NL2020794B1

NL2020794B1 - Elektrische hoofdleiding met aftakking

Info

Publication number: NL2020794B1
Application number: NL2020794A
Authority: NL
Inventors: Geers Bart
Original assignee: Gebr Geers B V
Priority date: 2018-04-19
Filing date: 2018-04-19
Publication date: 2019-10-28
Also published as: BE1026189A1; NL2020794B3; BE1026189B1

Abstract

De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het voorzien van een meeraderige elektriciteitshoofdleiding van ten minste één meeraderige elektriciteitsaftakleiding, de werkwijze 5 omvattende: - het verwijderen van een deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding voor het gedeeltelijk blootleggen van de zich daarin uitstrekkende aders; - het verwijderen van een deel van de adermantel van twee of meer van de blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding voor het blootleggen van de bij behorende 10 elektrisch geleidende aderkernen; - het verwijderen van een deel van de adermantels van twee of meer aders van een elektriciteitsaftakleiding voor het blootleggen van de aderkernen van deze aders; - het direct bevestigen van elk van de blootgelegde aderkernen van de elektriciteitsaftakleiding aan corresponderende blootgelegde aderkernen van de 15 elektriciteitshoofdleiding; - het aanbrengen van beschermingsmateriaal rondom de elektriciteitshoofdleiding en elektriciteitsaftakleiding ter plaatse van de aansluiting van de elektriciteitsaftakleiding op de elektriciteitshoofdleiding.

Description

H02G 1/14 (2018.01) H02G 15/18 (2019.01) © Aanvraag ingediend: 19 april 2018 (© Afsplitsing van aanvraag , ingediend (30) Voorrang:

(Th Aanvraag ingeschreven: 28 oktober 2019 (43) Aanvraag gepubliceerd:

oktober 2019 © Octrooischrift uitgegeven:

oktober 2019 © Octrooihouder(s):

Gebr. Geers B.V. te 's-Gravenzande © Uitvinder(s):

Bart Geers te Monster © Gemachtigde:

ir. P.J. Hylarides c.s. te Den Haag (54) ELEKTRISCHE HOOFDLEIDING MET AFTAKKING (57) De uitvinding heeft betrekking op een werkwijze voor het voorzien van een meeraderige elektriciteitshoofdleiding van ten minste één meeraderige elektriciteitsaftakleiding, de werkwijze omvattende:

- het verwijderen van een deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding voor het gedeeltelijk blootleggen van de zich daarin uitstrekkende aders;

- het verwijderen van een deel van de adermantel van twee of meer van de blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding voor het blootleggen van de bijbehorende elektrisch geleidende aderkernen;

- het verwijderen van een deel van de adermantels van twee of meer aders van een elektriciteitsaftakleiding voor het blootleggen van de aderkernen van deze aders;

- het direct bevestigen van elk van de blootgelegde aderkernen van de elektriciteitsaftakleiding aan corresponderende blootgelegde aderkernen van de elektriciteitshoofdleiding;

- het aanbrengen van beschermingsmateriaal rondom de elektriciteitshoofdleiding en elektriciteitsaftakleiding ter plaatse van de aansluiting van de elektriciteitsaftakleiding op de elektriciteitshoofdleiding.

NL B1 2020794

Dit octrooi is verleend ongeacht het bijgevoegde resultaat van het onderzoek naar de stand van de techniek en schriftelijke opinie. Het octrooischrift komt overeen met de oorspronkelijk ingediende stukken.

ELEKTRISCHE HOOFDLEIDING MET AFTAKKING

De onderhavige uitvinding betreft een werkwijze voor het voorzien van een meeraderige elektriciteitshoofdleiding van ten minste één meeraderige elektriciteitsaftakleiding, waarbij de elektriciteitshoofdleiding en de elektriciteitsaftakleiding elk meerdere aders met een om de aders aangebrachte gemeenschappelijke isolerende leidingmantel omvatten en waarbij elk van de aders ten minste een elektrisch geleidende aderkern met een daaromheen aangebrachte isolerende adermantel omvat. De uitvinding betreft tevens volgens deze werkwijze verkregen elektrische bekabeling, op een inrichting omvattende omvattende een elektriciteitshoofdleiding met ten minste één elektriciteitsaftakleiding.

Agrarische gewassen kunnen buiten worden geteeld, maar het is ook gangbaar om de gewassen onder glas in zogenoemde warenhuizen of kassen te telen (glastuinbouw). In dergelijke warenhuizen of kassen wordt een kunstmatige voedingsbodem gebruikt, waarbij het licht voor het telen wordt geleverd door buitenlicht (d.w.z. zonlicht) of kunstlicht. Assimilatieverlichting of assimilatiebelichting is toepassing van kunstlicht voor de plantengroei. Het is meestal aanvullend op het zonlicht, waardoor de gewassen langer kunnen assimileren. Vooral in de wintermaanden geeft assimilatiebelichting een betere kwaliteit van het gewas. Voorbeelden van gewas waarvoor deze belichting voordelen heeft zijn groenten en siergewassen, zoals rozen en chrysanten.

De elektrische bekabeling in dergelijke warenhuizen, kassen en kweekcellen die nodig is om de kunstlampen te voeden, moet betrouwbaar zijn, snel en gemakkelijk kunnen worden gemonteerd, langdurig bestand zijn tegen het vochtige binnenklimaat in de warenhuizen en kassen en moet zo w'einig mogelijk daglicht wegnemen. De bestaande bekabeling is vaak storingsge voelig, complex en arbeidsintensief om te maken en te plaatsen, en neemt relatief veel ruimte waardoor de lichttoetreding tot het gewas verminderd wordt. Verder is de kwaliteit van de elektrische conventionele verbinding tussen de leidingen van de aftakking vaak laag of wordt laag als gevolg van het binnentreden van vocht. Zo zijn er conventionele kabel verbindingen, bijvoorbeeld Scotlock™-clips voor kabelverbindingen, waarin metalen onderdelen gehuisvest zijn. Door de sterk wisselende binnenklimaten en -temperaturen in de kweekomgeving kunnen deze gaan uitzetten en krimpen, met als gevolg dat de kwaliteit van deze kabel verbinding in de loop van tijd afneemt.

Het is een doel van de uitvinding een werkwijze en inrichting te verschaffen waarin bovengenoemde bezwaren ten minste gedeeltelijk zijn ondervangen.

Het is verder een doel van de uitvinding een inrichting / bekabeling te verschaffen die een snelle montage mogelijk maakt alsmede zeer goed en/of langdurig bestand is tegen invloeden (in het bijzonder vocht) van buitenaf.

Volgens een eerste aspect wordt ten minste één van deze doelen ten minste gedeeltelijk bereikt in een werkwijze van de in de aanhef genoemde soort, omvattende:

- het verwijderen van een deel van de adermantel van twee of meer van de blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding voor het blootleggen van de bijbehorende elektrisch geleidende aderkemen;

- het direct bevestigen van elk van de blootgelegde aderkernen van de elektriciteitsaftakleiding aan corresponderende blootgelegde aderkemen van de elektriciteitshoofdleiding;

Door de elektriciteit geleidende aderkemen van de aftakleiding op directe wijze aan die van de hoofdleidingen aan te brengen, is de kans op storingen verkleind en kan de kwaliteit van de elektrische verbindingen tussen de aders van de hoofleiding en die van de aftakleiding worden verzekerd.

De werkwijze kan verder het zodanig aanbrengen van beschermingsmateriaal omvatten, dat de aders van de elektriciteitshoofdleiding en die van de aftakleidingen ter plaatse van hun onderlinge aansluiting in hoofdzaak vochtdicht van de buitenlucht worden af geschermd. In een voordelige uitvoeringsvorm omvat de werkwijze het aanbrengen van beschermingsmateriaal door het plaatselijk vormen van een massieve huls rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding. Door de huls massief uit te voeren, is de kans op het onderling verschuiven van de aan elkaar bevestigde aders van beide leidingen en daardoor het risico dat blootgelegde delen van de aders elkaar abusievelijk gaan raken (bijvoorbeeld wanneer er grote trekkrachten op de aders van één of beide leidingen wordt uitgeoefend en/of wanneer de hoofdleiding en aftakleiding ter plaatse van de aftakking fors verbogen wordt, praktisch nihil.

De massieve huls is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat elk van de aders in de elektriciteitshoofdleiding en elk van de aders in de elektriciteitsaftakleiding geheel, en bij voorkeur ook op nauwsluitende wijze, door het kunststof materiaal omgeven. Naast het eerder genoemde voordeel heeft deze uitvoering het voordeel dat het risico op binnendringen van vocht in het binnenste van de huls en het bereiken daarvan van de contactoppervlakken tussen de aders zeer klein is.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat de werkwijze het aanbrengen van een hoeveelheid plastisch gemaakt kunststof materiaal rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding ter plaatse van de aansluiting en het laten uitharden van het kunststof materiaal rondom de aansluiting. Wanneer de kunststof een thermoplast is, kan deze door blootstelling aan warmte plastisch (in het bijzonder vloeibaar) worden gemaakt. De vloeibare kunststof wordt rondom de leidingen aangebracht, bijvoorbeeld door de leidingen ter plaatse van de aftakking in een gietvorm aan te brengen. Wanneer de kunststof vloeibaar genoegd is, zal deze onder druk zich op zeer nauwsluitende wijze geheel rondom het aftakgebied van de leidingen uitstrekken en zullen alle openingen, gaten, uitsparingen en dergelijke die tussen de aders van de hoofdleiding en de aftakleiding zouden bestaan, opgevuld kunnen worden. Wanneer het kunststof materiaal eenmaal is uitgehard, bijvoorbeeld - in het geval van een thermoplastische kunststof door de kunststof voldoende af te laten koelen, zal er aldus een vrijwel geheel luchtdichte omhulling van het aftakgebied hebben plaatsgevonden. Het risico op binnendringen van vocht en het optreden van schade binnenin de aftakking is in de praktijk zeer klein geworden.

In een bijzonder voordelige uitvoering omvat het direct aan elkaar bevestigen van de aderkernen het door middel van ultrasoonlassen aan elkaar bevestigen daarvan.

Volgens een tweede aspect van de uitvinding wordt elektrische bekabeling, in het bijzonder bekabeling van een belichtingssysteem verschaft die volgens de hierin beschreven wijze vervaardigd is.

Volgens een derde aspect van de uitvinding wordt een inrichting omvattende een elektriciteitshoofdleiding en ten minste een daaraan voorziene elektriciteitsaftakleiding verschaft, waarbij de elektriciteitshoofdleiding en de elektriciteitsaftakleiding elk meerdere aders met een om de aders aangebrachte gemeenschappelijke isolerende leidingmantel omvatten en waarbij elk van de aders ten minste een elektrisch geleidende aderkern met een daaromheen aangebrachte isolerende adermantel omvat, waarbij een deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding verwijder is voor het gedeeltelijk blootleggen van de zich daarin uitstrekkende aders, een deel van de adermantel van twee of meer van de blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding verwijderd is voor het blootleggen van de bijbehorende elektrisch geleidende aderkernen, een deel van de adermantels van twee of meer aders van een elektriciteitsaftakleiding verwijderd is voor het blootleggen van de aderkernen van deze aders, en waarbij elk van de blootgelegde aderkernen van de elektriciteitsaftakleiding direct bevestigd is aan corresponderende blootgelegde aderkernen van de elektriciteitshoofdleiding en beschermingsmateriaal rondom de elektriciteitshoofdleiding en elektriciteitsaftakleiding ter plaatse van de aansluiting van de elektriciteitsaftakleiding op de elektriciteitshoofdleiding aangebracht is.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het aangebrachte beschermingsmateriaal een massieve huls rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding is het beschermingsmateriaal nauwsluitend om alle aders aangebracht. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding omvat het isolerende beschermingsmateriaal een uitgeharde hoeveelheid plastisch kunststof materiaal, waarbij het materiaal gevormd is rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding ter plaatse van de aansluiting. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding strekt het kunststof materiaal zich uit over de blootgestelde aders ter plaatse van het verwijderde deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding alsmede aan weerszijden daarvan over beide uiteinden van het overblijvende deel van de leidingmantel. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de aderkernen aan elkaar gelast, bij voorkeur met een ultrasoonlas. Andere manieren van bevestigen zoals solderen, behoren ook tot de mogelijkheden. Deze uitvoeringen zijn minder gevoelig voor variërende omstandigheden qua temperatuur en vochtigheid en de verbindingen bieden vaak ook een hogere treksterkte dan de eerder genoemde conventionele kabelver bindingen.

In een uitvoeringsvorm van de uitvinding bedraagt het contactoppervlak tussen aan elkaar bevestigde aders ten minste 0,6 mm* of ten minste 2 mm*, bij voorkeur ten minste 4 mm². In een uitvoeringsvorm van de uitvinding bevinden de blootgelegde adermantels zich in in lengterichting versprongen gebieden. In een uitvoeringsvorm van de uitvinding zijn de gebieden zijn gepositioneerd om elkaar niet te overlappen.

Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een verlichtingssysteem, in het bijzonder een belichtingssysteem voor het belichten van gewas in een kas, kweekcel of warenhuis, omvat, waarbij het verlichtingssysteem een of meer van de hierin gedefinieerde inrichtingen omvat en waarbij de een of meer elektriciteitsaftakleidingen verbonden zijn met een of meer belichtingsarmaturen (bijvoorbeeld van natriumlampen, zoals Son-t lampen, of LED-lampen).

Verdere voordelen, kenmerken en details van de uitvinding zullen worden verduidelijkt aan de hand van de navolgende beschrijving van enige uitvoeringen daarvan. In de beschrijving wordt verwezen naar de bijgevoegde figuren, waarin tonen:

- Figuur 1 een zijaanzicht van een deel van een elektrische hoofdleiding die van een elektrische aftakleiding moet worden voorzien;

- Figuur 2 een zijaanzicht van de elektrische hoofdleiding van figuur 1, met een deel van de beschermende leidingmantel weggenomen is zodat een aantal aders blootgesteld wordt;

- Figuur 3 een uitvergroot aanzicht van het de elektrische hoofdleiding ter plaatse van het weggenomen deel van de beschermende leidingmantel;

- Figuur 4 het uitvergrote aanzicht van figuur 3, met de beschermende adermantels van een aantal (d.w.z. een drietal) aders over een bepaalde lengte weggenomen om de geleidende kernen van deze aders (koper-) bloot te stellen;

- Figuur 5 het uitvergrote aanzicht van figuur 4, waarbij blootgelegde uiteinden van de aders van een elektrische aftakleiding zijn bevestigd aan corresponderende blootgestelde aders van de elektrische hoofdleiding;

- Figuur 6 een aanzicht in perspectief van de elektrische hoofdleiding met daaraan aangesloten aftakleiding, waarbij rondom de aansluiting van de aftakleiding op de hoofdleiding een beschermingshuls is gevormd; en

- Figuur 7 een aanzicht van een elektrische aftakleiding waarvan de mantel van de aardedraden aan hun uiteinden verwijderd is.

In de laatste jaren is het in de professionele glastuinbouw het gebruik van prefab bekabeling in zwang geraakt. De elektrische bekabeling wordt van te voren (in een assemblagehal) op maat gemaakt (d.w.z. een hoofdleiding met op de juiste plaatsen aftakleidingen van voldoende lengte naar de lichtarmaturen) en vervolgens naar het warenhuis, kas of kweekcel getransporteerd en daar geïnstalleerd door de leidingen op de juiste plaat in het profiel of spant van het warenhuis, de kweekcel of de kas te plaatsen. Het gebruik van kabeldozen voor het aansluiten van aftakleidingen op een hoofdvoedingslijn wordt hierbij wordt hierbij zo veel mogelijk vermeden aangezien dergelijke kabeldozen het voor het gewas benodigde daglicht wegnemen en verder minder goed bestand zijn tegen het daglicht (UV) en vochtige binnenklimaat: vocht kan op een gegeven moment een kabeldoos binnentreden en het binnenwerk daarvan gaan aantasten, hetgeen kan leiden tot storingen. In plaats van kabeldozen worden de aders van de aftakleidingen met behulp van aansluitclips aan de aders van de hoofleiding aangesloten en worden de hoofdkabel en aftakkabel ter plaatse van hun onderlinge aansluiting omwikkeld met enkelzijdig plakkende tape of krimpkous om de gevoeligheid voor vocht te verminderen. Een dergelijke wijze van aansluiten van een aftakleiding op een hoofdleiding heeft onder meer als voordeel dat deze zeer weinig ruimte inneemt en daardoor het verlies aan daglichtinval verwaarloosbaar klein is. Bovendien zijn de leidingen snel en gemakkelijk in de profielen/spanten van het warenhuis, de kas of kweekcel aan te brengen, hetgeen een verlaging van de benodigde bouwtijd van het warenhuis of de kas of kweekcel met zich mee brengt.

Het blijkt in de praktijk echter dat er soms toch vocht via openingen in de omwikkeling terechtkomt bij de aansluiting van de leidingen, hetgeen in sommige gevallen toch tot storingen kan leiden. Om de gevoeligheid voor vocht nog verder te verminderen kan een werkwijze worden toegepast waarin één of meer van de aders van een aftakleiding direct aan één of meer aders van een hoofdleiding worden bevestigd en waarbij ter plaatse van de onderlinge bevestiging van de aders een vloeibaar materiaal wordt aangebracht, welk vloeibaar materiaal uithardt en zodoende een nauwsluitende en daarmee beter vocht tegenhoudende huls of omhulling rondom de hoofdleiding en aftakleiding vormt.

In figuren 1-3 is een meeraden ge elektriciteitshoofdleiding 1 weergegeven die is bestemd voor het van elektrische voeding voorzien van een aantal lichtarmaturen, bij voorbeeld lichtarmaturen in een warenhuis, kweekcel of kas. De elektriciteitshoofdleiding 1 (hierna ook wel hoofdleiding genoemd) omvat meerdere aders 5 (bijvoorbeeld twee, drie, vier of meer aders) met een om de aders aangebrachte gemeenschappelijke isolerende leidingmantel 3. De aders 5 strekken zich uit in de centrale kern 2 van de hoofdleiding 1. Elk van de aders 5 omvat ten minste een elektrisch geleidende aderkern 6 met een daaromheen aangebrachte isolerende adermantel 7.

Op soortgelijke wijze kan een aan de hoofdleiding 1 aan te sluiten elektriciteitsaftakleiding 11 (figuur 5, hierna ook wel de aftakleiding genoemd) meerdere aders 15 (bijvoorbeeld twee, drie, vier of meer aders) met een om de aders aangebrachte gemeenschappelijke isolerende leidingmantel 13 omvatten. De aders 15 strekken zich uit in de centrale kern 12 van de aftakleiding

11. Elk van de aders 15 omvat ten minste een elektrisch geleidende aderkern 16 met een daaromheen aangebrachte isolerende adermantel 17.

In de getoonde uitvoering is de hoofleiding dikker weergegeven dan de aftakleiding. In veel situaties zal dit ook zo zijn (bijvoorbeeld in situaties waarin op een hoofdleiding een groot aantal aftakleidingen zijn aangebracht, bijvoorbeeld 10 of meer. In andere uitvoeringen hebben de aftakleidingen echter dezelfde diameter als de hoofdleiding.

Verwijzend naar figuur 2 omvat de werkwijze het verwijderen van een deel van de mantel 3 van de hoofdleiding 1 voor het gedeeltelijk blootleggen van de zich daarin uitslrekkende aders 5. De lengte 4 waarover de aders 5 van de hoofdleiding 1 wordt blootgelegd moet voldoende zijn om ruimte te bieden om daaraan een aantal aders van de aftakleiding 11 te koppelen maar is verder zo klein mogelijk om de door de mantel 3 verschafte bescherming van de hoofdleiding 1 zoveel mogelijk intact te houden. De situatie na het gedeeltelijk wegnemen van de mantel 3 is in meer detail in de uitvergroting van figuur 3 weergegeven.

Verwijzend naar figuur 4 wordt vervolgens een deel van de adermantel Ί van twee of meer van de blootgelegde aders 5 van de elektriciteitshoofdleiding 1 verwijderd voor het blootleggen van de bijbehorende elektrisch geleidende aderkernen 6. In figuur 4 is weergegeven dat elk van de aders 5,5³’5² een blootgelegd deel 8,8¹,8² heeft. De blootgelegde delen 8,8¹,8² hebben een beperkte lengte 9, bijvoorbeeld tussen 0,5 cm en 5 cm, bij voorkeur tussen 1 cm en 2 cm en bevinden zich bovendien op in longitudinale richting (L) versprongen posities zodat de blootgestelde delen 8 van de elektrisch geleidende aderkernen 6 elkaar in beginsel niet raken en er zodoende geen kortsluiting kan ontstaan. Om er voor te zorgen dat ook bij buiging van de leidingen het risico op onderling contact tussen de aders van de hoofdleiding/aftakleiding klein is, is de minimale afstand 20 (figuur 4) in lengterichting tussen de gebieden 8 ten minste is 5 mm, bij voorkeur ten minste 10 mm of met nog meer voorkeur ten minste 20 mm.

Als alternatief of in aanvulling kan tussen naburige delen 8 van blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding 1 een aantal isolerende afstandhouders (niet weergegeven) worden aangebracht. In sommige van deze uitvoeringen zijn de delen 8,8¹,8² niet meer versprongen aangebracht, hetgeen als voordeel heeft dat de totale lengte van de aansluiting (d.w.z. ook de lengte van de hierna te beschrijven huls) beperkt kan blijven.

Verwijzend naar figuur 7, worden, op soortgelijk wijze voor de hoofleiding beschreven is, twee of meer aders 15 van de aan te sluiten aftakleiding 11 van een deel van hun mantel 17 ontdaan. In de in figuur 5 weergegeven uitvoeringen is telkens een deel van de adermantel 17 van drie aders 15,15^15² ter plaatse van de respectievelijke uiteinden 19 daarvan verwijderd zodat de elektrisch geleidende aderkern 16 van elk van de aders 11 blootgesteld wordt. De lengte waarover de adermantel 17 wordt weggehaald kan overeen komen met de eerder genoemde lengte 9 waarover de adermantels 7 van de hoofdleiding 1 zijn weggehaald, maar deze lengte kan ook groter of kleiner zijn. Van belang is dat de blootgestelde delen van de aders van de hoofdleiding en de blootgestelde delen van de aders van de aftakleiding direct contact met elkaar kunnen maken (direct in de zin dat er geen tussenliggend materiaal, klemmen of clips en dergelijke nodig zijn) en de deze delen in deze toestand aan elkaar kunnen worden bevestigd.

In een bijzonder voordelige uitvoering worden de blootgestelde delen van de aders van de hoofdleiding en de blootgestelde delen van de aders van de aftakleiding via een lasbewerking, bij voorkeur een ultrasoonlasbewerking, aan elkaar bevestigd. Een dergelijke manier van bevestigen zorgt voor een relatief groot contactoppervlak tussen de delen (kenmerkend met een lengte van ten minste 2 mm tot 20 mm, bijvoorbeeld bij een lengte van 2 mm en een breedte van 1 mm of bij een lengte van 2 mm en een breedte van 2 mm). Een verder voordeel is dat deze bevestigingsmanier voor een stevige en duurzame verbinding zorgt die bovendien bestand is tegen relatief grote op de aftak- en hoofdleiding uitgeoefende trekkrachten. Andere bevestigingsmanieren behoren echter ook tot de mogelijkheden, zoals het splicen (d.w.z. het persen van metalen clips) van de aders of solderen.

Ten slotte wordt ter plaatse van de aansluiting van de aftakleiding 11 op de hoofdleiding 1 (meer in het bijzonder in het gebied dat ten minste het gehele blootgestelde deel (zie figuur 2) van de hoofdleiding 1 en het corresponderende blootgestelde deel van de aftakleiding 11 overlapt) een hoeveelheid elektrisch isolerend beschermingsmateriaal 21 rondom de elektriciteitshoofdleiding en elektriciteitsaftakleiding aangebracht. Het kunststof materiaal wordt aangebracht over de blootgestelde aders ter plaatse van het verwijderde deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding alsmede aan weerszijden daarvan over beide uiteinden van het overblijvende deel van de leidingmantel, zoals in figuur 6 is weergegeven.

Het beschermingsmateriaal 21 wordt bij voorkeur aangebracht doorliet plaatselijk vormen van een massieve huls van isolerend materiaal, in het bijzonder kunststof materiaal, rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding. De massieve huls 22 is bij voorkeur zodanig uitgevoerd dat elk van de aders in de elektriciteitshoofdleiding en elk van de aders in de elektriciteitsaftakleiding geheel door het kunststof materiaal omgeven wordt. Hierdoor wordt voorkomen dat de (al dan niet blootgelegde aders) onderling contact met elkaar kunnen maken zodat de kans op storingen nihil is. Het heeft de voorkeur om het isolerende beschermingsmateriaal zo nauwsluitend mogelijk om de aders aan te brengen. In bepaalde uitvoeringen maakt het beschermingsmateriaal zodanig contact met de aders dat het beschermingsmateriaal deze in hoofdzaak geheel omgeeft zodat er een goede bescherming tegen binnendringing van vocht van buitenaf gerealiseerd kan w'orden.

In een bijzonder voordelige uitvoering omvat de werkwijze het aanbrengen van een hoeveelheid plastisch gemaakte kunststof materiaal rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding ter plaatse van de aansluiting en het laten uitharden van het kunststof materiaal rondom de aansluiting. De kunststof kan een thermoplast zijn die door blootstelling aan warmte plastisch (in het bijzonder vloeibaar) wordt gemaakt en vervolgens samen met het betreffende deel van de aftakleiding en hoofdleiding in een (giet-) vorm wordt aangebracht waarna men het geheel laat uitharden. Dit heeft tot gevolgd dat elk van de aders in de elektriciteitshoofdleiding en elk van de aders in de elektriciteitsaftakleiding geheel door het kunststof materiaal omgeven wordt en er dus binnendringing van vocht in de richting van de blootgestelde delen zoveel mogelijk wordt vermeden.

De hierin gepresenteerde manier van het voorzien van een hoofdleiding van een aantal aftakkingen is bijzonder geschikt voor de glastuinbouw waarin het van belang is dat aftakkingen zo weinig mogelijk ruimte innemen (mede wegens het effect op de lichtinval) en bestand zijn tegen langdurige blootstelling aan een vochtige omgeving. Volgens een verder aspect van de uitvinding wordt een verlichtingssysteem, in het bijzonder een assimilatieverlichtingssysteem en/of een LED belichtingssystemen voor het belichten van gewas in een kas, warenhuis of kweekcel, verschaft waarin de aftak-/hoofdleidingen zijn aangesloten een of meer lichtarmaturen voor het belichten van het gewas.

De onderhavige uitvinding is niet beperkt tot de hierin beschreven uitvoeringsvormen. De rechten worden bepaald door de navolgende conclusies, binnen de strekking waarvan talloze modificaties en aanpassen denkbaar zijn.

Claims

CONCLUSIES

1. Werkwijze voor het voorzien van een meeraderige elektriciteitshoofdleiding van ten minste één meeraderige elektriciteitsaftakleiding, waarbij de elektriciteitshoofdleiding en de elektriciteitsaftakleiding elk meerdere aders met een om de aders aangebrachte gemeenschappelijke isolerende leidingmantel omvatten en waarbij elk van de aders ten minste een elektrisch geleidende aderkern met een daaromheen aangebrachte isolerende adermantel omvat, de werkwijze omvattende:

- het verwijderen van een deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding voor het gedeeltelijk blootleggen van de zich daarin uitstrekkende aders;

- het verwijderen van een deel van de adermantel van twee of meer van de blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding voor het blootleggen van de bijbehorende elektrisch geleidende aderkernen;

- het verwijderen van een deel van de adermantels van twee of meer aders van een elektriciteitsaftakleiding voor het blootleggen van de aderkernen van deze aders;

- het direct bevestigen van elk van de blootgelegde aderkernen van de elektriciteitsaftakleiding aan corresponderende blootgelegde aderkernen van de elektriciteitshoofdleiding;

- het aanbrengen van isolerend beschermingsmateriaal rondom de elektriciteitshoofdleiding en elektriciteitsaftakleiding ter plaatse van de aansluiting van de elektriciteitsaftakleiding op de elektriciteitshoofdleiding.
2. Werkwijze volgens conclusie 1, omvattende het zodanig aanbrengen van beschermingsmateriaal dat de aders van de elektriciteitshoofdleiding en die van de aftakleiding ter plaatse van hun onderlinge aansluiting in hoofdzaak vochtdicht van de buitenlucht worden afgeschermd.
3. Werkwijze volgens conclusie 1 of 2, waarin het aanbrengen van beschermingsmateriaal omvat het plaatselijk vormen van een massieve huls rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding.
4. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het nauwsluitend om alle aders aanbrengen van beschermingsmateriaal.
5. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het aanbrengen van een hoeveelheid plastisch gemaakt kunststof materiaal rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding ter plaatse van de aansluiting en het laten uitharden van het kunststof materiaal rondom de aansluiting.
6. Werkwijze volgens conclusie 5, omvattende het aanbrengen van het kunststof materiaal over de blootgestelde aders ter plaatse van het verwijderde deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding alsmede aan weerszijden daarvan over beide uiteinden van het overblijvende deel van de leidingmantel.
7. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, waarbij het aan elkaar bevestigen van de aderkernen omvat het door middel van ultrasoonlassen aan elkaar bevestigen daarvan.
8. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, het aan elkaar bevestigen van de aderkernen omvat met een contactoppervlak van ten minste 0,6 mm², bij voorkeur ten minst 2 mm’,met nog meer voorkeur ten minste 4 mm’.
9. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het blootleggen van de adermantels in in lengterichting versprongen gebieden.
10. Werkwijze volgen conclusie 9, waarin de gebieden zijn gepositioneerd om elkaar niet te overlappen.
11. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het tussen naburige gebieden van blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding aanbrengen van isolerende afs landhouders.
12. Werkwijze volgens een van de voorgaande conclusies, omvattende het aanbrengen van twee of meer elektriciteitsaftakleidingen op een elektriciteitshoofdleiding, waarbij elke elektriciteits-aftakleiding op een andere positie in lengterichting aangebracht is.
13. Elektrische bekabeling omvattende een meeraderige elektriciteitshoofdleiding met een daaraan volgens de werkwijze van een van de voorgaande conclusies voorziene meeraderige elektriciteitsaftakleiding. ¹⁴
14. Inrichting omvattende een elektriciteitshoofdleiding en ten minste een daaraan voorziene elektriciteitsaftakleiding, waarbij de elektriciteitshoofdleiding en de elektriciteitsaftakleiding elk meerdere aders met een om de aders aangebrachte gemeenschappelijke isolerende leidingmantel omvatten en waarbij elk van de aders ten minste een elektrisch geleidende aderkern met een daaromheen aangebrachte isolerende adermantel omvat, waarbij een deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding verwijder is voor het gedeeltelijk blootleggen van de zich daarin uitstrekkende aders, een deel van de adermantel van twee of meer van de blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding verwijderd is voor het blootleggen van de bijbehorende elektrisch geleidende aderkernen, een deel van de adermantels van twee of meer aders van een elektriciteitsaftakleiding verwijderd is voor het blootleggen van de aderkernen van deze aders, en waarbij elk van de blootgelegde aderkernen van de elektriciteitsaftakleiding direct bevestigd is aan corresponderende blootgelegde aderkernen van de elektriciteitshoofdleiding en beschermingsmateriaal rondom de elektriciteitshoofdleiding en elektriciteitsaftakleiding ter plaatse van de aansluiting van de elektriciteitsaftakleiding op de elektriciteitshoofdleiding aangebracht is.
15. Inrichting volgens conclusie 14, waarin het aangebrachte beschermingsmateriaal een massieve huls rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding omvat.
16. Inrichting volgens een van conclusies 14-15, waarbij het beschermingsmateriaal nauwsluitend om alle aders aangebracht is.
17. Inrichting volgens een van de conclusies 14-16, waarin het isolerende beschermingsmateriaal een uitgeharde hoeveelheid plastisch kunststof materiaal omvat, waarbij het materiaal gevormd is rondom het geheel van elektriciteitsaftakleiding en elektriciteitshoofdleiding ter plaatse van de aansluiting.
18.1nrichting volgens conclusie 17, waarbij het kunststof materiaal zich uitstrekt over de blootgestelde aders ter plaatse van het verwijderde deel van de leidingmantel van de elektriciteitshoofdleiding alsmede aan weerszijden daarvan over beide uiteinden van het overblijvende deel van de leidingmantel.
19. Inrichting volgens een van de conclusies 14-18, waarbij de aderkernen met een ultrasoonlas aan elkaar bevestigd zijn.
20. Inrichting volgens een van de conclusies 14-19, waarin het contactoppervlak tussen aan elkaar bevestigde aders van ten minste 0,6 mm², bij voorkeur ten minste 2 mm² of bij voorkeur ten minste 4 mm², bedraagt.
21. Inrichting volgens een van de conclusies 14-20, waarin de blootgelegde adermantels zich in in lengterichting versprongen gebieden bevinden.
22. Inrichting volgen conclusie 21, waarin de gebieden zijn gepositioneerd om elkaar niet 5 te overlappen.
23. Inrichting volgens een van de conclusies 14-22, omvattende tussen naburige gebieden van blootgelegde aders van de elektriciteitshoofdleiding aangebrachte isolerende afstandhouders.

10
24. Inrichting volgens een van de conclusies 14-23, waarbij twee of meer elektriciteitsaftakleidingen op de elektriciteitshoofdleiding zijn voorzien en waarbij elke elektriciteits-aftakleiding op een andere positie in lengterichting aangebracht is.
25. Verlichtingssysteem, in het bijzonder een assimilatieverlichtingsysteem voor het

15 belichten van gewas in een kas, kweekcel of warenhuis, omvattende een of meer inrichtingen volgens een van de conclusies 14-24, waarbij de een of meer elektriciteitsaftakleidingen verbonden zijn met een of meer lichtarmaturen.

1/2