NL2021126B1

NL2021126B1 - Eiertransportinrichting, in het bijzonder een eierlift

Info

Publication number: NL2021126B1
Application number: NL2021126A
Authority: NL
Inventors: Hendrikus Cornelis Van De Ven Dick; Marie Abrahams Jacobus
Original assignee: Van De Ven Beheer B V
Priority date: 2018-06-14
Filing date: 2018-06-14
Publication date: 2019-12-20
Also published as: EP3581027A1; EP3581027B1; ES2880037T3

Abstract

Een eierlift heeft invoermiddelen 3 voor het invoeren van eieren, alsmede uitvoermiddelen en daartussen aanwezige transportmiddelen voorzien van een ketting met daarop kamvormige meenemers 17 met naast elkaar aanwezige meeneemtanden 19. De invoermiddelen zijn voorzien van een aanvoerplaat 9 waarop van een aanvoerband afkomstige eieren rollen. De meeneemtanden 19 verplaatsen zich tijdens bedrijf van de eierlift door sleuven 27 aanwezig in de aanvoerplaat 9. Tijdens het door de sleuven verplaatsen komen de meeneemtanden 19 nabij het gesloten uiteinde 27B van de sleuven met hun vrije uiteinden 19A van onderen af in de sleuven en bij het naar het open uiteinde 27A van de sleuven toe verplaatsen steken de meeneemtanden 19 met een toenemende lengte boven de sleuven uit waarbij zij de eieren vloeiend meenemen.

Description

BESCHRIJVING:

Gebied van de uitvinding

De uitvinding heeft betrekking op een eiertransportinrichting, in het bijzonder een eierlift, omvattende:

invoermiddelen voor het invoeren van eieren in de eiertransportinrichting, uitvoermiddelen voor het uitvoeren van eieren uit de eiertransportinrichting, en transportmiddelen aanwezig tussen de invoermiddelen en de uitvoermiddelen voor het verplaatsen van eieren van de invoermiddelen naar de uitvoermiddelen.

Stand van de techniek

Een dergelijke eiertransportinrichting is bekend uit US8127916 in de uitvoering van een eierlift. Bij deze bekende eiertransportinrichting worden de eieren in horizontale richting aan en afgevoerd en in verticale richting getransporteerd. Dit gaat gepaard met een abrupte richtingverandering van volledig horizontaal naar volledig verticaal. Hierdoor is de kans op beschadigd raken van de eieren relatief groot. Ook leiden verstoringen in de aanvoerstroom (b.v. mestschollen en of dode kippen tussen de aangevoerde eieren) tot problemen bij de bekende eiertransportinrichting. Dit resulteert vaak in vastlopen van de inrichting.

Samenvatting van de uitvinding

Een doel van de uitvinding is het verschaffen van een eiertransportinrichting, in het bijzonder een eierlift, van de in de aanhef omschreven soort waarbij de kans op het beschadigd raken van eieren minimaal is . Hiertoe is de eiertransportinrichting volgens de uitvinding gekenmerkt, doordat:

de invoermiddelen een aanvoerplaat omvatten met een bovenzijde waarop eieren aangevoerd worden, welke aanvoerplaat is voorzien van een aantal parallelle op afstand van elkaar aanwezige sleuven waarvan een open uiteinde aan een rand van de aanvoerplaat aanwezig is en een gesloten uiteinde op afstand van de tegenoverliggende rand van de aanvoerplaat aanwezig is, waarbij de eieren vanaf deze tegenoverliggende rand aangevoerd worden, en de transportmiddelen een flexibel eindloos transportelement omvatten dat is voorzien van in lengterichting van het transportelement op onderlinge afstand achter elkaar aanwezige kamvormige meenemers voorzien van een aantal dwars op de lengterichting van het transportelement op onderlinge afstand naast elkaar aanwezige meeneemtanden die zich ter plaatse van de invoermiddelen door de sleuven verplaatsen, waarbij de meeneemtanden nabij het gesloten uiteinde van de sleuven met vrije uiteinden van onderen af in de sleuven komen en naar het open uiteinde van de sleuven toe verplaatsen waarbij zij met een toenemende lengte boven de sleuven uitsteken.

De eieren worden vanaf een aanvoerband op de aanvoerplaat gerold en worden door de meenemers in dezelfde richting als de rolrichting meegenomen. Pas nadat de eieren door de meenemers meegenomen zijn verandert de transportrichting geleidelijk naar de verticale richting. De eieren worden dus vloeiend meegenomen en de richtingverandering gebeurt ook vloeiend. Hierdoor is de kans op beschadigd raken van de eieren geringer dan bij de bekende eiertransportinrichting en kunnen er geen blokkades ontstaan door aangevoerde verstoringen. De eiertransportinrichting volgens de uitvinding kan beter omgaan met verstoringen in de aanvoer omdat de niet in de eierstroom behorende voorwerpen (mestschollen, dode kippen, etc) door de meenemers meegenomen worden en uit de eiertransportinrichting vallen bij de geleidelijke overgang van de horizontale richting naar de verticale richting. Door de snelheid van de transportmiddelen te vergroten kan bij de eiertransportinrichting volgens de uitvinding de verwerkingscapaciteit van eieren groter zijn dan de aanvoercapaciteit van de aanvoerband zodat opstoppingen van eieren vermeden kunnen worden. Door de transportmiddelen sneller te laten lopen dan de aanvoerband wordt de aanvoerstroom van eieren uit elkaar getrokken zodat er geen verstopping plaats kunnen vinden. Indien in de aanvoerstroom de eieren op elkaar zou liggen dan worden de onderste eieren vloeiend meegenomen en rollen de bovenste eieren geleidelijk van de onderste eieren.

Dit in tegenstelling tot bij de bekende eiertransportinrichting waarin de eieren abrupt van de onderste eieren zullen afvallen.

Een uitvoeringsvorm van de eiertransportinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de tussen de sleuven aanwezige delen van de aanvoerplaat flexibele, verende vingers vormen, met een stroever oppervlak dan dat van de meenemers. Door het stroevere oppervlak is de wrijvingscoëfficiënt tussen de eieren en de vingers groter dan die tussen de eieren en de meenemers, waardoor de eieren over de vingers rollen in plaats van glijden. Hierdoor gaan de eieren zich beter verdelen over de breedte van de meenemers en gaan ze horizontaal liggen met de lengteas evenwijdig aan de lengteas van de meenemers, waardoor de meenemers op kortere afstand van elkaar kunnen worden geplaatst zodat de capaciteit bij gelijkblijvende transportsnelheid toeneemt.

Een verdere uitvoeringsvorm van de eiertransportinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat:

de uitvoermiddelen een afvoerplaat omvatten met een bovenzijde waarop eieren afgevoerd worden, welke afvoerplaat is voorzien van een aantal parallelle op afstand van elkaar aanwezige verdere sleuven waarvan een open uiteinde aan een rand van de afvoerplaat aanwezig is en een gesloten uiteinde op afstand van de tegenoverliggende rand van de afvoerplaat aanwezig is, waarbij de eieren vanaf deze tegenoverliggende rand afgevoerd worden, en waarbij de meeneemtanden via het open uiteinde van de verdere sleuven in de verdere sleuven komen waarbij de vrije uiteinden van de meeneemtanden maximaal boven de verdere sleuven uitsteken, welke meeneemtanden naar het gesloten uiteinde van de verdere sleuven toe verplaatsen waarbij zij met een afnemende lengte boven de verdere sleuven uitsteken tot dat de vrije uiteinden in de verdere sleuven verdwijnen.

Ook hierbij wordt de stroom eieren geleidelijk van richting veranderd waardoor de kans op beschadigd raken geringer is dan bij een abrupte richtingverandering. (Fred) er bestaat ook een mogelijkheid dat de eieren bij de uitworp niet door de plaat met sleuven opgepakt wordt maar dat de eieren door de meenemers self als het ware leeg gekiept worden. Voordeel van deze oplossing is dat er geen risico’s zijn op haken (inloop in de vingers) nadeel is het iets minder goed te voorspellen gedrag van de eieren. (Graag nadenken hoe we dit kunnen verwerken od fat we dit wellicht later nog moeten doen, wij verwachten dat het in sommige toepassingen waar robuustheid boven ei-kwaliteit gekozen wordt ook een zeer goede oplossing is)

Nog een verdere uitvoeringsvorm van de eiertransportinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat het transportelement een ketting omvat die langs een geleiding van de transportmiddelen verplaatsbaar is en een aantal onderling door haaks op de lengterichting van het transportelement aanwezige scharnierassen met elkaar verbonden schalmen omvat, waarbij in een van twee onderling met elkaar verbonden schalmen de schamieras met speling in een slobgat aanwezig is en tussen de schamieras en de nabij de andere van beide schalmen aanwezige zijde van de begrenzingswand van het gat een elastisch vulstuk aanwezig is.

Door de ketting op te rekken, waarbij opeenvolgende/naburige schalmen van elkaar af getrokken worden, zullen de elastische vulstukken inveren en daardoor de ketting onder spanning houden. Hierdoor kan bij toepassing van een dergelijke ketting afgezien worden van een kettingspanner omdat de ketting zichzelf op spanning houdt indien deze in enigszins uitgetrokken toestand is gemonteerd. Ook kan door toepassing van een dergelijke ketting de eiertransportinrichting in twee richtingen werken zonder dat daarvoor een spaninrichting aangepast/verplaatst hoeft te worden.

Opgemerkt wordt dat een ketting waarbij de scharnierassen, via welke de schalmen met elkaar verbonden zijn, met speling in gaten aanwezig zijn en tussen de scharnierassen en de begrenzingswanden van de gaten zich elastisch vulstukken bevinden die de speling wegnemen en door de schalmen van elkaar af te trekken elastisch inveren en daardoor de ketting onder spanning kunnen houden, ook toegepast kan worden in andere apparaten of inrichtingen dan de hier beschreven eierlift en dat de mogelijkheid opgehouden wordt om een dergelijke ketting afzonderlijk te beschermen.

Bij voorkeur is de schamieras in het midden verjongd of voorzien van een uitsparing en is het vulstuk deels in de verjonging of uitsparing aanwezig. Hierdoor zorgt het vulstuk tevens voor een axiale opsluiting van de schamieras.

Voorts zijn schalmen bij voorkeur voorzien van aanslagen die de onderlinge verdraaiing van de schalmen om de scharnierassen beperken zodat de kans op vastlopen van de ketting geringer is en de eieren niet kapot gedrukt worden .

Een verdere uitvoeringsvorm van de eiertransportinrichting volgens de uitvinding is gekenmerkt, doordat de geleiding twee evenwijdig aan elkaar verlopende metalen stangen omvat en elke schalm is voorzien van kunststof geleidingselementen die langs de stangen verschuifbaar zijn. Door de geleidingen van een hoogwaardig materiaal te maken kunnen de schalmen in relatief goedkoop kunststof uitgevoerd worden.

Bij voorkeur omvat elk geleidingselement twee op afstand van elkaar aanwezige kunststof lippen die tijdens het geleiden aan weerszijde van een van de metalen stangen aanwezig zijn en indien zij los van de metalen stangen komen ter plaatse van of nabij de invoermiddelen uit zichzelf om de metalen stang kunnen schuiven. De lippen zijn zodanig vormgegeven dat zij door de stangen gevangen kunnen worden en op de stangen schuiven.

Beknopte omschrijving van de tekeningen

Hieronder zal de uitvinding nader worden toegelicht aan de hand van een in de tekeningen weergegeven uitvoeringsvoorbeeld van eiertransportinrichting volgens de uitvinding. Hierbij toont:

Figuur 1 de eiertransportinrichting uitgevoerd als een eierlift;

Figuur 2 de invoermiddelen van de eiertransportinrichting in perspectief;

Figuur 3 de invoermiddelen in zijaanzicht;

Figuur 4 de uitvoermiddelen in doorsnede;

Figuur 5 een afzonderlijke meenemer in perspectief;

Figuur 6 een detail van de in figuur 3 weergegeven invoermiddelen in doorsnede;

Figuur 7 een detail van de verbinding tussen twee met elkaar verbonden schalmen in onderaanzicht; en

Figuur 8 een alternatieve uitvoering van de uitvoermiddelen in doorsnede.

Gedetailleerde omschrijving van de tekeningen

In figuur 1 is een eiertransportinrichting uitgevoerd als een eierlift, deels schematisch weergegeven. De eierlift 1 heeft invoermiddelen 3 voor het invoeren van eieren, alsmede uitvoermiddelen 5 voor het uitvoeren van eieren, en tussen de invoermiddelen en de uitvoermiddelen aanwezige transportmiddelen 7 voor het verplaatsen van eieren in verticale richting. De invoermiddelen hebben een aanvoerplaat 9 met een bovenzijde 11 waarop de tijdens bedrijf van een aanvoerband afkomstige eieren rollen. De uitvoemiiddelen zijn voorzien van een afvoerplaat 13 met een bovenzijde 15 waarop de eieren afgevoerd worden. De transportmiddelen hebben een flexibel eindloos transportelement dat is voorzien van achter elkaar aanwezige kamvormige meenemers 17 die voorzien zijn van naast elkaar aanwezige meeneem tanden 19. De transportmiddelen hebben voorts een frame dat is gevormd door uit onderling aan elkaar bevestigde framedelen 21, 23 waaraan twee parallelle geleidingsstangen 25 zijn bevestigd die de geleiding vormen waarlangs het transportelement verplaatsbaar is.

In figuur 2 zijn de invoermiddelen 3 afzonderlijk weergegeven. De aanvoerplaat 9 is voorzien van een aantal parallelle sleuven 27 waarvan een open uiteinde 27A aan een rand 9A van de aanvoerplaat aanwezig is en een gesloten uiteinde 27B op afstand van de tegenoverliggende rand 9B van de aanvoerplaat aanwezig is. De eieren 2 rollen vanaf deze tegenoverliggende rand aangevoerd in de eierlift. De tussen de sleuven 27 aanwezige delen van de aanvoerplaat vormen flexibele, verende vingers 29.

De meeneemtanden 19 van de kamvormige meenemers 17 verplaatsen zich tijdens bedrijf van de eierlift door de sleuven 27. Tijdens het door de sleuven verplaatsen komen de meeneemtanden 19 nabij het gesloten uiteinde 27B van de sleuven met hun vrije uiteinden 19A van onderen af in de sleuven en bij het naar het open uiteinde 27A van de sleuven toe verplaatsen steken de meeneemtanden 19 met een toenemende lengte boven de sleuven uit waarbij zij de eieren meenemen. Dit is goed zichtbaar in figuur 3 waarin de invoermiddelen in zijaanzicht zijn weergegeven.

In figuur 4 zijn de uitvoermiddelen in doorsnede weergegeven. De afvoerplaat 13 is voorzien van een aantal parallelle verdere sleuven 31 (zie ook figuur 1) waarvan een open uiteinde 31A aan een rand 13A van de afvoerplaat aanwezig is en een gesloten uiteinde 31B op afstand van de tegenoverliggende rand 13B van de afvoerplaat aanwezig is. De tussen de sleuven aanwezige delen van de afvoerplaat zijn star. De meeneemtanden 19 van de meenemers 17 komen via het open uiteinde 31A in de verdere sleuven waarbij de vrije uiteinden 19A van de meeneemtanden maximaal boven de verdere sleuven 31 uitsteken. Tijdens de verplaatsing van de meeneemtanden 19 naar het gesloten uiteinde 31B van de verdere sleuven steken de meeneemtanden met een afnemende lengte boven de verdere sleuven uit en geven daarbij de eieren vrij, tot dat de vrije uiteinden uiteindelijk geheel in de verdere sleuven verdwijnen. Hierdoor worden de eieren 2 vloeiend op de afvoerplaat 13 geduwd.

Het transportelement is gevormd door een ketting 33 die langs de geleidingsstangen verplaatsbaar is. De ketting is samengesteld uit een aantal onderling met elkaar verbonden schalmen 35. Deze schalmen zijn door haaks op de lengterichting van de ketting aanwezige scharnierassen 37 met elkaar verbonden. De ketting wordt aangedreven door een ketting wiel 39. De meenemers 17 losneembaar op de schalmen aan gebracht en kunnen ook in 180 graden gedraaide stand op de schalmen worden aangebracht indien de transportrichting van de ketting zou worden omgekeerd.

In figuur 5 is een meenemer 17 aangebracht op een schalm 35 vergroot weergegeven. De meeneemtanden 19 zijn in de transportrichting naar voren toe gebogen. De schalm is voorzien van een slobgat waar doorheen een schamieras 37 met speling steekt. De schalm is voorts voorzien van aanslagen die de onderlinge verdraaiing van de schalmen om de scharnierassen beperken. Deze aanslagen zijn gevormd door verlengde uiteinden 19B van de in het midden van de meenemer 17 aanwezige meeneemtanden 19.

In figuur 6 is een detail van de in figuur 3 weergegeven invoermiddelen in doorsnede weergegeven waarin de onderlinge koppeling tussen de schalmen duidelijk zichtbaar is. Figuur 7 toont een detail van de koppeling tussen twee schalmen in bovenaanzicht. De scharnieras 37 is met speling in een gat 39 in een van de schalmen 35 aanwezig. Tussen de scharnieras 37 en de nabij de andere van beide schalmen 35’ aanwezige zijde 39A van de begrenzingswand van het gat is een elastisch vulstuk 41 aanwezig dat het mogelijk maakt om de ketting onder voorspanning in de eierlift aan te brengen zodat een kettingspanner achterwege kan blijven. De schamieras 37 is in het midden voorzien van een veijonging 37A en het vulstuk 41 is deels in de verjonging aanwezig is om de schamieras 37 in axiale richting op te sluiten.

Elke schalm is aan de onderzijde voorzien van twee paren kunststof geleidingselementen 43 die langs de beide parallelle geleidingsstangen 25 (bijvoorbeeld van RVS en/of verchroomd) verschuifbaar zijn. Deze geleidingselementen zijn gevormd door kunststof lippen die tijdens het geleiden aan weerszijde van een van de metalen stangen aanwezig zijn. Indien de schalmen in de teruggaande tak van de ketting los van de geleiding zouden geraken zullen de lippen ter plaatse van de invoermiddelen weer over de metalen stangen schuiven.

In figuur 8 is een alternatieve uitvoering van de uitvoermiddelen weergegeven. Bij deze uitvoermiddelen 5’ is de afvoerplaat 13’ niet voorzien van 5 sleuven en bevindt deze zich op een lager niveau. De door de meenemers 17 meegevoerde eieren 2 rollen ten gevolge van de zwaartekracht uit de meeneemtanden 19 op de afvoerplaat 13’. De meeneemtanden 19 van de meenemers 17 bewegen net langs de afvoerplaat. Doordat de meeneemtanden zich niet door sleuven hoeven te verplaatsen is er minder kans op vastlopen van de transportmiddelen.

Hoewel in het voorgaande de uitvinding is toegelicht aan de hand van de tekeningen, dient te worden vastgesteld dat de uitvinding geenszins tot de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm is beperkt. De uitvinding strekt zich mede uit tot alle van de in de tekeningen getoonde uitvoeringsvorm afwijkende uitvoeringsvormen binnen het door de conclusies gedefinieerde kader.

Claims

CONCLUSIES:

1. Eiertransportinrichting, in het bijzonder een eierlift (1), omvattende: invoermiddelen (3) voor het invoeren van eieren (2) in de eiertransportinrichting, uitvoermiddelen (5) voor het uitvoeren van eieren uit de eiertransportinrichting, en transportmiddelen (7) aanwezig tussen de invoermiddelen en de uitvoermiddelen voor het verplaatsen van eieren van de invoermiddelen naar de uitvoermiddelen, met het kenmerk, dat:

de invoermiddelen (3) een aanvoerplaat (9) omvatten met een bovenzijde (11) waarop eieren aangevoerd worden, welke aanvoerplaat is voorzien van een aantal parallelle op afstand van elkaar aanwezige sleuven (27) waarvan een open uiteinde (27A) aan een rand (9A) van de aanvoerplaat aanwezig is en een gesloten uiteinde (27B) op afstand van de tegenoverliggende rand (9B) van de aanvoerplaat aanwezig is, waarbij de eieren vanaf deze tegenoverliggende rand aangevoerd worden, en de transportmiddelen (7) een flexibel eindloos transportelement (33) omvatten dat is voorzien van in lengterichting van het transportelement op onderlinge afstand achter elkaar aanwezige kamvormige meenemers (17) voorzien van een aantal dwars op de lengterichting van het transportelement op onderlinge afstand naast elkaar aanwezige meeneemtanden (19) die zich ter plaatse van de invoermiddelen door de sleuven verplaatsen, waarbij de meeneemtanden nabij het gesloten uiteinde (27B) van de sleuven met vrije uiteinden (19A) van onderen af in de sleuven (27) komen en naar het open uiteinde (27A) van de sleuven toe verplaatsen waarbij zij met een toenemende lengte boven de sleuven uitsteken.
2. Eiertransportinrichting volgens conclusie 1, met het kenmerk, dat de tussen de sleuven (27) aanwezige delen van de aanvoerplaat flexibele, verende vingers (29) vormen.
3. Eiertransportinrichting volgens conclusie 1 of 2, met het kenmerk, dat: de uitvoermiddelen (5) een afvoerplaat (13) omvatten met een bovenzijde (15) waarop eieren afgevoerd worden, welke afvoerplaat is voorzien van een aantal parallelle op afstand van elkaar aanwezige verdere sleuven (31) waarvan een open uiteinde (3IA) aan een rand (13A) van de afvoerplaat aanwezig is en een gesloten uiteinde (3IB) op afstand van de tegenoverliggende rand (13B) van de afvoerplaat aanwezig is, waarbij de eieren vanaf deze tegenoverliggende rand af gevoerd worden, en waarbij de meeneemtanden (19) via het open uiteinde (31A) van de verdere sleuven in de verdere sleuven (31) komen waarbij de vrije uiteinden (19A) van de meeneemtanden maximaal boven de verdere sleuven uitsteken, welke meeneemtanden naar het gesloten uiteinde (31B) van de verdere sleuven toe verplaatsen waarbij zij met een afnemende lengte boven de verdere sleuven uitsteken tot dat de vrije uiteinden in de verdere sleuven verdwijnen.
4. Eiertransportinrichting volgens conclusie 1, 2 of 3, met het kenmerk, dat het transportelement (33) een ketting omvat die langs een geleiding van de transportmiddelen verplaatsbaar is en een aantal onderling door haaks op de lengterichting van het transportelement aanwezige scharnierassen (37) met elkaar verbonden schalmen (35, 35’) omvat, waarbij in een van twee onderling met elkaar verbonden schalmen (35) de schamieras met speling in een gat (39) aanwezig is en tussen de schamieras en de nabij de andere van beide schalmen aanwezige zijde (39A) van de begrenzingswand van het gat een elastisch vulstuk (41) aanwezig is.
5. Eiertransportinrichting volgens conclusie 4, met het kenmerk, dat de schamieras (37) in het midden is verjongd of is voorzien van een uitsparing en het vulstuk (41) deels in de verjonging (37A) of uitsparing aanwezig is.
6. Eiertransportinrichting volgens conclusie 4 of 5, met het kenmerk, dat schalmen (35) zijn voorzien van aanslagen (17B) die de onderlinge verdraaiing van de schalmen om de scharnierassen (37) beperken.
7. Eiertransportinrichting volgens conclusie 4, 5 of 6, met het kenmerk, dat de geleiding twee evenwijdig aan elkaar verlopende metalen stangen (25) omvat en elke schalm (35) is voorzien van kunststof geleidingselementen die langs de stangen verschuifbaar zijn.
8. Eiertransportinrichting volgens conclusie 7, met het kenmerk, dat elk geleidingselement twee op afstand van elkaar aanwezige kunststof lippen (43) omvat die tijdens het geleiden aan weerszijde van een van de metalen stangen (25) aanwezig zijn en indien zij los van de metalen stangen komen ter plaatse van of nabij de invoermiddelen (3) uit zichzelf om de metalen stang kunnen schuiven.

1/5

19A

3/5