NL2021924B1 - Combinatie van een bak met een vulopening aan de bovenzijde en een langwerpige meetinrichting, alsook een meetinrichting - Google Patents

Abstract

Combinatie van een bak met een vulopening aan de bovenzijde, zoals een container, en een langwerpige 5 meetinrichting, zoals een liniaal of meetlat, waarbij de meetinrichting aan de bak bevestigd is en waarbij de meetinrichting zich in een meetpositie bevindt waarbij een uiteinde van de meetinrichting zich boven de rand van de vulopening van de bak bevindt teneinde de mate van overvulling 10 van de bak te indiceren.

Description

Combinatie van een bak met een vulopening aan de bovenzijde en een langwerpige meetinrichting, alsook een meetinrichting

De uitvinding betreft een combinatie van een bak met een vulopening aan de bovenzijde, zoals een container, en een langwerpige meetinrichting, zoals een liniaal of meetlat.

Voor de inzameling van afval, zoals bijvoorbeeld puin, bouwafval en groenafval, zijn containers bekend van uiteenlopende afmetingen. Veelgebruikt zijn bijvoorbeeld minicontainers voor de periodieke inzameling van huisafval alsook de grotere containers, die ingezet worden bij grotere hoeveelheden afval, zoals bijvoorbeeld afzetcontainers van meer dan 3m³.

Aangezien aan de leging van containers meestal kosten verbonden zijn, is een goede benutting van de capaciteit van de container wenselijk. Doordat veel containers een vulopening aan de bovenkant hebben, is een bepaalde mate van overvulling mogelijk. Buitensporige overvulling van containers leidt echter tot problemen rondom de leging, het transport of het bepalen van een commercieel interessant vast tarief per lediging.

Bij het heffen van een overvolle container op een portaalarmcontainerwagen, kan afschuiving van lading optreden. Ook bij het transport van de container over de weg kan gevaar ontstaan door afschuiving van de lading. In het geval de prijs voor de verwerking van het afval vooral doorberekend wordt per leging en minder of niet afhankelijk is van het gewicht of volume, is er bij overbelading ook een financieel nadeel voor het bedrijf dat het afval verwerkt. Diegene die het afval aanbiedt heeft vaak geen goed idee met welke overvulling de container nog goed geledigd of getransporteerd kan worden. Verder is het ook vanuit financieel opzicht efficiënt om de container maximaal te vullen en wordt, bij gebrek aan een duidelijke indicatie van het maximum, de bruikbare capaciteit van de container makkelijk overschat.

Het is nu een doel van de uitvinding om bovengenoemde nadelen te verminderen of zelfs te voorkomen. Dit doel wordt bereikt met een combinatie volgens de aanhef, met het kenmerk, dat de meetinrichting aan de bak bevestigd is en waarbij de meetinrichting zich in een meetpositie bevindt waarbij één uiteinde van de meetinrichting zich boven de rand van de vulopening van de bak bevindt teneinde de mate van overvulling van de bak te indiceren.

Door de meetinrichting zodanig aan de bak of container te bevestigen dat het mogelijk is de mate van overvulling te indiceren, wordt eenvoudig duidelijk welke mate van overvulling geaccepteerd kan worden.

Bij voorkeur is de meetinrichting dusdanig aan de container bevestigd, dat de meetinrichting verplaatsbaar is tussen de meetpositie en een rustpositie, waarbij het één uiteinde van de meetinrichting zich op dan wel onder de rand van de vulopening van de bak bevindt.

Door de meetinrichting in rustpositie te verplaatsen, is deze niet hinderlijk bij het vullen van de container.

In een andere uitvoeringsvorm, omvat de meetinrichting ten minste één uitstulping, welke ten minste één uitstulping dient als aanslag voor de meetpositie en/of de rustpositie. zodat de uitstulping dienst doet als aanslag voor de meetpositie en/of de rustpositie.

Door de aanslag voor de meetpositie, is het voor een gebruiker van de meetinrichting eenvoudig om de meetinrichting te verplaatsen naar de meetpositie. Een aanslag voor de rustpositie, welke aanslag in een uitvoeringsvorm tegelijk ook dienst doet als aanslag voor de meetpositie, zorgt ervoor dat de meetinrichting in de rustpositie blijft. De rustpositie kan dan ook zo gekozen worden dat de meetinrichting niet hinderlijk is bij het laden en lossen van de container

Een voorkeursuitvoeringsvorm van een combinatie volgens de uitvinding, is een combinatie waarbij de bak ten minste één hijsbolder omvat en waarbij de meetinrichting bevestigd is aan de hijsbolder van de bak.

Aangezien vrijwel alle afzetcontainers voorzien zijn van hijsbolders en deze hijsbolders zich doorgaans dicht bij de rand van de vulopening aan de bovenkant van de container bevinden, lenen de hijsbolders zich goed voor de bevestiging van de meetinrichting. Het voordeel van deze uitvoeringsvorm, is dat bestaande containers niet aangepast hoeven te worden. De plaatsing van de hijsbolders dicht bij de rand van de bak, maakt ook dat de meetinrichting niet uitzonderlijk lang uitgevoerd hoeft te worden om in meetpositie boven de rand van de vulopening van de container uit te steken.

In een andere uitvoeringsvorm van een combinatie volgens de uitvinding, is ten minste één markering aangebracht aan het één uiteinde van de meetinrichting, waarbij in de meetpositie de afstand van de ten minste één markering tot de rand van de vulopening van de bak groter is dan Ocm en kleiner of gelijk is aan 50cm, maar bij voorkeur kleiner of gelijk is aan 20cm, corresponderend met bijvoorbeeld een maximale of voorgeschreven overvulling van de bak.

Door het aanbrengen van een markering op de meetinrichting kan de meetinrichting meerdere niveaus aanduiden. Bijvoorbeeld een indicatie voor een maximum niveau, waarbij het maximumniveau meer dan Ocm, maar minder dan of precies 30cm boven de rand van de bak ligt. Of een indicatie voor een niveau waarvoor geldt dat bij overschrijding bijbetaald dient te worden. De markering op de meetinrichting kan tevens bestaan uit een symbool of tekst die het gebruik van de meetinrichting aanduidt voor de eindgebruiker.

Een andere uitvoeringsvorm van een combinatie volgens de uitvinding is een combinatie waarbij het één uiteinde van de meetinrichting een markering is.

Door de lengte van het uiteinde van de meetinrichting zelf te laten corresponderen met een te indiceren niveau, fungeert het uiteinde zelf dus als niveauindicator. Door het uiteinde van de meetinrichting zelf ook te gebruiken als indicator, kan de lengte van de meetinrichting beperkt blijven. Ook kan er gekozen worden voor een minder traditionele vorm voor het uiteinde, zoals bijvoorbeeld een herkenbaar logo.

Een meetinrichting volgens de uitvinding, omvattende een langwerpig lichaam met een eerste segment voor bevestiging aan een bak en een tweede segment voor het uitvoeren van een meting.

In een andere uitvoeringsvorm van een meetinrichting volgens de uitvinding, omvat het eerste segment een uitsparing voor bevestiging aan een hijsbolder van een bak.

Door de dimensionering van de uitsparing in het eerste segment te laten corresponderen met een hijsbolder van de bak, kan de meetinrichting middels de uitsparing aan een hijsbolder roterend bevestigd worden.

Ook een uitvoeringsvorm volgende de uitvinding, is een uitvoering waarbij het eerste segment gedeeld is in twee delen, waarbij het deelvlak de uitsparing doorsnijdt.

Door het segment te splitsen in twee delen en het vlak van splitsing door de uitsparing te laten lopen, kunnen de twee delen losgenomen worden om de uitsparing in het eerste segment een reeds bestaande hijsbolder te laten omsluiten.

In een voorkeursuitvoeringsvorm volgens de uitvinding, zijn de twee delen van het eerste segment op elkaar bevestigd door middel van bevestigingsmiddelen.

De delen kunnen bijvoorbeeld verlast worden, maar bij voorkeur ook middels een schroefverbinding bevestigd zijn.

Bij een meetinrichting volgens de uitvinding in een voorkeursuitvoeringsvorm omvat het tweede segment ten minste één markering voor het indiceren van een afstand tot een gedefinieerd punt op de meetinrichting.

Indien de meetinrichting aan een bak of container bevestigd is, kunnen de één of meerdere markeringen corresponderen met de mate van overvulling.

De meetinrichting kan ook zodanig uitgevoerd worden volgens de uitvinding, dat het uiteinde van het tweede segment een markering is. In deze uitvoeringsvorm doet ook het uiteinde van het tweede segment van de meetinrichting dienst als markering.

Deze en andere kenmerken van de uitvinding worden nader toegelicht aan de hand van de bijgaande tekeningen.

Figuur 1 toont in perspectivisch aanzicht een uitvoeringsvorm van een combinatie volgens de uitvinding van een afzetcontainer met een aan een hijsbolder bevestigde meetinrichting in meetpositie.

Figuur 2 toont in perspectivisch aanzicht een detail van een rand van de afzetcontainer volgens figuur 1 met een aan een hijsbolder bevestigde meetinrichting in rustpositie.

Figuur 3 toont in perspectivisch aanzicht een detail van een rand van de afzetcontainer volgens figuur 1 met een aan een hijsbolder bevestigde meetinrichting in meetpositie.

Figuur 4 toont in perspectivisch aanzicht een tweede uitvoeringsvorm van een meetinrichting volgens de uitvinding met uitstulping.

In Figuur 1 wordt een eerste uitvoeringsvorm van een combinatie 1 volgens de uitvinding getoond, bestaand uit een afzetcontainer 2 met een hijsbolder 3 en een meetinrichting 4. De meetinrichting 4 is aan de hijsbolder 3 van de afzetcontainer 2 aangebracht. De meetinrichting 4 bevindt zich in de meetpositie, waarbij één uiteinde 8 van de meetinrichting 4 zich boven de rand van de vulopening 5 van de afzetcontainer 2 bevindt. Aan de zijkant van de rand 6 van de afzetcontainer 2 is een steun 7 aangebracht. Op de steun 7 kan de meetinrichting 4 rusten wanneer deze zich in de rustpositie bevindt.

Figuur 2 toont een detail van de rand 6 van de afzetcontainer 2 volgens figuur 1 met een aan een hijsbolder 3 bevestigde meetinrichting 4 in rustpositie. In deze uitvoeringsvorm wordt de rustpositie bepaald door de steun 7, welke een aanslag vormt voor de meetinrichting 4.

Figuur 3 toont een detail van de rand 6 van de afzetcontainer 2 volgens figuur 1 met een aan een hijsbolder 3 bevestigde meetinrichting 4 in meetpositie. In de meetpositie bevindt één uiteinde 8 van de meetinrichting 4 zich boven de rand van de vulopening 5 van de afzetcontainer 2. Met het andere uiteinde 9 van de meetinrichting 4 is de meetinrichting 4 bevestigd aan de hijsbolder 3. De afstand h tussen het uiteinde 8 en de rand 5 van de afzetcontainer 2 indiceert de maximale overvulling.

Figuur 4 toont een tweede uitvoeringsvorm van een meetinrichting 20, waarbij aan het ene uiteinde een uitsparing 21 getoond wordt. Het deelvlak 22 doorsnijdt de uitsparing 21 en splitst de meetinrichting 20 in twee delen 23 en 24. Een uitstulping 25 is aangebracht om dienst te doen als aanslag in de meetpositie en in de rustpositie. Een variatie op de uitstulping 25 is ook weergegeven in de verlenging 26 van de uitstulping 25. Met de verlenging 26 kan in de rustpositie van de meetinrichting 20 ook de zijwaartse beweging begrensd worden, doordat het neergaande deel van de verlenging over de rand van de afzetcontainer kan hangen.

Claims (12)

1. Combinatie van een bak met een vulopening aan de bovenzijde, zoals een container, en een langwerpige meetinrichting, zoals een liniaal of meetlat, met het kenmerk, dat de meetinrichting aan de bak bevestigd is en waarbij de meetinrichting zich in een meetpositie bevindt waarbij één uiteinde van de meetinrichting zich boven de rand van de vulopening van de bak bevindt teneinde de mate van overvulling van de bak te indiceren.

2. Combinatie volgens conclusie 1, waarbij de meetinrichting verplaatsbaar is tussen de meetpositie en een rustpositie, waarbij het één uiteinde van de meetinrichting zich op dan wel onder de rand van de vulopening van de bak bevindt.

3. Combinatie volgens conclusie 2, waarbij de meetinrichting ten minste één uitstulping omvat, welke ten minste één uitstulping dient als aanslag voor de meetpositie en/of de rustpositie.

4. Combinatie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij de bak ten minste één hijsbolder omvat en waarbij de meetinrichting bevestigd is aan de hijsbolder van de bak.

5. Combinatie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij aan het één uiteinde van de meetinrichting ten minste één markering is aangebracht, waarbij in de meetpositie de afstand van de ten minste één markering tot de rand van de vulopening van de bak groter is dan Ocm en kleiner of gelijk is aan 50cm, maar bij voorkeur kleiner of gelijk is aan 20cm, corresponderend met bijvoorbeeld een maximale of voorgeschreven overvulling van de bak.

6. Combinatie volgens één van de voorgaande conclusies, waarbij het één uiteinde van de meetinrichting een markering is.

7. Meetinrichting voor een combinatie volgens één van de voorgaande conclusies, omvattende een langwerpig lichaam met een eerste segment voor bevestiging aan een bak en een tweede segment voor het uitvoeren van een meting.

8. Meetinrichting volgens conclusie 7, waarbij het eerste segment een uitsparing omvat voor bevestiging aan een hijsbolder van een bak.

9. Meetinrichting volgens conclusie 8, waarbij het eerste segment gedeeld is in twee delen, waarbij het deelvlak de uitsparing doorsnijdt.

10. Meetinrichting volgens conclusie 9, waarbij de twee delen van het eerste segment op elkaar zijn bevestigd door middel van bevestigingsmiddelen.

11. Meetinrichting volgens één van de conclusies 7 - 10, waarbij het tweede segment ten minste één markering omvat voor het indiceren van een afstand tot een gedefinieerd punt op de meetinrichting.

12. Meetinrichting volgens conclusie 11, waarbij het uiteinde van het tweede segment een markering is.