NL2025365B1 - Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor - Google Patents

Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor Download PDF

Info

Publication number
NL2025365B1
NL2025365B1 NL2025365A NL2025365A NL2025365B1 NL 2025365 B1 NL2025365 B1 NL 2025365B1 NL 2025365 A NL2025365 A NL 2025365A NL 2025365 A NL2025365 A NL 2025365A NL 2025365 B1 NL2025365 B1 NL 2025365B1
Authority
NL
Netherlands
Prior art keywords
milking
teat cups
teat
implement
milk
Prior art date
Application number
NL2025365A
Other languages
English (en)
Inventor
Johannes Brink Willem
Slager Jan
Original Assignee
A4 Agri As
Priority date (The priority date is an assumption and is not a legal conclusion. Google has not performed a legal analysis and makes no representation as to the accuracy of the date listed.)
Filing date
Publication date
Application filed by A4 Agri As filed Critical A4 Agri As
Priority to NL2025365A priority Critical patent/NL2025365B1/nl
Priority to EP21168961.7A priority patent/EP3895526B1/en
Application granted granted Critical
Publication of NL2025365B1 publication Critical patent/NL2025365B1/nl

Links

Classifications

    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/017Automatic attaching or detaching of clusters
    • A01J5/0175Attaching of clusters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01JMANUFACTURE OF DAIRY PRODUCTS
    • A01J5/00Milking machines or devices
    • A01J5/017Automatic attaching or detaching of clusters
    • AHUMAN NECESSITIES
    • A01AGRICULTURE; FORESTRY; ANIMAL HUSBANDRY; HUNTING; TRAPPING; FISHING
    • A01KANIMAL HUSBANDRY; AVICULTURE; APICULTURE; PISCICULTURE; FISHING; REARING OR BREEDING ANIMALS, NOT OTHERWISE PROVIDED FOR; NEW BREEDS OF ANIMALS
    • A01K1/00Housing animals; Equipment therefor
    • A01K1/12Milking stations

Landscapes

  • Life Sciences & Earth Sciences (AREA)
  • Environmental Sciences (AREA)
  • Animal Husbandry (AREA)
  • Zoology (AREA)
  • Biodiversity & Conservation Biology (AREA)
  • External Artificial Organs (AREA)

Abstract

De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een melkinrichting voor het melken van dieren. De uitvinding heeft verder betrekking op een melksysteem omvattende een melkinrichting 5 en een werkwijze voor het melken van een dier. De melkinrichting omvat: - een gestel; - een werkzaam met het gestel verbonden cilinder; - een werkzaam met de cilinder verbonden tepelbekerdrager die door de cilinder beweegbaar is ten opzichte van het gestel; en 10 - een aantal tepelbekers die plaatsbaar zijn op of aan de tepelbekerdrager, waarbij op de tepelbekers melkslangen aansluitbaar zijn voor het afvoeren van melk, waarbij de melkinrichting een rusttoestand en een melktoestand omvat, waarbij in de rusttoestand de tepelbekers geheel onder een ondergrond zijn gepositioneerd, waarbij in de melktoestand de tepelbekers ten minste deels boven de ondergrond zijn gepositioneerd, en 15 waarbij de melkinrichting van een rusttoestand naar een melktoestand verplaatsbaar is door de cilinder, waarbij de cilinder omvat: - een eerste slag die de tepelbekers ten minste deels boven de ondergrond brengt; en - een tweede slag die de melkslangen meeneemt in de richting van de ondergrond.

Description

MELKINRICHTING, MELKSYSTEEM EN WERKWIJZE DAARVOOR De onderhavige uitvinding heeft betrekking op een melkinrichting voor het melken van dieren. De uitvinding heeft verder betrekking op een melksysteem en melkstal omvattende een melkinrichting en een werkwijze voor het melken van een dier.
Uit de praktijk zijn melkinrichtingen bekend. De bekende melkinrichtingen omvatten een melkklauw waaraan tepelbekers zijn verbonden. Om het te melken dieren te melken moet de melker met zijn ene hand de melkklauw vasthouden, om met de andere hand de tepelbekers één voor één op de tepels van het te melken dier te plaatsen.
Een nadeel van de bekende melkinrichtingen is dat veel handelingen van de melker vereist zijn voordat de tepelbekers op de tepels van het te melken dier zijn geplaatst. Dit zorgt ervoor dat de capaciteit van een melker relatief laag is. Verder hebben de bekende melkinrichtingen als nadeel dat de handelingen in een ergonomisch nadelige houding worden uitgevoerd door de melker.
Om een deel van de bovengenoemde problemen te verminderen zijn melkinrichtingen bekend waarin tepelbekers van onder het te melken dier omhoog worden bewogen. Deze melkinrichtingen zijn onder de ondergrond, bij voorbeeld een koestand, gepositioneerd. Door een opening in de ondergrond kan de melkinrichting van onder het dier in de richting van de uier worden bewogen, waarna een melker de tepelbekers aan de spenen kan bevestigen. Een nadeel van dergelijke bekende melkinrichtingen is dat door de opening in de ondergrond vuil, zoals bijvoorbeeld mest, in de tepelbekers kan komen. Dit vermindert de hygiëne en vergroot daarmee de kans op infectieziektes, bij voorbeeld aan de uiers.
Het is een doel van de onderhavige uitvinding om bovenstaande problemen op te lossen of ten minste te verminderen. Het is in het bijzonder een doel om een hygiënische melkinrichting te verkrijgen waarmee dieren eenvoudig te melken zijn.
Dit doel wordt bereikt door een melkinrichting volgens de vinding voor het melken van dieren, omvattende: - een gestel; - een werkzaam met het gestel verbonden cilinder; - een werkzaam met de cilinder verbonden tepelbekerdrager die door de cilinder beweegbaar is ten opzichte van het gestel; en - een aantal tepelbekers die plaatsbaar zijn op of aan de tepelbekerdrager, waarbij op de tepelbekers melkslangen aansluitbaar zijn voor het afvoeren van melk, waarbij de melkinrichting een rusttoestand en een melktoestand omvat, waarbij in de rusttoestand de tepelbekers geheel onder de ondergrond zijn gepositioneerd, waarbij m de melktoestand de tepelbekers ten minste deels boven de ondergrond zijn gepositioneerd, en waarbij de melkinrichting van een rusttoestand naar een melktoestand verplaatsbaar is door de cilinder, waarbij de cilinder omvat: - een eerste slag die de tepelbekers ten minste deels boven de ondergrond brengt; en - een tweede slag die de melkslangen meeneemt in de richting van de ondergrond.
Doordat de melkinrichting volgens de vinding is ingericht om tepelbekers van onder het te melken dier aan te brengen is er geen robotarm nodig met een zijwaartse beweging om de tepelbekers te bevestigen aan de spenen, wat meer rust en dus minder stress voor het dier als gevolg heeft. Dit vergroot het dierenwelzijn en komt veelal ook de melkkwaliteit ten goede. Een verder voordeel is dat een melker, wanneer de melkinrichting zich in de melkstand bevindt, eenvoudig twee tepelbekers tegelijk kan aansluiten op de spenen. Dit vergroot het gebruiksgemak bij het melken. Alternatief of aanvullend vergroot dit ook de snelheid waarmee de tepelbekers aangesloten kunnen worden, waardoor per tijdseenheid meer dieren gemolken kunnen worden.
Wanneer de melkinrichting zich in de rusttoestand bevindt brengen de eerste en tweede slag van de cilinder de melkinrichting in de melktoestand. De melktoestand is de toestand waarbij de tepelbekers ten minste deels boven de ondergrond zijn gepositioneerd, zodanig dat de tepelbekers gereed zijn om door een melker op de spenen van het te melken dier te worden geplaatst. De tweede slag zorgt ervoor dat er genoeg speling is in de melkslangen om de tepelbekers van de tepelbekerdrager naar de spenen te brengen en daarop te plaatsen.
De cilinder is bij voorkeur ook ingericht om de melkinrichting van de melktoestand naar de rusttoestand te brengen met behulp van de eerste en tweede slag van de cilinder.
Als de cilinder de melkinrichting van de rusttoestand naar de melktoestand brengt, wordt de eerste slag bij voorkeur eerder uitgevoerd dan de tweede slag. Als de cilinder de melkinrichting van de melktoestand naar de rusttoestand brengt, wordt bij voorkeur de tweede slag eerder uitgevoerd dan de eerste slag, Door het uitvoeren van de eerste slag voor de tweede slag, wanneer de melkinrichting van de rusttoestand naar de melktoestand wordt gebracht, wordt verzekerd dat de melkslangen strak blijven tijdens de eerste slag. Door het uitvoeren van de tweede slag voor de eerste slag wanneer de melkinrichting van de melktoestand naar de rusttoestand wordt gebracht, worden de melkslangen strak getrokken alvorens de eerste slag wordt uitgevoerd. Hierdoor wordt de kans op het knikken van de slangen verkleind, waardoor er minder Kans is op slijtage en/of beschadiging van de melkslangen. De tweede slag heeft als verder voordeel dat na het melken de tepelbekers door het terugtrekken van de melkslangen automatisch van de spenen gehaald en in de tepelbekerdrager gebracht kunnen worden.
Optioneel is de lengte van de tweede slag zodanig ingesteld op basis van de afstand van de tepelbeker in de melktoestand tot de uier van het te melken dier, dat kan worden verzekerd dat de melkslang tijdens het melken zich in hoofdzaak strak naar beneden uitstrekt.
De cilinder kan in een voordelige uitvoeringsvorm bij voorbeeld zijn uitgevoerd als een cilinder voor de eerste slag en daarin opgenomen een zuiger voor de tweede slag. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat de eerste en tweede slag ook geheel of gedeeltelijk gelijktijdig kunnen worden uitgevoerd.
De zuiger voor de tweede slag heeft bij voorkeur daarop aangebracht een grijpelement voor het aangrijpen van de melkslangen. Hierdoor kunnen de melkslangen door de tweede slag eenvoudig worden strakgetrokken dan wel van speling worden voorzien. Als alternatief is het grijpelement werkzaam verbonden met de melkslangen.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding is de cilinder in gebruik in hoofdzaak verticaal met de ondergrond opgesteld.
Door het in hoofdzaak verticaal uitstrekken met de ondergrond wordt een compacte melkinrichting verkregen. Een verder voordeel is dat de melkslangen in hoofdzaak verticaal zijn geplaatst, waardoor de melkslangen korter zijn dan de uit de stand van de techniek bekende melkinrichtingen. Dit bevordert de melkafgifte en vergroot daarnaast de hygiëne van de melkinrichting. Alternatief of aanvullend zorgt de verticale cilinder ervoor dat er weinig vrijheidsgraden zijn waarin de melkinrichting en de tepelbekers hoeven te bewegen, wat de kans op slijtage van de melkinrichting reduceert.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding omvat de melkinrichting verder een afsluiting voor het ten minste deels afsluiten van de ondergrond, waarbij de afsluiting in de rusttoestand de ondergrond geheel afsluit en in de melktoestand de ondergrond deels afsluit.
Door het in de rusttoestand geheel afsluiten van de ondergrond is het niet mogelijk voor vuil om op de melktepeldrager, op de melkslangen, en/of in of aan de tepelbekers te komen. Door het ten minste deels afsluiten van de ondergrond in de melktoestand wordt gerealiseerd dat de tepelbekers door de ondergrond gebracht kunnen worden en tevens de kans op vuil dat terechtkomt op de tepelbekerdrager en/of melkslangen wordt verminderd.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding is de afsluiting over een rotatie-as roteerbaar verbonden met het gestel, waarbij de afsluiting een afdekplaat en een melkplaat omvat, waarbij de afdekplaat de ondergrond geheel afsluit in de rusttoestand, en waarbij de melkplaat een aantal openingen voor het ontvangen van het aantal tepelbekers omvat voor het deels afsluiten van de ondergrond.
Door het voorzien van een afdekplaat en een melkplaat die beiden om een rotatie-as roteren, wordt een compacte afsluiting verkregen. In een voorkeursuitvoeringsvorm is de rotatie-as van de afdekplaat en de melkplaat dezelfde rotatie-as. Een verder voordeel van de afdekplaat en de melkplaat is dat de hygiëne van de melkinrichting wordt vergroot. Doordat de melkplaat bij voorkeur enkel een aantal openingen afgestemd op het aantal (en vorm) van de tepelbekers heeft, wordt ook in de melktoestand voorkomen dat vuil op de melktepeldrager en/of op de melkslangen terechtkomt. Bij voorkeur hebben de openingen in hoofdzaak dezelfde vorm als de dwarsdoorsnede van een tepelbeker, zodanig dat de opening in hoofdzaak aansluiten op de tepelbekers. In een uitvoeringsvorm volgens de vinding zijn de afdekplaat en de melkplaat op een radiale afstand van de rotatie-as geplaatst, waarbij de afdekplaat en de melkplaat respectievelijk een afdekas en een melkas hebben die zich uitstrekt vanaf de rotatie-as naar respectievelijk het middelpunt van de afdekplaat en de melkplaat, waarbij de afdekplaat en de melkplaat loodrecht op hun afdekas en melkas en parallel aan de rotatie-as zijn gepositioneerd, en waarbij de afdekas en de melkas onder een plaathoek zijn aangebracht.
Bij voorkeur is de rotatie-as aangebracht op het gestel en bevindt de rotatie-as zich in hoofdzaak recht onder de opening van de ondergrond. Door de afdekplaat en melkplaat op een radiale afstand van de rotatie-as te plaatsen wordt op een compacte wijze het eenvoudig wisselen tussen de afdekplaat en de melkplaat mogelijk maakt. Doordat de afdekplaat en de melkplaat loodrecht op de afdekas en de melkas zijn gepositionerd wordt een betrouwbare afsluiting met de ondergrond verkregen. Optioneel zit zijn er nog andere elementen voorzien aan de afsluiting en/of het gestel, bijvoorbeeld een borstelinrichting voor het automatisch schoonmaken van de afdekplaat tijdens rotatie van de afsluiting.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding ligt de hoek in het bereik van 20° — 160°, ligt de hoek bij voorkeur in het bereik van 50° — 130°, en is de hoek met de meeste voorkeur zo’n 90°.
Door de bovengenoemde hoeken wordt een compacte afsluiting verkregen. Een verder voordeel van bovengenoemde hoeken is dat relatief snel van afdekplaat naar melkplaat en vice versa kan worden gewisseld.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding wordt de afsluiting door een rotatiemechanisme om de rotatie-as geroteerd.
Door het rotatiemechanisme, bijvoorbeeld een rotatiecilinder, is de afsluiting snel en eenvoudig van een rusttoestand, waarin de afdekplaat de ondergrond afsluit, naar een melkstand, waarin de melkplaat de ondergrond ten minste deels afsluit, te brengen.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding omvat de afsluiting een spoelinrichting voor het spoelen van het aantal tepelbekers, waarbij de spoelinrichting bij voorkeur is aangebracht op de afdekplaat.
Bij voorkeur wordt de spoelinrichting aangebracht op een onderkant van de afdekplaat. Alternatief is het ook mogelijk om naast de afdekplaat en de melkplaat een spoelinrichting aan te brengen op de rotatie-as, waarbij een spoelas, die zich uitstrekt vanaf de rotatie-as tot het middelpunt van de spoelinrichting, een spoelhoek maakt met de afdekas en/of de melkas. Door het aanbrengen van de spoelinrichting op de afsluiting is het mogelijk om de tepelbekers te wassen als de melkinrichting zich in de melkstand bevindt. Dit vergroot de hygiëne van de melkinrichting en verkleint daarmee de kans op infecties. Tevens wordt de efficiëntie van het melkproces als geheel vergroot.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding is de melkinrichting als geheel uitneembaar uit de ondergrond.
5 Door het geheel uitneembaar zijn van de melkinrichting wordt een modulaire melkinrichting verkregen, Het voordeel hiervan is dat bijvoorbeeld bij storing, slijtage, of onderhoud van de melkinrichting de melkinrichting als geheel uit de ondergrond kan worden genomen. Een eerste voordeel daarvan is dat er gelijk een nieuwe melkinrichting in de ondergrond geplaatst kan worden, waardoor de melkstal optimaal gebruikt Kan worden. Een tweede voordeel van het als geheel uitneembaar zijn van de melkinrichting dat deze gerepareerd kan worden in bijvoorbeeld een werkplaats onder gecontroleerde condities, in plaats van dat de reparatie in de melkstal uitgevoerd moet worden.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding omvat het gestel een aantal geleiders voor het uitnemen van de melkinrichting uit de ondergrond.
Bij voorkeur zijn de geleiders op het gestel geplaatst in een in hoofdzaak horizontale richting, dat wil zeggen in hoofdzaak parallel aan de ondergrond. Door de geleiders is de melkinrichting op eenvoudige wijze uitneembaar uit de ondergrond, bijvoorbeeld een koestand. De geleiders kunnen bijvoorbeeld samenwerken met een tweede paar geleiders die in de ondergrond zijn voorzien.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding omvat de melkinrichting verder een lichtbron die is ingericht om een status van de melkinrichting te projecteren.
De lichtbron kan bijvoorbeeld licht projecteren op de uier van het te melken dier. In een voorkeursuitvoeringsvorm is het mogelijk dat de Hchtbron afhankelijk van het melkprotocol een verschillende kleur of sterkte van het licht afgeeft. Zo is het mogelijk dat de lichtbron een wit licht projecteert tijdens het melken van het dier, en een groen licht projecteert wanneer het melken afgelopen is. Verder zou er bijvoorbeeld een oranje licht geprojecteerd kunnen worden die een waarschuwing aangeeft, bijvoorbeeld als er onbedoeld een tepelbeker van de speen is verwijderd tijdens het melken. De lichtbron kan ook gebruikt worden dierspecifieke acties aan te geven, bijvoorbeeld het feit dat een dier een antibiotica-behandeling ondergaat waardoor de melk daarvan niet in de melktank mag komen. Alternatief of aanvullend kan de lichtbron gebruikt worden om melkspecifieke acties aan te geven, bij voorbeeld een indicatie aan de melker dat de spenen ontsmet dienen te worden.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding is de lichtbron ingericht om als werklicht te dienen.
Het voordeel van de lichtbron die als werklicht dient is dat er een verbeterd. zicht is van de melker op de plaats waar gewerkt wordt. Tevens vallen hierdoor bijzonderheden zoals verwondingen aan de spenen eerder op, waardoor de kans op verdere verwondingen en/of ziekten voor het dier worden verkleind.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding omvat de melkinrichting een klepinrichting voor het doorvoeren van melk naar ten minste één afvoerleiding voor consumptiedoeleinden en/of naar een tweede afvoerleiding voor lagere Kwaliteit toepassingen.
De klepinrichting is bij voorkeur aangesloten op de melkslangen. Door de klepinrichting kan eenvoudig de melk worden afgevoerd naar een locatie, bijvoorbeeld een melktank of een afvallocatie. Hierdoor wordt op eenvoudige wijze verzekerd dat de melk op de juiste locatie terechtkomt en wordt het risico op menging van melk met verschillende doeleinden voorkomen.
In een uitvoeringsvom volgens de vinding omvat het aantal tepelbekers verder een pulsatiekamer, waarbij de melkinrichting is ingericht om in gebruik de pulsatiekamer onder druk te zetten zodanig dat een tepelvoering de melkslang afsluit.
De pulsatiekamer kan onder een druk worden gezet van 0.05 — 0.5 bar, bij voorkeur 0,2 bar. Hierdoor wordt gerealiseerd dat de wanden van de tepelvoering van de tepelbeker tegen elkaar aankomt, waardoor de melkslang effectief (grotendeels) wordt afgesloten.
Door het afsluiten van de melkslang kan de tepelvoering als het ware als een vacuümklep opereren, Dit heeft als effect dat alleen de hoeveelheid hicht wordt aangezogen die nodig is om de speen van het te melken dier in de tepelbeker te zuigen. Hierdoor wordt voorkomen dat er “valse” tucht wordt aangezogen, Een voordeel hiervan is dat wordt voorkomen dat de melkinrichting niet goed meer functioneert door het aanztigen van zogeheten “valse” lucht, Alternatief of aanvullend zorgt het voorkomen van aanzuigen van “valse” lucht ervoor dat de door de melkslangen gevoerde melk niet wordt beschadigd. Hierdoor kunnen de tepelbekers bijvoorbeeld eenvoudig twee aan twee worden aangesloten door de melker, zonder dat “valse” lucht wordt aangezogen.
De uitvinding heeft verder betrekking op een melksysteem en melkstal voorzien van een dergelijk melksysteem of een melkinrichting volgens de vinding. Het melksysteem omvat: - een melkinrichting volgens één van de voorgaand beschreven uitvoeringsvormen; - een REID-antenne aangebracht op de melkinrichting; - een dier-RFID-tag die is aangebracht op een te melken dier; en - een regelaar die is aangesloten op de RFID-antenne, waarbij de regelaar is ingericht om met de RFID-antenne de dier-RFID-tag uit te lezen voor het herkennen van het te melken dier.
Het melksysteem en/of de melkstal verschaft soortgelijke voordelen en effecten als beschreven voor de melkinrichting. De regelaar kan de koe door middel van de dier-RFID-tag herkennen, waarna de regelaar bijvoorbeeld automatisch de melkinrichting van de toestand naar de melktoestand kan brengen. Het voordeel hiervan is dat de snelheid van het melken van de dieren wordt verhoogd. Bij voorkeur werkt het melksysteem samen met de klepinrichting. Hierdoor kan de regelaar door middel van de dier-RFID-tag bijvoorbeeld automatisch herkennen dat het dier een antibioticabehandeling ondergaat, waarna de regelaar de melk door middel van de klepinrichting en de tweede leiding naar een afvallocatie voert.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding omvat het melksysteem verder een melker- RFID-tag die is aangebracht op een melker, waarbij de regelaar verder is ingericht om met de RFID-antenne de melker-RFID-tag uit te lezen voor het herkennen van de melker.
Een voordeel van het aanbrengen van melker-RFID-tag is dat de regelaar ook informatie van de melker kan gebruiken bij het aansturen van de melkinrichting. Zo is het mogelijk om de melkinrichting van de rusttoestand naar de melktoestand te brengen wanneer er een dier boven de melkinrichting staat en dat een melker in de buurt is of komt van de melkinrichting. Desgewenst kan de melker ook een signaal worden gegeven, bijvoorbeeld dat een te melken dier klaar staat voor het melken.
De uitvinding heeft verder betrekking op een werkwijze. De werkwijze omvat: - het voorzien van een melkinrichting of melksysteem volgens een uitvoeringsvorm volgens de vinding; - het van de rusttoestand naar de melktoestand brengen van de melkinrichting; - het aantal tepelbekers aansluiten op een aantal spenen van het te melken dier; en - het melken van het dier.
De werkwijze verschaft soortgelijke voordelen en effecten als beschreven voor de melkinrichting en het melksysteem.
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding omvat de werkwijze verder: - het in of tegen een spoelinrichting positioneren van het aantal tepelbekers; en - het spoelen van het aantal tepelbekers in een spoeltoestand.
De werkwijze verschaft soortgelijke voordelen en effecten als beschreven voor de melkinrichting en het melksysteem.
Verdere kenmerken, voordelen en details van de vinding worden beschreven aan de hand van voorkeursuitvoeringsvormen daarvan, waarbij verwezen wordt naar de bijgevoegde tekeningen, waarin tonen: - figuur 1, een perspectivisch aanzicht van een melkinrichting volgens de vinding; - figuur 2A-D, een perspectivisch aanzicht van voorbeelden van verschillende stadia tijdens beweging van de cilinder van melkinrichting volgens de vinding; - figuur 3, een perspectivisch aanzicht van de melkinrichting uitgenomen uit een ondergrond; - figuur 4, een perspectivisch aanzicht van een melksysteem volgens de vinding; - figuur 5, een zijaanzicht van een tepelbeker volgens de vinding; en - figuur 6, schematisch een werkwijze volgens de vinding.
Melkinrichting 2 (figuur 1) omvat gestel 4 en is aangebracht in ondergrond 3, dat in de getoonde uitvoeringsvorm een koestand is. Werkzaam verbonden aan gestel 3 is cilinder 6. Aan een eind van cilinder 6 nabij ondergrond 3 is tepelbekerdrager 8 aangebracht. Op tepelbekerdrager 8 zijn vier tepelbekers 10 geplaatst, waarbij tepelbekers 10 zo zijn geplaatst dat deze eenvoudig uitneembaar zijn uit tepelbekerdrager 8. Melkslangen 12 zijn aangesloten op tepelbekers 10 voor het eenvoudig wegvoeren van melk. Afsluiting 14 is roteerbaar verbonden aan gestel 4 rond rotatie-as 16. Afsluiting 14 omvat afdekplaat 18 en melkplaat 20. Melkplaat 20 omvat vier openingen 22, zodanig dat vier tepelbekers 10 eenvoudig daardoor geplaatst kunnen worden.
De melkinrichting in figuur 1 bevindt zich in melktoestand 50, waarbij melkplaat 20 ondergrond 3 gedeeltelijk afdekt en tepelbekers 10 ten minste gedeeltelijk boven ondergrond 3 uitsteken, Door middel van rotatie-cilinder 24 is afsluiting 14 roteerbaar om rotatie-as 16. Verder is op onderkant 28 van afdekplaat 18 spoelinrichting 26 voorzien. Door middel van lichtbron 60 voorzien op melkinrichting 2 kan licht 62 geprojecteerd worden op de plaats waar de uier van het te melken dier zich bevindt tijdens het melken.
Cilinder 6 (figuur 2A) omvat buitenste cilinder 30 die een binnenruimte 31 omvat. Buitenste cilinder 30 is in in hoofdzaak verticale richting V ten opzichte van ondergrond 3 beweegbaar verbonden met gestel 6. In binnenruimte 31 van buitenste cilinder 30 is zuigerstang 32 beweegbaar aangebracht. Werkzaam verbonden aan zuigerstang 32 zijn rollen 34, die aan weerszijden van zuigerstang 32 zijn gepositioneerd. Aan bovenkant 33 van buitenste cilinder 30 is tepelbekerdrager 8 aangebracht. Melkinrichting 2 bevindt zich in figuur 2A in rusttoestand 50. In rusttoestand 50 sluit afdekplaat 18 van afsluiting 14 ondergrond 3 volledig af, zodat er in rusttoestand 50 geen vuil op of in tepelbekerdrager 8 en tepelbekers 10 kan komen.
Wanneer afsluiting 14 (figuur 2B) om rotatie-as 16 is gedraaid zodanig dat melkplaat 20 ondergrond 3 gedeeltelijk afsluit, kan buitenste cilinder 30 omhoog worden bewogen in de richting van ondergrond 3. Door het omhoog bewegen van buitenste cilinder 30 brengt tepelbekerdrager 8 tepelbekers 10 door openingen 22 in melkplaat 20, waardoor tepelbekers zich gedeeltelijk boven ondergrond 3 bevinden. Verder getoond is afdekas 80 die zich van rotatie-as 16 naar in hoofdzaak het midden van afdekplaat 18 uitstrekt en melkas 82 die zich van rotatie-as 16 naar in hoofdzaak het midden van melkplaat 20 uitstrekt. Afdekas 80 en melkas 82 zijn onder plaathoek a aangebracht, die in de getoonde uitvoeringsvorm zo’n 90° is.
Vervolgens kan zuigerstang 32 (figuur 2C) in binnenruimte 31 van buitenste cilinder 30 omhoog worden gebracht in de richting van ondergrond 3. Omdat in de getoonde uitvoeringsvorm rollen 34 werkzaam zijn verbonden met zuigerstang 32 worden ook rollen 34 omhoog gebracht. Hierdoor wordt speling verkregen in melkslangen 12, zodat een melker genoeg lengte van melkslang 12 heeft om tepelbekers 10 van tepelbekerdrager 8 te pakken en vervolgens omhoog te brengen voor plaatsing op de spenen van een te melken dier. Alternatief of aanvullend zijn rollen
34 werkzaam verbonden met melkslangen 12, waardoor bij het omhoog bewegen van zuigerstang 32 melkslangen 12 worden meegenomen in de richting van ondergrond 3. In figuur 2C bevindt melkinrichting 2 zich in melktoestand 52. In melktoestand 52 kan tepelbekerdrager door middel van een elektronische vergrendeling vergrendeld worden, zodat verzekerd wordt dat deze tijdens melktoestand 52 nabij ondergrond 3 bevindt.
Tepelbekers 10 (figuur 2D) kunnen in de getoonde uitvoeringsvorm aan onderkant 28 van afdekplaat 18 gewassen worden. Hiervoor worden tepelbekers 10 op spoelinrichting 26 gedrukt wanneer afdekplaat 18 de ondergrond geheel afdekt. Dit kan bijvoorbeeld eenvoudig gerealiseerd worden als de melkinrichting zich in rusttoestand 50 bevindt {zie figuur 2A).
Melkinrichting 2 (figuur 3) is als geheel uitneembaar uit ondergrond 3. Hiertoe omvat melkinrichting 2 geleiders 40 die samenwerken met geleiders 42 voorzien aan ondergrond 3. Hierdoor is melkinrichting 2 eenvoudig uit te nemen uit ondergrond 3 en gemakkelijk onderhouden, schoongemaakt, gerepareerd of vervangen kan worden.
Melksysteem 70 (figuur 4) aangebracht in melkstal 71 omvat RFID-antenne 72 aangebracht op melkinrichting 2 en dier-RFID-tag 74 aangebracht op koe 75. Verder omvat melksysteem 70 melker-RFID-tag 76 die is aangebracht op melker 77. RFID-antenne 72 kan communiceren door middel van een draadloze RFID-verbinding met dier-RFID-tag 74 en melker- RFID-tag 76. RFID-antenne kan door middel van dier-RFID-tag 74 eenvoudig herkennen of en welk dier 75 boven melkinrichting 2 staat en of en welke melker 77 nabij melkinrichting 2 staat.
Tepelbeker 214 (figuur 5) is voorzien van tepelvoering 204. Tepelvoering 204 is voorzien van flexibel wanddeel 218 dat zich in hoofdzaak uitstrekt in het inwendige van een tepelbeker 214. Tijdens het melken wordt ten gevolge van de pulsatie wordt in pulsatiekamer 220 een wisselende druk uitgeoefend waardoor wanddeel 218 periodiek wordt samengedrukt en wordt opengezet om daarmee een pulserende werking op een speen uit te oefenen. In de getoonde uitvoeringsvorm is aan de bovenzijde van tepelvoering 204 is kop of stootrandruimte of speenkamer 222 voorzien. Drukcompensator 206 voorziet in aanvoer van lucht om daarmee de druk in kop of speenkamer 222 te reguleren. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat speenkamer 222 en/of drukcompensator 206 niet essentieel zijn voor de vinding en er legio uitvoeringsvormen volgens de vinding mogelijk zijn zonder speenkamer 222 en/of drukcompensator 206. In uitvoeringsvorm volgens de vinding wordt pulsatiekamer 220 onder druk gezet, bij voorbeeld een druk van 0,2 bar, zodanig dat flexibel wanddeel 218 van tepelvoering 204 tegen elkaar wordt gedrukt. Het onder druk zetten van pulsatiekamer 220 kan bij voorbeeld worden gerealiseerd met uit de stand van de techniek bekende 3/2 ventiel. Hierdoor kan er een vacuüm worden gecreërd in de melkslang zonder dat er “valse” lucht wordt aangezogen vanaf speenkamer 222. Het voordeel hiervan is dat een melker eenvoudig twee tepelbekers 214 tegelijk Kan aansluiten op de spenen van het te melken dier zonder dat “valse” lacht wordt aangezogen bij de andere tepelbekers,
In een uitvoeringsvorm volgens de vinding bevindt melkinrichting 2 zich in rusttoestand
50. In rusttoestand 50 sluit afdekplaat 18 ondergrond 3 volledig af. Door rotatiecilinder 24 wordt afsluiting 14 om rotatie-as 16 gedraaid, waardoor melkplaat 20 ondergrond 3 deels afsluit. Vervolgens wordt door eerste slag 100 {figuur 6) van buitenste cilinder 30 tepelbekerdrager 8 omhoog bewogen in verticale richting V richting ondergrond 3, waardoor tepelbekers 10 door openingen 22 van melkplaat 20 worden gebracht. De beginpositie van eerste slag 100 van buitenste cilinder 30 is figuur 2A, terwijl de eindpositie van eerste slag 100 van buitenste cilinder 30 figuur 2B is.
Hierna wordt door middel van tweede slag 102 zuigerstang 32 in binnenruimte 31 van IO buitenste cilinder 30 in verticale richting V in de richting van ondergrond 3 gebracht. Hierdoor worden rollen 34 omhoog gebracht met als gevolg dat melkslangen 12 speling verkrijgen. Melkinrichting 2 bevindt zich dan in melktoestand 52. De beginpositie van tweede slag 102 van zuigerstang 32 is figuur 2B en de eindpositie van tweede slag 102 van zuigerstang 32 is figuur 2C. Een melker kan met een melkinrichting volgens figuur 2C eenvoudig twee tepelbekers 10 tegelijk uit tepelbekerdrager 8 pakken en deze op de spenen van het te melken dier plaatsen. Optioneel kan lichtbron 60 een indicatie geven dat het melkproces gestart kan worden. Verder kan klepinrichting 80 geschakeld worden om melk naar de gewenste stroom te voeren. Deze keuze hangt bijvoorbeeld af van de toestand van het te melken dier, de vraag, en dergelijke. Het schakelen van klepinrichting 80 is bijvoorbeeld afhankelijk van informatie die RFID-antenne 72 krijgt van dier-RFID-tag 74 en melker-RFID-tag 76. Tevens kunnen op basis van RFID-tag 74 en melker-RFID-tag 76 die worden uitgelezen door RFID-antenne 72 de instellingen of het starten van melkproces worden geregeld. Hierna kan het melkproces starten.
Na het melken worden tepelbekers 10 door de melker weer teruggeplaatst op tepelbekerdrager 8. Vervolgens wordt met tweede slag 104 zuigerstang 32 in verticale richting V in de richting af van ondergrond 3 bewogen. Hierdoor grijpen rollen 34 aan op melkslangen 12 waardoor melkslangen 12 strak worden getrokken. Hierdoor wordt onnodig buigen en/of knikken van melkslangen 12 alvorens melkinrichting 2 weer naar rusttoestand 50 wordt gebracht. Een voordeel hiervan is dat slijtage van melkinrichting 2 wordt verminderd. Tweede slag 104 is tegengesteld aan tweede slag 102.
Vervolgens wordt door eerste slag 106 buitenste cilinder 30 in verticale richting V in de richting af van ondergrond 3 bewogen. Hierdoor wordt tepelbekerdrager $ met daarop geplaatst tepelbekers 10 onder ondergrond 3 gebracht. Eerste slag 106 is tegengesteld aan eerste slag 102. Hierna kan door middel van rotatiecilinder 24 afsluiting 14 zodanig gedraaid worden om rotatie-as 16 dat afdekplaat 18 ondergrond 3 volledig afdekt.
Tijdens stap 108 kunnen vervolgens tepelbekers 10 omhoog worden bewogen tegen spoelinrichting 26 die is bevestigd op onderkant 28 van afdekplaat 18. Hierdoor wordt een eenvoudige reiniging van tepelbekers 10 gerealiseerd. Het zal voor de vakman duidelijk zijn dat in de besproken uitvoeringsvormen het ook mogelijk is om de buitenste en zuiger qua functionaliteit om te draaien, In de context van de vinding kunnen buitenste cilinder en zuiger ook eerste en tweede cilinder worden genoemd.
De onderhavige uitvinding is geenszins beperkt tot de hierboven beschreven uitvoeringsvormen daarvan. De gevraagde bescherming wordt bepaald door de navolgende conclusies binnen de strekking waarvan velerlei modificaties denkbaar zijn.

Claims (19)

CONCLUSIES
1. Melkinrichting voor het melken van dieren, omvattende: - een gestel; - een werkzaam met het gestel verbonden cilinder; - een werkzaam met de cilinder verbonden tepelbekerdrager die door de cilinder beweegbaar is ten opzichte van het gestel; en - cen aantal tepelbekers die plaatsbaar zijn op of aan de tepelbekerdrager, waarbij op de tepelbekers melkslangen aansluitbaar zijn voor het afvoeren van melk, waarbij de melkinrichting een rusttoestand en een melktoestand omvat, waarbij in de rusttoestand de tepelbekers geheel onder een ondergrond zijn gepositioneerd, waarbij in de melktoestand de tepelbekers ten minste deels boven de ondergrond zijn gepositioneerd, en waarbij de melkinrichting van een rusttoestand naar een melktoestand verplaatsbaar is door de cilinder, waarbij de cilinder omvat: - een eerste slag die de tepelbekers ten minste deels boven de ondergrond brengt; en - een tweede slag die de melkslangen meeneemt in de richting van de ondergrond.
2. Melkinrichting volgens conclusie 1, waarbij de cilinder in gebruik in hoofdzaak verticaal is opgesteld.
3. Melkinrichting volgens conclusie 1 of 2, verder omvattende een afsluiting voor het ten minste deels afsluiten van de ondergrond, waarbij de afsluiting in de rusttoestand de ondergrond geheel afsluit en in de melktoestand de ondergrond deels afsluit.
4. Melkinrichting volgens conclusie 3, waarbij de afsluiting over een rotatie-as roteerbaar is verbonden met het gestel, waarbij de afsluiting een afdekplaat en een melkplaat omvat, waarbij de afdekplaat de ondergrond geheel afsluit in de rusttoestand, en waarbij de melkplaat een aantal openingen voor het ontvangen van het aantal tepelbekers omvat voor het deels afsluiten van de ondergrond.
5. Melkinrichting volgens conclusie 4, waarbij de afdekplaat en de melkplaat op een radiale afstand van de rotatie-as zijn geplaatst, waarbij de afdekplaat en de melkplaat respectievelijk een afdekas en een melkas hebben die zich uitstrekt vanaf de rotatie-as naar respectievelijk het middelpunt van de afdekplaat en de melkplaat, waarbij de afdekplaat en de melkplaat loodrecht op hun afdekas en melkas, en parallel aan de rotatie-as zijn gepositioneerd, en waarbij de afdekas en de melkas onder een plaathoek zijn aangebracht.
6. Melkinrichting volgens conclusie 5, waarbij de plaathoek in het bereik van 20° — 160° ligt, bij voorkeur in het bereik van 50° — 130° ligt, en met de meeste voorkeur 90° is.
7. Melkinrichting volgens conclusie 5 of 6, waarbij de afsluiting door een rotatiemechanisme om de rotatie-as wordt geroteerd.
8. Melkinrichting volgens één van de conclusies 4 — 7, waarbij de afsluiting een spoelinrichting voor het spoelen van het aantal tepelbekers omvat, die bij voorkeur is aangebracht op de afdekplaat.
9. Melkinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de melkinrichting als geheel uitneembaar is uit de ondergrond.
10. Melkinrichting volgens conclusie 9, waarbij het gestel een aantal geleiders omvat voor {5 het uitnemen van de melkinrichting uit de ondergrond.
11. Melkinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een lichtbron die is ingericht om een status van de melkinrichting te projecteren.
12. Melkinrichting volgens conclusie 11, waarbij de lichtbron is ingericht om als werklicht te dienen.
13. Melkinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, verder omvattende een klepinrichting voor het doorvoeren van melk naar ten minste één afvoerleiding voor consumptiedoeleinden en/of naar een tweede afvoerleiding voor lagere kwaliteit toepassingen.
14. Melkinrichting volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het aantal tepelbekers verder een pulsatiekamer omvatten, waarbij de pulsatiekamer in gebruik onder druk wordt gezet om de tepelvoering af te sluiten zodanig dat de tepelvoering als een vacuümklep opereert.
15. Melksysteem, omvattende: - een melkinrichting volgens één van de voorgaande conclusies; - een RFID-antenne aangebracht op de melkinrichting; - een dier-RFID-tag die is aangebracht op een te melken dier; en - een regelaar die is aangesloten op de RFID-antenne,
waarbij de regelaar is ingericht om met de RFID-antenne de dier-RFID-tag uit te lezen voor het herkennen van het te melken dier.
16. Melksysteem volgens conclusie 15, verder omvattende een melker-RFID-tag die is aangebracht op een melker, waarbij de regelaar verder is ingericht om met de RFID-antenne de melker-RFID-tag uit te lezen voor het herkennen van de melker.
17. Melkstal voorzien van een melkinrichting en/of melksysteem volgens één van de voorgaande conclusies.
18. Werkwijze voor het melken van een dier, omvattende: - het voorzien van een melkinrichting of melksysteem volgens één van de voorgaande conclusies; - het van de rusttoestand naar de melktoestand brengen van de melkinrichting; - het aantal tepelbekers aansluiten op een aantal spenen van het te melken dier; en - het melken van het dier.
19. Werkwijze volgens conclusie 18, verder omvattende: - het in of tegen een spoelinrichting positioneren van het aantal tepelbekers; en - het spoelen van het aantal tepelbekers in een spoeltoestand.
NL2025365A 2020-04-17 2020-04-17 Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor NL2025365B1 (nl)

Priority Applications (2)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2025365A NL2025365B1 (nl) 2020-04-17 2020-04-17 Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor
EP21168961.7A EP3895526B1 (en) 2020-04-17 2021-04-16 Milking device, milking system and method therefor

Applications Claiming Priority (1)

Application Number Priority Date Filing Date Title
NL2025365A NL2025365B1 (nl) 2020-04-17 2020-04-17 Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor

Publications (1)

Publication Number Publication Date
NL2025365B1 true NL2025365B1 (nl) 2021-10-26

Family

ID=70614558

Family Applications (1)

Application Number Title Priority Date Filing Date
NL2025365A NL2025365B1 (nl) 2020-04-17 2020-04-17 Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor

Country Status (2)

Country Link
EP (1) EP3895526B1 (nl)
NL (1) NL2025365B1 (nl)

Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4010714A (en) * 1974-03-08 1977-03-08 Director, National Institute Of Animal Industry System for managing milking-cows in stanchion stool
EP0332235A2 (en) * 1985-07-01 1989-09-13 C. van der Lely N.V. An implement for automatically milking animals
WO2000004765A1 (en) * 1998-07-24 2000-02-03 Alfa Laval Agri Ab A device for automatically attaching a teatcup onto a teat of an animal
US20080210171A1 (en) * 2006-09-29 2008-09-04 Thomas Mader Milking parlor
US20120272914A1 (en) * 2011-04-28 2012-11-01 Technologies Holdings Corp. Milking box with robotic attacher and vision system

Patent Citations (5)

* Cited by examiner, † Cited by third party
Publication number Priority date Publication date Assignee Title
US4010714A (en) * 1974-03-08 1977-03-08 Director, National Institute Of Animal Industry System for managing milking-cows in stanchion stool
EP0332235A2 (en) * 1985-07-01 1989-09-13 C. van der Lely N.V. An implement for automatically milking animals
WO2000004765A1 (en) * 1998-07-24 2000-02-03 Alfa Laval Agri Ab A device for automatically attaching a teatcup onto a teat of an animal
US20080210171A1 (en) * 2006-09-29 2008-09-04 Thomas Mader Milking parlor
US20120272914A1 (en) * 2011-04-28 2012-11-01 Technologies Holdings Corp. Milking box with robotic attacher and vision system

Also Published As

Publication number Publication date
EP3895526B1 (en) 2024-06-05
EP3895526A1 (en) 2021-10-20

Similar Documents

Publication Publication Date Title
US11903363B2 (en) Space divider of a milking parlor arrangement, and milking parlor arrangement
EP3799716B1 (en) Apparatus for presenting a teat cup for attaching to an animal
EP2632247B1 (en) A control system and a method for milking members in a milking parlour
US6729262B2 (en) Live capture automated milking apparatus and method
US8171883B2 (en) Milking arrangement
NL1016023C2 (nl) Melkinrichting en houder voor opname van melkbekers.
US6401654B1 (en) Teat cup holder rack
EP0728412B1 (en) An implement for milking animals
EP3745847B1 (en) Robotic arm
EP1230844B1 (en) A cleaning device
NL2025365B1 (nl) Melkinrichting, melksysteem en werkwijze daarvoor
WO1999031970A1 (en) An animal related apparatus
US20230017609A1 (en) A preparation robot for preparing the teats of an animal, a teat preparation arrangement and a method of preparing teats
CA2314887C (en) An animal related apparatus
EP1107663A1 (en) Device for cleaning teat cups used for milking dairy animals
WO2023281312A1 (en) Milking device and method for milking an animal
WO2015122784A2 (en) A robot milking arm and a method of attaching milking cups

Legal Events

Date Code Title Description
PD Change of ownership

Owner name: BOUMATIC TECHNOLOGY B.V.; NL

Free format text: DETAILS ASSIGNMENT: CHANGE OF OWNER(S), ASSIGNMENT; FORMER OWNER NAME: A4 AGRI A/S

Effective date: 20231006