NL2024011B1

NL2024011B1 - Device for a sub-irrigation system, sub-irrigation system and field comprising the device and/or the sub-irrigation system

Info

Publication number: NL2024011B1
Application number: NL2024011A
Authority: NL
Inventors: Johannes Maria Broeders Antonius
Original assignee: Broeders Beheer B V
Priority date: 2019-10-14
Filing date: 2019-10-14
Publication date: 2021-06-17

Claims

CONCLUSIES

1. Inrichting (1) voor een sub-irrigatiesysteem (101) voor sub-irrigatie van een veld (103), waarbij de inrichting (1) is ingericht voor het ontvangen van water van een watertoevoer (105) en ingericht om te zijn verbonden voor fluidumstroming met een waterleverorgaan (107) voor het via het waterleverorgaan (107) aan het veld (103) leveren van het water beneden een oppervlakteniveau (111) van het veld (103), de inrichting (1) omvattende: - een kleparrangement (3) omvattende een kleporgaan (5), waarbij het kleparrangement (3) is ingericht om in een eerste conditie van het kleporgaan (5) toe te staan dat water via het kleparrangement (3) wordt geleverd aan het waterleverorgaan (107) en ingericht om in een tweede conditie van het kleporgaan (5) levering van het water via het kleparrangement (3) aan het waterleverorgaan (107) te blokkeren; - een detectie-arrangement (7) omvattende een drijforgaan (9), waarbij het detectie-arrangement (7) is ingericht voor het detecteren van een grondwaterniveau (109) onder het oppervlakteniveau (111) van het veld (103) door flotatie van het drijforgaan (9), tijdens gebruik van de inrichting (1), in grondwater, waarbij het drijforgaan (9) zodanig met het kleparrangement (3) is gekoppeld dat het kleporgaan (5) in de eerste conditie of in de tweede conditie is in afhankelijkheid van een positie van het drijforgaan (9); - een aanstuurarrangement (11) dat is ingericht voor het veranderen van een gewicht van ten minste één van het drijforgaan (9) en het kleporgaan (5) wanneer het detectie-arrangement (11) detecteert dat het grondwaterniveau (109) beneden een vooraf bepaald grondwaterniveau is zodat het kleporgaan (5) van de tweede conditie naar de eerste conditie beweegt.

2. Inrichting (1) volgens conclusie 1, waarbij het aanstuurarrangement (11) is ingericht voor het reduceren van een gewicht van het kleporgaan (5) wanneer het detectie- arrangement (7) detecteert dat het grondwaterniveau (109) beneden het vooraf bepaalde grondwaterniveau is.

3. Inrichting (1) volgens conclusie 1 of 2, waarbij de inrichting (1) een hefboom (15) omvat die is ingericht om te zwenken om een zwenkas (17), waarbij het kleporgaan (5) op een eerste locatie aan de hefboom (15) is gekoppeld en het drijforgaan (2) op een tweede locatie van de hefboom (15) is gekoppeld, waarbij de eerste locatie en de tweede locatie aan tegenover gelegen zijden van de zwenkas (17) zijn.

4. Inrichting (1) volgens conclusie 3, waarbij het detectie-arrangement (7) een verbindingsarrangement (25) omvat dat het drijforgaan (9) op een nominale afstand (n) met de hefboom verbindt, waarbij het verbindingsarrangement (25) is ingericht voor het toestaan dat een lengte van het verbindingsarrangement (25) varieert binnen een vooraf bepaald bereik ten opzichte van de nominale afstand (n) voor het variëren van een afstand tussen het drijforgaan (9) en de tweede locatie.

5. Inrichting (1) volgens elke willekeurige van de voorgaande conclusies, waarbij het kleporgaan (5) een opneemruimte (19) omvat die is ingericht voor het houden van water en een opneemopening omvat voor het toestaan dat het water de opneemruimte binnengaat, waarbij het aanstuurarrangement (11) een gewichtaanstuurklep (21) omvat die is ingericht om in een eerste conditie van de gewichtaanstuurklep (21) toe te staan dat het water uit de opneemruimte (19) stroomt voor het verlagen van het gewicht van het kleporgaan (5).

6. Inrichting (1) volgens conclusie 5, waarbij de inrichting {1) een actuatie- arrangement (23) omvat voor het in de eerste conditie brengen van de gewichtaanstuurklep (21) in afhankelijkheid van de positie van het drijflichaam (9).

7. Inrichting (1) volgens elke willekeurige van de voorgaande conclusies, waarbij het detectie-arrangement (7) een instelarrangement (27) omvat voor het instellen van het vooraf bepaalde grondwaterniveau.

8. Inrichting (1) volgens conclusie 3 en 7, waarbij het instelarrangement (27) is ingericht voor het instellen van de nominale afstand (n).

9. Inrichting (1) volgens conclusie 8, waarbij het instelarrangement (27) een actuator omvat, die is ingericht voor het instellen van de nominale afstand (n).

10. Inrichting (1) volgens conclusie 9, waarbij de inrichting (1) een aanstuureenheid (29) omvat die is ingericht voor het aansturen van de actuator voor het instellen van de nominale afstand (n).

11. Inrichting (1) volgens conclusie 10, waarbij de aanstuurinrichting (29) draadloze ontvangstmiddelen omvat voor het draadloos ontvangen van het vooraf bepaalde grondwaterniveau, waarbij de aanstuurinrichting (29) verder is ingericht voor het aansturen van de actuator rekening houdend met het ontvangen vooraf bepaalde grondwaterniveau voor het instellen van de nominale afstand {n).

12. Inrichting (1) volgens conclusie 11, waarbij de inrichting (1) verder een mobiel gebruiksapparaat, UE, omvat waarbij het mobiele UE een insteleenheid omvat voor het instellen van het vooraf bepaalde grondwaterniveau, en waarbij de mobiele UE draadloze zendmiddelen omvat die zijn ingericht voor het draadloos verzenden van het vooraf bepaalde grondwaterniveau aan de draadloze ontvangstmiddelen van aanstuurinrichting (29).

13. Sub-irrigatiesysteem (101) voor een veld (103) omvattende een inrichting (1) volgens elke willekeurige van de voorgaande conclusies, waarbij het sub-irrigatiesysteem (101) verder een watertoevoer (105) omvat die voor fluidumstroming is gekoppeld met de inrichting (1) voor het toevoeren van water aan de inrichting (1) en omvattende een waterleverorgaan (107) voor het leveren van het water via de inrichting (1) aan het veld (103) beneden een oppervlakteniveau (111) van het veld (103), bij voorkeur beneden een grondwaterniveau (109) van het veld (103).

14. Sub-irrigatiesysteem (101) volgens conclusie 13, waarbij het sub- irrigatiesysteem (101) verder een sub-irrigatie uitlaat (113) omvat, die is gekoppeld voor fluidumstroming met het waterleverorgaan (107) op een afstand van de inrichting (1), waarbij de sub-irrigatie uitlaat (113) is ingericht om in een eerste conditie van de sub-irrigatie uitlaat (113) toe te staan dat water van het veld (103) draineert via de sub-irrigatie uitlaat (113) en het waterleverorgaan (107) en in een tweede conditie van de sub-irrigatie uitlaat (113) drainage van het veld (103) blokkeert van het water via de sub-irrigatie uitlaat (113) en het waterleverorgaan (107).

15. Veld (103) omvattende een inrichting (1) volgens elke willekeurige van de conclusies 1 tot en met 12 en/of omvattende een sub-irrigatiesysteem (101) volgens conclusie 13 of 14.