NL2025402B1 - Luchtfilterinrichting voor plaatsing op een voertuig - Google Patents

Abstract

11 Uittreksel Luchtfilterinrichting voor plaatsing op een voertuig, omvattende een behuizing, voorzien van een aanzuigopening voor te filteren lucht, welke aanzuigopening 5 ten minste één stoffilterhouder omvat voor het in of voor de aanzuigopening plaatsen van ten minste één stoffilter, zodanig dat het stoffilter zich althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak in een verticaal vlak uitstrekt, en een afgifteopening voor gefilterde lucht, ten minste één gas- of dampfilterhouder voor zodanig het binnen de behuizing positioneren van een gas- of dampfilter, dat er zich na 10 plaatsing van een gas- of dampfilter een luchtkanaal uitstrekt tussen de aanzuigopening en de afgifteopening, voor het doorvoeren van een te filteren luchtstroom, welk luchtkanaal ten minste een eerste zich althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak verticaal uitstrekkend gedeelte omvat waarin het gas- of dampfilter zich bevindt. 15

Description

Luchtfilterinrichting voor plaatsing op een voertuig De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een luchtfilterinrichting voor plaatsing op een voertuig voorzien van een cabine voor het zuiveren van de lucht in de cabine.

Bij het werken met een voertuig voorzien van een cabine in een industriéle omgeving of op bouwplaatsen zijn er vaak schadelijke stoffen in de lucht aanwezig, waarvan inademing onwenselijk is.

Met name voor arbeiders die gedurende lange tijd hier verblijven is bescherming gewenst.

Voor bestuurders van voertuigen in stoffige omgevingen is het van belang dat de lucht in de cabine van het voertuig schoon is.

Het is bekend om lucht die aan een cabine van een voertuig terecht komt of wordt toegevoerd te filteren, bijvoorbeeld met een filteroverdruksysteem, waarbij in de cabine een hogere druk wordt gecreëerd dan die van de buitenlucht, teneinde het binnendringen van toxische stoffen via de in de regel niet volledig luchtdicht afsluitbare cabine te voorkomen.

Ook is het bekend om een inrichting met een filter voor het buitenhouden van fijne stofdeeltjes of giftige stoffen alvorens de lucht in de cabine toe te laten op de cabine te plaatsen.

Nadeel van dergelijke systemen is dat de filters vol of op raken en vaak vervangen moeten worden.

Ook nemen deze filtersystemen vaak veel ruimte in, waardoor ze lastiger te plaatsen zijn, het zicht van een bestuurder belemmeren, of zodanig geplaatst zijn dat het gevaar op beschadiging groot is.

Het is een doel van onderhavige uitvinding om bovengenoemde nadelen aan de stand van de techniek op te heffen, danwel om een zinvol alternatief te verschaffen.

De uitvinding verschaft daartoe een luchtfilterinrichting voor plaatsing op een voertuig, omvattende een behuizing, voorzien van een aanzuigopening voor te filteren lucht, welke aanzuigopening ten minste één stoffilterhouder omvat voor het in of voor de aanzuigopening plaatsen van ten minste één stoffilter, zodanig dat het stoffilter zich althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak in een verticaal vlak uitstrekt, en een afgifteopening voor gefilterde lucht, ten minste één gas- of dampfilterhouder voor zodanig het binnen de behuizing positioneren van een gas- of dampfilter, dat er zich na plaatsing van een gas- of dampfilter een luchtkanaal uitstrekt tussen de aanzuigopening en de afgifteopening, voor het doorvoeren van een te filteren luchtstroom, welk luchtkanaal ten minste een eerste zich althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak verticaal uitstrekkend gedeelte omvat waarin het gas- of dampfilter zich bevindt, waarbij het luchtkanaal een tweede gedeelte omvat, waarbij het tweede gedeelte zich tussen de houder van het stoffilter en een althans tijdens gebruik bovenzijde van het gas-of dampfilter uitstrekt en waarbij het tweede gedeelte van het luchtkanaal zich verticaal uitstrekt.

De uitvinding heeft als voordeel dat het filteren van fijnstof en schadelijke gassen of dampen mogelijk is met één compacte inrichting.

Dit is mogelijk doordat de houder van het stoffilter zodanig gepositioneerd is dat zonder de inrichting te vergroten in lengte of breedterichting ook ten minste één gas of-dampfilter toevoegbaar is.

De inrichting volgens de uitvinding is uitgerust met een tweede houder, de ten minste éne gas-of dampfilterhouder.

Deze is zodanig geplaatst dat de ten minste éne gas- of dampfilterhouder wordt omsloten door de ten minste éne stoffilterhouder.

Hierbij staan de ten minste éne stoffilterhouder en de ten minste éne gas-of dampfilterhouder slechts door een luchtkanaal met elkaar in verbinding.

Het compacte ontwerp maakt een effectiever en compacter luchtfiltersysteem mogelijk met eenzelfde luchtfiltercapaciteit als wanneer een stoffilterhouder en een gas-of dampfilterhouder bovenop of naast elkaar geplaatst zouden moeten worden, zoals in de stand van de techniek het geval is.

Daarvoor is naast het relatief grote aanzuigopperviak tevens het luchtkanaal van belang.

In de bedrijfstoestand strekt een eerste gedeelte van het luchtkanaal zich verder verticaal uit, hetgeen een optimale richting is voor luchtdoorgang door het gas- of dampfilter.

Door het verticaal uitstrekkende gedeelte van het luchtkanaal wordt de luchtstroom met de zwaartekracht mee van boven naar beneden door het gas-of dampfilter heen geleid.

Daarbij kunnen er meerdere filters bovenop elkaar geplaatst worden waardoor de luchtstroom beter kan worden gezuiverd.

Het is ook mogelijk dat de ten minste éne gas-of dampfilterhouder voor het houden van een tweede stoffilter of ander soort filter wordt gebruikt indien de omstandigheden dat wensen.

Een tweede, in het bijzonder fijnmaziger stoffilter kan worden toegepast wanneer er zeer fijn stof uit de lucht gehaald dient te worden.

De aanzuigopening strekt zich verticaal uit, waardoor een groot aanzuigopperviak wordt gecreëerd.

De aanzuigopening faciliteert luchtinstroom naar het luchtkanaal.

Zodoende verdeelt de luchtstroom zich over een groot oppervlak, wat voordelig is voor een geplaatst stoffilter in de ten minste éne houder voor een stoffilter. Dit geplaatste stoffilter hoeft dan relatief minder lucht te verwerken dan bij eenzelfde lucht debiet, wat bepaald wordt door de aanzuigeenheid, dan wanneer een stoffilter horizontaal aan de bovenzijde van de luchtfilterinrichting zou zijn geplaatst. Bij een dergelijk filter blijft het stof op het filter achter. Het grotere oppervlak heeft als voordeel dat het risico op verstopping kleiner is. Bovendien is door de plaatsing van de houder in een verticale positie, een geplaatst stoffilter in bedrijfstoestand door trillingen van het luchtfilterinrichting zelfreinigend. Door het stoffilter opgevangen stof trilt los en valt door de zwaartekracht van het filter af.

De ten minste éne stoffilterhouder is bij voorkeur ingericht voor P1 en P3 stoffilters voor het filteren van zowel fijnstof als grof stof. De ten minste éne gas-of dampfilterhouder is ingericht voor het houden van een filter voor het filteren van één of meerdere bestanddelen uit de groep van organische gassen en oplosmiddelen, benzine (PAK's, aromaten}, anorganische gassen en halogenen, chloor, zwavelwaterstof, cyaniden, anorganische dampen en zure gassen, zwaveloxiden, zoutzuur, ammonia compostering, kwik; renovatie gaswinning of ABEK. De gas- of dampiilterhouder is bij voorkeur ingericht voor het houden van een koolstoffilter of bij nadere voorkeur een koolstoffilterpakket.

Het luchtkanaal omvat een tweede gedeelte, waarbij het tweede gedeelte zich tussen de houder van het stoffilter en een althans tijdens gebruik bovenzijde van het gas-of dampfilter uitstrekt. Het tweede gedeelte van het luchtkanaal strekt zich verticaal uit. Ook dit draagt bij aan een compact ontwerp en vereenvoudigt derhalve de plaatsing van de luchtfilterinrichting op een voertuig. In andere woorden, waarbij het luchtkanaal ten minste twee verticaal uitstrekkende gedeeltes omvat, waarbij het tweede zich verticaal uitstrekkende gedeelte is ingericht voor het doorvoeren van een luchtstroom na de ten minste éne houder voor een stoffilter tegen de zwaartekracht in omhoog en het eerste verticaal uitstrekkende gedeelte voor het doorvoeren met de zwaartekracht mee van boven naar beneden door het gas-of dampfilter heen. In een voorkeursuitvoeringsvorm van de luchtfilterinrichting, strekt de aanzuigopening in hoofdzaak langs de volledige langsomtrek van de behuizing uit, voor het vormen van een relatief groot aanzuigopperviak. De behuizing wordt omhuld door een aanzuigopening, waarin of waar vlak achter zich de ten minste éne houder voor ten minste éne stoffilter bevindt. Op deze wijze is een relatief groot stoffilter oppervlak gecreëerd en is een compact filtersysteem met een relatief kleine voetafdruk mogelijk in vergelijking met een stoffilter aan de bovenkant of onderkant van het gas-of dampfilter.

Voor het reguleren van de luchtstroom in de luchtfilterinrichting is het mogelijk dat de aanzuigeenheid zich met de luchtstroom stroomafwaarts van het luchtkanaal bevindt. Deze positie is voordelig, omdat zodoende de aanzuigeenheid slechts gefilterde lucht moet verwerken waardoor deze minder snel verontreinigd wordt en dus minder onderhoud nodig heeft. In een uitvoeringsvorm van de luchtfilterinrichting volgens onderhavige uitvinding is de luchtfilterinrichting voorzien van ten minste één stoffilter, bij voorkeur een P1 en/of P3 stoffilter. Door de eerder beschreven verticale positie en de trillingen van een in bedrijfstoestand verkerende luchtfilterinrichting voor een cabine van een voertuig zal het tegengehouden stof lostrillen van het filter en zodoende zorgen voor een zelfreinigende werking van het filter. In verschillende of in wisselende omgevingen kunnen verschillende eisen worden gesteld aan de stoffilters, daarom kan het makkelijk uitwisselen en/of de mogelijkheid voor het plaatsen van een stoffilter met andere eigenschappen wenselijk zijn. In een uitvoeringsvariant kan het stoffilter daarom bestaan uit meerdere verticaal geplaatste stoffilters in de ten minste éne houder. Waarbij de verschillende filters op elkaar of aan elkaar zijn gemaakt, waarbij met de luchtstroom mee gekeken eerst een filter voor grovere stofdeeltjes en vervolgens een filter voor fijnere stofdeeltjes op elkaar zitten. Ook is het mogelijk om meerdere stoffilters naast elkaar te plaatsen. Losse stoffilters hebben als voordeel dat ze makkelijk te vervangen zijn en bovendien goedkoper te produceren zijn indien standaardmaten kunnen worden gebruikt. De stoffilters kunnen gezamenlijk in één houder of in verschillende houders geplaatst zijn.

In een uitvoeringsvorm van de luchtfilterinrichting volgens onderhavige uitvinding is de luchtfilterinrichting voorzien van een omkapping, welke een aan een tijdens gebruik als onderzijde beoogde zijde voorzien is van een aanzuigopening voor lucht. Deze aanzuigopening omvat bij voorkeur meerdere aanzuigopeningen rondom de omkapping, aan de in gebruik als onderzijde beoogde zijde van de ten minste éne stoffilterhouder. Bij voorkeur kan de buitenzijde van de omkapping naar een tijdens gebruik als bovenzijde beoogde zijde taps toelopen. Dit heeft als voordeel dat de ingaande luchtstroom zich gelijkmatig over het stoffilter zal verdelen. Deze omkapping kan bijvoorbeeld gemaakt zijn van een sterk, hard en 5 slijtvast materiaal zoals Valox. Dit materiaal is geschikt om de buiteninvloeden van in het bijzonder industriële omstandigheden te doorstaan. Het gas-of dampfilter kan voorzien zijn van een passief filter voor het verder zuiveren van de lucht, maar bij voorkeur is het gas-of dampfilter een actiefkoolfilterpakket, met één of meerdere actieve koolstoffilters. De actieve koolfilters zorgen voor de filtering van de ongewenste gassen en/of dampen in de lucht. Het is mogelijk dat in een uitvoeringsvorm de luchtfilterinrichting is voorzien van een blokkering voor het afschermen van de zijkant van het gas-of dampfilter, voor het slechts toelaten van de luchtstroom aan een althans in bedrijfstoestand bovenzijde van het gas-of dampfilter, zodat de luchtstroom in het gas-of dampfilter in hoofdzaak in de richting van de zwaartekracht gericht is. Een dergelijke blokkering faciliteert dat de luchtstroom de gewenste weg aflegt waardoor een effectieve zuivering van de lucht plaats kan vinden, namelijk door het gas-of dampfilter met de richting van de zwaartekracht mee. Deze blokkering kan zowel door een buitenzijde van een gas-of dampfilter of gas-of dampfilterhouder worden gevormd, zoals bij een actiefkoolstoffilterpakket, maar kan ook afzonderlijk in de behuizing zijn aangebracht.

In een uitvoeringsvorm van de luchtfilterinrichting volgens onderhavige uitvinding heeft de behuizing een in hoofdzaak vierkante of rechthoekige omtrek, bij voorkeur met afgeronde hoeken. Het is ook mogelijk dat de behuizing een in hoofdzaak ronde omtrek heeft, waarbij de ten minste ene houder voor het ten minste ene stoffilter zich ook rondom uitstrekt. Dit kan afhankelijk zijn van de gewenste uitvoering van de gebruiker ofwel de beschikbaarheid en kosten van de materialen. In een in omtrek vierkante uitvoering is het om standaard geleverde filters toe te passen. Een uitvoeringsvorm van een compacte rechthoekige uitvoering heeft bijvoorbeeld een hoogte van 450-550 mm, breedte van 400-500 m en een diepte van 300-350 mm, bij voorkeur hoogte van ongeveer 500 mm, een breedte van ongeveer 450 mm en een diepte van ongeveer 325 mm.

Een in omtrek ronde uitvoering kan zorgen voor een goede gelijke aanzuiging van te filteren lucht, maar heeft als nadeel dat een geplaatst stoffilter moet worden gebogen.

De onderhavige uitvinding heeft ook betrekking op een werkvoertuig voorzien van een luchtfilterinrichting zoals hierboven beschreven.

Hierbij heeft het de voorkeur dat de cabine en de luchtfilterinrichting zodanig zijn ingericht dat het ten minste éne afvoerkanaal voor gefilterde lucht direct of indirect, bijvoorbeeld via een behuizing van een airconditioning unit is aangesloten op de binnenzijde van de cabine.

De luchtfilterinrichting volgens onderhavige uitvinding zal verder worden toegelicht aan de hand van de volgende figuren, waarin: - Figuur 1 een schematische weergave toont van de luchtstroom in de luchtfilterinrichting volgens de onderhavige uitvinding. - Figuur 2 een perspectivisch aanzicht toont van een luchtfilterinrichting volgens de onderhavige uitvinding zonder omkapping. - Figuur 3 een schematische dwarsdoorsnede toont van een luchtfilterinrichting volgens onderhavige uitvinding.

Figuur 1 toont een schematische weergave van de luchtstroom 2 in de luchtfilterinrichting 1 volgens de onderhavige uitvinding.

De luchtstroom 2 wordt vanaf de aanzuigopening 3 aangezogen, waarin verticaal een stoffilter 4 is geplaatst.

De schematische weergave toont het eerste zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende gedeelte van het luchtkanaal 7 waarin het gas-of dampfilter 6 een koolstoffilterpakket omvattende meerdere koolstoffilters 6 omvat voor het zuiveren van de luchtstroom 2. Figuur 2 toont een perspectivisch aanzicht van een luchtfilterinrichting 10 volgens de onderhavige uitvinding, waarbij de omkapping van de luchtfilterinrichting niet is getoond.

De figuur toont een behuizing 16, voorzien van een aanzuigopening 11 voor te filteren lucht; waarbij de aanzuigopening 11 in een althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak verticaal vlak is aangebracht, zodat een groot oppervlak ontstaat.

In deze uitvoeringsvorm strekt de aanzuigopening 11 zich in hoofdzaak langs de volledige langsomtrek van de behuizing 16 uit, voor het vormen van het relatief grote aanzuigoppervlak.

Het luchtkanaal strekt zich uit tussen de aanzuigopening 11 en de afgifteopening 12 voor het doorvoeren van een luchtstroom.

De luchtfilterinrichting 10 is voorzien van ten minste één houder voor een gas-of dampfilter wat in deze uitvoering een koolstoffilterpakket is, waarvan de hendels 13 voor het hanteren van het koolstoffilterpakket aan de bovenzijde zichtbaar zijn.

Het gas-of dampfilter bevindt zich in het eerste zich in hoofdzaak verticaal uitstrekkende gedeelte van het luchtkanaal waarbij het gas-of dampfilter is ingericht voor het verder filteren van de lucht.

Het actief koolstoffilterpakket, is zodoende als het ware omsloten door ten minste één stoffilter die zich in of vlak achter de aanzuigopening 11 bevindt.

De bovenzijde van het gas-of dampfilter is voorzien van een plaat 14 voorzien van openingen 15 waardoor de lucht gelijkmatig naar het gas-of dampfilter, het actiefkoolfilterpakket, wordt geleid.

Stroomafwaarts van het luchtkanaal bevindt zich de aanzuiginrichting 17 voor te filteren lucht, waarbij de aanzuiginrichting 17 onder de behuizing 16 is geplaatst.

Figuur 3 toont een dwarsdoorsnede van een uitvoeringsvorm van de luchtfilterinrichting 101 volgens onderhavige uitvinding.

De figuur toont de fuchtfilterinrichting 101 met ten minste één houder voor ten minste één stoffilter 22’, 22”, dat vlak achter de aanzuigopening 21 geplaatst is en toont het luchtkanaal met twee zich verticaal uitstrekkende gedeeltes 20a,20b welk luchtkanaal ten minste een eerste zich althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak verticaal uitstrekkend gedeelte 20a omvat.

In dit eerste gedeelte 20a bevindt zich een tweede filter, het gas-of dampfilter 23, een actief koolstoffilterpakket, voor het verder zuiveren van de lucht in de luchtstroom.

De luchtstroom kan zich in het luchtkanaal verplaatsen door na een stoffilter 22’, 22” verticaal omhoog te stromen tegen de zwaartekracht in en vervolgens met de zwaartekracht mee door het eerste zich in een bedrijfstoestand in hoofdzaak verticaal uitstrekkend gedeelte 20a door het gas-of dampfilter 23 heen te bewegen.

De luchtstroom wordt op gang gebracht door de aanzuigeenheid 27 die zich onder de behuizing 26 bevindt.

Naast de getoonde uitvoeringsvormen zijn vele varianten denkbaar, bijvoorbeeld met niet genoemde filtertypen.

Deze varianten worden alle geacht te vallen onder de beschermingsomvang van de navolgende conclusies.

Claims (13)

Conclusies

1. Luchtfilterinrichting voor plaatsing op een voertuig, omvattende; - Een behuizing, voorzien van o een aanzuigopening voor te filteren lucht, welke aanzuigopening » ten minste één stoffilterhouder omvat voor het in of voor de aanzuigopening plaatsen van ten minste één stoffilter; zodanig dat: o het stoffilter zich althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak in een verticaal vlak uitstrekt; o een afgifteopening voor gefilterde lucht, - ten minste één gas- of dampfilterhouder voor zodanig het binnen de behuizing positioneren van een gas- of dampfilter, dat er zich na plaatsing van een gas- of dampfilter een luchtkanaal uitstrekt tussen de aanzuigopening en de afgifteopening, voor het doorvoeren van een te filteren luchtstroom, - welk luchtkanaal ten minste een eerste zich althans in een bedrijfstoestand in hoofdzaak verticaal uitstrekkend gedeelte omvat waarin het gas- of dampfilter zich bevindt, waarbij het luchtkanaal een tweede gedeelte omvat, waarbij het tweede gedeelte zich tussen de houder van het stoffilter en een althans tijdens gebruik bovenzijde van het gas-of dampfilter uitstrekt, en waarbij het tweede gedeelte van het luchtkanaal zich verticaal uitstrekt.

2. Luchtfilterinrichting volgens één van voorgaande conclusies, waarbij de aanzuigopening in hoofdzaak langs de volledige langsomtrek van de behuizing uitstrekt, voor het vormen van een relatief groot aanzuigopperviak.

3. Luchtiilterinrichting volgens één van voorgaande conclusies, waarbij de aanzuigeenheid zich met de luchtstroom stroomafwaarts van het luchtkanaal bevindt.

4. Luchtiilterinrichting volgens één van voorgaande conclusies, voorzien van een stoffilter.

5. Luchtfilterinrichting volgens conclusie 4, waarbij het stoffilter bestaat uit meerdere verticaal geplaatste stoffilters in de ten minste éne houder.

6. Luchtfilterinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een omkapping, welke een aan een tijdens gebruik als onderzijde beoogde zijde voorzien is van een aanzuigopening voor lucht.

7. Luchtfilterinrichting volgens één van voorgaande conclusies, waarbij de gas- of dampfilterhouder is voorzien van een gas- of dampfilter.

8. Luchtfilterinrichting volgens conclusie 7, waarbij het gas- of dampfilter meerdere actieve koolstoffilters omvat.

9. Luchtfilterinrichting volgens conclusie 7 of 8, waarbij de luchtfilterinrichting en het gas- of dampfilter voorzien zijn van een blokkering voor het afschermen van de zijkanten van het gas-of dampfilter, voor het slechts toelaten van de luchtstroom aan een althans in bedrijfstoestand bovenzijde van het gas-of dampfilter, zodat de luchtstroom in het gas- of dampfilter in hoofdzaak in de richting van de zwaartekracht gericht is.

10. Werkvoertuig voorzien van een luchtfilterinrichting volgens één van voorgaande conclusies.

11. Werkvoertuig voorzien van een cabine en een luchtfilterinrichting volgens conclusies 1 - 9, waarbij het ten minste éne afvoerkanaal voor gefilterde lucht direct of indirect is aangesloten op de binnenzijde van de cabine.

12. Luchtfilterinrichting volgens conclusies 1- 9, waarbij de behuizing een in hoofdzaak vierkante of rechthoekige omtrek heeft.

13. Luchtfilterinrichting volgens conclusies 1- 9, waarbij de behuizing een in hoofdzaak ronde omtrek heeft.