afstandsorgaan wigvormig zijn uitgevoerd waarbij de vulstukken aan deze vorm zijn aangepast. Hierdoor kan het afstandsorgaan zeer eenvoudig tussen de beide vulstukken worden geschoven, met de smalste kant van de wigvorm eerst.

Een werkwijze van het volgens de uitvinding plaatsen van een transportband op een transporteenheid van het transportsysteem volgens de uitvinding kan derhalve de volgende stappen omvatten: a) het om het eerste en tweede omlooporgaan 16, 18 aanbrengen van de transportband 4 terwijl het afstandsorgaan 32 los is van de transporteenheid 2 en het eerste en tweede omlooporgaan op een onderlinge afstand zijn die kleiner is dan de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand 34, b) het vergroten van de onderlinge afstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan 18, 18 door het eerste omlooporgaan 16 gezamenlijk met het eerste vulstuk 20 weg van het tweede omlooporgaan 18 te verplaatsen, om zodoende ruimte te maken voor het afstandsorgaan 32 tussen het eerste en tweede vulstuk 20, 22, c) het passend tussen het eerste en tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan 32 als gevolg waarvan de bedrijfstussenafstand 34 tussen het eerste en tweede omlooporgaan 16, 18 wordt bepaald.

Hierbij kan de transportband, in het bijzonder in geval van een eindloze transportband, in een variant van de werkwijze worden geplaatst in een toestand van de transporteenheid 2 waarbij slechts een van de twee chassisdelen 26 met het eerste en tweede omlooporgaan is verbonden aanbrengen van de transportband, waarna het tweede van de twee chassisdelen met het eerste en tweede omlooporgaan wordt verbonden.

Hierbij kan verder het vergroten van de onderlinge afstand volgens stap b) worden gerealiseerd door het eerste omlooporgaan 16 en het eerste vulstuk gezamenlijk met een gereedschap tegen een spanning in de transportband 4 in weg van het tweede omlooporgaan 18 te verplaatsen waardoor de onderlinge afstand ten minste gelijk wordt aan de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand. De spanning in de transportband 4 kan in die situatie tijdelijk verhoogd zijn ten opzichte van een spanning in de transportband tijdens gebruik van de transporteenheid 2.

20 In een variant kan het vergroten van de onderlinge afstand volgens stap b) worden gerealiseerd door het volgens stap c) aanbrengen van het afstandsorgaan, bijvoorbeeld door het afstandsorgaan wigvormig uit te voeren en de vulstukken aan deze vorm aan te passen.

Claims (11)

CONCLUSIES

1. Transportsysteem omvattende meerdere transporteenheden voor het van een toevoerlocatie naar een afvoerlocatie transporteren van producten, elke van de meerdere transporteenheden omvattende: - een chassis, - een eerste en een tweede rolvormig omlooporgaan die onderling parallel en op afstand roteerbaar rond een respectievelijke eerste en tweede rotatie- as aan het chassis zijn voorzien, - een transportband die om de twee omlooporganen is geslagen en een draagvlak voor een product vormt, - een eerste vulstuk, voorzien tussen het eerste en tweede omlooporgaan, en een tweede vulstuk, dat tussen het eerste vulstuk en het tweede omlooporgaan aan het chassis is bevestigd, waarbij het eerste vulstuk zodanig met het eerste omlooporgaan is verbonden dat het eerste vulstuk en het eerste omlooporgaan gezamenlijk in een richting dwars op de eerste rotatie-as naar het tweede omlooporgaan toe en van het tweede omlooporgaan af verplaatsbaar aan het chassis zijn voorzien, en - een losneembaar afstandsorgaan dat in gebruik passend tussen het eerste en tweede wvulstuk is voorzien, waarbij een vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan is bepaald als gevolg van het tussen het eerste vulstuk en het tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan.

2. Transportsysteem volgens conclusie 1, waarbij het afstandsorgaan plaatvormig is, en/of waarbij het eerste vulstuk en tweede vulstuk plaatvormig zijn.

3. Transportsysteem volgens conclusie 1 of 2, waarbij het eerste en tweede vulstuk elk een langsgeleiding omvatten en waarbij het afstandsorgaan aan tegenovergelegen langszijden ervan een respectievelijk geleide-orgaan omvat dat is geconfigureerd voor samenwerking met de langsgeleidingen voor het tussen het eerste en tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan door middel van het tussen het eerste en tweede vulstuk schuiven van het afstandsorgaan.

4. Transportsysteem volgens conclusie 3, waarbij de respectievelijke langsgeleidingen van het eerste en tweede vulstuk zich parallel aan de eerste en tweede rotatie-assen uitstrekken.

5. Transportsysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het eerste en tweede vulstuk en het afstandsorgaan gezamenlijk een steunvlak vormen voor de transportband.

6. Transportsysteem volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het chassis twee tegenovergelegen langwerpige chassisdelen omvat waartussen het eerste en tweede omlooporgaan, het eerste en tweede vulstuk en het afstandsorgaan zich uitstrekken.

7. Transportsysteem volgens conclusie 6, waarbij in ten minste een chassisdeel een uitsparing is voorzien waardoorheen het afstandsorgaan kan passeren ten behoeve van het tussen het eerste en tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan.

8. Werkwijze van het plaatsen van een transportband op een transporteenheid van het transportsysteem volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende: a) het om het eerste en tweede omlooporgaan aanbrengen van de transportband terwijl het afstandsorgaan los is van de transporteenheid en het eerste en tweede omlooporgaan op een onderlinge afstand zijn die kleiner is dan de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand, b) het vergroten van de onderlinge afstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan door het eerste omlooporgaan gezamenlijk met het eerste vulstuk weg van het tweede omlooporgaan te verplaatsen, om zodoende ruimte te maken voor het afstandsorgaan tussen het eerste en tweede vulstuk, c) het passend tussen het eerste en tweede vulstuk aanbrengen van het afstandsorgaan als gevolg waarvan de bedrijfstussenafstand tussen het eerste en tweede omlooporgaan wordt bepaald.

9. Werkwijze volgens conclusie 8, waarbij stap a) omvat:

- het in een toestand van de transporteenheid waarbij slechts een van de twee chassisdelen met het eerste en tweede omlooporgaan is verbonden aanbrengen van de transportband, waarna het tweede van de twee chassisdelen met het eerste en tweede omlooporgaan wordt verbonden.

10. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, waarbij het vergroten van de onderlinge afstand volgens stap b) wordt gerealiseerd door het eerste omlooporgaan en het eerste vulstuk gezamenlijk, bij voorkeur met een gereedschap, tegen een spanning in de transportband in weg van het tweede omlooporgaan te verplaatsen waardoor de onderlinge afstand ten minste gelijk wordt aan de vooraf bepaalde bedrijfstussenafstand.

11. Werkwijze volgens conclusie 8 of 9, waarbij het vergroten van de onderlinge afstand volgens stap b) wordt gerealiseerd door het volgens stap ©) aanbrengen van het afstandsorgaan.